18.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 121/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État (Frankrijk) op 30 januari 2017 — Frédéric Jahin/Ministre de l’économie et des finances, Ministre des affaires sociales et de la santé

(Zaak C-45/17)

(2017/C 121/21)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil d’État

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Frédéric Jahin

Verwerende partij: Ministre de l’économie et des finances, Ministre des affaires sociales et de la santé

Prejudiciële vragen

Dienen de artikelen 63, 64 en 65 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aldus te worden uitgelegd dat:

1)

de omstandigheid dat een persoon die is aangesloten bij de socialezekerheidsregeling van een niet tot de Europese Unie behorende staat, met uitsluiting van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte en Zwitserland, net zoals de personen die bij de sociale zekerheid in Frankrijk zijn aangesloten, wordt onderworpen aan de in de Franse wetgeving vastgestelde heffingen over inkomsten uit kapitaal die vallen binnen de werkingssfeer van verordening [(EG) nr. 883/2004] (1) van 29 april 2004, terwijl een persoon die valt onder de socialezekerheidsregeling van een andere lidstaat dan Frankrijk, rekening houdend met de bepalingen van deze verordening, hieraan niet kan worden onderworpen, een door artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in beginsel verboden belemmering van het kapitaalverkeer van en naar derde landen vormt;

2)

indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, kan een dergelijke belemmering van het kapitaalverkeer, die voortvloeit uit de combinatie van een Franse wetgeving — die alle ontvangers van bepaalde inkomsten uit kapitaal aan de in het geding zijnde heffingen onderwerpt zonder een onderscheid te maken naargelang de plaats van aansluiting bij een socialezekerheidsregeling — en een handeling van afgeleid recht van de Europese Unie, dan worden geacht verenigbaar te zijn met de voorschriften van dat artikel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name:

uit het oogpunt van artikel 64, lid 1, van het Verdrag, voor de kapitaalbewegingen die binnen de werkingssfeer ervan vallen, omdat de beperking zou voortvloeien uit de toepassing van het in artikel 11 van de verordening van 29 april 2004 neergelegde beginsel dat slechts één wetgeving toepasselijk is, dat in het Unierecht werd ingevoerd door artikel 13 van de verordening van 14 juni 1971, dus voorafgaand aan 31 december 1993, terwijl de kwestieuze heffingen over inkomsten uit kapitaal werden ingevoerd of toepasselijk verklaard na 31 december 1993;

uit het oogpunt van artikel 65, lid 1, van het Verdrag, omdat de Franse belastingwetgeving, toegepast in overeenstemming met de verordening van 29 april 2004, een onderscheid zou maken tussen belastingplichtigen die zich niet in dezelfde situatie bevinden wat het criterium van de aansluiting bij een socialezekerheidsregeling betreft;

uit het oogpunt van het bestaan van dwingende redenen van algemeen belang die een beperking van het vrije verkeer van kapitaal kunnen rechtvaardigen, die inhouden dat de bepalingen die zouden worden geacht een beperking op te leveren van het kapitaalverkeer van of naar derde landen, beantwoorden aan de door de verordening van 29 april 2004 nagestreefde doelstelling van het vrije verkeer van werknemers binnen de Europese Unie?


(1)  Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB 2004, L 166, blz. 1).