28.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 441/25


Beroep ingesteld op 24 september 2016 — PL/Commissie

(Zaak T-689/16)

(2016/C 441/29)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: PL (Brussel, België) (vertegenwoordigers: J.-N. Louis en N. de Montigny, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

nietig te verklaren het bevestigend besluit van het hoofd van de eenheid DG HR B4 „Loopbaanbeheer en prestaties” van 22 december 2015 om geen uitvoering te geven aan het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 15 april 2015 door het geven van een besluit, waaraan reeds sinds meer dan 3 jaar uitvoering wordt gegeven, om verzoeker in het belang van de dienst met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 over te plaatsen van de delegatie van de Europese Unie in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook (Oost-Jeruzalem) naar het directoraat-generaal Mobiliteit en vervoer (MOVE);

nietig te verklaren de stilzwijgende afwijzing van 20 augustus 2015 van het via verzoekers raadsman gedaan verzoek om op de hoogte te worden gesteld van de maatregelen die de Commissie ter uitvoering van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 15 april 2015 in zaak F-96/13 heeft genomen;

de Commissie te veroordelen tot betaling van het bedrag van 250 000 EUR aan verzoeker ter vergoeding van zijn materiële en immateriële schade;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan schending van artikel 266 VWEU, doordat de betrokken besluiten in strijd zijn met het dictum van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken („GVA”) van 15 april 2015 in zaak F-96/13, gelet op de rechtsoverwegingen van dat arrest die de noodzakelijke steun aan dat dictum bieden, daar zij noodzakelijk zijn om de exacte betekenis van het dictum te bepalen.

Op grond van artikel 266 VWEU is de Commissie verplicht om te vermijden dat een handeling die een nietig verklaarde handeling vervangt dezelfde onregelmatigheden vertoont als die welke in het arrest houdende nietigverklaring zijn vastgesteld, hetgeen in casu het geval is.

2.

Tweede middel, ontleend aan misbruik van procedure, aangezien de bestreden besluiten geen regelmatige, van goede trouw getuigende en loyale uitvoering vormen van het arrest houdende nietigverklaring van het GVA en alleen zijn vastgesteld om een schijn van wettigheid te verlenen aan een besluit dat, hoewel het nietig is verklaard, reeds meer dan drie jaar wordt uitgevoerd.

3.

Derde middel, ontleend aan schending van artikel 22 bis van het Ambtenarenstatuut.