16.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 14/25


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Högsta domstol (Zweden) op 26 oktober 2016 — Länsförsäkringar Sak Försäkringsaktiebolag e.a./Erven Ingvar Mattsson, Länsförsäkringar Sak Försäkringsaktiebolag

(Zaak C-542/16)

(2017/C 014/31)

Procestaal: Zweeds

Verwijzende rechter

Högsta domstol

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Länsförsäkringar Sak Försäkringsaktiebolag, Jan-Herik Strobel, Mona Strobel, Margareta Nilsson, Per Nilsson, Kent Danås, Erven Tommy Jönsson, Stefan Pramryd, Stefan Ingemansson, Lars Persson, Magnus Persson, Anne-Charlotte Wickström, Peter Nilsson, Ingela Landau, Thomas Landau, Britt-Inger Ruth Romare, Gertrud Andersson, Eva Andersson, Rolf Andersson, Lisa Bergström, Bo Sörensson, Christina Sörensson, Kaj Wirenkook, Lena Bergquist Johansson, Agneta Danås, Hans Eriksson, Christina Forsberg, Christina Danielsson, Per-Olof Danielsson, Ann-Christin Jönsson, Åke Jönsson, Stefan Lindgren, Daniel Röme, Ulla Nilsson, Erven Leif Göran Erik Nilsson

Verwerende partijen: Erven Ingvar Mattsson, Länsförsäkringar Sak Försäkringsaktiebolag

Prejudiciële vragen

1)

a)

Vallen activiteiten waarbij de verzekeringstussenpersoon niet het voornemen had om een werkelijke verzekeringsovereenkomst te sluiten, onder richtlijn 2002/92 (1)? Doet het hierbij ter zake of dergelijk voornemen reeds vóór aanvang van de desbetreffende activiteiten bestond dan wel pas ontstaan is nadat daarmee een aanvang is gemaakt?

b)

Is het in de onder vraag 1) a) bedoelde situatie relevant of de tussenpersoon naast fictieve werkzaamheden ook daadwerkelijke verzekeringsbemiddelingsactiviteiten heeft uitgeoefend?

c)

Is het — eveneens in de onder vraag 1) a) bedoelde situatie — relevant dat de cliënt prima facie de indruk had dat de werkzaamheden voorbereidend werk tot het sluiten van een verzekeringsovereenkomst waren? Is het al dan niet gegronde begrip van de cliënt of het om een levensverzekering ging, relevant?

2)

a)

Is richtlijn 2002/92 van toepassing op economisch of ander advies dat in verband met verzekeringsbemiddeling wordt verstrekt, maar op zichzelf geen betrekking heeft op de werkelijke sluiting of voortzetting van een verzekeringsovereenkomst? Welke regeling is in dit verband in het bijzonder van toepassing op advies betreffende een geldbelegging in het kader van een kapitaalverzekering?

b)

Is richtlijn 2004/39 (2) tevens dan wel uitsluitend van toepassing op advies als bedoeld onder vraag 2) a) voor zover dit advies onder de definitie van beleggingsadvies in die richtlijn valt? Indien dergelijk advies ook onder richtlijn 2004/39 valt, dient een van beide regelingen dan bij voorrang te worden toegepast?


(1)  Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling (PB 2003, L 9, blz. 3).

(2)  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB 2004, L 145, blz. 1).