10.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/4


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte d’appello di Milano (Italië) op 18 juli 2016 — Acacia Srl/Fallimento Pneusgarda Srl, Audi AG

(Zaak C-397/16)

(2016/C 371/04)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte d’appello di Milano

Partijen in het hoofdgeding

Appellante: Acacia Srl

Geïntimeerden: Fallimento Pneusgarda Srl, Audi AG

Prejudiciële vragen

1)

Staan a) de beginselen van het vrije verkeer van goederen en het vrij verrichten van diensten op de interne markt; b) het beginsel van de doeltreffendheid van de Europese mededingingsregels en van de liberalisering van de interne markt; c) het beginsel van de nuttige werking en het beginsel van de uniforme toepassing van het Europees recht in de Europese Unie, en d) secundair Unierecht zoals richtlijn 98/71 (1), met name artikel 14 ervan, artikel 1 van verordening nr. 461/2010 (2) en reglement nr. 124 van de VN/ECE, in de weg aan een uitlegging van artikel 110 van verordening nr. 6/2002 (3), die de reparatieclausule bevat, in die zin dat een replicavelg, waarvan het uiterlijk volledig overeenstemt met de origineel gemonteerde velg, die op basis van reglement nr. 124 van de VN/ECE is goedgekeurd, niet valt onder het begrip onderdeel van een samengesteld voortbrengsel (de auto) dat bedoeld is om dat voortbrengsel te repareren en het zijn oorspronkelijke uiterlijk terug te geven?

2)

Bij een ontkennend antwoord op de eerste vraag, staan dan de regels inzake industriële eigendomsrechten op ingeschreven modellen, na afweging van de in de eerste vraag bedoelde belangen, in de weg aan de toepassing van de reparatieclausule met betrekking tot replica complementaire producten die door de klant vrij kunnen worden gekozen, op grond dat de reparatieclausule restrictief moet worden uitgelegd en dat er slechts gebruik van kan worden gemaakt voor reserveonderdelen waarvan de vorm gebonden is aan het product, dat wil zeggen voor onderdelen waarvan de vorm aldus is vastgesteld dat hij in wezen onveranderlijk is ten opzichte van het uiterlijk van het samengestelde voortbrengsel, met uitsluiting van andere onderdelen die worden geacht uitwisselbaar te zijn en die vrij naargelang de smaak van de klant kunnen worden gemonteerd?

3)

Bij een bevestigend antwoord op de tweede vraag, welke maatregelen dient een producent van replicavelgen dan te nemen ter verzekering van het legitieme verkeer van producten die tot doel hebben het samengestelde voortbrengsel te repareren en het zijn oorspronkelijke uiterlijk terug te geven?


(1)  Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 inzake de rechtsbescherming van modellen (PB L 289, blz. 28).

(2)  Verordening (EU) nr. 461/2010 van de Commissie van 27 mei 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertuigensector (PB L 129, blz. 52).

(3)  Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen (PB 2002, L 3, blz. 1).