18.4.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 136/16


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Szombathelyi Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság (Hongarije) op 29 januari 2016 — „SEGRO” Kft./Vas Megyei Kormányhivatal Sárvári Járási Földhivata

(Zaak C-52/16)

(2016/C 136/22)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Szombathelyi Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij:„SEGRO” Kft.

Verwerende partij: Vas Megyei Kormányhivatal Sárvári Járási Földhivatala

Prejudiciële vragen

1)

Moeten de artikelen 49 en 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de artikelen 17 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat als in het hoofdgeding die voorziet in de verplichting tot doorhaling van de inschrijving van het recht van vruchtgebruik en recht van gebruik dat is gevestigd op landbouwgrond en is ingeschreven ten behoeve van ondernemingen of natuurlijke personen die geen naaste familie van de eigenaar van de landbouwgrond zijn, zonder dat er wordt gekeken naar andere criteria en zonder dat is bepaald dat wie een tenietgegaan recht van vruchtgebruik en recht van gebruik heeft, compensatie voor het vermogensverlies krijgt, welke compensatie weliswaar niet verschuldigd is bij de afrekening tussen partijen, maar haar grondslag vindt in rechtsgeldige overeenkomsten?

2)

Moeten de artikelen 49 en 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de artikelen 17 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat die voorziet in de verplichting tot doorhaling van de inschrijving van het recht van vruchtgebruik en recht van gebruik dat is gevestigd op landbouwgrond en op grond van uiterlijk op 30 april 2014 gesloten overeenkomsten is ingeschreven ten behoeve van ondernemingen of natuurlijke personen die geen naaste familie van de eigenaar van de landbouwgrond zijn, zonder dat er wordt gekeken naar andere criteria, maar waarin is bepaald dat wie een tenietgegaan recht van vruchtgebruik en recht van gebruik heeft, compensatie voor het vermogensverlies krijgt, welke compensatie weliswaar niet verschuldigd is bij de afrekening tussen partijen, maar haar grondslag vindt in rechtsgeldige overeenkomsten?