11.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 7/11


Beroep ingesteld op 30 oktober 2015 — Europese Commissie/Republiek Malta

(Zaak C-557/15)

(2016/C 007/18)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Hermes, K. Mifsud-Bonnici, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Malta

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Malta, door een afwijkende regeling vast te stellen op grond waarvan zeven soorten wilde vinken (Chaffinch Fringilla coelebs, Linnet Carduelis cannabina, Goldfinch Carduelis carduelis, Greenfinch Carduelis chloris, Hawfinch Coccothraustes coccothraustes, Serin Serinus serinus en Siskin Carduelis spinus) levend mogen worden gevangen, de verplichtingen die op haar rusten krachtens artikel 5, onder a) en e), en artikel 8, lid 1, in samenhang met bijlage IV, punt a), juncto artikel 9, lid 1, van richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (1), niet is nagekomen;

de Republiek Malta verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Malta heeft in 2014 een afwijkende regeling ingevoerd op grond waarvan het vangen van zeven soorten wilde vinken was toegestaan en waarbij toestemming werd gegeven voor vangstseizoenen in 2014 en 2015.

Richtlijn 2009/147 verplicht de lidstaten om het vangen en houden van wilde vogels die niet in bijlage II zijn genoemd, zoals de betrokken vinken, te verbieden, alsmede het vangen van wilde vogels via niet-selectieve methodes als vallen of netten. Van die verboden kan slechts onder de strikte voorwaarden van artikel 9 van de richtlijn worden afgeweken.

Volgens de Commissie is Malta’s afwijkende regeling die het vangen van de zeven vinkensoorten toestaat, in strijd met de artikelen 5, onder a) en e), en 8, lid 1, in samenhang met bijlage IV, punt a), van de richtlijn

De Commissie is van mening dat Malta niet heeft aangetoond dat is voldaan aan de in artikel 9, lid 1, van de richtlijn gestelde voorwaarden voor een afwijking. In de eerste plaats heeft Malta niet aangetoond dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat in de zin van artikel 9, lid 1, van de richtlijn. In de tweede plaats heeft Malta geen motivering gegeven voor het gestelde ontbreken van andere bevredigende oplossingen. In de derde plaats heeft Malta niet aangetoond dat de toegestane activiteit een vorm van „verstandig gebruik” is in de zin van artikel 9, lid 1, onder c), van de richtlijn. In de vierde plaats heeft Malta niet aangetoond dat is voldaan aan de voorwaarde van artikel 9, lid 1, onder c), van de richtlijn dat de afwijking enkel „kleine hoeveelheden” vogels betreft. In de vijfde plaats heeft Malta niet bewezen dat de toestemming onder „strikt gecontroleerde omstandigheden” gebeurt, zoals is vereist in artikel 9, lid 1, onder c), van de richtlijn.


(1)  PB L 20, blz. 7.