EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0795
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL AND THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE on the application of Regulation (EC) No 861/2007 of the European Parliament and of the Council establishing a European Small Claims Procedure
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ betreffende de toepassing van Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ betreffende de toepassing van Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen
/* COM/2013/0795 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ betreffende de toepassing van Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen /* COM/2013/0795 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ betreffende de toepassing van Verordening
(EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van
een Europese procedure voor geringe vorderingen 1. Inleiding Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling
van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna "de
verordening" genoemd) wordt sinds januari 2009 in alle lidstaten behalve
Denemarken toegepast. De belangrijkste kenmerken van de procedure zijn haar
schriftelijke aard, de strikte termijnen voor het verloop van de procedure, het
ontbreken van de verplichting om een beroep te doen op een vertegenwoordiger in
rechte, het gebruik van elektronische communicatie, het gebruik van
standaardformulieren voor de procedurehandelingen en de afschaffing van de
intermediaire procedure voor de uitvoerbaarverklaring van de beslissing
(exequatur). Krachtens artikel 28 moet de Commissie
uiterlijk op 1 januari 2014 een verslag over de werking van de verordening
indienen. Dit verslag is gebaseerd op een externe studie[1], een openbare
onlineraadpleging, antwoorden op een aan de lidstaten toegezonden vragenlijst,
besprekingen binnen het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken
("EJN") in 2011 en 2013 en input van consumenten[2] en het grote publiek[3]. 2. De toepassing van de
verordening in het algemeen Algemeen genomen wordt de procedure als
bevorderlijk beschouwd voor de grensoverschrijdende procesvoering betreffende
geringe vorderingen binnen de Europese Unie. Ze heeft de procesvoering bij
grensoverschrijdende geringe vorderingen tot 40 % goedkoper gemaakt en
heeft de duur ervan doen dalen van twee jaar en vijf maanden tot gemiddeld vijf
maanden. In vergelijking met de nationale
vereenvoudigde procedures is de Europese procedure goedkoper gebleken,
aangezien ze eenvoudiger is dan de nationale procedures. In de meeste nationale
procedures valt de verplichting om een beroep te doen op een vertegenwoordiger
in rechte slechts weg in geschillen van geringe waarde voor lagere gerechten. De toepassing van de Europese procedure voor
geringe vorderingen is echter nog steeds redelijk beperkt in vergelijking met
het aantal geschillen dat ervoor in aanmerking komt. In dit kader bestaan er ook
grote verschillen qua aantal ingestelde vorderingen tussen de lidstaten
onderling, gaande van slechts drie in Bulgarije tot 1 047 in Spanje in 2012[4]. Naast factoren als de
winkelgewoonten van de bevolking en de beschikbaarheid of kosten van
alternatieve nationale procedures lijkt dit verschil in gebruik van de Europese
procedure in het bijzonder met de bekendheid van haar bestaan en haar werking
te maken te hebben[5].
Deze conclusie wordt bevestigd door het feit dat het aantal ingestelde
vorderingen in het kader van de verordening sinds haar inwerkingtreding in 2009
gestaag is toegenomen[6]. Uit de Eurobarometer 395 blijkt dat twee derde
van alle gebruikers van de procedure er tevreden over is. 13 % van de
ondervraagden was ontevreden, 17 % liet weten dat het gerecht niet goed op
de hoogte was van de procedure, 16 % had moeilijkheden bij het invullen
van de formulieren en 10 % wilde bijstand bij het invullen van het
vorderingsformulier, maar heeft die niet gekregen. Bovendien worden enkele tekortkomingen gemeld,
die hieronder zijn uiteengezet. 3. Werkingssfeer van de
verordening 3.1. Plafond van
2 000 EUR De verordening is van toepassing indien de
waarde van de vordering niet meer dan 2 000 EUR bedraagt. De meeste lidstaten hebben nu nationale vereenvoudigde
procedures[7].
De plafonds voor deze procedures verschillen heel sterk van elkaar, van 600 EUR
in Duitsland tot 25 000 EUR in Nederland. Sinds de invoering van de
verordening bestaat er een tendens om de nationale plafonds voor vereenvoudigde
gerechtelijke procedures te verhogen[8].
In sommige lidstaten is deze verhoging aanzienlijk geweest[9]. Uit de Eurobarometer 347[10] blijkt dat het plafond van 2 000 EUR
de bruikbaarheid van de procedure aanzienlijk beperkt, vooral voor de kmo's,
aangezien hun grensoverschrijdende geschillen met andere ondernemingen een
gemiddelde waarde van 39 700 EUR hebben. Voor deze vorderingen moeten
ondernemingen gebruikmaken van nationale procedures voor geringe vorderingen,
waar ze bestaan, of van gewone burgerlijke procedures. Dit kan leiden tot
onevenredig hoge procesvoeringskosten en langdurige procedures. 45 % van
de ondernemingen die met een grensoverschrijdend geschil worden geconfronteerd,
spant geen rechtszaak aan omdat de proceskosten niet in verhouding staan tot de
waarde van de vordering, terwijl 27 % geen rechtszaak aanspant omdat de
gerechtelijke procedure te lang zou duren. 3.2. De territoriale werkingssfeer Momenteel is de verordening van toepassing op
geschillen waarbij ten minste een van de partijen zijn woonplaats of zijn gewone
verblijfplaats in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte
gerecht heeft. Deze beperking ontneemt de partijen die hun recht uitoefenen om
de jurisdictie van hun gezamenlijke woonplaats conform Verordening (EG) nr. 44/2001
(de Brussel I-Verordening)[11]
boven een andere bevoegde jurisdictie te verkiezen, de mogelijkheid om de
Europese procedure te gebruiken. Bijvoorbeeld: - wanneer het contract in een andere lidstaat
wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld in geval van een huurcontract voor een vakantiewoning
in een andere lidstaat; - wanneer de aanleiding tot een vordering wegens
onrechtmatige daad in een andere lidstaat heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld
een auto-ongeval in een grensgebied; - wanneer de beslissing in een andere lidstaat
ten uitvoer moet worden gelegd, bijvoorbeeld wanneer de verweerder een
bankrekening in een andere lidstaat heeft. Bovendien kan door deze beperking door of
tegen onderdanen van derde landen geen vordering volgens de verordening worden ingesteld
bij een gerecht in een lidstaat van de Europese Unie, bijvoorbeeld klachten van
EU-burgers tegen ondernemingen in derde landen. Deze beperking veroorzaakt ook
rechtsonzekerheid. Burgers kunnen de verwachting hebben dat meer van hun
grensoverschrijdende zaken onder de verordening zouden vallen en kunnen ook
kunstmatig een grensoverschrijdend scenario creëren dat onder de verordening valt
om van haar voordelen te kunnen genieten, door bijvoorbeeld hun vordering aan
een buitenlandse onderneming toe te kennen[12]. 4. De door de verordening
ingestelde procedure 4.1. Rechterlijke bevoegdheid De rechterlijke bevoegdheid van de gerechten
in de Europese procedure voor geringe vorderingen wordt beheerst door de
Brussel I-Verordening. Sommige lidstaten hebben voor de Europese
procedure voor geringe vorderingen één of meerdere gespecialiseerde gerechten
opgericht (zoals Finland, Malta en de deelstaat Hessen in Duitsland). Een
dergelijke concentratie biedt bepaalde voordelen zoals het samenbrengen van
gespecialiseerde kennis van gerechten, taalvaardigheden en de beschikbaarheid
van telecommunicatiemiddelen, waardoor kosten kunnen worden bespaard. De
mogelijke nadelen voor eisers die een grensoverschrijdende geringe vordering
willen instellen bij hun plaatselijk gerecht, kunnen worden tenietgedaan door
het toenemende gebruik van elektronische dossierverwerking en telecommunicatiemiddelen. 4.2. Schriftelijke procedure en
het gebruik van telecommunicatiemiddelen De Europese procedure is in principe een
schriftelijke procedure. Dit voorkomt dat de partijen moeten reizen en bespaart
tijd en kosten. Het gerecht mag echter een mondelinge behandeling houden indien
het dit nodig acht of indien een partij erom verzoekt. De gerechten worden, bij
beschikbaarheid van de technische hulpmiddelen, aangemoedigd om de mondelinge
behandelingen met behulp van een videoconferentie of andere vormen van communicatietechnologie
te houden. Uit de studie blijkt dat zeven
lidstaten/jurisdicties[13]
beperkte (minder dan 10 % van de gerechten) of geen mogelijkheden bieden
voor het gebruik van ICT in het gerecht, terwijl tien lidstaten/jurisdicties[14] de mogelijkheid bieden om in
alle gerechten via ICT te communiceren. Zelfs in die lidstaten waar de
desbetreffende middelen aanwezig zijn, kan niet worden gewaarborgd dat de
faciliteiten daadwerkelijk voor mondelinge behandelingen in het kader van de
Europese procedure voor geringe vorderingen zullen worden gebruikt omdat de
rechter vrij over hun gebruik mag beslissen. Tegenwoordig worden partijen met
onnodig hoge kosten geconfronteerd wanneer ze worden verzocht fysiek in een
gerecht in een andere lidstaat aanwezig te zijn voor mondelinge behandelingen. In de speciale Eurobarometer 395 gaf een derde
van de ondervraagden aan dat ze meer geneigd zouden zijn een vordering in te stellen
als de procedure uitsluitend schriftelijk zou verlopen, zonder de noodzaak om
fysiek in het gerecht aanwezig te zijn. De hedendaagse technologie laat toe om telecommunicatiemiddelen
te installeren zonder hoge kosten (Skype-achtige apparatuur of
teleconferentieapparatuur). 4.3. Toepassing, wijze van
betekening of kennisgeving en het gebruik van de elektronische procedure De eiser kan de vordering rechtstreeks bij het
gerecht indienen, per post of via een ander communicatiemiddel, zoals fax of
elektronische post, dat door de lidstaat van het aangezochte gerecht wordt
aanvaard. Tien lidstaten[15] en vijf deelstaten in
Duitsland[16]
laten elektronische indiening van het vorderingsformulier in
grensoverschrijdende zaken toe (online of via elektronische post). De situatie
zal in de toekomst waarschijnlijk verder in die zin evolueren[17], zoals ook blijkt in de
context van het e-Codex-proefproject over Europese e-justitie[18] waarin wordt nagegaan of een
gecentraliseerd Europees systeem voor elektronische indiening in het kader van
de Europese procedure voor geringe vorderingen haalbaar is. Met betrekking tot de betekening of
kennisgeving is verzending per post met ontvangstbevestiging de primaire wijze
van betekening. Betekening via elektronische communicatiemiddelen mag dus
alleen als betekening of kennisgeving per post niet mogelijk is. Toen de
verordening werd vastgesteld, was deze bepaling heel vooruitstrevend aangezien
ze komaf maakte met de betekeningsformaliteiten. Intussen hebben sommige
lidstaten voor hun nationale procedures elektronische communicatiemiddelen
ingevoerd. De partijen in een Europese procedure voor geringe vorderingen
kunnen deze moderniseringen echter niet benutten omdat in de verordening
voorrang wordt gegeven aan betekening of kennisgeving per post boven alle
andere communicatiemiddelen. Bovendien kan worden verwacht dat het gebruik van
ICT in de komende jaren zal toenemen. Dit onvoldoende gebruik van ICT maakt de
verordening minder aantrekkelijk: een vijfde van de ondervraagden in de
speciale Eurobarometer 395 over de Europese procedure gaf aan meer geneigd te
zijn de procedure te gebruiken als de volledige procedure online zou kunnen
verlopen. 4.4. De duur van de procesvoering De verordening legt termijnen op om de
procesvoering bij geringe vorderingen te versnellen. Hoewel er niet is voorzien
in sancties in geval van niet-naleving van die termijnen, blijkt uit de
gegevens dat de duur van de procesvoering bij grensoverschrijdende geschillen
met geringe vorderingen sinds de inwerkingtreding van de verordening drastisch
is gedaald. Uit de duur van de Europese procedure in een steekproef van
lidstaten[19]
blijkt dat de procesvoering ongeveer drie tot acht maanden duurt met een
gemiddelde van ongeveer vijf maanden, in vergelijking met een mogelijke duur
tot twee jaar en vijf maanden vóór de inwerkingtreding van de verordening. 4.5. De afschaffing van de
verplichting om door een advocaat te worden vertegenwoordigd Uit Eurobarometer 395 is gebleken dat een
derde van de ondervraagden die de Europese procedure voor geringe vorderingen
hadden gebruikt, doorheen de procedure een beroep op een vertegenwoordiger in
rechte had gedaan, terwijl iets meer ondervraagden de procedure zonder
rechtsbijstand hadden gebruikt. In sommige gevallen blijkt dat burgers een
advocaat hadden ingehuurd omdat ze geen kosteloze bijstand kregen of omdat de gerechtskosten
enkel via een advocaat konden worden betaald (zie de punten 6 en 8.2
hieronder). Hoewel het recht op vertegenwoordiging in rechte een grondrecht van
alle burgers is, zouden burgers niet verplicht mogen worden een beroep te doen
op een advocaat omdat de voorschriften van de verordening niet worden nageleefd
of wegens louter praktische hinderpalen. 4.6. De meertalige
standaardformulieren De verordening voorziet in vier meertalige
standaardformulieren. Deze formulieren zijn sinds 2008 beschikbaar op de
Europese justitiële atlas samen met een vertaaltool in alle officiële talen en
sinds 2011 op het Europese portaal voor e-justitie als dynamische formulieren
met een wizard als hulp bij het invullen[20]. Burgers vinden doorgaans dat het
vorderingsformulier gemakkelijk in te vullen is (62 %), terwijl sommigen
van moeilijkheden gewag maken (16 %). Sommige consumenten vonden de
standaardformulieren te ingewikkeld op sommige punten, zoals bevoegdheid,
grensoverschrijdend karakter, berekening van de rente en de stukken die moeten
worden bijgevoegd[21]. 4.7. De minimumnormen voor
heroverweging van de beslissing Het uitzonderlijke rechtsmiddel in artikel 18
heeft tot doel de situatie te herstellen indien de verweerder niet op de hoogte
was van de procedure in de lidstaat van herkomst en zich niet naar behoren kon
verdedigen. Hoewel de voorwaarden om het recht op een heroverweging te openen
in de verordening zijn opgenomen, wordt de procedure zelf beheerst door het
nationale recht. Heroverwegingsprocedures die vergelijkbaar
zijn met artikel 18 van de verordening, bestaan ook bij andere
civielrechtelijke instrumenten, in het bijzonder bij het Europese
betalingsbevel[22],
de Europese executoriale titel[23]
en de onderhoudsverordening[24].
De toepassing van de heroverwegingsprocedure krachtens de Europese instrumenten
heeft aanleiding gegeven tot vragen en onzekerheden. Om die vragen en
onzekerheden aan te pakken, is het gepast om de bepaling in artikel 18 te
verduidelijken door inspiratie te halen uit de meer recente bepaling in de
onderhoudsverordening. 5. Erkenning en
tenuitvoerlegging in een andere lidstaat Er zijn geen problemen gemeld met betrekking
tot de afschaffing van de exequatur in de verordening. Er zijn echter wel
enkele problemen met de eigenlijke tenuitvoerlegging aan de Europese
consumentencentra gemeld, bijvoorbeeld betreffende de noodzaak van vertaling en
het gebrek aan informatie over de tenuitvoerleggingsprocedures of de
contactgegevens van rechtshandhavers in andere landen[25]. Slechts enkele lidstaten
aanvaarden formulier D van de verordening in het Engels en in enkele andere
talen[26].
Dit betekent extra kosten voor de partij die tenuitvoerlegging wenst.
Vertaalkosten worden doorgaans per pagina aangerekend, hoewel de meeste
informatie reeds in alle officiële talen beschikbaar is en alleen punt 4.3 met
de inhoud van de beslissing moet worden vertaald. 6. Bijstand aan de partijen Er zijn in de lidstaten weinig specifieke
regelingen ingevoerd om te garanderen dat de partijen praktische bijstand
krijgen bij het invullen van de formulieren. Volgens het ECC-Net-verslag heeft 41 %
van de lidstaten meegedeeld dat dergelijke bijstand niet beschikbaar is voor
burgers en uit de Eurobarometer 395 blijkt dat 10 % van de ondervraagden
bijstand heeft gevraagd, maar niet heeft gekregen. Samenvattend blijkt dat de lidstaten niet
consequent kosteloze bijstand verlenen. Dit kan mede een verklaring zijn voor
het beperkte gebruik van de Europese procedure. 7. Voorlichtingsverplichtingen
voor de lidstaten Volgens de artikelen 24 en 25 moeten de
lidstaten bepaalde informatie verstrekken die nodig is voor de werking van de
procedure. Momenteel is informatie over verschillende zaken, die tussen de
lidstaten onderling sterk verschillen, echter niet beschikbaar: informatie over
de gerechtskosten en de wijzen van betaling ervan, over de nationale procedures
voor heroverweging conform artikel 18 en over de beschikbaarheid van kosteloze
bijstand aan de burgers. Door dit gebrek aan transparantie verliezen de
consumenten en de ondernemingen tijd omdat ze informatie over kosten moeten
opzoeken, en kunnen ze geen weloverwogen beslissing over het al dan niet gebruiken
van de procedure nemen. 8. Andere hinderpalen voor de
toepassing van de verordening 8.1. Gerechtskosten die niet in
verhouding staan tot de waarde van de vordering Uit de evaluatie blijkt dat de onevenredig
hoge gerechtskosten in sommige lidstaten een belangrijke hinderpaal voor het
gebruik van de procedure vormen. Soms moeten de gerechtskosten vooraf worden
betaald en dit kan een afschrikkend effect hebben op de eisers die een
gerechtelijke procedure overwegen[27].
Uit Eurobarometer 347 blijkt dat 45 % van de ondernemingen niet naar de
rechtbank stapt omdat de proceskosten niet in verhouding staan tot de waarde
van de vordering[28].
Het rapport met stellingname van het BEUC[29]
bevestigt dat onevenredig hoge gerechtskosten een factor is die consumenten
ervan weerhoudt de procedure te gebruiken. De gerechtskosten verschillen van de ene
lidstaat tot de andere, afhankelijk van de gehanteerde berekeningsmethoden
(vast bedrag of afhankelijk van de waarde van de vordering of een combinatie
van beide). Gerechtskosten van meer dan 10 % van de waarde van de
vordering kunnen als onevenredig hoog worden beschouwd. Dit geldt in het
bijzonder bij grensoverschrijdende zaken waarbij extra kosten zoals
vertaalkosten te verwachten zijn. Bij vorderingen van meer dan 2 000 EUR
werden de gerechtskosten grotendeels in verhouding tot de waarde van de
vorderingen bevonden. In veel lidstaten zijn minimale gerechtskosten
ingesteld om misbruik van procesvoering of lichtzinnige procesvoering te
voorkomen; hieronder wordt verstaan het instellen van vorderingen met
onvoldoende bewijs of rechtvaardiging of met een bespottelijke waarde,
bijvoorbeeld 10 EUR. 8.2. Praktische hinderpalen voor
de betaling van de gerechtskosten Er zijn aan de Commissie bepaalde praktische
problemen gemeld met betrekking tot de betaling van de gerechtskosten in andere
lidstaten. Er bestaan grote verschillen in de
betaalwijzen tussen de verschillende lidstaten. De meeste lidstaten laten ten
minste één vorm van elektronische betaling toe (onlinebetaling via debet- of
creditcard of bankoverschrijving). In sommige lidstaten wordt telegrafische
overschrijving toegestaan. Enkele lidstaten eisen echter fysieke betaling in
het gerechtsgebouw zelf of betaling door een advocaat of betaling via cheques
die niet in algemeen gebruik zijn in vele lidstaten. In die landen moeten
partijen reiskosten maken of een advocaat uit de betrokken lidstaat inhuren om
de gerechtskosten te kunnen betalen. 9. Gebrek aan kennis over het
bestaan en de werking van de procedure Voor een geslaagde toepassing van de Europese
procedure voor geringe vorderingen is het noodzakelijk dat de betrokken spelers
– de burgers, de gerechten en andere organisaties die ondersteuning en advies
geven – op de hoogte zijn van haar bestaan en haar werking. Uit de feiten
blijkt echter dat noch de burgers noch de rechtbanken al goed ingelicht zijn: Eurobarometer 395 laat zien dat 86 % van
de burgers nog nooit van de procedure heeft gehoord. Hierdoor stellen
potentiële eisers, in het bijzonder consumenten, geen vordering in of stellen
ze hun vordering via een nationale procedure in. Voor de gerechten en rechters is uit
een studie door het ECC-Net in alle lidstaten gebleken dat bijna de helft van
alle gerechten nog nooit van de procedure heeft gehoord, terwijl de andere
helft niet volledig was ingelicht over de details van de procedure. Bijgevolg
is een groot aantal gerechten niet bij machte om efficiënte bijstand aan
burgers te garanderen zoals in artikel 11 van de verordening wordt gevraagd. Uit de gegevens blijkt dat ondanks de pogingen
van de lidstaten om de kennis van de gerechten te vergroten, de verspreiding
van informatie niet doeltreffend is geweest. Daar waar niet alleen aan de
gerechten, maar ook aan de gerechtsdeurwaarders en rechtshandhavers opleiding
is aangeboden, wordt de procedure in toenemende mate gebruikt. Een
specialisatie van jurisdictie kan in sommige lidstaten ook een middel zijn om
het probleem van de beperkte kennis bij de rechtsbeoefenaars aan te pakken.
Samenvattend zou het tot het succes van de procedure bijdragen, mochten de
lidstaten meer mensen en middelen inzetten om hun voorlichtingsmaatregelen te
verbeteren. De Commissie op haar beurt heeft geprobeerd om
het probleem van gebrek aan kennis aan te pakken met een reeks acties zoals de
publicatie van informatie samen met interactieve formulieren op diverse
EU-websites (EJN-website, Europese justitiële atlas en het portaal voor
e-justitie); gespecialiseerde opleidingsmodules voor rechters en
rechtsbeoefenaars en workshops voor opleiders in het kader van het programma
"civiel recht"; een praktijkgids voor rechtsbeoefenaars en een
gebruikersgids voor burgers die samen met het EJN in burgerlijke en
handelszaken zijn voorbereid en in 2013 zullen worden gepubliceerd. De Commissie heeft de toepassing van de
procedure ook met financiële middelen in het kader van het programma
"civiel recht" gepromoot. Ook de Europese consumentencentra (ECC)
bieden een zekere mate van bijstand voor consumenten die de Europese procedure
voor geringe vorderingen gebruiken. De betrokken spelers lijken het ook moeilijk
te hebben om een onderscheid te maken tussen de verschillende instrumenten
om vorderingen in te stellen en ze in het buitenland ten uitvoer te leggen. Ze
weten in het bijzonder niet zeker wanneer ze de Europese procedure voor geringe
vorderingen of de Europese betalingsbevelprocedure moeten gebruiken en in welke
gevallen de Europese executoriale titel nuttig zou zijn. Een horizontale
praktijkgids die het onderscheid uitlegt en duidelijk maakt wanneer welk
instrument moet worden gebruikt, kan zowel voor de burgers als de rechtsbeoefenaars
nuttig zijn. 10. Conclusie Dit verslag laat zien dat de toepassing van de
verordening algemeen genomen de behandeling van geringe vorderingen in
grensoverschrijdende geschillen heeft verbeterd, vereenvoudigd en versneld. Er
zijn niettemin enkele tekortkomingen. De verordening is te weinig gekend. Dit
probleem wordt aangepakt met een aantal maatregelen van de Commissie, zoals
hierboven uiteengezet. In sommige gevallen is de verordening niet
naar behoren ten uitvoer gelegd. Dit kan worden verholpen door enkele van haar
bepalingen die moeilijkheden hebben veroorzaakt, te verduidelijken. Dit is
bijvoorbeeld het geval met het gebrek aan transparantie van bepaalde informatie
over de gerechtskosten, de betaalwijzen en de beschikbaarheid van bijstand bij
het invullen van de formulieren. De resterende problemen zijn hoofdzakelijk te
wijten aan onvolkomenheden in de huidige verordening, zoals de beperkte
reikwijdte qua plafond en de beperkte definitie van grensoverschrijdende zaken;
de procedurele tekortkomingen als gevolg van de voorrang aan betekening of
kennisgeving per post; het geringe gebruik van videoconferentieapparatuur; de
onevenredig hoge gerechtskosten in sommige gevallen; het gebrek aan
onlinebetaalwijzen in sommige lidstaten en de onnodige vertaalkosten in de tenuitvoerleggingsfase. Dit verslag wordt daarom aangevuld met een
voorstel tot wijziging van de huidige verordening en een effectbeoordeling
waarin de bovenvermelde problemen aan bod komen. [1] Deloitte, "Assessment of the socio-economic
impacts of the policy options for the future of the European Small Claims
Regulation", juli 2013 (hierna "de Deloitte-studie" genoemd);
beschikbaar op: http://ec.europa.eu/justice/civil/document/index_en.htm [2] Gebaseerd op individuele klachten en op de volgende verslagen:
Centre européen de la Consommation/Europäischen Verbraucherschutz e.V,
"Procédure de règlement des petits litiges et injunction de payer
européenne: des procedures simplifiées pas si simple dans la pratique",
juli 2011, beschikbaar op: http://www.europe-consommateurs.eu/uploads/media/4.4.3_procedure_de_reglement_des_petits_litiges.pdf (hierna "CEC, Procédure de règlement des petits litiges"
genoemd); ECC-Net, "European Small Claims Procedure Report",
september 2012, beschikbaar op:
http://ec.europa.eu/consumers/ecc/docs/small_claims_210992012_en.pdf (hierna "het
ECC-Net-verslag" genoemd). Bovendien is rekening gehouden met de studie
"Implementation of optional instruments within European civil law",
die mevrouw B. Fauvarque-Cosson en mevrouw M. Behar-Touchais in 2011 voor het
Europees Parlement hebben uitgevoerd. (beschikbaar op:
http://www.europarl.europa.eu/committees/en/studiesdownload.html?languageDocument=EN&file=72928). [3] Speciale Eurobarometer 395 over de procedure voor
geringe vorderingen, april 2013 (hierna "de speciale EB 395"
genoemd), beschikbaar op: http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_395_en.pdf [4] Er zijn geen gegevens beschikbaar over het type en de
kenmerken van de zaken, maar gezien het plafond van 2 000 EUR kan worden
aangenomen dat de verordening hoofdzakelijk door consumenten is gebruikt. Ook
de speciale EB 395 spitste zich toe op de perceptie ervan door EU-burgers. [5] Volgens het antwoord van Spanje op de vragenlijst zijn
de opleidingen er niet alleen gericht op de gerechten en de rechters zoals in
de meeste andere lidstaten – als er al sprake was van opleiding – maar ook op
gerechtsdeurwaarders en rechtshandhavers. Zie ook de Deloitte-studie, deel I,
punt 3.3.2.1, blz. 73-74. [6] Zie de Deloitte-studie, deel I, punt 3.3.2.1, blz. 66-67.
(tabel 19) met een overzicht van de antwoorden van de lidstaten over het aantal
ingestelde vorderingen en beslissingen in het kader van de Europese procedure
voor geringe vorderingen. [7] Alleen Bulgarije, Cyprus, Finland, Oostenrijk en
Tsjechië beschikken niet over een dergelijke procedure. Zie de Deloitte-studie,
deel I, punt 3.3.1.1, blz. 53. [8] Bijvoorbeeld in Estland, Frankrijk, Hongarije, Ierland,
Italië, Litouwen, Nederland, Slovenië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. [9] In het Verenigd Koninkrijk van 5 000 GPB tot 10 000 GBP,
in Nederland van 5 000 EUR tot 25 000 EUR; zie de
Deloitte-studie, deel I, punt 3.3.1.1, blz. 52-53. [10] Flash Eurobarometer 347, "Businesses-to-Businesses,
Alternative Dispute resolution in the EU" (hieronder: Flash EB 347
genoemd), blz. 40-42, beschikbaar op: http://ec.europa.eu/public_opinion/flash/fl_347_en.pdf [11] Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de
rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen
in burgerlijke en handelszaken, PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. [12] Dergelijke gevallen zijn al gesignaleerd tijdens de
besprekingen in het EJN. [13] België, Bulgarije, Griekenland, Hongarije, Letland,
Slowakije, Verenigd Koninkrijk – Noord-Ierland. [14] Cyprus, Estland, Finland, Luxemburg, Malta, Nederland,
Oostenrijk, Portugal, het Verenigd Koninkrijk – Schotland en Zweden. [15] Zie de Deloitte-studie, deel I, punt 3.3.2.2, blz. 76-77:
Cyprus, Estland, Oostenrijk, Tsjechië (bij indiening via elektronische post of
fax moet het origineel daarna echter ook worden ingediend), Finland, Frankrijk,
Nederland (hoewel niet gebruikt in de praktijk), Portugal, Slovenië, Verenigd
Koninkrijk (Engeland en Wales). [16] Berlijn, Brandenburg, Bremen, Saksen, Hessen. [17] In Duitsland bijvoorbeeld wordt de mogelijkheid van
elektronische indiening van een vordering bij alle gerechten tegen 2018
overwogen. [18] http://www.e-codex.eu/index.php/legal-community-benefits;
zie ook in verband met de Europese procedure voor geringe vorderingen:
http://www.e-codex.eu/pilots/small-claims.html [19] Tien lidstaten hebben op deze vraag geantwoord; Bulgarije:
6 maanden; Estland: 4 maanden; Finland: 3 maanden; Frankrijk: 4,6 maanden;
Malta: 6 maanden; Polen: 6,3 maanden; Slowakije: 3 maanden; Slovenië: 4,3
maanden; Spanje: 8,2 maanden; Duitsland: 3,4-5,3 maanden. [20] Zie
https://e-justice.europa.eu/content_small_claims_forms-177-nl.do [21] Zie: CEC,
"Procédure de règlement des petits litiges"; ECC-Net-verslag. [22] Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europese Parlement
en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese
betalingsbevelprocedure, PB L 399 van 30.12.2006, blz. 1. [23] Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement
en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel
voor niet-betwiste schuldvorderingen, PB L 143 van 30.4.2004, blz. 15. [24] Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad betreffende de
bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van
beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen, PB
L 7 van 10.1.2009, blz. 1. [25] ECC-Net, "European Small Claims Procedure
Report", september 2012, blz. 28, beschikbaar op: http://ec.europa.eu/consumers/ecc/docs/small_claims_210992012_en.pdf [26] Estland (Engels), Cyprus (Engels), Malta (Engels), Finland
(Zweeds en Engels), Zweden (Engels), Frankrijk (Duits, Engels, Italiaans,
Spaans) – Bron: X.E. Kramer, "Small claim, simple recovery? The European small claims procedure and its implementation in the
member states", ERA Forum (2011) 12, blz. 130. [27] Het feit dat de gerechtskosten onder het beginsel van de
"verliezer betaalt" valt, stelt de eiser niet gerust aangezien de
afloop van de zaak onzeker is en de eiser eerst zijn eigen geld moet
"bevriezen" tot de uiteindelijke tenuitvoerlegging. [28] Flash EB 347, blz. 31. Alhoewel dit onderzoek algemeen is
voor alle soorten B-2-B-vorderingen, maakt het duidelijk dat de
proportionaliteit van kosten – en dus ook van gerechtskosten – het
belangrijkste criterium voor ondernemingen is om al dan niet een proces aan te
spannen. [29] Ref.-nr. X/2013/040; beschikbaar op:
http://www.beuc.org/Content/Default.asp?PageID=606