EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009XG1212(01)

Conclusies van de Raad van 26 november 2009 over de professionele ontwikkeling van leerkrachten en schoolleiders

OJ C 302, 12.12.2009, p. 6–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 302/6


Conclusies van de Raad van 26 november 2009 over de professionele ontwikkeling van leerkrachten en schoolleiders

2009/C 302/04

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

 

GELET OP:

1.

de conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 23-24 maart 2000 waarin wordt benadrukt dat investeren in mensen cruciaal is voor Europa's plaats in de kenniseconomie en de lidstaten wordt verzocht stappen te ondernemen om de obstakels voor mobiliteit van docenten weg te nemen en om docenten van hoge kwaliteit aan te trekken (1);

2.

doelstelling 1.1 van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010”, waarin wordt onderstreept dat het belangrijk is goed gekwalificeerde en gemotiveerde mensen voor het onderwijs aan te trekken en te behouden, vaardigheden in kaart te brengen die onderwijsgevenden nodig hebben om tegemoet te komen aan de veranderende noden van de samenleving, voorwaarden te scheppen om onderwijsgevenden door middel van initiële opleidingen en bijscholingen te ondersteunen, alsmede om nieuwe onderwijsgevenden en opleiders met ervaring op andere gebieden aan te trekken (2);

3.

de resolutie van de Raad van 27 juni 2002 inzake levenslang leren, waarin de lidstaten wordt verzocht het onderwijs aan en de opleiding van leerkrachten die betrokken zijn bij levenslang leren te verbeteren zodat zij de nodige bekwaamheid voor de kennismaatschappij verwerven (3);

4.

het gezamenlijke tussentijdse verslag van de Raad en de Commissie van 26 februari 2004 inzake de vorderingen met de doelstellingen van Lissabon op het gebied van onderwijs en opleiding (4), waarin voorrang wordt gegeven aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke Europese beginselen voor de competenties en kwalificaties waarover leraren moeten beschikken om hun nieuwe taken in de kennismaatschappij te vervullen (5);

5.

het gezamenlijke tussentijdse verslag van de Raad en de Commissie van 23 februari 2006 over de uitvoering van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010”, waarin wordt benadrukt dat, wil men de onderwijs- en opleidingsstelsels doeltreffender maken, ook moet worden geïnvesteerd in de opleiding van leerkrachten en praktijkopleiders en moet worden gezorgd voor een sterker leiderschap in onderwijs- en opleidingsinstellingen (6);

6.

de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 14 november 2006 over doelmatigheid en rechtvaardigheid in onderwijs en opleiding, waarin wordt gesteld dat de motivatie, vaardigheden en competenties van leerkrachten, opleiders, ander onderwijzend personeel, begeleidingsdiensten en welzijnsdiensten, alsmede de kwaliteit van de schoolleiding sleutelfactoren zijn die bijdragen tot hoogwaardige leerresultaten en dat de inspanningen van het onderwijzend personeel moeten worden ondersteund door permanente bijscholing;

7.

de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 14 november 2006, over de toekomstige prioriteiten van de intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding, waarin de nadruk wordt gelegd op het belang van hoog opgeleide leerkrachten die zich permanent laten bijscholen (7);

8.

Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot vaststelling van een actieprogramma op het gebied van een leven lang leren, dat specifiek ten doel heeft de kwaliteit en de Europese dimensie in de opleidingen voor onderwijsgevenden te versterken en dat de mobiliteit van onderwijsgevenden en ander onderwijzend personeel ondersteunt (8);

9.

de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (9), waarin de kennis, vaardigheden en attitudes worden genoemd die elk individu nodig heeft voor zijn zelfontplooiing en ontwikkeling, actief burgerschap, sociale integratie en zijn werk, en die, gezien hun transversale aard, van onderwijsgevenden een hogere graad van samenwerking en werken in teamverband vergen en nopen tot een onderwijsaanpak die de traditionele afbakening van schoolvakken overstijgt;

10.

de conclusies van de Raad van 25 mei 2007 betreffende een samenhangend kader van indicatoren en benchmarks voor de toetsing van de vorderingen met de Lissabondoelstellingen op onderwijs- en opleidingsgebied, waarin verzocht wordt verder te gaan met de uitwerking van indicatoren betreffende de professionele ontwikkeling van leerkrachten en praktijkopleiders (10);

11.

de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 21 november 2008 betreffende de mobiliteit van jongeren, waarin de lidstaten wordt verzocht ernaar te streven de mobiliteit van leerkrachten, opleiders en ander onderwijzend personeel te vergroten (11);

12.

de conclusies van de Raad van 12 mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (12), waarin een geleidelijke uitbreiding van de mobiliteit van leerkrachten en opleiders wordt bepleit, zodat leerperiodes in het buitenland veeleer regel dan uitzondering worden, waarin als een van de prioritaire gebieden voor de eerste werkcyclus meer aandacht wordt gevraagd voor de kwaliteit van de initiële opleiding van en de ondersteuning bij het begin van de loopbaan voor nieuwe leerkrachten en ook voor kwalitatief betere bijscholingsmogelijkheden voor leerkrachten, opleiders, leidinggevenden en begeleiders, en waarin de Commissie wordt verzocht na te gaan of leerkrachtenmobiliteit kan worden opgenomen in een toekomstig voorstel voor een benchmark inzake mobiliteit,

 

en IN HET BIJZONDER HERINNEREND AAN:

1.

de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 15 november 2007, over het verbeteren van de kwaliteit van de lerarenopleiding (13) waarin werd overeengekomen ernaar te streven dat leraren gedurende hun hele loopbaan worden aangemoedigd en gesteund om de nodige nieuwe kennis, vaardigheden en competenties op te doen, en leraren in leidinggevende functies toegang hebben tot kwaliteitsopleidingen op het gebied van schoolmanagement en leiding geven;

2.

de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 21 november 2008, betreffende het voorbereiden van jongeren op de 21e eeuw (14) waarin de lidstaten wordt verzocht hun samenwerking bij het geven van gevolg aan de bovenvermelde conclusies van de Raad betreffende de verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding toe te spitsen op het aanbieden van gestructureerde programma's die alle beginnende leerkrachten bij het begin van hun loopbaan ondersteunen, het verbeteren van het aanbod, de kwaliteit en de benutting van de programma's voor permanente professionele ontwikkeling van leerkrachten en het verbeteren van de aanwerving en opleiding van schoolleiders,

BEVESTIGT dat:

hoewel de verantwoordelijkheid voor de organisatie en de inhoud van onderwijs- en opleidingsstelsels bij de afzonderlijke lidstaten berust, samenwerking op Europees niveau, via de open coördinatiemethode, in combinatie met een efficiënte benutting van communautaire programma's kan bijdragen tot de ontwikkeling van onderwijs en opleiding van een hoog gehalte doordat op nationaal niveau genomen maatregelen worden ondersteund en aangevuld en de lidstaten worden geholpen bij het aangaan van gemeenschappelijke uitdagingen,

CONSTATEERT het volgende:

1.

de kennis, de vaardigheden en de inzet van leerkrachten (15), alsook de kwaliteit van schoolleiderschap zijn de factoren die doorslaggevend zijn voor het bereiken van hoogwaardige leerresultaten. Leerkrachten die goed lesgeven en iedere leerling tot optimale prestaties weten te stimuleren, kunnen een blijvende positieve invloed op het leven van jongeren hebben. Daarom is het van essentieel belang niet alleen te waarborgen dat voor leraarschap en schoolleiderschap de beste en de geschiktste kandidaten worden aangeworven, maar tevens onderwijzend personeel van alle niveaus een initiële opleiding en verdere professionele ontwikkeling te bieden die aan de hoogste normen beantwoorden. Zowel de status als de aantrekkelijkheid van het beroep zullen hierdoor worden versterkt;

2.

programma's voor de opleiding en scholing van leerkrachten, die leerkrachten en schoolleiders niet alleen voorbereiden op de uitoefening van hun verantwoordelijkheden maar ook hun verdere professionele ontwikkeling waarborgen, moeten van hoge kwaliteit en op de behoeften toegesneden zijn, en op een evenwichtige combinatie van solide wetenschappelijk onderzoek en brede praktijkervaring gebaseerd zijn. Het is van essentieel belang dat de initiële opleiding van de leerkrachten, ondersteuning bij het begin van de loopbaan („inductie” (16) en continue beroepsopleiding als een samenhangend geheel worden benaderd;

3.

de eerste betrekking die een nieuwe leerkracht na de afsluiting van zijn initiële opleiding vervult, is bijzonder belangrijk voor zijn motivatie, prestaties en professionele ontwikkeling gedurende zijn verdere loopbaan. Het kan pas afgestudeerde leerkrachten moeite kosten zich aan de realiteit van het onderwijs aan te passen en de tijdens hun initiële opleiding opgedane leerstof in praktijk te brengen. Niet weinigen onder hen laten hun baan in het onderwijs uiteindelijk varen, hetgeen voor henzelf en voor de maatschappij grote kosten met zich meebrengt. Er zijn echter op nationaal en internationaal niveau vrij sterke wetenschappelijke aanwijzingen dat gestructureerde ondersteuningsprogramma's voor alle nieuwe leerkrachten dit verschijnsel kunnen tegengaan. Ook leerkrachten die het beroep opnieuw instappen, kunnen hiervan profijt trekken;

4.

geen enkele vorm van initiële opleiding, hoe uitstekend ook, kan leerkrachten toerusten met alle competenties die zij in hun loopbaan nodig zullen hebben. De eisen die aan het leraarschap worden gesteld, evolueren snel en nopen tot nieuwe benaderingen. Leerkrachten kunnen alleen echt effectief lesgeven en zich aanpassen aan de steeds wisselende behoeften van lerenden in een wereld die voortdurend maatschappelijke, culturele, economische en technologische veranderingen ondergaat, als zij zich beraden op hun eigen leerbehoeften in de context van hun specifieke schoolomgeving en een grotere verantwoordelijkheid op zich nemen om zelf een leven lang te leren en aldus hun eigen kennis en vaardigheden op peil te houden. Leerkrachten lijken evenwel nog steeds te weinig mogelijkheden te krijgen om aan programma's voor permanente professionele ontwikkeling deel te nemen, en krijgen zij die mogelijkheid wél, dan vinden zij veelal dat deze programma's niet altijd voldoende zijn afgestemd op hun persoonlijke behoeften en de uitdagingen waarmee zij worden geconfronteerd;

5.

effectief schoolleiderschap draagt in belangrijke mate bij tot de totstandkoming van de algehele onderwijs- en leeromgeving door aspiraties te verhogen, leerlingen, ouders en personeel ondersteuning te bieden en aldus de prestaties op een hoger peil te brengen. Het is dan ook van het grootste belang te waarborgen dat schoolleiders de capaciteiten en eigenschappen hebben, of kunnen ontwikkelen, die nodig zijn ter vervulling van de toenemende aantallen taken waarmee zij geconfronteerd worden. Al even belangrijk is het te waarborgen dat schoolleiders niet met administratieve taken overspoeld raken, maar zich kunnen richten op de hoofdzaken, zoals de kwaliteit van het leren, het curriculum, pedagogische kwesties, en de prestaties, de motivatie en de ontwikkeling van het personeel;

6.

onderwijzend personeel, op elk niveau, schoolleiders inbegrepen, zou meer voordeel kunnen halen uit de toegenomen leermobiliteit en netwerkactiviteiten, die immers een belangrijke rol hebben gespeeld in de kwaliteitsverbetering van onderwijs- -en opleidingsstelsels en -instellingen en deze opener, meer naar buiten gericht, toegankelijker en efficiënter hebben gemaakt,

IS HET EENS OVER HET VOLGENDE:

1.

hoe verschillend de onderwijsstelsels in Europa in veel opzichten ook zijn, er is een gedeelde behoefte aan het aantrekken en vasthouden van onderwijzend personeel en schoolleiders van het hoogste niveau om de kwaliteit van de onderwijsresultaten te waarborgen. Het gewenste profiel van toekomstige leerkrachten en schoolleiders bepalen, hen selecteren en hen voorbereiden op de te vervullen taken zijn derhalve zaken die veel zorg en aandacht behoeven;

2.

programma's voor de opleiding en scholing van leerkrachten moeten hoge kwaliteit bieden, empirisch onderbouwd zijn en aan behoeften beantwoorden. Degenen die met het opleiden van leerkrachten en met het opleiden van de opleiders van leerkrachten belast zijn, moeten zelf aan hoge academische eisen beantwoorden, op solide praktijkervaring in het onderwijs kunnen bogen en over de voor goed lesgeven vereiste competenties beschikken. Voorts moet worden getracht te bewerkstelligen dat de instellingen die leerkrachten opleiden effectief samenwerken met beoefenaars van pedagogisch onderzoek in andere instellingen voor hoger onderwijs, enerzijds, en met schoolleiders anderzijds;

3.

van leerkrachten wordt steeds meer gevraagd. Hun taken worden steeds complexer. Zij moeten daarom gedurende hun hele loopbaan, en vooral in hun eerste onderwijsbetrekking, effectieve ondersteuning op persoonlijk en professioneel vlak kunnen krijgen;

4.

in een steeds veranderende wereld en vanuit het concept van een leven lang leren zou de opleiding en ontwikkeling van leerkrachten een coherent continuüm moeten vormen, dat zich uitstrekt over hun initiële opleiding (met een sterke praktische component), hun inductie en hun verdere professionele ontwikkeling. Inspanningen moeten er in het bijzonder op gericht zijn te bewerkstelligen dat:

a)

alle pas gekwalificeerde leerkrachten gedurende de eerste jaren van hun loopbaan voldoende effectieve ondersteuning en begeleiding krijgen;

b)

een reflexieve aanpak wordt bevorderd, waarin zowel pas gekwalificeerde als meer ervaren leerkrachten voortdurend aangemoedigd worden hun werk individueel en collectief te evalueren;

c)

alle leerkrachten regelmatig feedback over hun prestaties krijgen en worden geholpen bij het bepalen van hun behoeften inzake professionele ontwikkeling en het opstellen van een plan om in die behoeften te voorzien;

d)

in het licht van die feedback aan leerkrachten in de onderwijspraktijk gedurende hun volledige loopbaan voldoende mogelijkheden tot actualisering, ontwikkeling en verbreding van hun competenties worden aangeboden en dat zij daartoe aangemoedigd en in staat gesteld worden;

e)

programma's voor de professionele ontwikkeling van leerkrachten toepasselijk, op de behoeften toegesneden, stevig in de praktijk verankerd en aan kwaliteitsborging onderworpen zijn;

f)

leerkrachten en schoolleiders aangemoedigd en in staat gesteld worden om de mogelijkheden van op nationaal en internationaal vlak opgezette uitwisselings- en mobiliteitsregelingen en netwerken te benutten;

g)

leerkrachten en schoolleiders ertoe worden aangemoedigd en in staat worden gesteld deel te nemen aan hogere professionele opleiding en ontwikkeling, pedagogisch onderzoek te beoefenen en gebruik te maken van mogelijkheden om hun kennis van andere professionele sectoren te ontwikkelen;

5.

schoolleiders oefenen een aanzienlijke invloed uit op de algehele leeromgeving, omvattende de motivatie, de prestaties en het moreel van hun personeel, de onderwijspraktijken en de attitudes en aspiraties van leerlingen en ouders; schoolleiders moeten dan ook gegarandeerd voldoende mogelijkheden krijgen om effectieve leiderschapsvaardigheden te ontwikkelen en te onderhouden. Aan het leiden van leergemeenschappen zijn overal in Europa dezelfde uitdagingen verbonden. Schoolleiders zouden dan ook gebaat zijn bij leren in samenwerking met hun collega's in andere lidstaten, met name door ervaringen en goede praktijken te delen en grensoverschrijdende mogelijkheden tot professionele ontwikkeling te benutten.

VERZOEKT DE LIDSTATEN:

1.

verdere maatregelen te nemen om te waarborgen dat het leraarschap hooggekwalificeerde gegadigden aantrekt en vasthoudt en dat leerkrachten de nodige voorbereiding en ondersteuning krijgen om hun verantwoordelijkheden effectief te kunnen vervullen;

2.

er op passende wijze in te voorzien dat alle nieuwe leerkrachten deelnemen aan een inductieprogramma dat hun gedurende hun eerste jaren in een onderwijsbetrekking ondersteuning op persoonlijk en professioneel vlak biedt;

3.

te voorzien in regelmatige toetsing van de behoeften inzake professionele ontwikkeling van iedere leerkracht afzonderlijk, als bepaald op basis van zelfevaluatie en/of externe evaluatie, en voldoende op het lenigen van die behoeften gerichte mogelijkheden tot permanente professionele ontwikkeling te bieden en daardoor een positieve invloed op de leerresultaten van leerlingen te garanderen;

4.

actief de kansen te propageren die op nationaal en internationaal vlak opgezette uitwisselings- en mobiliteitsregelingen bieden en de deelname aan die regelingen te ondersteunen, teneinde de aantallen leerkrachten en schoolleiders die van die regelingen gebruik maken, aanzienlijk te verhogen;

5.

de aan schoolleiders opgelegde verantwoordelijkheden en de daarbij geboden ondersteuning te bezien, teneinde vooral hun administratieve taken te verlichten zodat zij zich op de totstandbrenging van de algehele onderwijs- en leeromgeving en op het in de hand werken van hogere prestatieniveaus kunnen concentreren;

6.

te waarborgen dat hoge kwaliteit voorhanden is ten behoeve van de ontwikkeling van de kennis, vaardigheden en attitudes die van toekomstige en reeds actieve leerkrachten verlangd worden, alsmede voor de ontwikkeling — bijvoorbeeld door middel van speciale programma's — van de kennis, vaardigheden en attitudes die vereist zijn om effectief schoolleiderschap te kunnen bieden,

VERZOEKT DE COMMISSIE:

1.

Europese beleidssamenwerking op de gebieden initiële opleiding van leerkrachten, permanente professionele ontwikkeling en schoolleiderschap te versterken en te ondersteunen, met name door platforms en peer learning-activiteiten te realiseren voor het uitwisselen van kennis, ervaringen en expertise onder beleidsmakers en onderwijsgevenden;

2.

beleidsmakers praktische informatie te verstrekken over het ontwikkelen van gestructureerde inductieprogramma's voor alle nieuwe leerkrachten, evenals voorbeelden van maatregelen die ter aanvulling of verbetering van dergelijke programma's kunnen worden genomen;

3.

een veelvuldiger deelname te propageren en te ondersteunen van leerkrachten, schoolleiders en opleiders van leerkrachten aan transnationale mobiliteitsbevorderende regelingen, partnerschappen en projecten uit hoofde van communautaire programma's, en met name het programma Een leven lang leren;

4.

een studie te verrichten naar de in de lidstaten bestaande regelingen voor het selecteren, aanwerven en opleiden van opleiders van leerkrachten;

5.

een compendium aan te bieden van leerkrachtencompetenties in de lidstaten, vergezeld van peer-learningactiviteiten op dit gebied;

6.

de verdere ontwikkeling te steunen van een wetenschappelijke onderbouwing van leraarschap en schoolleiderschap, mede door middel van samenwerking met internationale organisaties.

7.

de Raad aan de hand van bestaande rapporteringsmechanismen zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van maatregelen die door de lidstaten en in de context van Europese samenwerking zijn genomen om gevolg te geven aan diens conclusies van november 2007 betreffende de verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding en van november 2008 over een agenda voor Europese samenwerking op schoolgebied, wat de professionele ontwikkeling van leerkrachten en schoolleiders betreft.


(1)  Onderwijs en beroepsopleidingen voor onderwijsgevenden en opleiders verbeteren — SN 100/1/00 REV 1.

(2)  PB C 142 van 14.6.2002.

(3)  PB C 163 van 9.7.2002.

(4)  6905/04.

(5)  Bijlagen I en II bij doc. 12414/07 ADD 1.

(6)  PB C 79 van 1.4.2006.

(7)  PB C 298 van 8.12.2006.

(8)  PB L 327 van 24.11.2006.

(9)  PB L 394 van 30.12.2006.

(10)  PB C 311 van 21.12.2007.

(11)  PB C 320 van 16.12.2008.

(12)  PB C 119 van 28.5.2009.

(13)  PB C 300 van 12.12.2007.

(14)  PB C 319 van 13.12.2008.

(15)  In het kader van deze conclusies wordt onder leerkracht verstaan: eenieder die overeenkomstig de wetgeving en praktijk van een lidstaat erkend wordt als hebbende de status van leerkracht (of een gelijkwaardige status). Deze definitie heeft betrekking op de specifieke situatie van leerkrachten en opleiders in beroepsonderwijs en beroepsopleiding. Personen die buiten de formele onderwijs- en opleidingsstelsels zijn tewerkgesteld, vallen er niet onder wegens de andere aard en context van hun taken.

(16)  Met „inductie” wordt hier bedoeld een gestructureerd ondersteuningsprogramma dat beginnende leerkrachten aangeboden krijgen na beëindiging van het formele programma van hun initiële beroepsopleiding, meteen bij de aanvang hun eerste betrekking als leerkracht op een school.


Top