EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008PC0721

Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen {SEC(2008) 2760} {SEC(2008) 2761}

/* COM/2008/0721 def. - CNS 2008/0216 */

52008PC0721

Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen {SEC(2008) 2760} {SEC(2008) 2761} /* COM/2008/0721 def. - CNS 2008/0216 */


NL

Brussel, 14.11.2008

COM(2008) 721 definitief

2008/0216 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen

{SEC(2008) 2760}

{SEC(2008) 2761}

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

I. Achtergrond van het voorstel

Algemene context

De hoeksteen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) is de beperking en de controle van de vangstvolumes; daartoe zijn totaal toegestane vangsten (TAC’s) en nationale quota vastgesteld, gekoppeld aan technische voorschriften en visserijinspanningsregelingen. Het Europees visserijcontrolebeleid vormt de kern van het GVB, aangezien de geloofwaardigheid van het GVB afhangt van een doeltreffende toepassing van dit controlebeleid. Ondanks enige vooruitgang blijft de controleregeling wezenlijke tekortkomingen vertonen, waarop zowel de Europese Commissie [1] als de Europese Rekenkamer [2] hebben gewezen. De huidige controleregeling is inefficiënt, duur en ingewikkeld en levert niet de gewenste resultaten op. Als wij blijven werken met een gebrekkig controlebeleid, zal dit grote gevolgen hebben voor de toekomst van de visbestanden, de visserijsector en de regio’s die van de visserij afhankelijk zijn. Daarom stelt de Commissie een ingrijpende hervorming voor van de controleregeling waarop het GVB steunt. Dit initiatief is voor de Commissie een kernprioriteit op visserijgebied voor 2008.

Motivering en doel van het voorstel

Doordat voor een algemene en geïntegreerde benadering is gekozen, waarbij elk aspect van het GVB aan bod komt, zal de hervorming van het controlebeleid niet alleen de controlecapaciteit en het beheer van de visbestanden verbeteren en binnen de EU gelijke voorwaarden creëren, maar ook een positieve structurele impact op de visserijsector en de markt hebben, waardoor de strijd wordt aangebonden met de ecologische, economische en sociale gevolgen van de niet-naleving van de regels. Met het voorstel wordt meer bepaald het volgende beoogd:

Een nieuwe, gezamenlijke aanpak van controle en inspectie

De invoering van geharmoniseerde inspectieprocedures en strengere normen moet garanderen dat het controlebeleid in alle lidstaten eenvormig wordt toegepast, terwijl tegelijk met de diversiteit en de specifieke kenmerken van de verschillende vloten rekening wordt gehouden en die ook in acht worden genomen.

Nalevingscultuur

Het is de bedoeling in te werken op het gedrag van al wie bij de hele cyclus van visserijactiviteiten (vangst, verwerking, distributie en afzet) betrokken is en er zo voor te zorgen dat de GVB-beleidslijnen en -voorschriften worden nageleefd, niet alleen omdat daarop toezicht wordt gehouden en er controles worden verricht, maar ook als gevolg van een algemene nalevingscultuur waarbij elk onderdeel van de sector investeert in met de regelgeving strokende activiteiten en de legitimiteit van de GVB-regels wordt hersteld.

Doeltreffende toepassing van de GVB-regels

Doel hierbij is de beheersbevoegdheden van de Commissie uit te breiden en haar meer capaciteit te geven om, als de lidstaten de regels niet naleven, zelf naar evenredigheid op te treden. De bevoegdheden van de Commissie en van de lidstaten zullen duidelijk worden afgebakend om overlappingen te voorkomen en te garanderen dat de Commissie bij haar kernactiviteit blijft, namelijk het controleren en verifiëren van de toepassing van de GVB-regels door de lidstaten. Het huidige systeem van microbeslissingen moet geleidelijk worden vervangen door een op macrobeheer gebaseerde aanpak.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

De basis voor het controlebeleid is vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad (de “controleverordening” [3]) en in hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad (de “basisverordening” [4]). De controleverordening is twaalf maal gewijzigd. De complexiteit als gevolg van de talrijke wijzigingen in die verordening wordt nog vergroot doordat ook in tal van andere afzonderlijke verordeningen controlevoorschriften zijn opgenomen.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

Het voorstel draagt bij tot de algemene doelstelling van het GVB, namelijk de duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen. Doordat het focust op de bescherming van de natuurlijke rijkdommen draagt het ook bij tot de strategie voor duurzame ontwikkeling waartoe de Europese Raad in juni 2006 heeft besloten. Voorts strookt het met de doelstellingen die voor visserijbeheer zijn vastgesteld op de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in 2002 [5] en met het streven naar een betere “governance” van de oceanen, een beginsel dat de leidraad vormt voor de huidige besprekingen over het toekomstige maritieme beleid van de Gemeenschap. Bovendien valt de algemene doelstelling van de hervorming van de controleregeling onder de vier belangrijke gebieden waar de Commissie momenteel ruimte ziet voor verbetering van de toepassing van het gemeenschapsrecht [6].

II. Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling

Raadpleging van belanghebbende partijen

Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten

Bij de voorbereiding van het voorstel is herhaaldelijk overleg gepleegd met de lidstaten (op het niveau van ministers en deskundigen) en met vertegenwoordigers van de sector, de adviesorganen en alle andere belanghebbende partijen. Een stimulans bij de werkzaamheden rond het voorstel was de oprichting van een interdepartementale stuurgroep voor de analyse van de algemene aanpak, met werkgroepen voor specifieke onderwerpen.

1. De lidstaten

- De Commissie heeft een non-paper opgesteld met de voornaamste aspecten van de voorgestelde hervorming. Dit document is op 18 februari 2008 besproken op een informele vergadering van de visserijministers. Vooraf, op 15 januari 2008, werd een vergadering gehouden met de visserijambtenaren van de lidstaten. Op 1 februari 2008 werd met de visserijcontroledeskundigen van de lidstaten vergaderd om hun de doelstellingen van de hervorming voor te leggen.

- DG MARE heeft een werkgroep van nationale deskundigen opgezet die geharmoniseerde inspectieprocedures en controlenormen moet vaststellen.

- In Londen, Madrid en Kopenhagen vond een reeks van drie vergaderingen van technische deskundigen plaats over het elektronische meldingssysteem. Deze vergaderingen zullen bijdragen tot een beter gebruik van de moderne technologieën in het kader van de nieuwe controleverordening.

- In verband met de hervorming zijn met een aantal lidstaten (Griekenland, Italië, Polen, Spanje en Zweden) memoranda van overeenstemming getekend. Dit wijst op een veranderde aanpak, aangezien de memoranda duidelijk omschreven ijkpunten bevatten voor de verbetering van de controleregelingen voor de visserij in die lidstaten.

2. De adviesorganen van de belanghebbenden en het bredere publiek

- Op 10 april 2008 is met vertegenwoordigers van de regionale adviesraden en het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur een studiebijeenkomst van één dag gehouden om te vernemen hoe zij stonden tegenover de beoogde hervorming van het controlebeleid van het GVB.

- DG MARE heeft ook, in het kader van het project inzake de traceerbaarheid van vispopulaties en DTU Aqua, deelgenomen aan studiebijeenkomsten over traceerbaarheid, een aspect dat integraal deel zal uitmaken van de hervorming. Op 17 juni 2008 heeft DG MARE, samen met het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, in Brussel een workshop over dit onderwerp georganiseerd.

- De hervorming is aan de “Groep van onafhankelijke belanghebbenden op hoog niveau inzake administratieve lasten” voorgelegd tijdens haar vergadering van 18 september 2008. Volgens de voorzitter heeft de groep de uiteenzetting van DG MARE erg op prijs gesteld en staat zij volledig achter de voorgestelde hervorming, aangezien het de bedoeling is de administratieve lasten voor de sector te verminderen.

- Het brede publiek werd tussen februari en mei 2008 geraadpleegd via een werkdocument van de diensten van de Commissie dat op de website van de Commissie is geplaatst. Het door DG MARE opgestelde raadplegingsdocument bevat een korte analyse van het probleem, opgebouwd rond de negen mogelijke actieterreinen die in de genoemde non-paper zijn omschreven.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden

Het initiatief van de Commissie is positief ontvangen door de deelnemers aan de raadpleging. In bijna alle bijdragen is beklemtoond dat het communautaire optreden op dit gebied moet worden versterkt. Diverse categorieën belanghebbenden hebben in totaal vijfentwintig bijdragen opgestuurd. Alle ontvangen bijdragen staan op de officiële website van de Commissie, met vermelding van auteur en organisatie [7].

Het initiatief van de Commissie en de belangrijkste doelstellingen ervan kregen ruime steun van de deelnemers aan het overleg. Iedereen was het erover eens dat de controleregeling moet worden hervormd. Vele deelnemers benadrukten dat de nalevingscultuur het belangrijkste streefdoel van de hervorming moet zijn. Alle belanghebbenden steunden met name de invoering van geharmoniseerde administratieve sancties, de vereenvoudiging en stroomlijning van de regels en de versterking van samenwerking en bijstand. De NGO’s en de overheidsinstanties staan bijzonder positief tegenover de hervorming omdat zij die beschouwen als een efficiënt instrument met het oog op een ecologisch duurzame visserij. Iedereen was het erover eens dat met betrekking tot inspectie en controle een nieuwe aanpak op EG-niveau moet worden ontwikkeld, waarbij een gelijk speelveld tot stand wordt gebracht en er meer samenwerking komt tussen de Commissie, de visserijcontrole-instanties in de lidstaten en de marktdeelnemers in de hele productieketen. Zij gingen ermee akkoord dat het Bureau voor visserijcontrole een meer uitgesproken en constructievere rol moet spelen bij de coördinatie en de opleiding. De NGO’s vonden het goed dat de Commissie meer instrumenten zou krijgen om tijdig op te treden, terwijl de sector zich bezorgd afvroeg of de kosten van de maatregelen tegen de lidstaten en de schorsing van de EG-steun niet aan de sector zullen worden aangerekend in plaats van aan de lidstaten.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden

De Commissie heeft van externe expertise gebruik gemaakt om sommige argumenten in dit verslag te onderbouwen. De deskundigen werden verzocht na te gaan welke positieve en negatieve impact de voorgestelde beleidsopties kunnen hebben en die af te wegen tegen concurrerende doelstellingen, opdat de beleidsbeslissingen met kennis van zaken kunnen worden genomen.

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen

De Commissie heeft met het externe adviesbureau MRAG een specifieke overeenkomst gesloten (onder kaderovereenkomst FISH/2006/09 – Studies op het gebied van het GVB en de maritieme zaken – Partij 4: effectbeoordelingsstudies met betrekking tot het GVB).

Samenvatting van de ontvangen en gebruikte adviezen

- Uit de indicatieve kwalitatieve en kwantitatieve studies blijkt dat, hoewel sommige voorgestelde maatregelen belangrijker zijn dan andere, de volledige uitvoering van het pakket als geheel via een bindend instrument en niet via een vrijwillig, zoals bijvoorbeeld de Gedragscode van de FAO voor een verantwoorde visserij, waarschijnlijk de meest efficiënte manier is om tot een goede naleving van de regels te komen.

- Als de voorgestelde maatregelen via een bindende verordening ten uitvoer worden gelegd en als de lidstaten die verordening en de bestaande meerjarige herstelplannen toepassen, kan de nettowinst voor de sector als gevolg van herstelde en beter beschermde bestanden over een periode van 10 jaar oplopen tot zo’n 10 miljard euro. Die economische voordelen zullen wellicht gepaard gaan met een nettotoename van de werkgelegenheid en in alle subsectoren samen zouden tot 4 000 nieuwe banen kunnen worden gecreëerd. Vraag is hoe de grotere visserijproductie zal worden omgezet in nieuwe banen in de betrokken sectoren en regio’s.

- Een nieuwe verordening zal deze voordelen slechts tot stand kunnen brengen als het accent wordt verlegd van controles op zee naar kostenefficiëntere maatregelen aan land, die in het begin extra investeringen zullen vergen op het gebied van operationele procedures, veeleer dan op het gebied van controlemiddelen. De nettovoordelen zouden evenwel snel tot stand moeten komen via een progressieve vermindering van de relatieve kosten twee of drie jaar na de tenuitvoerlegging, zodra de nalevingscultuur vorm heeft gekregen.

- Aangezien de controlemaatregelen doeltreffender worden en de efficiëntie toeneemt, kunnen de voordelen daarvan ten goede komen van de marktdeelnemers, in die zin dat de rendabiliteit van de visserij wordt verhoogd en de bemanning en de overige werknemers een groter aandeel in de winst krijgen.

Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar wordt gemaakt voor het publiek

De studie wordt op de website van DG MARE geplaatst.

Effectbeoordeling

De Commissie heeft een effectbeoordeling van het voorstel gemaakt en het verslag daarover zal op de website van DG MARE kunnen worden geraadpleegd. In dit verslag worden de volgende opties onderzocht:

- Optie 1: geen beleidswijziging. Het huidige beleid wordt voortgezet en het accent wordt gelegd op de toepassing en de handhaving van het bestaande kader.

Suboptie 1: geen beleidswijziging, voortzetting van de huidige situatie

Bij deze suboptie is de belangrijkste veronderstelling dat het huidige controlebeleid volstaat om conformerend gedrag te creëren dat strookt met de doelstellingen van het GVB, en dat het knelpunt de slechte toepassing van de bestaande voorschriften door de lidstaten is. Hierbij zou het accent kunnen worden gelegd op een betere toepassing van de bestaande regelgeving.

Suboptie 2: uitvoering en handhaving van het bestaande kader via uitvoeringsverordeningen

Bij deze suboptie, die een alternatief voor de eenvoudige voortzetting van de huidige situatie is, wordt gefocust op het vaststellen van nog niet aangenomen uitvoeringsbepalingen, met de bedoeling te komen tot een volledig samenstel van technische voorschriften als basis voor een omvattende controleregeling.

Deze benadering waarbij alles ongewijzigd blijft, houdt in dat er op ongecoördineerde wijze regels worden toegevoegd aan de bestaande complexe regelgevingsstructuur, zonder dat er een nieuwe aanpak met betrekking tot controle en inspectie komt. De onmacht van de Commissie zou gepaard blijven gaan met een aanhoudende inschikkelijkheid van de nationale rechtssystemen ten opzichte van inbreuken, een follow-up die om juridische of procedureredenen ontoereikend is en onvolledige gegevens over sancties en voorgaande gevallen van niet-naleving.

- Optie 2: herschikking van de controleregeling, gecombineerd met een gedragscode

Een benadering waarbij een geconsolideerd rechtskader wordt gecombineerd met een sturend instrument, zoals een gedragscode, kan tot op zekere hoogte de huidige controleregeling helpen verbeteren. Sommige visserijtakken zouden kunnen herstellen als gevolg van unilateraal optreden bij één of meer segmenten van de vloot, maar over het algemeen zou deze aanpak de inhoud van de huidige bepalingen niet wijzigen, geen nieuwe rechtsinstrumenten toevoegen en te veel steunen op de vrijwillige toepassing door de lidstaten.

- Optie 3: een regelgevingsinstrument in de vorm van een nieuwe bindende verordening

De derde optie die ter beoordeling is voorgelegd, is de uitvoering van een hervormingspakket via een regelgevende tekst die bindend is op communautair niveau. Bij deze aanpak worden binnen de EU gelijke voorwaarden gecreëerd. Deze optie garandeert dat de GVB-regels in de hele EU eenvormig worden toegepast en dat alle vissers op niet-discriminerende wijze worden behandeld. Als de inspecteurs van de Commissie meer bevoegdheden krijgen, zal het voor de lidstaten moeilijker worden om de tekortkomingen bij de toepassing van de GVB-regels te verbergen.

- Optie 4: centralisatie van het controlebeleid van het GVB op EU-niveau, met meer bevoegdheden voor de Commissie en het Communautair Bureau voor visserijcontrole

Bij deze optie bundelen de Commissie en het Communautair Bureau voor visserijcontrole de inspectiemiddelen van de lidstaten en stellen zij algemeen aanvaarde normen op, met de bedoeling op lange termijn een soort Europees kustbewakingssysteem op te zetten. Deze optie moest evenwel al in een vroeg stadium worden afgewezen aangezien de nieuwe taakverdeling tussen de Commissie en de lidstaten verder zou gaan dan wat op grond van het Verdrag mogelijk is. Het is politiek ondenkbaar dat de lidstaten zouden aanvaarden dat zij plots macht aan een supranationale instantie moeten afstaan. Bovendien zou deze optie tot een enorme toename van de begroting leiden en kan de Commissie zich geen dergelijke kosten veroorloven.

III. Juridische elementen van het voorstel

Inhoud van het voorstel

De grondidee van het voorstel is dat een efficiënt controlebeleid alomvattend en geïntegreerd moet zijn en betrekking moet hebben op alle facetten van het probleem, van in het net tot op het bord.

Een nieuwe, gezamenlijke aanpak van controle en inspectie

Hoewel de naleving van de technische voorschriften door de vissersvaartuigen niet uit het oog mag worden verloren, moet meer aandacht gaan naar een alomvattend toezicht op de vangsten. In dit verband moet met name het volgende worden gerealiseerd:

- gestandaardiseerde, gecoördineerde inspectieactiviteiten en –procedures bij elke schakel van de keten (op zee, in de haven, tijdens het vervoer en bij de afzet);

- algemene normen voor de specifieke controlemaatregelen die gelden voor herstel- en meerjarenplannen, beschermde mariene gebieden en de teruggooi;

- invoering van een omvattend traceersysteem;

- algemene toepassing van moderne technologieën en efficiënte gegevensvalideringssystemen met het oog op het verrichten van systematische, uitgebreide kruiscontroles van alle betrokken gegevens;

- een strategische programmering, een tactische doelgroepbepaling en een steekproefstrategie;

- een dusdanig gebruik van de gegevens dat risico’s kunnen worden opgespoord en de controle kan worden gestroomlijnd.

Nalevingscultuur

In dit verband moet worden gefocust op:

- vereenvoudiging en stroomlijning van het rechtskader;

- invoering van geharmoniseerde afschrikkende sancties;

- invoering van een strafpuntensysteem voor inbreuken die worden begaan door kapiteins, marktdeelnemers of houders van een visvergunning;

- rechtshandhavingsmaatregelen en begeleidende sancties;

- betere samenwerking tussen de lidstaten onderling en met de Commissie, met onder meer de uitbreiding van het mandaat van het Communautair Bureau voor visserijcontrole;

- een moderne aanpak, met behulp van beveiligde websites, voor het doorsturen van gegevens en het uitwisselen van informatie, zowel tussen de lidstaten onderling als tussen de lidstaten en de Commissie of het Communautair Bureau voor visserijcontrole.

Doeltreffende toepassing van de GVB-regels

Om te garanderen dat de GVB-regels doeltreffend worden toegepast, moet de Commissie meer capaciteit krijgen om, als de lidstaten de regels niet naleven, zelf naar evenredigheid op te treden. Tegelijk moet de beheerscapaciteit van de Commissie worden vergroot. Het voorstel omvat:

- een nieuwe omschrijving van de bevoegdheid van de inspecteurs van de Commissie;

- actieplannen voor de lidstaten om zo nodig hun wijze van uitvoering van de GVB-regels te verbeteren;

- bevoegdheden voor de Commissie om de vangstcijfers van de lidstaten te corrigeren;

- sluiting van visserijtakken op initiatief van de Commissie;

- meer flexibiliteit voor de Commissie om kortingen op de quota toe te passen bij slecht quotumbeheer;

- financiële maatregelen bij slecht beheer.

Rechtsgrondslag

Artikel 37 van het EG-Verdrag.

Subsidiariteitsbeginsel

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Daarom is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is om de onderstaande redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De huidige tekortkomingen van de controleregeling van het GVB kunnen alleen worden aangepakt met maatregelen die in verhouding staan tot de omvang van de betrokken activiteiten en aan de aard ervan zijn aangepast. De duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen is, per definitie, een domein dat op communautair niveau moet worden geregeld en niet via geïsoleerde maatregelen op nationaal niveau kan worden beheerd. Met dit voorstel voor een nieuw kader voor de controle van de GVB-activiteiten gaat de Commissie in op de verzoeken van de belanghebbenden en de lidstaten om binnen de EU gelijke voorwaarden te creëren. De vaststelling van geharmoniseerde inspectie- en controleprocedures is, gezien de aard van de problematiek, een kwestie die op EU-niveau moet worden aangepakt.

Keuze van instrumenten

Voorgesteld instrument: een verordening.

Andere instrumenten zouden om de onderstaande redenen ongeschikt zijn. Het GVB is een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. De op communautair niveau vastgestelde regels moeten uniform en bindend zijn om te voorkomen dat per lidstaat verschillende normen naast elkaar bestaan. Daarom is het verantwoord de maatregelen vast te stellen in de vorm van een verordening.

IV. Gevolgen voor de begroting

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

V. Aanvullende informatie

Vereenvoudiging

Het voorstel zal leiden tot een vereenvoudiging van de betrokken regelgeving en tot verbeteringen in de controleregeling. Door de jaren heen zijn in het kader van het huidige controlebeleid van het GVB voortdurend bepalingen toegevoegd, die verspreid zijn over tal van verordeningen, waarvan sommige elkaar overlappen. Eén van de doelstellingen van dit voorstel is duidelijkheid te brengen in de van toepassing zijnde controleregels. Controle blijft evenwel een complexe aangelegenheid en er moet een evenwicht worden gevonden tussen het ongewijzigd voortbestaan van de noodzakelijke verplichtingen en de behoefte om de situatie te verduidelijken en de administratieve lasten voor de autoriteiten en de particuliere sector te verminderen.

In dit verband heeft vereenvoudiging verschillende facetten:

- de regeling vormt één enkel ambitieus kader dat de beginselen omvat voor alle aspecten van de controle, maar voorziet niet in gedetailleerde technische regels; die zullen in uitvoeringsverordeningen worden vastgesteld;

- de regeling vormt één enkel kader voor marktdeelnemers en overheidsdiensten van de Gemeenschap; zij standaardiseert namelijk de inspectie- en controleregels (en voert geharmoniseerde sancties in) waardoor zij binnen de EU gelijke voorwaarden helpt creëren.

Intrekking van bestaande wetgeving

De vaststelling van het voorstel heeft de intrekking van bestaande regelgeving tot gevolg.

Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling

Het voorstel bevat een evaluatiebepaling.

2008/0216 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's,

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft, krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid [8], tot doel te garanderen dat de levende aquatische hulpbronnen worden geëxploiteerd in omstandigheden die economisch, ecologisch en sociaal duurzaam zijn.

(2) Aangezien het gemeenschappelijk visserijbeleid maar succesvol kan zijn als een doeltreffende controleregeling wordt toegepast, wordt met de maatregelen van deze verordening beoogd een communautaire regeling voor inspectie, toezicht, controle, bewaking en handhaving vast te stellen die een omvattende en geïntegreerde aanpak biedt en, doordat alle aspecten van het beleid aan bod komen, garandeert dat alle regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden nageleefd met het oog op de duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnnen.

(3) Bij de toepassing van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid [9] is gebleken dat de huidige controleregeling niet langer volstaat om te garanderen dat de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden nageleefd.

(4) Momenteel zijn de controlebepalingen verspreid over een groot aantal elkaar overlappende en complexe rechtsteksten. Sommige delen van de controleregeling worden door de lidstaten slecht toegepast, met als gevolg dat bij inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid ontoereikende, uiteenlopende maatregelen worden genomen, wat de creatie van gelijke voorwaarden voor alle vissers in de hele Gemeenschap in gevaar brengt. Bijgevolg moeten de bestaande regeling en alle daarin opgenomen verplichtingen worden geconsolideerd, gerationaliseerd en vereenvoudigd, met name door te snijden in de dubbele regelgeving en de administratieve lasten.

(5) Aangezien de mariene aquatische hulpbronnen massaal aan het verdwijnen zijn, is het voor de Europese Gemeenschap van groot belang dat zij de nodige maatregelen vaststelt om bij alle marktdeelnemers een nalevingscultuur te doen ontstaan waarbij de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden nageleefd en waarbij wordt gehandeld in overeenstemming met de in 2002 op de Wereldtop over duurzame ontwikkeling vastgestelde doelstellingen en met de strategie voor duurzame ontwikkeling van de Europese Raad. Om dit doel te bereiken moeten de inspectie-, toezichts-, controle-, bewakings- en handhavingsregels die zijn vastgesteld in het kader van de maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, de structurele maatregelen en de maatregelen met betrekking tot de gemeenschappelijke marktordening, worden versterkt, geharmoniseerd en stringenter gemaakt. Voorts moeten minimumsancties voor specifieke ernstige inbreuken worden vastgesteld, alsmede een systeem van strafpunten bij niet-naleving.

(6) De verdeling van de bevoegdheden over de lidstaten, de Commissie en het Communautair Bureau voor visserijcontrole moet verder worden verduidelijkt. De controle op de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid is in de eerste plaats een taak van de lidstaten. De Commissie van haar kant moet erop toezien dat de lidstaten de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid coherent toepassen in de hele Gemeenschap. Daartoe moet het huidige systeem van microbeslissingen geleidelijk worden vervangen door een op macrobeheer gebaseerde aanpak.

(7) Voor het beheer van de visbestanden op communautair niveau wordt met name gebruik gemaakt van totaal toegestane vangsten (TAC's), quota, inspanningsregelingen en technische maatregelen. De nodige stappen moeten worden gezet om erop toe te zien dat de lidstaten de nodige maatregelen vaststellen om deze beheersmaatregelen doeltreffend uit te voeren.

(8) De autoriteiten van de lidstaten moeten toezicht kunnen houden op de aanlandingen in hun havens. Daartoe moeten de vissersvaartuigen deze autoriteiten vooraf in kennis stellen van hun voornemen om in hun havens aan te landen.

(9) De gegevens in de logboeken van de vissersvaartuigen moeten op het tijdstip van aanlanding worden gecontroleerd. Bijgevolg moeten degenen die bij de aanlanding en de afzet van vis of visserijproducten betrokken zijn, worden verplicht aangifte te doen van de hoeveelheden die zijn aangeland, zijn overgeladen, te koop zijn aangeboden of zijn verkocht.

(10) Voor kleine vissersvaartuigen van minder dan 10 meter zou de verplichting een logboek bij te houden of een aangifte in te vullen, in verhouding tot hun vangstcapaciteit een buitensporige last vormen. Om te garanderen dat die vaartuigen voldoende worden gecontroleerd, moeten de lidstaten op de activiteiten van die vaartuigen toezicht houden aan de hand van een steekproefplan.

(11) Om de naleving van de communautaire instandhoudings- en handelsmaatregelen te garanderen, moet worden bepaald dat alle visserijproducten die in de Gemeenschap worden vervoerd, vergezeld moeten gaan van een vervoerdocument waarin hun aard, oorsprong en gewicht vermeld staan.

(12) De lidstaten moeten toezicht houden op de activiteiten van hun vaartuigen in en buiten de communautaire wateren. Om een doeltreffend toezicht in de hand te werken moeten de communautaire vissersvaartuigen worden verplicht een logboek bij te houden en aangiften van aanlanding en overlading in te dienen.

(13) Overladingen op zee ontsnappen aan een adequate controle door de vlaggenstaat of de kuststaten en vormen daardoor voor de marktdeelnemers een mogelijkheid om illegale vangsten te vervoeren. Om de controles te verbeteren mogen overladingen in de communautaire wateren slechts in daartoe aangewezen havens worden toegestaan.

(14) Als het beheer van TAC’s en quota met een inspanningsregeling wordt aangevuld, moeten maatregelen worden genomen om te garanderen dat die regeling naar behoren wordt toegepast.

(15) Met het oog op de vaststelling van een omvattende controleregeling is het noodzakelijk de hele productie- en afzetketen erin op te nemen. De regeling moet een coherent traceersysteem omvatten ter aanvulling van de bepalingen die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden [10], en moet voorzien in een strengere controle van de producentenorganisaties. Zij moet ook de belangen van de consument beschermen via de verstrekking, in elk stadium van de afzet, van gegevens over de handelsbenaming, de productiemethode en het vangstgebied overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2065/2001 van de Commissie van 22 oktober 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad met betrekking tot de informatieverstrekking aan de consument in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur [11]. Voorts moet de regeling garanderen dat toezicht op de producentenorganisaties wordt gehouden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2508/2000 van de Commissie van 15 november 2000 tot vaststelling van de bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de werkprogramma's in de visserijsector [12].

(16) Gelet op de capaciteitsvoorschriften voor de communautaire vissersvloot die zijn vastgesteld in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, in Verordening (EG) nr. 639/2004 van de Raad van 30 maart 2004 betreffende het beheer van de in ultraperifere gebieden geregistreerde vissersvloten [13], in Verordening (EG) nr. 1438/2003 van de Commissie van 12 augustus 2003 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van het gemeenschappelijk vlootbeleid als omschreven in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad [14] en in Verordening (EG) nr. 2104/2004 van de Commissie van 9 december 2004 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 639/2004 van de Raad van 30 maart 2004 betreffende het beheer van de in ultraperifere gebieden geregistreerde vissersvloten [15], moeten instrumenten voor de controle van de vlootcapaciteit worden ingevoerd die onder meer betrekking hebben op het toezicht op het motorvermogen en op het gebruik van het vistuig.

(17) Voor meerjarenplannen, beschermde mariene gebieden en teruggooi moeten in het kader van een bijzondere regeling duidelijke, op maat gesneden specifieke controlemaatregelen worden toegepast. De procedure voor de instelling en de opheffing van realtimesluitingen voor visgronden moet worden verduidelijkt.

(18) Er moet een nieuwe, gemeenschappelijke aanpak van de controle komen die een omvattend toezicht op de vangsten omvat, met de bedoeling een gelijk speelveld voor de visserijsector tot stand te brengen waarbij evenwel rekening wordt gehouden met de verschillen tussen de vlootsegmenten; hiertoe moeten gemeenschappelijke criteria voor de uitvoering van de visserijcontrole worden vastgesteld, en meer bepaald gestandaardiseerde en gecoördineerde inspectieprocedures op zee, te land en in de hele marktketen. Als onderdeel van de nieuwe aanpak moeten de respectieve bevoegdheden van de lidstaten, de Commissie en het Communautair Bureau voor visserijcontrole duidelijker worden omschreven.

(19) De controleactiviteiten en –methoden moeten worden gebaseerd op risicobeheer, waarbij op systematische en omvattende wijze gebruik wordt gemaakt van de procedures voor kruiscontrole.

(20) Met het oog op een coherente, doeltreffende vervolging van inbreuken moet worden bepaald dat van de inspectie- en bewakingsverslagen die zijn opgesteld door inspecteurs van de Commissie, communautaire inspecteurs of functionarissen van de lidstaten, op dezelfde wijze gebruik kan worden gemaakt als van de nationale verslagen.

(21) De samenwerking en de coördinatie tussen de lidstaten onderling, met de Commissie en met het Communautair Bureau voor visserijcontrole moeten worden geïntensiveerd om de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te bevorderen, vooral door de uitwisseling van nationale inspecteurs en de versterking van de rol en de bevoegdheid van de communautaire inspecteurs.

(22) De gegevens van het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen zijn een waardevolle bron voor wetenschappelijk advies. Bijgevolg moeten gedetailleerde en geaggregeerde gegevens ter beschikking worden gesteld van de eindgebruikers als omschreven in artikel 2, onder i), van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid [16].

(23) Er moet volop gebruik worden gemaakt van de moderne technologieën, aangezien daarmee doeltreffend toezicht kan worden gehouden en snel en goedkoop systematische, geautomatiseerde kruiscontroles kunnen worden uitgevoerd, zij de administratieve procedures voor zowel de nationale autoriteiten als de marktdeelnemers vergemakkelijken en het zo mogelijk maken tijdig risicoanalyses en totaalbeoordelingen van alle betrokken controlegegevens op te stellen. Daarom moet de controleregeling de lidstaten in staat stellen het gebruik van de diverse controle-instrumenten te combineren om te garanderen dat de controlemethode zo efficiënt mogelijk is.

(24) De bewakings-, toezichts-, identificatie- en traceersystemen moeten in een geïntegreerd maritiem bewakingsnetwerk worden gekoppeld dat wordt gebruikt met het oog op de beveiliging en veiligheid op zee, de bescherming van het mariene milieu, de visserijcontrole, de grenscontrole, de algemene rechtshandhaving en de vergemakkelijking van de handel. Dit netwerk moet, ter ondersteuning van een tijdig besluitvormingsproces, permanent toegang verlenen tot gegevens over activiteiten op maritiem gebied. Dit netwerk zal de dienstverlening door de overheidsdiensten die bij bewakingsactiviteiten betrokken zijn, bovendien doeltreffender en kostenefficiënter maken. Hiertoe moeten gegevens die in het kader van deze verordening worden verzameld met behulp van automatische identificatiesystemen, satellietvolgsystemen voor vissersvaartuigen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen [17] en vaartuigdetectiesystemen, worden doorgestuurd om te worden gebruikt door andere overheidsdiensten die bij de genoemde bewakingsactiviteiten zijn betrokken.

(25) De onderdanen van de Gemeenschap moeten ervan worden weerhouden inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te begaan. Aangezien de maatregelen die bij inbreuken op deze regels worden genomen, sterk uiteenlopen van lidstaat tot lidstaat, wat tot discriminatie en oneerlijke concurrentieregels voor de vissers leidt, en het gebrek aan evenredige, afschrikkende en doeltreffende sancties in bepaalde lidstaten de controles minder doeltreffend maakt, dienen geharmoniseerde administratieve sancties, gecombineerd met een strafpuntensysteem, te worden ingevoerd om voor een echte afschrikking te zorgen.

(26) Dat nog steeds zeer veel ernstige overtredingen van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden begaan in de communautaire wateren of door communautaire marktdeelnemers, is in belangrijke mate te wijten aan het niet-afschrikkende niveau van de in de wetgeving van de lidstaten vastgestelde boetes voor ernstige overtredingen van die regels. Deze tekortkoming wordt nog verergerd door het feit dat de hoogte van de boetes sterk van lidstaat tot lidstaat verschilt, wat voor marktdeelnemers met illegale bedoelingen een aansporing is om hun illegale activiteiten te verrichten in de wateren of op het grondgebied van de lidstaten waar de boetes het laagst zijn. Bijgevolg is het dienstig het minimum- en het maximumniveau van de boetes voor ernstige inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te harmoniseren, rekening houdend met de waarde van de visserijproducten die worden verkregen door het begaan van de ernstige inbreuk, met een eventuele recidive en met de schade die aan de betrokken visbestanden en het betrokken mariene milieu wordt aangericht. Voorts moeten onmiddellijke handhavingsmaatregelen en aanvullende maatregelen worden vastgesteld.

(27) Om te garanderen dat de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden verwezenlijkt, moet de Commissie doeltreffende corrigerende maatregelen kunnen nemen; daartoe moet de beheerscapaciteit van de Commissie worden vergroot, alsmede haar capaciteit om op te treden op een wijze die in verhouding staat tot het niveau van niet-naleving door een lidstaat. De Commissie moet worden gemachtigd om zonder voorafgaande kennisgeving en op onafhankelijke wijze inspecties te verrichten teneinde de door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten uitgevoerde controles te verifiëren.

(28) Er zijn adequate middelen nodig om op te treden wanneer sommige lidstaten verzaken aan de krachtens de communautaire of de internationale regelgeving op hen rustende plichten als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat en om te garanderen dat de lidstaten passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat hun vissersvaartuigen of onderdanen het GVB en de controleregels naleven; o.m. moet de mogelijkheid worden geboden om de financiële steun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds [18] en Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad van 22 mei 2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht [19] te schorsen of te verminderen als de lidstaten de GVB-regels niet op toereikende wijze naleven.

(29) De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om een visserijtak te sluiten als het quotum van een lidstaat of de TAC zelf is uitgeput. Voorts moet zij de bevoegdheid krijgen om quota te korten en de overdracht of uitwisseling van quota te weigeren om te garanderen dat de lidstaten de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid halen.

(30) De Commissie of de door haar aangewezen instantie moet rechtstreeks toegang tot de visserijgegevens van de lidstaten hebben om te kunnen nagaan of de lidstaten hun verplichtingen nakomen en om te kunnen optreden als inconsistenties worden geconstateerd.

(31) Het mandaat van het Communautair Bureau voor visserijcontrole moet worden aangepast en uitgebreid tot audits, inspecties van nationale controleregelingen, de organisatie van de operationele samenwerking, de bijstand aan de lidstaten en de mogelijkheid om noodeenheden op te richten wanneer een ernstig risico voor het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt geconstateerd.

(32) Deze verordening moet de nationale controlebepalingen die binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen maar verder gaan dan de daarin opgenomen minimumbepalingen, onverlet laten voor zover die nationale bepalingen in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht.

(33) Aangezien Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen [20] de lidstaten verplicht passende maatregelen te nemen om te garanderen dat alle IOO-visserij en daarmee samenhangende activiteiten doeltreffend worden bestreden, en aangezien Verordening (EG) nr. …/2008 van xx xx xx betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren [21] bepalingen bevat betreffende machtigingen voor communautaire vissersvaartuigen om visserijactiviteiten buiten de communautaire wateren te verrichten en betreffende machtigingen voor vissersvaartuigen van derde landen om visserijactiviteiten in de communautaire wateren te verrichten, moet de onderhavige verordening een aanvulling vormen op deze verordeningen en garanderen dat er geen discriminatie is tussen de onderdanen van de Gemeenschap en die van derde landen.

(34) De maatregelen voor de uitvoering van deze verordening moeten worden aangenomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [22]. Alle maatregelen die de Commissie vaststelt om deze verordening ten uitvoer te leggen, zijn in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

(35) Toch moet het aan de Raad worden gelaten om te bepalen of gebruik moet worden gemaakt van elektronische toezichtapparatuur en traceerinstrumenten, zoals genetische analyse, en van andere controletechnologieën voor de visserij. Aangezien die technologieën voor de nationale controleautoriteiten en voor de betrokken sector kosten met zich brengen, dient de Raad zich het recht voor te behouden in dit specifieke geval de uitvoeringsbevoegdheden rechtstreeks uit te oefenen. Aangezien de Raad beslist over de invoering van meerjarenplannen, is het ook dienstig dat hij in dit verband voor onder die meerjarenplannen vallende soorten een drempelhoeveelheid, uitgedrukt in levend gewicht, vaststelt bij overschrijding waarvan een vaartuig zijn vangsten in een aangewezen haven moet aanlanden. Aangezien de Raad de jaarlijkse TAC- en quotaverordening vaststelt, is het ook dienstig dat hij in dit verband bijvangstdrempels vaststelt die tot de instelling van realtimesluitingen leiden.

(36) Het vertrouwelijke karakter van de in het kader van deze verordening verzamelde en uitgewisselde gegevens moet worden gewaarborgd. Die gegevens zijn soms persoonsgegevens in de zin van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en in de zin van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens. Voor de verwerking van persoonsgegevens moeten duidelijke regels worden vastgesteld met het oog op rechtszekerheid en transparantie en om de bescherming te garanderen van de fundamentele rechten, en met name het recht op bescherming van het privé-leven van personen.

(37) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens is bedoeld om het vrije verkeer van persoonsgegevens in de interne markt te garanderen. Deze richtlijn moet worden toegepast voor de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten in het kader van de onderhavige verordening.

(38) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens moet worden toegepast voor de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie in het kader van de onderhavige verordening.

(39) Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het voor het bereiken van de basisdoelstelling, namelijk de doeltreffende uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid, noodzakelijk en passend een omvattende en eenvormige controleregeling vast te stellen. Deze verordening gaat overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

(40) Om de communautaire regelgeving in overeenstemming te brengen met de onderhavige verordening moeten de volgende verordeningen worden gewijzigd:

- Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002;

- Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid [23];

- Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden [24];

- Verordening (EG) nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand [25];

- Verordening (EG) nr. 2166/2005 van de Raad van 20 december 2005 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van de bestanden van zuidelijke heek en langoustines in de Cantabrische Zee en ten westen van het Iberisch Schiereiland en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen [26];

- Verordening (EG) nr. 2115/2005 van de Raad van 20 december 2005 tot vaststelling van een herstelplan voor zwarte heilbot in het kader van de visserijorganisatie in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan [27];

- Verordening (EG) nr. 388/2006 van de Raad van 23 februari 2006 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in de Golf van Biskaje [28];

- Verordening (EG) nr. 509/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in het westelijk Kanaal [29];

- Verordening (EG) nr. 676/2007 van de Raad van 11 juni 2007 tot vaststelling van een beheersplan voor de bevissing van de schol- en tongbestanden in de Noordzee [30];

- Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 [31];

- Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota [32].

(41) Aangezien bij deze verordening een nieuwe, omvattende controleregeling wordt vastgesteld, moeten Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid en Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt een communautaire regeling voor de controle, inspectie en handhaving van en het toezicht op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgesteld (hieronder “communautaire controleregeling” genoemd).

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening geldt voor alle activiteiten die op het grondgebied van de lidstaten, in de communautaire wateren, door communautaire vissersvaartuigen of, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat, door onderdanen van de lidstaten worden uitgevoerd en betrekking hebben op:

a) instandhouding, beheer en exploitatie van levende aquatische hulpbronnen;

b) aquacultuur;

c) verwerking, vervoer en afzet van visserij- en aquacultuurproducten.

Artikel 3

Verband met internationale en nationale bepalingen

1. Deze verordening is van toepassing onverminderd de bijzondere bepalingen die in visserijovereenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen zijn opgenomen of die gelden in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) of soortgelijke regelingen waarbij de Gemeenschap verdrag- of overeenkomstsluitende partij of samenwerkende niet-verdrag- of overeenkomstsluitende partij is.

2. Deze verordening is van toepassing onverminderd nationale controlemaatregelen die verder gaan dan de minimumeisen van deze verordening, mits die maatregelen in overeenstemming zijn met de communautaire regelgeving en met het gemeenschappelijk visserijbeleid. Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten deze controlemaatregelen mee.

Artikel 4

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van Verordening (EG) nr. 2371/2002. Daarnaast zijn de volgende definities van toepassing:

(1) “visserijactiviteit”: het zoeken naar vis, het te water laten, uitzetten of ophalen van vistuig, het aan boord halen van de vangst, het overladen, het aan boord houden, het verwerken aan boord, het overbrengen en het kooien van vis of visserijproducten;

(2) “regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid”: de communautaire regelgeving met betrekking tot de instandhouding, het beheer en de exploitatie van levende aquatische rijkdommen, tot de aquacultuur en tot de verwerking, het vervoer en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten;

(3) “onder het gemeenschappelijk visserijbeleid vallende activiteiten”: de instandhouding, het beheer en de exploitatie van levende aquatische rijkdommen, de aquacultuur en de verwerking, het vervoer en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten;

(4) “controle”: toezicht, bewaking, inspectie en handhaving;

(5) “inspectie”: elke verificatie ter plaatse die inspecteurs uitvoeren om na te gaan of de van toepassing zijnde bepalingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden nageleefd, en waarvan de resultaten in een inspectieverslag worden neergelegd;

(6) “functionaris”: een persoon die door een nationale autoriteit, de Commissie of het Communautair Bureau voor visserijcontrole is gemachtigd om een inspectie uit te voeren;

(7) “visvergunning”: een officieel document dat de houder ervan het in nationale bepalingen omschreven recht geeft om een bepaalde vangstcapaciteit te gebruiken voor de commerciële exploitatie van levende aquatische hulpbronnen. Een visvergunning bevat minimumvoorwaarden met betrekking tot de identificatie, de technische kenmerken en de uitrusting van een communautair vissersvaartuig;

(8) “vismachtiging”: een machtiging om te vissen die wordt afgegeven voor een communautair vissersvaartuig dat reeds over een visvergunning beschikt en die dit vaartuig het recht geeft om visserijactiviteiten te verrichten in communautaire wateren in het algemeen en/of om onder specifieke voorwaarden specifieke visserijactiviteiten te verrichten tijdens een bepaalde periode, in een bepaald gebied of binnen een bepaalde visserijtak;

(9) “automatisch identificatiesysteem”: een voor de veiligheid op zee en het vaartuigverkeer opgezet autonoom en permanent uitzendsysteem waarmee vaartuigen elektronisch met andere vaartuigen in de buurt en met de autoriteiten aan wal vaartuiggegevens, o.m. over de identificatie, de positie, de vaarrichting en de snelheid, kunnen uitwisselen;

(10) “beschermd marien gebied”: elk gebied dat bij regelgeving, door een internationaal overeengekomen maatregel of een andere doeltreffende maatregel duidelijk is afgebakend met het oog op de bescherming van het hele daarin voorkomende milieu of van delen daarvan;

(11) “visserijcontrolecentrum”: een operationeel centrum dat door een vlaggenlidstaat is opgericht en technisch in staat is vanop afstand toezicht op vissersvaartuigen te houden, de gegevens die met diverse communicatiesystemen worden ontvangen, te verzamelen, op te slaan, te valideren en daarop kruiscontroles te verrichten, en de informatie indien nodig ter beschikking te stellen van de inspectiediensten van de vlaggenstaat of de kuststaat;

(12) “overlading”: het lossen van alle aan boord van een vaartuig aanwezige visserij- of aquacultuurproducten of van een deel daarvan in een ander vaartuig;

(13) “risico”: de waarschijnlijkheid dat zich een gebeurtenis zal voordoen die een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid vormt;

(14) “risicobeheer”: het systematisch in kaart brengen van risico's en het toepassen van alle maatregelen die vereist zijn om risicogedrag te beperken. Dit omvat activiteiten zoals het verzamelen van gegevens en informatie, het analyseren en beoordelen van risico's, het uitstippelen en ondernemen van acties, en het regelmatig toezicht houden op en evalueren van het proces en de procesresultaten, op basis van internationale, communautaire en nationale bronnen en strategieën;

(15) “marktdeelnemer”: de natuurlijke of rechtspersoon die een bedrijf runt of bezit waarvan de activiteiten betrekking hebben op een stadium van de productie-, verwerkings-, afzet-, distributie- en detailhandelsketen voor visserij- en aquacultuurproducten;

(16) “partij”: een hoeveelheid visserijproducten van een bepaalde soort die eenzelfde behandeling heeft ondergaan en afkomstig kan zijn van dezelfde visgronden en hetzelfde vaartuig of van dezelfde aquacultuuractiviteiten;

(17) “verwerking”: het proces waarbij het product zijn aanbiedingsvorm krijgt. Dit proces omvat het schoonmaken, fileren, koelen, verpakken, inblikken, invriezen, roken, zouten, koken, pekelen, drogen of op andere wijze voor de markt klaarmaken van vis;

(18) “detailhandel”: de goederenbehandeling en/of het verwerken van producten van de levende aquatische hulpbronnen en het opslaan daarvan op de plaats van verkoop of levering aan de eindgebruiker, inclusief distributieterminals, cateringdiensten, bedrijfskantines, institutionele catering, restaurants en andere soortgelijke diensten voor voedselvoorziening, winkels, supermarkten en hypermarkten;

(19) “Bureau”: het Communautair Bureau voor visserijcontrole als bedoeld in Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005;

(20) “geïntegreerd maritiem bewakingsnetwerk”: een netwerk van bewakings-, toezichts-, identificatie- en traceersystemen dat wordt gebruikt met het oog op de beveiliging en veiligheid op zee, de bescherming van het mariene milieu, de visserijcontrole, de grenscontrole, de vergemakkelijking van de handel en de algemene rechtshandhaving;

(21) “gegevens van het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen”: gegevens betreffende identificatie, geografische positie, datum, tijdstip, vaarrichting en snelheid van de vissersvaartuigen die met aan boord van de vissersvaartuigen geïnstalleerde satellietvolgapparatuur worden doorgestuurd naar het visserijcontrolecentrum van de vlaggenstaat;

(22) “gegevens van het vaartuigdetectiesysteem”: gegevens afkomstig van via teledetectie verkregen beelden die door de visserijcontrolecentra worden verzameld en een overzicht bieden van de aanwezigheid van vaartuigen in een bepaald zeegebied;

(23) “meerjarenplannen”: herstelplannen als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, beheersplannen als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en andere communautaire bepalingen die op grond van artikel 37 van het EG-Verdrag zijn vastgesteld en voorzien in specifieke beheersmaatregelen voor bepaalde visbestanden voor verschillende jaren;

(24) “kuststaat”: de staat waar, in een van zijn havens of in de wateren die onder zijn soevereiniteit of jurisdictie vallen, een activiteit plaatsvindt.

TITEL II

ALGEMENE BEGINSELEN

Artikel 5

Algemene beginselen

1. De lidstaten controleren de onder het gemeenschappelijk visserijbeleid vallende activiteiten die natuurlijke of rechtspersonen verrichten op hun grondgebied of in de wateren die onder hun soevereiniteit of jurisdictie vallen, met name het vissen, het overladen, het overbrengen van vis naar kooien of aquacultuurinstallaties, met inbegrip van vetmestinstallaties, en het aanlanden, invoeren, vervoeren, afzetten en opslaan van visserijproducten.

2. De lidstaten controleren ook de toegang tot de wateren en de hulpbronnen, alsmede de activiteiten buiten de communautaire wateren van communautaire vissersvaartuigen die hun vlag voeren, en, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenlidstaat, van hun onderdanen.

3. De lidstaten stellen passende maatregelen vast, wijzen adequate financiële, personele en technische hulpmiddelen toe en zetten alle administratieve en technische structuren op die nodig zijn om de onder het gemeenschappelijk visserijbeleid vallende activiteiten te inspecteren, er toezicht op te houden, te bewaken en te handhaven. Zij stellen alle passende middelen ter beschikking van hun bevoegde autoriteiten en functionarissen om hen in staat te stellen hun taken te vervullen.

4. Elke lidstaat zorgt ervoor dat controle, inspectie, toezicht, bewaking en handhaving op niet-discriminerende wijze verlopen wat betreft de voor inspectie gekozen sectoren, vaartuigen of personen, en dat zij op basis van risicobeheer worden verricht.

5. In elke lidstaat coördineert één enkele autoriteit de controleactiviteiten van alle nationale controleautoriteiten. Die autoriteit is ook verantwoordelijk voor de coördinatie van de verzameling en de verifiëring van de gegevens over de visserijactiviteiten en voor de verslaggeving aan en de samenwerking met de Commissie, de andere lidstaten en derde landen.

6. De bijdragen uit het Europees Visserijfonds in het kader van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad en de financiële bijdragen van de Gemeenschap voor de in artikel 8, onder a), van Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad bedoelde maatregelen worden slechts betaald als de lidstaten hun verplichting nakomen om ervoor te zorgen dat de instandhoudings-, controle-, inspectie- en handhavingsregels van het gemeenschappelijk visserijbeleid die betrekking hebben op de doeltreffendheid van de gefinancierde maatregelen of daarop een impact hebben, worden nageleefd en om hiertoe een doeltreffende inspectie-, toezichts-, bewakings- en handhavingsregeling toe te passen en in stand te houden.

7. Overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden zien de Commissie en de lidstaten er bij het beheer en de controle van de financiële bijstand van de Gemeenschap op toe dat de doelstellingen van deze verordening worden bereikt.

TITEL III

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR TOEGANG TOT DE WATEREN EN DE HULPBRONNEN

Artikel 6

Visvergunning

1. Een communautair vissersvaartuig mag slechts voor de commerciële exploitatie van levende aquatische hulpbronnen worden gebruikt als het over een geldige visvergunning beschikt.

2. De visvergunning voor communautaire vissersvaartuigen wordt afgegeven en beheerd door de vlaggenlidstaat. Die ziet erop toe dat de in de visvergunning vermelde gegevens correct zijn en stroken met die in het register van de communautaire vissersvloot als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

3. De vlaggenlidstaat schorst tijdelijk de visvergunning van een vaartuig dat door die lidstaat tijdelijk is stilgelegd en waarvan de vismachtiging is geschorst overeenkomstig artikel 45, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1005/2008.

4. De vlaggenlidstaat trekt permanent de visvergunning in van een vaartuig waarvoor een maatregel tot aanpassing van de vangstcapaciteit geldt als bedoeld in artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 of waarvan de vismachtiging is ingetrokken overeenkomstig artikel 45, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1005/2008.

Artikel 7

Vismachtiging

1. Een communautair vissersvaartuig dat in de communautaire wateren actief is, is slechts gemachtigd visserijactiviteiten te verrichten voor zover het in het bezit is van een geldige vismachtiging die is afgegeven door de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat. Een communautair vissersvaartuig dat in de communautaire wateren actief is, is slechts gemachtigd specifieke visserijactiviteiten te verrichten voor zover die in zijn geldige vismachtiging zijn vermeld als het gaat om visserijtakken of visserijzones:

a) waarvoor een visserijinspanningsregeling geldt;

b) waarvoor een meerjarenplan geldt;

c) in een beschermd marien gebied;

d) waarvoor een regeling voor de geleidelijke vermindering van de teruggooi geldt;

e) waarin de experimentele visserij wordt beoefend;

f) waarin, in gebieden die niet onder de bevoegdheid vallen van een regionale organisatie voor visserijbeheer, visserijactiviteiten met bodemvistuig worden verricht;

g) ten aanzien waarvan in de communautaire regelgeving andere specifieke bepalingen zijn vastgesteld.

2. Als een lidstaat een specifieke nationale regeling voor vismachtigingen heeft, zendt hij de Commissie op haar verzoek een samenvatting van de in de machtigingsaanvragen vervatte gegevens en de daarmee verband houdende algemene cijfers over de visserijinspanning.

3. Als de vlaggenlidstaat nationale bepalingen heeft vastgesteld in de vorm van een nationale vismachtigingsregeling voor de toewijzing, aan individuele vaartuigen, van de vangstmogelijkheden waarover hij beschikt, zendt hij de Commissie op haar verzoek gegevens over de vaartuigen die gemachtigd zijn om in een bepaalde visserijtak een visserijactiviteit te verrichten.

4. Er mag geen vismachtiging worden afgegeven als het betrokken vaartuig niet in het bezit is van een visvergunning overeenkomstig artikel 6 of als zijn visvergunning is geschorst of ingetrokken. De vismachtiging wordt automatisch ongeldig wanneer de visvergunning van het vaartuig definitief is ingetrokken. Zij wordt geschorst wanneer de visvergunning tijdelijk is geschorst.

5. De opmaak van de visvergunningen en de vismachtigingen en de procedure voor de afgifte daarvan worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

Artikel 8

Markering van vistuig

1. De kapitein van een vaartuig leeft de voorwaarden en beperkingen na betreffende de markering en identificatie van vaartuigen en hun vistuig.

2. De uitvoeringsbepalingen betreffende de markering en de identificatie van vaartuigen en hun vistuig worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

Artikel 9

Satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen

1. De lidstaten passen een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen toe om doeltreffend toezicht te houden op de visserijactiviteiten van de vissersvaartuigen die hun vlag voeren, ongeacht waar die zich bevinden, en op de visserijactiviteiten in hun wateren. De lidstaten zien erop toe dat de juistheid van die gegevens regelmatig wordt gecontroleerd en grijpen onmiddellijk in als een onjuistheid wordt geconstateerd.

2. Vissersvaartuigen met een lengte van meer dan 10 meter over alles hebben een volledig functionerend toestel aan boord waarmee zij automatisch door het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen kunnen worden gelokaliseerd en geïdentificeerd aan de hand van periodiek doorgestuurde positiegegevens. Voorts biedt dit toestel het visserijcontrolecentrum van de vlaggenlidstaat de mogelijkheid de vissersvaartuigen te bevragen. Voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 10 meter, maar niet meer dan 15 meter geldt dit lid met ingang van 1 januari 2012.

3. Als een vissersvaartuig zich in de wateren van een andere lidstaat bevindt, stelt de vlaggenlidstaat de gegevens van het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen betreffende dat vaartuig ter beschikking door ze automatisch door te sturen naar het visserijcontrolecentrum van de kustlidstaten. De gegevens van het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen worden, op verzoek, ook ter beschikking gesteld van de lidstaat in een van de havens waarvan het vissersvaartuig wellicht zijn vangsten zal aanlanden of in de wateren waarvan het vissersvaartuig wellicht zijn visserijactiviteiten zal voortzetten.

4. Als een communautair vissersvaartuig actief is in de wateren van een derde land of in gebieden op volle zee waar de visbestanden door een internationale organisatie worden beheerd en als de overeenkomst met dat derde land of de van toepassing zijnde bepalingen van die internationale organisatie daarin voorzien, worden die gegevens ook ter beschikking gesteld van dat land of die organisatie.

5. De lidstaten stellen gedetailleerde en geaggregeerde gegevens ter beschikking van de in artikel 2, onder i), van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad [33] bedoelde eindgebruikers om de wetenschappelijke analyse daarvan te ondersteunen overeenkomstig artikel 18 van die verordening.

6. Communautaire vaartuigen met een lengte over alles tot 15 meter kunnen van de verplichting om met een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen te worden uitgerust, worden vrijgesteld als zij:

a) uitsluitend actief zijn in de territoriale zeeën van de vlaggenlidstaat of

b) nooit meer dan 24 uur op zee blijven tussen het tijdstip van vertrek uit en het tijdstip van terugkeer naar de haven.

7. Vissersvaartuigen van derde landen die in de communautaire wateren actief zijn, hebben, net als communautaire vissersvaartuigen, een volledig functionerend toestel aan boord waarmee zij automatisch door het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen kunnen worden gelokaliseerd en geïdentificeerd aan de hand van periodiek doorgestuurde positiegegevens.

8. De lidstaten richten visserijcontrolecentra op die toezicht houden op de visserijactiviteiten en –inspanningen, en runnen die. De visserijcontrolecentra van een lidstaat houden toezicht op de vissersvaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, ongeacht de wateren of de haven waarin zij zich bevinden, alsmede op de zich in de wateren onder zijn soevereiniteit of jurisdictie bevindende communautaire vissersvaartuigen die de vlag van een andere lidstaat voeren en op de zich in de wateren onder zijn soevereiniteit of jurisdictie bevindende vissersvaartuigen van derde landen waarvoor een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen wordt toegepast.

9. Elke vlaggenlidstaat wijst de autoriteiten aan die bevoegd zijn voor de visserijcontrolecentra en neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zijn visserijcontrolecentra beschikken over voldoende vakbekwaam personeel en over computerapparatuur en -programmatuur waarmee gegevens automatisch kunnen worden verwerkt en elektronisch worden doorgestuurd. De lidstaten zorgen voorts voor een back-upsysteem en herstelprocedures in geval van systeemstoring. Zij kunnen gemeenschappelijke visserijcontrolecentra exploiteren.

10. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

Artikel 10

Automatisch identificatiesysteem

1. Een vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 15 meter wordt uitgerust met een automatisch identificatiesysteem dat beantwoordt aan de prestatienormen van de Internationale Maritieme Organisatie overeenkomstig hoofdstuk V, voorschrift 19, sectie 2.4.5 van het Solas-verdrag van 1974 in zijn meest recente versie, en zorgt ervoor dat het systeem operationeel blijft.

2. De lidstaten gebruiken de gegevens van het automatisch identificatiesysteem om kruiscontroles met andere beschikbare gegevens te verrichten overeenkomstig de artikelen 102 en 103. Met het oog hierop zorgen de lidstaten ervoor dat de gegevens van het automatisch identificatiesysteem met betrekking tot vissersvaartuigen die hun vlag voeren, beschikbaar zijn voor hun nationale visserijcontroleautoriteiten. De lidstaten zien erop toe dat de juistheid van die gegevens regelmatig wordt gecontroleerd en grijpen onmiddellijk in als een onjuistheid wordt geconstateerd.

Artikel 11

Vaartuigdetectiesysteem

1. De lidstaten gebruiken een vaartuigdetectiesysteem waarmee zij de posities afkomstig van via teledetectie verkregen beelden die per satelliet of een ander equivalent systeem naar de aarde zijn verstuurd, kunnen vergelijken met de data afkomstig van het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen of het automatisch identificatiesysteem, met de bedoeling een inschatting te maken van de aanwezigheid van vissersvaartuigen in het gebied. De lidstaten zien erop toe dat hun visserijcontrolecentra technisch in staat zijn een vaartuigdetectiesysteem te gebruiken.

2. De Commissie kan een lidstaat verzoeken een vaartuigdetectiesysteem te gebruiken voor een bepaalde visserijtak en gedurende een bepaalde periode.

Artikel 12

Doorsturen van gegevens voor bewakingsactiviteiten

Gegevens van het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen, het automatisch identificatiesysteem en het vaartuigdetectiesysteem die in het kader van deze verordening worden verzameld, kunnen aan de agentschappen van de Commissie en andere overheidsdiensten van de lidstaten die bij bewakingsactiviteiten betrokken zijn, worden doorgestuurd met het oog op de veiligheid en beveiliging op zee, de grenscontrole, de bescherming van het mariene milieu en de algemene rechtshandhaving.

Artikel 13

Nieuwe technologieën

1. De Raad kan op grond van artikel 37 van het Verdrag besluiten dat gebruik moet worden gemaakt van elektronische toezichtapparatuur en van traceerinstrumenten, zoals genetische analyse. Om de toe te passen technologie te beoordelen voeren de lidstaten, in samenwerking met de Commissie of de door haar aangewezen instantie, vóór 1 juni 2013 proefprojecten uit met betrekking tot traceerinstrumenten, zoals genetische analyse.

2. De Raad neemt op grond van artikel 37 van het Verdrag een besluit betreffende de invoering van andere nieuwe visserijcontroletechnologieën, voor zover die tot een betere naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid leiden en kostenefficiënt zijn.

TITEL IV

TOEZICHT OP DE VISSERIJ

Hoofdstuk I

Toezicht op het gebruik van de vangstmogelijkheden

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 14

Logboek

1. Onverminderd bijzondere voorschriften houden kapiteins van communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 10 meter een logboek van hun activiteiten bij, waarin zij met name alle hoeveelheden van meer dan 15 kg, uitgedrukt in levend gewicht, van elke gevangen en aan boord gehouden soort vermelden, en, met betrekking tot die vangsten, de datum en het betrokken geografische gebied, via een verwijzing naar het deelgebied en de sector of subsector of, indien van toepassing, naar het statistisch vak waarin op grond van de communautaire regelgeving vangstbeperkingen gelden, alsmede het gebruikte vistuig. Voorts wordt in het logboek vermeld hoeveel vis van elke soort in zee is teruggegooid. De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de in het logboek vermelde gegevens.

2. Voor visserijtakken waarvoor een visserijinspanningsregeling geldt, registreren en boeken de kapiteins van communautaire vissersvaartuigen in hun logboek de in een gebied doorgebrachte tijd als volgt:

a) met betrekking tot gesleept vistuig:

i) het binnenvaren en verlaten van de haven,

ii) het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden,

iii) de aan boord gehouden vangst, naar soort in kilogram levend gewicht, op het tijdstip waarop het vaartuig dat gebied uitvaart of een haven in dat gebied binnenvaart;

b) met betrekking tot staand vistuig:

i) het binnenvaren en verlaten van de haven,

ii) het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden,

iii) de datum en het tijdstip waarop het staande vistuig in die gebieden wordt uitgezet of opnieuw wordt uitgezet,

iv) de datum en het tijdstip waarop de visserij met het staande vistuig wordt beëindigd,

v) de aan boord gehouden vangst, naar soort in kilogram levend gewicht, op het tijdstip waarop het vaartuig dat gebied uitvaart of een haven in dat gebied binnenvaart.

3. Voor de in het logboek vermelde ramingen van de in kilogram uitgedrukte hoeveelheden aan boord gehouden vis geldt een tolerantiemarge van 5%.

4. Voor de omrekening van opgeslagen of verwerkt visgewicht naar levend visgewicht passen de kapiteins van de communautaire vissersvaartuigen de omrekeningsfactor toe die volgens de in artikel 111 bedoelde procedure wordt vastgesteld.

5. Kapiteins van vissersvaartuigen van derde landen die in communautaire wateren actief zijn, registreren de in dit artikel bedoelde gegevens op dezelfde wijze als kapiteins van communautaire vissersvaartuigen.

6. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

Artikel 15

Elektronische registratie en verzending van de logboekgegevens

1. De kapitein van een communautair vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 10 meter registreert de logboekgegevens over de visserij elektronisch en stuurt die gegevens minstens eenmaal per dag elektronisch door naar de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat.

2. Lid 1 geldt met ingang van 1 juli 2011 voor communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter, maar niet meer dan 24 meter en met ingang van 1 januari 2012 voor communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 10 meter, maar niet meer dan 15 meter. Communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van niet meer dan 15 meter kunnen van lid 1 worden vrijgesteld als zij:

a) uitsluitend actief zijn in de territoriale zeeën van de vlaggenlidstaat, of

b) nooit meer dan 24 uur op zee blijven tussen het tijdstip van vertrek uit de haven en het tijdstip van terugkeer naar de haven.

Artikel 16

Vaartuigen die zijn vrijgesteld van de voorschriften voor het bijhouden van een logboek

1. Elke lidstaat houdt steekproefsgewijs toezicht op de activiteiten van de vissersvaartuigen die zijn vrijgesteld van de in artikel 14 vastgestelde verplichtingen, ten einde erop toe te zien dat die vaartuigen de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid naleven.

2. Daartoe stelt elke lidstaat volgens een methode die de Commissie overeenkomstig de in artikel 111 bedoelde procedure vaststelt, een steekproefplan op, dat hij elk jaar vóór 31 januari aan de Commissie toestuurt, met vermelding van de methoden die voor de opstelling van dat plan zijn gebruikt. De steekproefplannen blijven voor zover mogelijk stabiel in de tijd en zijn binnen de regio's gestandaardiseerd.

Artikel 17

Voorafgaande kennisgeving

1. Onverminderd specifieke bepalingen in de meerjarenplannen stelt de kapitein van een communautair vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan hij de haven of de aanlandingsvoorzieningen wenst te gebruiken, ten minste vier uur vóór het geraamde tijdstip van aankomst in de haven, behalve als de bevoegde autoriteiten toestemming hebben gegeven om vroeger binnen te varen, in kennis van de volgende gegevens:

a) de identificatie van het vaartuig;

b) de naam van de aangewezen haven van bestemming en het beoogde doel van het aanmeren, bijv. aanlanding, overlading of toegang tot diensten;

c) de vismachtiging of, in voorkomend geval, de machtiging om visserijacties te ondersteunen of visserijproducten over te laden;

d) de datums van de visreis en de gebieden waarin is gevangen;

e) de datum en het tijdstip waarop de haven vermoedelijk wordt aangedaan;

f) de hoeveelheden van elke aan boord gehouden soort, met inbegrip van nulaangiften;

g) de hoeveelheden van elke soort die zullen worden aangeland of overgeladen.

2. Een kapitein van een communautair vissersvaartuig, of zijn vertegenwoordiger, die de logboekgegevens elektronisch registreert overeenkomstig artikel 15, stuurt de in lid 1 bedoelde voorafgaande kennisgeving elektronisch naar de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat. De in artikel 14 bedoelde logboekgegevens en de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorafgaande kennisgeving mogen in één keer worden doorgestuurd als daarbij alle gegevens worden doorgeseind die voor elk van beide vereist zijn.

3. Wanneer een communautair vissersvaartuig een haven in een andere lidstaat dan de vlaggenlidstaat wil binnenvaren en elektronisch een in lid 1 bedoelde voorafgaande kennisgeving heeft verstuurd, geven de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat de in lid 1 bedoelde voorafgaande kennisgeving na ontvangst onmiddellijk elektronisch door aan de bevoegde autoriteiten van de kustlidstaat.

4. Volgens de in artikel 111 bedoelde procedure kan de Commissie bepaalde categorieën vissersvaartuigen voor een beperkte periode, die verlengbaar is, vrijstellen van de in lid 1 vastgestelde verplichting of kan zij een andere kennisgevingstermijn vaststellen met inachtneming van onder meer de soort visserijproducten, de afstand tussen de visgronden, de aanlandingsplaatsen en de havens waar de betrokken vaartuigen zijn geregistreerd.

Artikel 18

Overladingen

Het is in de communautaire wateren verboden op zee over te laden. Er mag alleen worden overgeladen, met een machtiging, in daartoe aangewezen havens van de lidstaten en voor zover dit overeenkomstig deze verordening gebeurt.

Artikel 19

Aangifte van overlading

1. De kapiteins, of hun vertegenwoordigers, van zowel het overladende als het ontvangende vaartuig dienen zo spoedig mogelijk en uiterlijk 24 uur na de overlading een aangifte van overlading in bij:

a) de vlaggenlidstaat, en

b) als de overlading in een haven van een andere lidstaat heeft plaatsgevonden, de bevoegde autoriteiten van de betrokken havenlidstaat.

2. Indien mogelijk wordt de aangifte van overlading elektronisch ingediend. Als de aangifte elektronisch wordt ingediend, hoeft dit alleen te gebeuren bij de vlaggenlidstaat, zelfs als de overlading plaatsvindt in een haven van een andere lidstaat. De vlaggenlidstaat stuurt de aangiften van overlading na ontvangst onmiddellijk door naar de betrokken havenlidstaat.

3. Op de aangifte van overlading wordt de overgeladen hoeveelheid visserijproducten per soort vermeld, alsmede de datum en de plaats van elke vangst, de naam van de betrokken vaartuigen en de havens van overlading en van bestemming. De kapiteins van de twee betrokken vaartuigen zijn verantwoordelijk voor de juistheid van de aangiften.

4. Volgens de in artikel 111 bedoelde procedure kan de Commissie bepaalde categorieën vissersvaartuigen voor een beperkte en verlengbare periode vrijstellen van de in lid 1 vastgestelde verplichting of kan zij een andere kennisgevingstermijn vaststellen met inachtneming van onder meer de soort visserijproducten, de afstand tussen de visgronden, de aanlandingsplaatsen en de havens waar de betrokken vaartuigen zijn geregistreerd.

5. De procedures en formulieren voor de overlading worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

Artikel 20

Machtiging om aan te landen en over te laden

1. De communautaire vissersvaartuigen mogen alleen worden gemachtigd om aan te landen of over te laden als de in artikel 17 bedoelde gegevens volledig zijn.

2. Met het aanlanden mag pas worden begonnen nadat de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat daartoe machtiging hebben verleend.

3. De machtiging om met het aanlanden of overladen in een haven te beginnen wordt pas verleend nadat is nagegaan of de overeenkomstig lid 1 ingediende gegevens volledig zijn en nadat, zo nodig, een inspectie is verricht.

4. Als de bevoegde autoriteiten een machtiging tot aanlanden verlenen, kennen zij een uniek aanlandingsnummer (UAN) voor de aanlanding toe en stellen zij de kapitein van het vaartuig daarvan in kennis. Als het aanlanden wordt onderbroken, kan daarmee pas opnieuw worden begonnen nadat daarvoor toestemming is verleend.

Artikel 21

Aangifte van aanlanding

1. De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de aangifte van aanlanding, waarop ten minste de aangelande hoeveelheden van elke soort worden vermeld die overeenkomstig artikel 14 in het logboek zijn geregistreerd, alsmede het vangstgebied en de vangstdatum.

2. Onverminderd specifieke bepalingen in de meerjarenplannen stuurt de kapitein van een communautair vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 10 meter, of zijn vertegenwoordiger, binnen twee uur na het beëindigen van de aanlanding elektronisch een aangifte van aanlanding door naar de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat.

3. Wanneer een communautair vissersvaartuig zijn vangst in een andere lidstaat dan de vlaggenlidstaat aanlandt, geven de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat de gegevens uit de aangifte van aanlanding na ontvangst onmiddellijk elektronisch door aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de vangst werd aangeland.

4. Lid 2 geldt met ingang van 1 juli 2011 voor communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter, maar niet meer dan 24 meter en met ingang van 1 januari 2012 voor communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 10 meter, maar niet meer dan 15 meter. Communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van niet meer dan 15 meter kunnen van de toepassing van lid 2 worden vrijgesteld als zij:

a) uitsluitend actief zijn in de territoriale zeeën van de vlaggenlidstaat, of

b) nooit meer dan 24 uur op zee blijven tussen het tijdstip van vertrek uit de haven en het tijdstip van terugkeer naar de haven.

5. Voor vaartuigen die van de in lid 2 vastgestelde verplichting zijn vrijgesteld, registreert de kapitein, of zijn vertegenwoordiger, de gegevens bij de aanlanding en stuurt hij zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 24 uur na de aanlanding een aangifte van aanlanding naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de aanlanding heeft plaatsgevonden.

6. De procedures en formulieren voor de aanlanding worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

Artikel 22

Vaartuigen die zijn vrijgesteld van de verplichtingen inzake de aangifte van aanlanding

1. Elke lidstaat houdt steekproefsgewijs toezicht op de activiteiten van de vissersvaartuigen die zijn vrijgesteld van de in artikel 21, leden 1 en 2, vastgestelde verplichtingen inzake de aangifte van aanlanding, ten einde erop toe te zien dat die vaartuigen de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid naleven.

2. Daartoe stelt elke lidstaat volgens een methode die de Commissie overeenkomstig de in artikel 111 bedoelde procedure vaststelt, een steekproefplan op, dat hij elk jaar vóór 31 januari aan de Commissie toestuurt, met vermelding van de methoden die voor de opstelling van dat plan zijn gebruikt. De steekproefplannen blijven voor zover mogelijk stabiel in de tijd en zijn binnen de regio's gestandaardiseerd.

Afdeling 2

Registratie en uitwisseling van gegevens door de lidstaten

Artikel 23

Registratie van de vangsten en de visserijinspanning

1. Elke lidstaat registreert alle relevante gegevens over de in dit hoofdstuk bedoelde vangstmogelijkheden, uitgedrukt zowel in vangsten als in visserijinspanning, en bewaart de originelen van die gegevens gedurende drie jaar, of langer als dat op grond van nationale bepalingen vereist is.

2. Vóór de 15de van elke maand meldt elke lidstaat de Commissie of de door haar aangewezen instantie per computer alle in lid 1 bedoelde bijgewerkte gegevens die in de voorgaande maand zijn geregistreerd.

3. Alle hoeveelheden die door communautaire vissersvaartuigen worden gevangen uit een bestand of groep bestanden waarvoor quota gelden, worden ongeacht de plaats van aanlanding in mindering gebracht op het quotum waarover de vlaggenlidstaat voor dat bestand of die groep bestanden beschikt.

Artikel 24

Uitwisseling van gegevens

1. Onverminderd artikel 23 sturen de lidstaten van aanlanding, op verzoek van een andere lidstaat, elektronisch gegevens door over de aanlandingen, de verkopen, de overladingen of het vervoer van visserijproducten die in zijn havens of in wateren die onder zijn soevereiniteit of jurisdictie vallen, zijn verricht door vissersvaartuigen die de vlag van de verzoekende lidstaat voeren.

2. Deze gegevens bestaan minstens uit de naam en de externe kentekens van het betrokken vaartuig, de door dit vaartuig aangelande, verkochte of overgeladen hoeveelheden vis per bestand of groep bestanden, alsmede de datum en de plaats van aanlanding, verkoop, overlading of vervoer. Deze gegevens worden meegedeeld binnen vier werkdagen na de datum van het verzoek van de lidstaat, tenzij tussen de betrokken lidstaten anders wordt overeengekomen.

3. De lidstaat waar de aanlanding, de verkoop, de overlading of het vervoer heeft plaatsgevonden, stuurt deze gegevens op het ogenblik waarop hij ze aan de vlaggenlidstaat van het vaartuig meedeelt, ook elektronisch aan de Commissie door als die daarom verzoekt.

Artikel 25

Gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden

1. Een lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis zodra hij constateert dat:

a) de door vissersvaartuigen die zijn vlag voeren gemaakte vangsten uit een bestand of groep bestanden waarvoor een quotum geldt, worden geacht 80% van dat quotum te hebben opgebruikt, of

b) 80% van het voor een vangstgebied vastgestelde maximale visserijinspanningsniveau dat geldt voor alle vissersvaartuigen die zijn vlag voeren of voor een deel daarvan, wordt geacht te zijn bereikt.

2. Als deze situatie zich voordoet, verstrekt hij de Commissie, op haar verzoek, gedetailleerder en meer frequente gegevens dan bepaald in artikel 23.

Afdeling 3

Sluiting van de visserij

Artikel 26

Sluiting van de visserij door de lidstaten

1. Elke lidstaat stelt de datum vast waarop:

a) de door vissersvaartuigen die zijn vlag voeren gemaakte vangsten uit een bestand of groep bestanden waarvoor een quotum geldt, worden geacht dat quotum te hebben opgebruikt;

b) het voor een vangstgebied vastgestelde maximale visserijinspanningsniveau dat geldt voor alle vissersvaartuigen die zijn vlag voeren of voor een deel daarvan, wordt geacht te zijn bereikt.

2. De betrokken lidstaat verbiedt, met ingang van de in lid 1 bedoelde datum, dat vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, op dit bestand of deze groep bestanden vissen en vis die na deze datum gevangen is, aan boord houden, overladen of aanlanden, en bepaalt tot welke datum overladingen en aanlandingen mogen plaatsvinden en de laatste vangstaangiften mogen worden ingediend.

3. De betrokken lidstaat maakt het in lid 2 bedoelde besluit bekend en deelt het onmiddellijk aan de Commissie en de overige lidstaten mee. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (reeks C). Vanaf de datum waarop de betrokken lidstaat zijn besluit heeft bekendgemaakt, zien de lidstaten erop toe dat vissersvaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaat voeren, in hun wateren en op hun grondgebied de betrokken vis niet aan boord houden, aanlanden, kooien of overladen.

4. De Commissie houdt de kennisgevingen die zij op grond van dit artikel heeft ontvangen, elektronisch ter beschikking van de lidstaten.

Artikel 27

Sluiting van de visserij door de Commissie

1. Als de Commissie van mening is dat een lidstaat niet heeft voldaan aan de verplichting om de maandelijkse gegevens over de vangstmogelijkheden mee te delen overeenkomstig artikel 23, lid 2, kan zij de datum vaststellen waarop 80% van de vangstmogelijkheden van die lidstaat wordt geacht te zijn opgebruikt en kan zij de vermoedelijke datum vaststellen waarop de vangstmogelijkheden zullen worden geacht volledig te zijn opgebruikt.

2. Als de Commissie op basis van de krachtens artikel 26 verstrekte gegevens of naar eigen inzicht van oordeel is dat ervan moet worden uitgegaan dat de voor de Gemeenschap of een lidstaat beschikbare vangstmogelijkheden zijn opgebruikt, stelt zij de betrokken lidstaten daarvan in kennis en verbiedt zij de visserijactiviteiten voor het gebied, het vistuig, het bestand, de groep bestanden of de vloot die bij die specifieke visserijactiviteiten zijn betrokken.

Artikel 28

Corrigerende maatregelen

1. Als de Commissie de visserij heeft laten beëindigen omdat de vangstmogelijkheden waarover een lidstaat, een groep lidstaten of de Gemeenschap beschikt, zouden zijn opgebruikt, en duidelijk wordt dat een lidstaat zijn vangstmogelijkheden in feite niet volledig heeft opgebruikt, zijn de onderstaande leden van toepassing.

2. Als het nadeel dat de lidstaat die een vangstverbod heeft gekregen voordat zijn vangstmogelijkheden volledig waren opgebruikt, heeft geleden, niet is opgeheven, worden volgens de in artikel 111 bedoelde procedure maatregelen genomen om de berokkende schade op passende wijze te compenseren. Deze maatregelen kunnen inhouden dat op de vangstmogelijkheden van een lidstaat die zich aan overbevissing heeft schuldig gemaakt, een korting wordt toegepast, waarna de betrokken hoeveelheden op passende wijze worden toegewezen aan de lidstaten waarvan de visserijactiviteiten werden stilgelegd voordat hun vangstmogelijkheden volledig waren opgebruikt.

3. Bij de kortingen en de daaropvolgende toewijzingen wordt bij voorrang rekening gehouden met de soorten en de zones waarvoor de vangstmogelijkheden waren vastgesteld. Deze kortingen en toewijzingen kunnen plaatsvinden in het jaar waarin het nadeel is ontstaan of in de loop van het daaropvolgende jaar of de daaropvolgende jaren.

4. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel, met name betreffende de vaststelling van de betrokken hoeveelheden, worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

Hoofdstuk II

Toezicht op het vlootbeheer

Afdeling 1

Vangstcapaciteit

Artikel 29

Vangstcapaciteit

1. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het verrichten van de controles die nodig zijn om te garanderen dat de totale capaciteit die overeenstemt met de door een lidstaat afgegeven visvergunningen, uitgedrukt in BT en in kW, op geen enkel ogenblik de maximumcapaciteit overschrijdt die voor die lidstaat is vastgesteld overeenkomstig:

a) artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad,

b) Verordening (EG) nr. 639/2004 van de Raad van 30 maart 2004 [34],

c) Verordening (EG) nr. 1438/2003 van de Commissie van 12 augustus 2003 [35],

d) Verordening (EG) nr. 2104/2004 van de Commissie van 9 december 2004 [36].

2. Volgens de in artikel 111 bedoelde procedure kunnen uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden vastgesteld, met name wat betreft:

a) de registratie van vissersvaartuigen;

b) de controle op het vermogen van de vissersvaartuigen;

c) de controle op de tonnage van de vissersvaartuigen;

d) de controle op het soort vistuig, het aantal vistuigen en de kenmerken ervan.

3. De lidstaten stellen de Commissie in het in artikel 110 bedoelde verslag in kennis van de toegepaste controlemethoden, alsmede van de naam en het adres van de instanties die verantwoordelijk zijn voor het verrichten van de in lid 2 bedoelde controles.

Afdeling 2

Motorvermogen

Artikel 30

Toezicht op het motorvermogen

1. Er mag alleen worden gevist met vissersvaartuigen waarvan het motorvermogen niet groter is dan het vermogen dat op het motorcertificaat is vermeld.

2. Het is verboden een motor te manipuleren om het vermogen ervan zodanig op te drijven dat het groter wordt dan het op het motorcertificaat vermelde maximumvermogen.

3. Het is verboden nieuwe motoren of vervangingsmotoren te gebruiken die niet officieel door de betrokken lidstaat zijn goedgekeurd.

4. De lidstaten zien erop toe dat het gecertificeerde motorvermogen niet wordt overschreden. Zij stellen de Commissie in het in artikel 110 bedoelde verslag in kennis van de controlemaatregelen die zij hebben genomen om erop toe te zien dat het motorvermogen niet wordt overschreden.

Artikel 31

Certificering van het motorvermogen

1. Voor nieuwe motoren, vervangingsmotoren en technisch gewijzigde motoren verstrekken de autoriteiten van de lidstaten een officiële goedkeuring waaruit blijkt dat die motoren geen groter vermogen kunnen ontwikkelen dan het vermogen dat op het motorcertificaat is vermeld. Een dergelijke goedkeuring wordt uitsluitend verstrekt als de motor niet in staat is meer dan het vermelde vermogen te ontwikkelen.

2. De autoriteiten van de lidstaten mogen de certificering van het motorvermogen uitbesteden aan classificatiebureaus, motorfabrikanten of andere marktdeelnemers die over de nodige expertise beschikken om het motorvermogen technisch te beoordelen. Deze classificatiebureaus, fabrikanten of andere marktdeelnemers mogen alleen certificeren dat de motoren het officieel vermelde vermogen niet kunnen overschrijden als het onmogelijk is de prestatie van de motor tot boven het gecertificeerde vermogen op te drijven.

Artikel 32

Kruiscontrole met betrekking tot het motorvermogen

1. De lidstaten verrichten kruiscontroles om na te gaan of het motorvermogen strookt met alle gegevens over de technische kenmerken van het vaartuig waarover de administratie beschikt. Met name verifiëren zij de gegevens die zijn opgenomen in:

a) de bescheiden van het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen;

b) het logboek;

c) het EIAPP-certificaat (Engine International Air Pollution Prevention) dat voor de motor is afgegeven overeenkomstig bijlage VI bij het MARPOL-verdrag van 73/78;

d) de klassecertificaten, afgegeven door een met de inspectie en controle van schepen belaste erkende organisatie in de zin van Richtlijn 94/57/EG;

e) het certificaat van tests op zee;

f) het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot;

g) elk ander document dat relevante gegevens bevat over het vermogen van het vaartuig of over daarmee samenhangende technische kenmerken.

2. Als er aanwijzingen zijn dat het motorvermogen van een vissersvaartuig groter is dan het op de visvergunning van dat vaartuig vermelde vermogen, voeren de lidstaten een fysieke controle uit van het motorvermogen.

Hoofdstuk III

Toezicht op meerjarenplannen

Artikel 33

Overladingen in de haven

Communautaire vissersvaartuigen die visserijactiviteiten verrichten in visserijtakken waarvoor een meerjarenplan geldt, brengen hun vangsten niet aan boord van een ander vaartuig of voertuig tenzij zij die eerst hebben aangeland om te worden gewogen in een visafslag of een andere door de lidstaten gemachtigde inrichting.

Artikel 34

Aangewezen havens

1. Als de Raad voor een bepaalde soort een meerjarenplan vaststelt, kan hij voor die soort een drempelhoeveelheid, uitgedrukt in levend gewicht, vaststellen bij overschrijding waarvan een vaartuig zijn vangsten in een aangewezen haven moet aanlanden.

2. Als meer dan de in lid 1 bedoelde drempelhoeveelheid vis moet worden aangeland, ziet de kapitein van een communautair vissersvaartuig erop toe dat die aanlanding uitsluitend plaatsvindt in een aangewezen haven in de Gemeenschap. Als het meerjarenplan wordt toegepast in het kader van een regionale organisatie voor visserijbeheer, mogen de aanlandingen plaatsvinden in een haven van een verdrag- of overeenkomstsluitende partij bij die organisatie.

3. Elke lidstaat wijst de havens aan waarin de in lid 2 bedoelde aanlandingen moeten plaatsvinden.

4. Een haven kan slechts worden aangewezen als de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a) de uren van aanlanding zijn beperkt;

b) de plaatsen van aanlanding zijn beperkt;

c) tijdens de uren van aanlanding worden op alle plaatsen van aanlanding inspecties verricht;

d) de gemiddelde aangelande hoeveelheid, in gewicht, van onder een meerjarenplan vallende soorten bedraagt minstens 5% van de totale hoeveelheden die in die haven worden aangeland. De referentieperiode om dat gemiddelde te berekenen zijn de drie onmiddellijk voorafgaande jaren.

Artikel 35

Gescheiden opslag van herstelsoorten

1. Communautaire vissersvaartuigen mogen geen bakken aan boord hebben waarin hoeveelheden onder een meerjarenplan vallende soorten met andere visserijproducten zijn vermengd.

2. De bakken met soorten waarvoor een meerjarenplan geldt, worden op passende wijze gemerkt met een etiket waarop de FAO-code van die onder een meerjarenplan vallende soort wordt vermeld, en worden zo in het ruim opgeslagen dat ze van de andere bakken gescheiden zijn.

Artikel 36

Nationale controleactieprogramma’s

1. De lidstaten stellen voor elk meerjarenplan een nationaal controleactieprogramma vast.

2. De lidstaten stellen specifieke ijkpunten voor de inspectie vast overeenkomstig bijlage I. Deze ijkpunten worden periodiek herzien na analyse van de bereikte resultaten. De ijkpunten voor de inspectie worden voortdurend aangepast totdat de in bijlage I omschreven streefijkpunten worden bereikt.

Hoofdstuk IV

Toezicht op technische maatregelen

Afdeling 1

Gebruik van het vistuig

Artikel 37

Vistuig

1. Elk vistuig dat in een bepaalde visserijtak wordt gebruikt, voldoet aan de technische specificaties die in de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid voor die visserijtak zijn vastgesteld.

2. Als het gaat om visserijtakken waarvoor zich meer dan twee soorten vistuig aan boord mogen bevinden, wordt het vistuig dat niet wordt gebruikt, zo geborgen dat het niet onmiddellijk kan worden gebruikt, dat wil zeggen dat:

a) de netten, de gewichten en soortgelijk tuig zijn losgemaakt van hun trawlborden en van hun trek- of sleepkabels en –touwen;

b) netten die zich op of boven het dek bevinden, stevig zijn vastgemaakt en

c) beuglijnen op lagere dekken zijn geborgen.

Artikel 38

Samenstelling van de vangst

1. Als voor vangsten die aan boord van een communautair vissersvaartuig worden gehouden, gedurende eenzelfde visreis netten met verschillende minimummaaswijdtes zijn gebruikt, wordt de samenstelling naar soort berekend voor elk van de onder de verschillende omstandigheden gevangen gedeelten van de vangst. Daartoe worden alle maaswijdteveranderingen en de samenstelling van de zich op het ogenblik van die veranderingen aan boord bevindende vangst opgetekend in het logboek en op de aangifte van aanlanding.

3. In specifieke gevallen kunnen volgens de in artikel 111 bedoelde procedure uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot het aan boord hebben van een opslagschema van de verwerkte producten waarin per soort wordt aangegeven waar die zich in het ruim bevinden.

AFDELING 2

Toezicht op beschermde mariene gebieden

Artikel 39

Satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen

1. Als een beschermd marien gebied is afgebakend, worden de punten die de geografische veelhoek afbakenen en de overeenkomstige loxodromen en vaartuigposities gemeten overeenkomstig de geldende normen.

2. Op de visserijactiviteiten van de communautaire vissersvaartuigen in visserijzones waar een beschermd marien gebied is afgebakend, wordt toezicht gehouden door het visserijcontrolecentrum van de kuststaat, dat beschikt over een systeem om te detecteren en te registreren wanneer vaartuigen het beschermde mariene gebied binnenvaren, erdoor varen en het weer uitvaren.

3. Het visserijcontrolecentrum van de kuststaat beschikt over een alarmsysteem dat automatisch vaartuigen detecteert die het beschermde mariene gebied binnenvaren. Dit alarmsysteem bevindt zich ook aan boord van het vaartuig, waar het tot doel heeft de kapitein van het vaartuig te waarschuwen als hij op het punt staat het beschermde mariene gebied binnen te varen.

4. De lidstaten zetten een alarmsysteem op dat reageert wanneer een vaartuig de voor de controle ingestelde veiligheidszones rond te beschermen gebieden binnenvaart.

5. In afwijking van artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 worden de gegevens ten minste eens om de 15 minuten doorgestuurd als een vaartuig de voor de controle ingestelde veiligheidszone binnenvaart en worden zij in real time doorgestuurd als het vaartuig een beschermd marien gebied binnenvaart.

Artikel 40

Doorvaart door een beschermd marien gebied

1. Vissersvaartuigen mogen door een beschermd marien gebied varen op voorwaarde dat:

a) alle zich aan boord bevindend vistuig tijdens de doorvaart is vastgemaakt en geborgen, en

b) de snelheid tijdens het doorvaren niet minder dan 6 knopen bedraagt.

2. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen die van plan zijn door een beschermd marien gebied te varen, delen aan de autoriteiten van de vlaggenlidstaat en aan de kustlidstaat de volgende gegevens mee in een verslag over de doorvaart:

a) de naam, de externe kentekens en de radioroepnaam van het vaartuig en de naam van de kapitein van het vaartuig;

b) de coördinaten van de geografische locatie van het vaartuig waarop de mededeling betrekking heeft;

c) de datum en het tijdstip van het binnenvaren van het beschermde mariene gebied, en

d) de datum en het tijdstip van het uitvaren uit het beschermde mariene gebied.

Afdeling 3

Toezicht op de vermindering van de teruggooi

Artikel 41

Registratie van de teruggooi

1. De kapitein van een vissersvaartuig registreert alle teruggegooide hoeveelheden van meer dan 15 kg volume-equivalent levend gewicht en deelt deze gegevens onmiddellijk, zo mogelijk elektronisch, aan de bevoegde autoriteiten mee.

2. De lidstaten stellen een speciale regeling op om toezicht te houden op vissersvaartuigen die hun vlag voeren en waarvan de vismachtiging is afgegeven in het kader van een regeling voor geleidelijke vermindering van de teruggooi.

Artikel 42

Logboekcontroles

Voor vaartuigen die met een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen zijn uitgerust, gaan de lidstaten systematisch, aan de hand van gegevens van dat volgsysteem of van, indien beschikbaar, gegevens van waarnemers, na of de in het visserijcontrolecentrum ontvangen gegevens stroken met de activiteiten die in het logboek zijn geregistreerd. Deze kruiscontroles worden in een voor computers leesbaar formaat geregistreerd en gedurende drie jaar bewaard.

Afdeling 4

Realtimesluiting van visserijtakken

Artikel 43

Algemene bepalingen

1. Als een bijvangstdrempel is bereikt, wordt het betrokken gebied overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling tijdelijk voor de visserij gesloten. Een dergelijke realtimesluiting wordt vastgesteld voor een precies afgebakende periode van hoogstens 10 dagen.

2. De bijvangstdrempel wordt berekend als percentage van het levend gewicht van elke soort ten opzichte van de totale vangst per trek, of, als het doel van de realtimesluiting de bescherming van jonge exemplaren van een bepaalde soort is, als percentage van het aantal jonge exemplaren van een bepaalde soort ten opzichte van het totale aantal specimina van die specifieke soort in die trek.

Artikel 44

Realtimesluiting door de lidstaten

1. Als een visserijbeschermingsvaartuig van de kustlidstaat of een visserijbeschermingsvaartuig dat deelneemt aan een gezamenlijke actie in het kader van een gezamenlijk inzetplan, constateert dat een bijvangstdrempel is bereikt, stelt dit vaartuig de bevoegde autoriteiten van de kustlidstaat daarvan onmiddellijk in kennis.

2. Als de hoeveelheid bijvangst de bijvangstdrempel bij om het even welke trek overschrijdt, begint het vissersvaartuig pas opnieuw te vissen nadat het het vangstgebied met minstens vijf zeemijl heeft verlegd ten opzichte van de positie van de vorige trek, en stelt het de bevoegde autoriteiten van de kustlidstaat daarvan onmiddellijk in kennis. Als ten minste drie vissersvaartuigen een vangstgebied hebben moeten verlaten omdat de bijvangstdrempel werd overschreden, gebruikt de kustlidstaat de van deze vaartuigen ontvangen gegevens om een realtimesluiting in te stellen.

3. Op basis van de overeenkomstig de leden 1 of 2 ontvangen gegevens stelt de kustlidstaat de realtimesluiting van het betrokken gebied in. Hij stelt de Commissie, alle lidstaten en de derde landen waarvan vaartuigen zijn gemachtigd om in het betrokken gebied actief te zijn, onmiddellijk ervan in kennis dat een realtimesluiting is ingesteld. In een dergelijk gebied zijn visserijactiviteiten verboden overeenkomstig het besluit tot instelling van de realtimesluiting.

Artikel 45

Realtimesluiting door de Commissie

1. Op basis van gegevens die de Commissie heeft ontvangen en waaruit blijkt dat een bijvangstdrempel is bereikt, kan de Commissie, als de kustlidstaat zelf geen sluiting heeft ingesteld, een gebied vaststellen dat tijdelijk wordt gesloten.

2. De Commissie stelt onmiddellijk alle lidstaten en de derde landen waarvan vaartuigen in het betrokken gebied actief zijn, van haar besluit in kennis en stelt onmiddellijk op haar officiële website een kaart ter beschikking met de coördinaten van het tijdelijk gesloten gebied, met vermelding van de duur van de sluiting en de voorwaarden die in dat specifieke gesloten gebied voor de visserij gelden.

Artikel 46

Heropening van een tijdelijk gesloten gebied

1. Na verloop van minstens 60 uur na de sluiting van het afgebakende gebied, verricht een beperkt aantal vaartuigen, die een wetenschappelijk waarnemer aan boord hebben, onder toezicht van de inspectiediensten van de kustlidstaat, testvisserijactiviteiten om het peil van de bijvangsten te verifiëren.

2. Als bij de in lid 1 bedoelde activiteiten niet meer dan 60% van de bijvangstdrempel wordt bereikt, heft de kustlidstaat de door hem ingestelde realtimesluitingen op. De kustlidstaat stelt de Commissie, alle betrokken lidstaten en de derde landen waarvan vaartuigen zijn gemachtigd om in de betrokken zone actief te zijn, ervan in kennis dat de realtimesluiting is opgeheven.

3. Als de realtimesluiting overeenkomstig artikel 45 door de Commissie is ingesteld, stelt de kustlidstaat de Commissie onmiddellijk in kennis van de resultaten van de in lid 1 bedoelde testvisserijactiviteiten. De Commissie heft, zo nodig na onderzoek van de gegevens door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij, de realtimesluiting op als bij de in lid 1 bedoelde activiteiten niet meer dan 60% van de bijvangstdrempel wordt bereikt. Zij stelt alle betrokken lidstaten en de derde landen waarvan vaartuigen zijn gemachtigd om in de betrokken zone actief te zijn, ervan in kennis dat de realtimesluiting is opgeheven.

Hoofdstuk V

Toezicht op de recreatievisserij

Artikel 47

Recreatievisserij

1. In de communautaire wateren mag de recreatievisserij op een bestand waarvoor een meerjarenplan geldt, slechts worden beoefend als de vlaggenlidstaat het betrokken vaartuig daartoe heeft gemachtigd.

2. De vlaggenlidstaat registreert de vangsten uit onder een meerjarenplan vallende bestanden die in het kader van de recreatievisserij worden gemaakt.

3. De in het kader van de recreatievisserij gemaakte vangsten van onder een meerjarenplan vallende soorten worden in mindering gebracht op het desbetreffende quotum van de vlaggenlidstaat. De betrokken lidstaten stellen het gedeelte van het quotum vast dat uitsluitend voor recreatievisserij mag worden gebruikt.

4. De in het kader van de recreatievisserij gemaakte vangsten mogen niet in de handel worden gebracht, behalve voor liefdadigheidsdoeleinden.

TITEL V

TOEZICHT OP DE AFZET

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 48

Beginselen voor het toezicht op de afzet

1. Elke lidstaat is verantwoordelijk voor het toezicht, op zijn grondgebied, op de toepassing van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid in alle stadia van de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, van de eerste verkoop tot de detailverkoop, met inbegrip van het vervoer.

2. Alle partijen visserij- en aquacultuurproducten zijn traceerbaar en de marktdeelnemers moeten in staat zijn de oorsprong en de bestemming van de partijen te identificeren, van de vangst of oogst tot de eindgebruiker.

3. Als voor een bepaalde soort een minimummaat is vastgesteld, zijn de marktdeelnemers die voor de verkoop, de opslag of het vervoer verantwoordelijk zijn, in staat de geografische oorsprong van de producten aan te tonen door te verwijzen naar het deelgebied en de sector of subsector of, indien van toepassing, naar het statistisch vak waarin op grond van de communautaire regelgeving vangstbeperkingen gelden.

4. De lidstaten zien erop toe dat alle gevangen of geoogste visserij- en aquacultuurproducten in partijen worden verdeeld.

Artikel 49

Gemeenschappelijke handelsnormen

1. De lidstaten zien erop toe dat de producten waarvoor gemeenschappelijke handelsnormen gelden, slechts te koop worden uitgestald, te koop worden aangeboden, worden verkocht of anderszins worden verhandeld als zij met die normen in overeenstemming zijn.

2. Producten die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 uit de markt worden genomen, moeten voldoen aan de gemeenschappelijke handelsnormen, vooral wat de versheidscategorie betreft.

3. Marktdeelnemers die verantwoordelijk zijn voor de verkoop, de opslag of het vervoer van partijen visserijproducten, moeten in staat zijn aan te tonen dat die producten in alle stadia met de handelsnormen in overeenstemming zijn.

Artikel 50

Traceerbaarheid

1. Onverminderd Verordening (EG) nr. 178/2002 [37] en hun nationale regelgeving zien de lidstaten erop toe dat hun marktdeelnemers systemen en procedures instellen waarmee de gegevens over de herkomst van de visserij- en aquacultuurproducten ter beschikking van de bevoegde autoriteit kunnen worden gesteld.

2. Voor alle partijen visserij- en aquacultuurproducten worden, met het oog op de tracering van hun herkomst, minstens de volgende gegevens verstrekt:

a) het identificatienummer van elke partij;

b) de commerciële en de wetenschappelijke naam van elke soort;

c) het levend gewicht in kilogram;

d) de datum van de vangst en/of de oogst;

e) de productie-eenheid (naam van de vissersvaartuigen, locatie van de aquacultuurinstallatie);

f) de naam en het adres van de leveranciers;

g) het vistuig.

3. Elke partij wordt gemerkt en/of geëtiketteerd volgens een specifiek systeem waarmee de in lid 2 bedoelde gegevens worden verstrekt.

Artikel 51

Informatieverstrekking aan de consument

De lidstaten zien erop toe dat de gegevens die zijn vastgesteld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2065/2001 van de Commissie van 22 oktober 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad met betrekking tot de informatieverstrekking aan de consument in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur, beschikbaar zijn in elk stadium van de afzet van de betrokken soort. Met het in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2065/2001 bedoelde vangstgebied wordt verwezen naar het deelgebied en de sector of subsector of, indien van toepassing, naar het statistisch vak waarin op grond van de communautaire regelgeving vangstbeperkingen gelden.

Hoofdstuk II

Activiteiten na de aanlanding

Artikel 52

Eerste verkoop in de visafslag

1. De lidstaten zien erop toe dat als hoeveelheden waarvoor vangstbeperkingen of beperkingen van de visserijinspanning gelden, voor het eerst op de markt worden gebracht, zij uitsluitend in een visafslag worden verkocht en/of geregistreerd en uitsluitend aan geregistreerde kopers worden verkocht.

2. Andere visserijproducten worden uitsluitend verkocht in een visafslag of aan door de lidstaten gemachtigde instanties of personen.

3. De koper van visserijproducten die, in een eerste verkoop, door een vissersvaartuig worden verkocht, moet geregistreerd zijn bij de autoriteiten van de lidstaat waar de eerste verkoop plaatsvindt. Voor registratiedoeleinden wordt elke koper geïdentificeerd aan de hand van zijn in de nationale gegevensbanken vermelde btw-nummer.

Artikel 53

Weging van de visserij- en aquacultuurproducten

1. Alle geregistreerde kopers die visserij- en aquacultuurproducten kopen, zien erop toe dat alle ontvangen partijen worden gewogen op een door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde weegschaal. De weging vindt plaats vóór het sorteren, verwerken, opslaan, vervoeren uit de plaats van aanlanding of doorverkopen van de vis.

2. De weegresultaten worden gebruikt voor de invulling van de aangiften van aanlanding, de verkoopdocumenten en de aangiften van overname.

3. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten toestaan dat verse vis wordt gewogen na vervoer uit de plaats van aanlanding, mits de vis niet bij de aanlanding kon worden gewogen en voor zover hij naar een bestemming op het grondgebied van de lidstaat wordt vervoerd die niet meer dan 20 km verwijderd is van de plaats van aanlanding.

4. De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen eisen dat hoeveelheden vis die in die lidstaat voor het eerst worden aangeland, in aanwezigheid van functionarissen worden gewogen voordat zij van de plaats van aanlanding naar een andere bestemming worden vervoerd.

Artikel 54

Verkoopdocumenten

1. Geregistreerde kopers, geregistreerde visafslagen en andere instanties of personen onder de verantwoordelijkheid waarvan in een lidstaat aangelande visserijproducten voor het eerst op de markt worden gebracht, doen binnen twee uur na de eerste verkoop elektronisch een verkoopdocument toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de producten voor het eerst op de markt zijn gebracht. Als deze lidstaat niet de vlaggenlidstaat is van het vaartuig dat de vis heeft aangeland, zorgt hij ervoor dat, na ontvangst van de betrokken gegevens, een kopie van het verkoopdocument aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat wordt toegestuurd. Deze kopers, visafslagen, instanties of personen zijn verantwoordelijk voor de juistheid van de verkoopdocumenten.

2. Wanneer het voor het eerst op de markt brengen van visserijproducten niet plaatsvindt in de lidstaat waar de producten zijn aangeland, zorgt de lidstaat die voor het toezicht op het voor het eerst op de markt brengen verantwoordelijk is, ervoor dat binnen twee uur na de ontvangst van het verkoopdocument een kopie van dat document wordt toegestuurd aan de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de aanlanding van deze producten, en aan de autoriteiten van de vlaggenlidstaat van het vaartuig.

3. De lidstaat stelt de bepalingen vast die nodig zijn om te garanderen dat, als het verkoopdocument niet overeenstemt met de factuur of het document dat de factuur vervangt, de prijsgegevens, exclusief belasting, voor de leveringen van goederen aan de koper identiek zijn aan die welke op de factuur zijn vermeld.

Artikel 55

Inhoud van de verkoopdocumenten

De in artikel 54 bedoelde verkoopdocumenten bevatten ten minste de volgende gegevens:

a) het nummer in het communautaire vlootregister en de naam van het vissersvaartuig dat de betrokken producten heeft aangeland;

b) de haven en de datum van aanlanding;

c) de naam van de eigenaar of de kapitein van het vaartuig en, indien verschillend, de naam van de verkoper;

d) de naam van de koper en zijn btw-nummer;

e) de desbetreffende naam en FAO-alfacode van elke soort, alsmede de geografische oorsprong van elke soort door verwijzing naar het deelgebied en de sector of subsector waarin op grond van de communautaire regelgeving vangstbeperkingen gelden;

f) voor alle soorten waarvoor handelsnormen gelden, de individuele maat of het individuele gewicht, de klasse, de aanbiedingsvorm en de versheid, voor zover van toepassing;

g) in voorkomend geval, de bestemming van de uit de markt genomen producten (verkoopuitstel of gebruik in diervoeder, voor de productie van voor diervoeder bestemd meel, als aas of voor andere dan voedingsdoeleinden);

h) de plaats en de datum van verkoop;

i) indien mogelijk, het referentienummer en de datum van de factuur en, indien van toepassing, het verkoopcontract;

j) indien van toepassing, een verwijzing naar het in artikel 58 bedoelde vervoerdocument.

Artikel 56

Vrijstellingen van de voorschriften inzake verkoopdocumenten

1. De Commissie kan volgens de in artikel 111 bedoelde procedure vrijstelling verlenen van de verplichting om de bevoegde autoriteiten of andere gemachtigde instanties van de lidstaat het verkoopdocument voor te leggen voor visserijproducten die zijn aangeland door bepaalde categorieën communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van niet meer dan 10 meter, alsmede voor hoeveelheden aangelande visserijproducten van niet meer dan 50 kg, uitgedrukt in levend gewicht, per soort. Die vrijstellingen mogen alleen worden toegekend als de betrokken lidstaat overeenkomstig de artikelen 16 en 22 een aanvaardbare steekproefregeling toepast.

2. Iedereen die een hoeveelheid producten van niet meer dan 15 kg koopt die nadien niet op de markt worden gebracht maar enkel voor particuliere consumptie worden gebruikt, is vrijgesteld van de in de artikelen 54 en 55 vastgestelde verplichtingen.

Artikel 57

Aangifte van overname

1. Onverminderd specifieke bepalingen in meerjarenplannen wordt, als de producten bestemd zijn voor verkoop in een later stadium, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk twee uur na het beëindigen van de aanlanding, bij de bevoegde autoriteiten of andere gemachtigde instanties van de lidstaat waar de overname plaatsvindt, indien mogelijk elektronisch, een aangifte van overname ingediend. De houder van de aangifte van overname is verantwoordelijk voor de indiening en de juistheid van die aangifte.

2. De in lid 1 bedoelde aangifte van overname bevat ten minste de volgende gegevens:

a) het nummer in het communautaire vlootregister en de naam van het vissersvaartuig dat de producten heeft aangeland;

b) de naam van de eigenaar of de kapitein van het vaartuig;

c) de desbetreffende naam en FAO-alfacode van elke soort, alsmede de geografische oorsprong van elke soort door verwijzing naar het deelgebied en de sector of subsector of, indien van toepassing, naar het statistisch vak waarin op grond van de communautaire regelgeving vangstbeperkingen gelden;

d) het gewicht, per soort, gespecificeerd naar aanbiedingsvorm van het product;

e) de haven en de datum van aanlanding;

f) de naam en het adres van de voorzieningen waar de producten zijn opgeslagen;

g) indien van toepassing, een verwijzing naar het in artikel 58 bedoelde vervoerdocument.

Artikel 58

Vervoerdocument

1. Alle niet-verwerkte of aan boord verwerkte visserijproducten die in de Gemeenschap worden aangeland en naar een andere plaats dan de plaats van aanlanding worden vervoerd, gaan, zolang de eerste verkoop niet heeft plaatsgevonden, vergezeld van een door de vervoerder opgesteld document. De vervoerder legt, indien mogelijk elektronisch, binnen 24 uur na het laden een vervoerdocument voor aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de aanlanding heeft plaatsgevonden.

2. Als de producten naar een andere lidstaat worden vervoerd dan de lidstaat van aanlanding, legt de vervoerder binnen 24 uur na het laden van de visserijproducten ook een kopie van het vervoerdocument voor aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan die producten, zoals aangegeven, het eerst op de markt worden gebracht. De lidstaat waar de producten voor het eerst op de markt worden gebracht, kan de lidstaat van aanlanding hieromtrent om nadere informatie verzoeken.

3. De vervoerder is verantwoordelijk voor de juistheid van het document.

4. Op het vervoerdocument worden de volgende gegevens vermeld:

a) de plaats van bestemming van de zending(en) en de gegevens ter identificatie van het gebruikte vervoermiddel;

b) de naam en het nummer in het communautaire vlootregister van het vissersvaartuig dat de producten heeft aangeland;

c) de vervoerde hoeveelheden vis, per soort, uitgedrukt in kilogram verwerkt of onverwerkt gewicht, de naam en het adres van de geadresseerde(n), de plaats en datum van het laden, alsmede de geografische oorsprong van elke soort door verwijzing naar het deelgebied en de sector of subsector waarin op grond van de communautaire regelgeving vangstbeperkingen gelden.

5. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen vrijstelling van de in lid 1 vastgestelde verplichting verlenen als de visserijproducten binnen een havengebied of over een afstand van ten hoogste 20 km van de plaats van aanlanding worden vervoerd.

6. Als visserijproducten waarvan in een verkoopdocument is aangegeven dat zij zijn verkocht, naar een andere plaats dan die van aanlanding worden vervoerd, moet de vervoerder met een document kunnen aantonen dat er een verkooptransactie heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk III

Producentenorganisaties en prijs- en interventieregelingen

Artikel 59

Toezicht op producentenorganisaties

1. Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000 verrichten de lidstaten met geregelde tussenpozen controles om te garanderen dat:

a) de producentenorganisaties de erkenningsvoorwaarden in acht nemen;

b) de erkenning van een producentenorganisatie zo nodig wordt ingetrokken als de voorwaarden van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 104/2000 niet langer zijn vervuld of als de erkenning is verleend op grond van onjuiste informatie;

c) de erkenning onmiddellijk met terugwerkende kracht wordt ingetrokken als de organisatie die erkenning op bedrieglijke wijze heeft verkregen of misbruik heeft gemaakt van die erkenning.

2. De Commissie verricht controles om erop toe te zien dat de regels met betrekking tot de producentenorganisaties die zijn vastgesteld in artikel 5 en artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 104/2000, in acht worden genomen, en in het licht van de resultaten van die controles kan zij, indien nodig, de lidstaten verzoeken de erkenning in te trekken.

3. De lidstaten voeren passende controles uit om erop toe te zien dat elke producentenorganisatie de verplichtingen die in het werkprogramma voor het betrokken visseizoen zijn vastgesteld, nakomt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2508/2000 en zij passen de in artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 104/2000 vastgestelde sancties toe als die verplichtingen niet worden nagekomen.

Artikel 60

Toezicht op prijs- en interventieregelingen

De lidstaten verrichten alle controles met betrekking tot de prijs- en interventieregelingen, met name inzake:

a) het uit de markt nemen van producten voor andere doeleinden dan menselijke consumptie;

b) verkoopuitstel met het oog op stabilisatie, opslag en/of verwerking van uit de markt genomen producten;

c) particuliere opslag van aan boord van vaartuigen ingevroren producten;

d) de compenserende vergoeding voor tonijn die voor verwerking is bestemd.

TITEL VI

BEWAKING

Artikel 61

Door de lidstaten verrichte waarnemingen op zee en constateringen

1. De lidstaten zorgen voor de bewaking van onder hun soevereiniteit of jurisdictie vallende maritieme wateren en doen dit aan de hand van:

a) waarnemingen van vissersvaartuigen door inspectievaartuigen of bewakingsvliegtuigen,

b) een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen als bedoeld in artikel 11.

2. Als de uit de waarneming of constatering voortvloeiende gegevens niet overeenstemmen met de overige gegevens waarover de lidstaat beschikt, verricht de lidstaat alle onderzoeken die nodig kunnen zijn om een passende follow-up vast te stellen.

3. Als de waarneming of constatering betrekking heeft op een vissersvaartuig van een andere lidstaat of van een derde land en de gegevens niet stroken met de overige gegevens waarover de kustlidstaat beschikt en als die kustlidstaat geen verdere actie kan ondernemen, legt hij zijn bevindingen in een bewakingsverslag neer, dat hij onmiddellijk, indien mogelijk elektronisch, aan de vlaggenlidstaat of de betrokken derde landen toestuurt. Als het om een vaartuig van een derde land gaat, wordt het bewakingsverslag ook aan de Commissie of een door haar aangewezen instantie toegestuurd.

4. Als een functionaris van een lidstaat waarneemt of constateert dat een vissersvaartuig betrokken is bij activiteiten die als een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid kunnen worden beschouwd, stelt hij onmiddellijk een bewakingsverslag op, dat hij naar de bevoegde autoriteiten stuurt.

5. De vorm van het bewakingsverslag wordt vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

Artikel 62

Maatregelen die moeten worden genomen na de ontvangst van uit waarnemingen en constateringen voortvloeiende gegevens

1. De vlaggenlidstaten nemen na ontvangst van een bewakingsverslag van een andere lidstaat onverwijld maatregelen en verrichten het nodige verdere onderzoek om een passende follow-up te kunnen vaststellen.

2. De andere lidstaten dan de betrokken vlaggenlidstaat gaan indien nodig na of het gemelde waargenomen vaartuig activiteiten in onder hun jurisdictie of soevereiniteit vallende wateren heeft verricht dan wel of van dat vaartuig afkomstige visserijproducten op hun grondgebied zijn aangeland of ingevoerd, en onderzoeken de staat van dienst van dat vaartuig wat de naleving van de betrokken instandhoudings- en beheersmaatregelen betreft.

3. Vlaggenlidstaten, andere lidstaten en de Commissie of de door haar aangewezen instantie onderzoeken ook naar behoren gestaafde informatie over waargenomen vaartuigen die is verstrekt door individuele burgers, organisaties van de civiele samenleving, met inbegrip van milieuorganisaties, en vertegenwoordigers van belanghebbenden uit de visserij of de vishandel.

Artikel 63

Waarnemers

1. Waarnemers aan boord van vissersvaartuigen houden toezicht op de naleving door die vaartuigen van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Zij voeren alle in het kader van een waarnemingsregeling vereiste taken uit, met name het verifiëren en registreren van de visserijactiviteiten van het betrokken vaartuig en de ter zake relevante documenten.

2. De waarnemers beschikken over de voor hun taken vereiste kwalificaties en ervaring. Zij zijn onafhankelijk van de eigenaar, de kapitein of de bemanningsleden van het vaartuig. Zij mogen geen deel uitmaken van de bemanning van het vaartuig.

3. Voor zover mogelijk zorgen de waarnemers ervoor dat hun aanwezigheid aan boord van een vissersvaartuig de visserijactiviteiten en de normale werkzaamheden van dat vaartuig niet hindert of verstoort.

4. De waarnemers stellen een bewakingsverslag op en zenden dat toe aan hun autoriteiten en/of de autoriteiten van de vlaggenlidstaat. De lidstaten voeren dit verslag in het in artikel 69 bedoelde gegevensbestand in.

5. De kapitein van een communautair vissersvaartuig zorgt ervoor dat de aangewezen waarnemers naar behoren worden gehuisvest, vergemakkelijkt hun taak en ziet erop toe dat zij niet worden gehinderd bij het vervullen van hun opdracht. De kapitein verleent de waarnemers toegang tot de relevante delen van het vaartuig, ook tot de gedane vangst, alsmede tot de documenten van het vaartuig, met inbegrip van de elektronische bestanden.

6. Alle kosten die voortvloeien uit de op grond van dit artikel verrichte activiteiten van waarnemers zijn ten laste van de vlaggenlidstaten. De lidstaten mogen deze kosten volledig of gedeeltelijk doorrekenen aan de reders van de vaartuigen die hun vlag voeren en in de desbetreffende visserijtak actief zijn.

7. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

Artikel 64

Ontvankelijkheid van bewakingsverslagen

Bewakingsverslagen van personen die door nationale of communautaire autoriteiten tot het uitvoeren van bewakingen zijn gemachtigd, vormen in alle lidstaten toelaatbaar bewijsmateriaal bij administratieve of gerechtelijke procedures. Voor de vaststelling van de feiten worden zij op dezelfde wijze behandeld als bewakingsverslagen van functionarissen van de lidstaat waar de administratieve of gerechtelijke procedures plaatsvinden. Op basis van deze verslagen worden de passende vervolgmaatregelen genomen.

TITEL VII

INSPECTIE

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 65

Uitvoering van inspecties

1. De lidstaten stellen een lijst op van voor de uitvoering van inspecties verantwoordelijke functionarissen en werken deze regelmatig bij.

2. De functionarissen voeren hun taken uit in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht. Zij voeren op niet-discriminerende wijze inspecties uit op zee, in havens, tijdens het vervoer, in verwerkingsinrichtingen en bij de afzet van vis.

2. De functionarissen controleren met name:

a) de wettigheid van de aan boord gehouden, opgeslagen, vervoerde, verwerkte of afgezette vangsten en de juistheid van de gegevens in de desbetreffende documenten;

b) de wettigheid van het voor de doelsoorten en de aan boord gehouden vangsten gebruikte vistuig;

c) in voorkomend geval, het opslagschema en de gescheiden opslag van soorten, en

d) de markering van passief vistuig.

3. De functionarissen onderzoeken alle relevante zones, dekken en vertrekken waar visserijproducten worden gevangen, opgeslagen, vervoerd, verwerkt of afgezet. Zij onderzoeken ook (al dan niet verwerkte) vangsten, netten of ander vistuig, uitrusting, containers en verpakkingen die vis of visserijproducten bevatten, en alle relevante documenten die zij nodig achten om na te gaan of de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn nageleefd. Zij kunnen ook personen ondervragen die geacht worden over informatie betreffende de te inspecteren materie te beschikken.

4. De functionarissen voeren de inspecties zo uit dat het vaartuig of het vervoermiddel en de activiteiten daarvan, alsook de opslag, verwerking en afzet van de vangst zo weinig mogelijk worden gestoord of gehinderd. Zij voorkomen, voor zover mogelijk, dat de vangst tijdens de inspectie kwaliteitsverlies lijdt.

5. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel, met name de bepalingen inzake de methode en de uitvoering van inspecties, worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

Artikel 66

Taken van de marktdeelnemer

De marktdeelnemer zorgt voor een veilige toegang tot het vaartuig, het vervoermiddel of de ruimte waar de visserijproducten worden opgeslagen, verwerkt of afgezet. Hij waarborgt de veiligheid van de functionarissen en mag hen niet van de uitvoering van hun taken weerhouden, noch hen intimideren of hinderen tijdens hun werkzaamheden.

Artikel 67

Inspectieverslag

1. De inspecteurs stellen na elke inspectie een inspectieverslag op en zenden dit door aan hun autoriteiten Bij inspectie van een vissersvaartuig dat de vlag voert van een andere lidstaat of een derde land, wordt onverwijld een kopie van het inspectieverslag toegezonden aan de betrokken autoriteiten van de vlaggenlidstaat of het derde land. Bij inspecties in de wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van een andere lidstaat vallen, wordt onverwijld een kopie van het inspectieverslag aan die lidstaat toegezonden.

2. De functionarissen ondertekenen hun verslag in aanwezigheid van de marktdeelnemer, die het eveneens ondertekent en het recht heeft om opmerkingen toe te voegen. De functionarissen vermelden in het logboek dat een inspectie is verricht.

3. Een kopie van het inspectieverslag wordt aan de kapitein van het vaartuig of zijn vertegenwoordiger overhandigd.

Artikel 68

Ontvankelijkheid van inspectieverslagen

Inspectieverslagen van personen die door nationale en communautaire autoriteiten tot het uitvoeren van inspecties zijn gemachtigd, vormen in alle lidstaten toelaatbaar bewijsmateriaal bij administratieve of gerechtelijke procedures. Voor de vaststelling van de feiten worden zij op dezelfde wijze behandeld als inspectieverslagen van functionarissen van de lidstaat waar de administratieve of gerechtelijke procedures plaatsvinden, en op basis van deze verslagen mogen passende vervolgmaatregelen worden genomen.

Artikel 69

Elektronisch gegevensbestand

De lidstaten zetten een elektronisch gegevensbestand op waarin zij alle door hun functionarissen opgestelde inspectie- en bewakingsverslagen opslaan, en werken dit regelmatig bij.

Artikel 70

Communautaire inspecteurs

1. De Commissie stelt een lijst van communautaire inspecteurs op volgens de in artikel 111 bedoelde procedure. Communautaire inspecteurs zijn functionarissen van een lidstaat, de Commissie of het Bureau.

2. Onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de kustlidstaten voeren de communautaire inspecteurs inspecties overeenkomstig deze verordening uit op het grondgebied van de lidstaten, in communautaire wateren en op communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren.

3. Communautaire inspecteurs kunnen worden aangewezen in het kader van:

a) de uitvoering van de overeenkomstig artikel 87 vastgestelde communautaire controle- en inspectieprogramma's;

b) internationale visserijcontroleprogramma's, ingeval de Gemeenschap verplicht is controles te verrichten.

4. Communautaire inspecteurs hebben dezelfde bevoegdheden als nationale inspecteurs. Tijdens de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden voldoen communautaire inspecteurs aan het Gemeenschapsrecht en het nationale recht van de lidstaat waar de inspectie plaatsvindt.

5. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

Hoofdstuk II

Inspecties buiten de wateren of het grondgebied van de inspecterende lidstaat

Artikel 71

Inspecties van vaartuigen buiten de wateren van de inspecterende lidstaat

1. Onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de kustlidstaten mag een lidstaat vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, in alle communautaire wateren inspecteren.

2. De lidstaten mogen inspecties op vissersvaartuigen van een andere lidstaat overeenkomstig deze verordening uitvoeren met betrekking tot visserijactiviteiten in alle communautaire wateren:

a) na toestemming van de betrokken kustlidstaat, of

b) wanneer een specifiek communautair actieprogramma op controlegebied overeenkomstig artikel 87 is vastgesteld.

3. In internationale wateren mogen de lidstaten communautaire vissersvaartuigen inspecteren die de vlag van een andere lidstaat voeren.

4. In wateren van derde landen mogen de lidstaten communautaire vissersvaartuigen inspecteren die hun vlag of die van een andere lidstaat voeren, overeenkomstig internationale overeenkomsten.

5. De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteit aan die zal fungeren als contactpunt voor de toepassing van dit artikel. Het contactpunt van de lidstaat is 24 uur per dag beschikbaar.

Artikel 72

Verzoeken om machtiging

1. Verzoeken om machtiging van een lidstaat voor het uitvoeren van inspecties van vissersvaartuigen in communautaire wateren buiten de wateren die onder zijn soevereiniteit of jurisdictie vallen, als bedoeld in artikel 71, lid 2, onder a), worden door de betrokken kustlidstaat behandeld binnen 12 uur na ontvangst van het verzoek of binnen een passende termijn wanneer de reden voor het verzoek een achtervolging betreft die is begonnen in de wateren van de inspecterende lidstaat.

2. De verzoekende lidstaat wordt onverwijld van het besluit in kennis gesteld. Besluiten worden ook aan de Commissie of de door haar aangewezen instantie meegedeeld.

3. Verzoeken om machtiging mogen alleen om dwingende redenen van nationale veiligheid geheel of gedeeltelijk worden geweigerd. Weigeringen en de redenen daarvoor worden onverwijld aan de verzoekende lidstaat en de Commissie of de door haar aangewezen instantie toegezonden.

Artikel 73

Inspecties buiten het grondgebied van de inspecterende lidstaat

De lidstaten mogen inspecties overeenkomstig deze verordening uitvoeren op het grondgebied van een andere lidstaat:

a) na toestemming van de betrokken lidstaat, of

b) wanneer een specifiek communautair actieprogramma op controlegebied overeenkomstig artikel 87 is vastgesteld.

Hoofdstuk III

Tijdens inspecties geconstateerde inbreuken

Artikel 74

Procedure bij inbreuken

Wanneer een functionaris op basis van de tijdens een inspectie verzamelde informatie vermoedt dat een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid is begaan:

a) noteert hij de vermoedelijke inbreuk in het inspectieverslag;

b) neemt hij alle nodige maatregelen voor een veilige bewaring van het bewijsmateriaal betreffende de vermoedelijke inbreuk;

c) zendt hij het inspectieverslag onverwijld toe aan zijn bevoegde autoriteit;

d) stelt hij de natuurlijke persoon die ervan wordt verdacht de inbreuk te hebben begaan, of die bij het begaan van de betrokken inbreuk op heterdaad is betrapt, ervan in kennis dat de inbreuk tot de toekenning van strafpunten overeenkomstig artikel 84 leidt. Dit wordt genoteerd in het inspectieverslag.

Artikel 75

Buiten de wateren van de inspecterende lidstaat geconstateerde inbreuken

Wanneer naar aanleiding van een overeenkomstig artikel 71, lid 2, uitgevoerde inspectie een inbreuk wordt geconstateerd, doet de inspecterende lidstaat de kustlidstaat onverwijld een samenvattend inspectieverslag toekomen. Binnen zeven dagen te rekenen vanaf de datum van de inspectie wordt een volledig inspectieverslag aan de kuststaat en de vlaggenstaat toegezonden.

Artikel 76

Strengere vervolgmaatregelen bij bepaalde ernstige inbreuken

1. De vlaggenlidstaat of de kustlidstaat in de wateren waarvan een vaartuig ervan wordt verdacht:

a) vangsten van meer dan 500 kilogram of dan 10% van de in het logboek geregistreerde vangsten indien deze hoeveelheid groter is, onjuist te hebben geregistreerd of

b) één van de in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 genoemde ernstige inbreuken te hebben begaan binnen een jaar na de eerste ernstige inbreuk,

eist bovenop de in hoofdstuk IX van Verordening (EG) nr. 1005/2008 genoemde maatregelen dat het vaartuig onverwijld een haven aandoet voor een volledig onderzoek.

2. De kustlidstaat stelt de vlaggenlidstaat onverwijld en in overeenstemming met zijn nationale wettelijke procedures in kennis van het in lid 1 bedoelde onderzoek.

3. Inspecteurs mogen aan boord van het vissersvaartuig blijven totdat een volledig onderzoek als bedoeld in lid 1 is uitgevoerd.

4. De kapitein van het in lid 1 bedoelde vissersvaartuig beëindigt alle visserijactiviteiten en doet een haven aan zoals hierboven is voorgeschreven.

Hoofdstuk IV

Vervolging van tijdens inspecties geconstateerde inbreuken

Artikel 77

Vervolging

Wanneer de bevoegde autoriteiten van de inspecterende lidstaat tijdens een inspectie een inbreuk op het bepaalde in deze verordening constateren, treffen zij overeenkomstig titel VIII passende maatregelen tegen de kapitein van het betrokken vaartuig, of tegen iedere andere voor de inbreuk verantwoordelijke persoon.

Artikel 78

Overdracht van vervolging

De inspecterende lidstaat kan de vervolging van de inbreuk ook overdragen aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat, de lidstaat van registratie of de lidstaat waarvan de dader van de inbreuk het staatsburgerschap bezit, mits deze laatste lidstaat hiermee instemt en het in artikel 81, lid 2, bedoelde resultaat daardoor gemakkelijker kan worden bereikt.

Artikel 79

Door communautaire inspecteurs geconstateerde inbreuken

De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om inbreuken die door een communautaire inspecteur worden geconstateerd op hun grondgebied, in de wateren die onder hun soevereiniteit of jurisdictie vallen, of op een vaartuig dat hun vlag voert, te vervolgen.

Artikel 80

Correctieve maatregelen bij niet-vervolging door de lidstaat van aanlanding of overlading

1. Als de lidstaat van aanlanding of overlading niet de vlaggenlidstaat is en de bevoegde autoriteiten van eerstgenoemde lidstaat geen passende maatregelen nemen tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen of niet overgaan tot overdracht van vervolging overeenkomstig artikel 78, mogen de illegaal aangelande of overgeladen hoeveelheden worden afgeboekt op het aan de lidstaat van aanlanding of overlading toegewezen quotum.

2. De op het quotum van de lidstaat van aanlanding of overlading af te boeken hoeveelheden vis worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure, na raadpleging van de twee betrokken lidstaten door de Commissie.

3. Wanneer de lidstaat van aanlanding of overlading niet meer over een corresponderend quotum beschikt, is artikel 28 van toepasssing. In dat geval worden de hoeveelheden vis die illegaal zijn aangeland of overgeladen, geacht gelijk te zijn aan het door de vlaggenlidstaat geleden nadeel als bedoeld in dat artikel.

TITEL VIII

HANDHAVING

Artikel 81

Handhavingsmaatregelen

1. De lidstaten zien erop toe dat tegen natuurlijke of rechtspersonen die worden verdacht van schending van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, systematisch passende maatregelen worden genomen, waaronder administratieve maatregelen of strafvervolging overeenkomstig hun nationale recht.

2. De overeenkomstig lid 1 ingeleide procedures moeten er, conform de desbetreffende bepalingen van de nationale wetgeving, toe kunnen leiden dat de verantwoordelijken het economische voordeel van de inbreuken daadwerkelijk verliezen en dat resultaten worden behaald die in verhouding staan tot de ernst van die inbreuken, zodat verdere inbreuken van dezelfde aard effectief worden ontraden.

3. De lidstaten kunnen een systeem toepassen waarbij de boete in verhouding staat tot de omzet van de rechtspersoon of tot het met de ernstige inbreuk bereikte of door de Commissie geraamde financiële voordeel.

4. In geval van een inbreuk stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat met rechtsbevoegdheid ter zake de vlaggenlidstaten, de lidstaat waarvan de dader van de inbreuk het staatsburgerschap bezit, of iedere lidstaat die belang heeft bij de follow-up van de inbreuk, onverwijld en in overeenstemming met hun nationale wettelijke procedures in kennis van de strafrechtelijke of administratieve acties, dan wel van andere maatregelen die zijn genomen, alsmede van iedere definitieve rechterlijke uitspraak in verband met een dergelijke inbreuk, inclusief van het aantal toegekende strafpunten.

Artikel 82

Sancties voor ernstige inbreuken

1. De lidstaten zien erop toe dat een natuurlijke persoon die een ernstige inbreuk heeft begaan, of een rechtspersoon die aansprakelijk wordt geacht voor een ernstige inbreuk, kan worden gestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve sancties, in overeenstemming met de in hoofdstuk IX van Verordening (EG) nr. 1005/2008 vastgestelde sancties en maatregelen.

2. Voorts zien de lidstaten er voor alle ernstige inbreuken waarvan de ernst niet kan worden afgemeten aan de waarde van de uit de inbreuk voortvloeiende visserijproducten, op toe dat een natuurlijke persoon die een ernstige inbreuk heeft begaan, of een rechtspersoon die aansprakelijk wordt geacht voor een ernstige inbreuk, kan worden gestraft met een administratieve boete van ten minste 5.000 euro en van ten hoogste een bedrag dat niet kleiner is dan 300.000 euro voor elke ernstige inbreuk. De vlaggenlidstaat wordt onverwijld in kennis gesteld van de opgelegde sanctie.

3. Bij herhaling van een ernstige inbreuk binnen een periode van 5 jaar legt de lidstaat een administratieve boete op van ten minste 10.000 euro en van ten hoogste een bedrag dat niet kleiner is dan 600.000 euro.

4. Bij de vaststelling van het bedrag van de boetes nemen de lidstaten ook de waarde van de schade aan de visbestanden en het mariene milieu in kwestie in aanmerking.

5. De lidstaten waar de euro niet is ingevoerd, passen de in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte marktwisselkoers tussen de euro en hun munteenheid toe die gold op de voorlaatste dag van de maand die voorafgaat aan die waarin de administratieve boete wordt opgelegd.

6. De lidstaten kunnen bovendien, of bij wijze van alternatief, doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties toepassen.

7. De in dit hoofdstuk bedoelde sancties kunnen vergezeld gaan van andere sancties of maatregelen, met name die welke zijn omschreven in artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1005/2008.

Artikel 83

Onmiddellijke handhavingsmaatregelen

De lidstaten nemen onmiddellijke maatregelen om te voorkomen dat vaartuigen of natuurlijke of rechtspersonen die op heterdaad worden betrapt bij een ernstige inbreuk zoals omschreven in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008, daarmee doorgaan.

Artikel 84

Strafpuntensysteem

1. De lidstaten passen een strafpuntensysteem toe op basis waarvan de houder van een vismachtiging als gevolg van een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid een passend aantal strafpunten wordt toegekend.

2. Wanneer een natuurlijke persoon een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft begaan of een rechtspersoon aansprakelijk wordt geacht voor een dergelijke inbreuk, worden de strafpunten aan de houder van de vismachtiging toegekend. De houder van de vismachtiging heeft het recht om beroep in te stellen overeenkomstig het nationale recht.

3. Wanneer het totale aantal strafpunten gelijk is aan of meer bedraagt dan een bepaald aantal punten, wordt de vismachtiging automatisch geschorst voor een periode van ten minste zes maanden. Wanneer de vismachtiging een tweede maal wordt geschorst omdat de houder van de machtiging het bovenbedoelde aantal strafpunten kreeg toegekend, bedraagt deze periode een jaar. Wanneer de houder van de machtiging dit aantal strafpunten een derde maal krijgt toegekend, wordt de vismachtiging permanent ingetrokken.

4. Bij een ernstige inbreuk zijn de toegekende strafpunten ten minste gelijk aan de helft van het in lid 3 bedoelde aantal punten.

5. Wanneer de houder van een geschorste vismachtiging binnen drie jaar vanaf de datum van de laatste inbreuk geen nieuwe inbreuk begaat, worden alle punten op de vismachtiging geschrapt.

6. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

7. De lidstaten voorzien eveneens in een strafpuntensysteem op basis waarvan de kapitein en de officieren van een vaartuig als gevolg van een door hen begane inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid een passend aantal strafpunten krijgen.

Artikel 85

Nationaal register van inbreuken

1. De lidstaten registreren alle door vaartuigen die hun vlag voeren, of door hun onderdanen begane inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid in een nationaal gegevensbestand, inclusief de opgelopen sancties en het aantal toegekende strafpunten. Inbreuken van vaartuigen die hun vlag voeren of van hun onderdanen, ten aanzien waarvan vervolging is ingesteld in andere lidstaten, worden door de lidstaten eveneens opgenomen in hun nationale gegevensbestand voor inbreuken, na kennisgeving van de definitieve rechterlijke uitspraak door de lidstaat met rechtsbevoegdheid ter zake overeenkomstig artikel 82.

2. Bij de vervolging van een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid verzoeken de lidstaten de andere lidstaten systematisch om de in hun nationale gegevensbestanden opgeslagen gegevens te verstrekken over de vissersvaartuigen en personen die ervan worden verdacht de betrokken inbreuk te hebben begaan of die op heterdaad zijn betrapt bij het begaan van de betrokken inbreuk.

3. Wanneer een lidstaat verzoekt om gegevens van een andere lidstaat in verband met de vervolging van een inbreuk, verstrekt deze laatste de relevante gegevens over de betrokken vissersvaartuigen en personen.

TITEL IX

CONTROLEPROGRAMMA'S

Artikel 86

Gemeenschappelijke controleprogramma's

De lidstaten kunnen op eigen initiatief en onder elkaar programma's uitvoeren inzake toezicht op en inspectie en bewaking van visserijactiviteiten.

Artikel 87

Specifieke communautaire actieprogramma’s op controlegebied

1. De Commissie bepaalt, volgens de in artikel 111 bedoelde procedure en in overleg met de betrokken lidstaten, voor welke visserijtakken specifieke communautaire actieprogramma's op controlegebied worden uitgevoerd.

2. In de in lid 1 bedoelde specifieke communautaire actieprogramma's op controlegebied worden de doelstellingen, prioriteiten en procedures, alsook de ijkpunten voor de inspectieactiviteiten vastgesteld. Deze ijkpunten worden periodiek herzien na analyse van de bereikte resultaten.

3. Wanneer een meerjarenplan in werking is getreden en voordat een specifiek communautair actieprogramma op controlegebied van toepassing is geworden, stelt elke lidstaat op risicobeheer gebaseerde streefijkpunten voor inspectieactiviteiten vast.

4. De betrokken lidstaten nemen de nodige maatregelen om te zorgen voor de uitvoering van de specifieke communautaire actieprogramma's op controlegebied, met name wat betreft de in te zetten personele en materiële middelen en de periodes en gebieden waarin deze zullen worden ingezet.

Titel X

Evaluatie, beheer en controle door de Commissie

Artikel 88

Verantwoordelijkheden van de Commissie

1. De Commissie controleert en evalueert de toepassing van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid door de lidstaten aan de hand van onderzoek van gegevens en documenten en van bezoeken en inspecties ter plaatse, en vergemakkelijkt de coördinatie en de samenwerking tussen de lidstaten. Hiertoe kan de Commissie uit eigen beweging en met haar eigen middelen het initiatief nemen tot en uitvoering geven aan onderzoeken, audits en inspecties. Zij kan met name het volgende verifiëren:

a) de uitvoering en de toepassing van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid door de lidstaten en hun bevoegde autoriteiten;

b) de uitvoering en de toepassing van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid in de wateren van een derde land overeenkomstig een internationale overeenkomst met dat land;

c) de overeenstemming van de nationale bestuurlijke praktijken en inspectie- en bewakingsactiviteiten met de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

d) het bestaan van de vereiste documenten en de overeenstemming daarvan met de geldende regels;

e) de omstandigheden waarin de controleactiviteiten door de lidstaten worden uitgevoerd;

f) de constatering en vervolging van inbreuken;

g) de samenwerking tussen de lidstaten.

2. De Commissie stelt voor haar inspecteurs een schriftelijk mandaat op waarin hun bevoegdheden en de doelstellingen van hun opdracht worden aangegeven.

Artikel 89

Geprogrammeerde verificaties

1. Indien de Commissie zulks nodig acht, kunnen haar functionarissen aanwezig zijn bij de door de nationale controle-instanties uitgevoerde controleactiviteiten. In het kader van deze opdrachten legt de Commissie passende contacten met de lidstaten zodat waar mogelijk een wederzijds aanvaardbaar controleprogramma kan worden opgesteld.

2. Indien de in het kader van het oorspronkelijke controle- en inspectieprogramma geplande inspecties en controles om feitelijke redenen niet kunnen worden uitgevoerd, wijzigen de functionarissen van de Commissie, in overleg met en met toestemming van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat, het oorspronkelijke controle- en inspectieprogramma.

3. Wanneer de functionarissen van de Commissie bij de uitvoering van hun taken problemen ondervinden, stellen de betrokken lidstaten de Commissie de middelen ter beschikking om haar opdracht tot een goed einde te brengen en bieden zij de functionarissen de gelegenheid de specifieke controle- en inspectiewerkzaamheden te evalueren. De lidstaten treffen met name alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de controle- en inspectieopdrachten geen zodanige ruchtbaarheid wordt gegeven dat de inspectie- en controlewerkzaamheden erdoor kunnen worden geschaad.

4. In geval van controles en inspecties op zee of vanuit de lucht is alleen de gezagvoerder van het vaartuig of het vliegtuig verantwoordelijk voor de werkzaamheden. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid houdt hij naar behoren rekening met het in lid 1 bedoelde controle- en inspectieprogramma.

5. De Commissie kan haar functionarissen die een lidstaat bezoeken, laten vergezellen door één of meer als waarnemer optredende functionarissen uit een andere lidstaat. Op verzoek van de Commissie benoemt de uitzendende lidstaat, zo nodig op korte termijn, de als waarnemer geselecteerde nationale functionarissen. De lidstaten kunnen ook een lijst van nationale functionarissen opstellen die door de Commissie kunnen worden aangezocht om bij bovenbedoelde controles en inspecties aanwezig te zijn. De Commissie kan naar eigen goeddunken een beroep doen op de in die lijst opgenomen nationale functionarissen of op de functionarissen wier namen aan de Commissie zijn meegedeeld. De Commissie houdt de lijst in voorkomend geval ter beschikking van alle lidstaten.

Artikel 90

Autonome verificaties

1. In het kader van verificaties zonder kennisgeving vooraf mogen inspecteurs van de Commissie de tenuitvoerlegging van deze verordening observeren.

2. In het kader van hun observaties hebben functionarissen van de Commissie, onverminderd het toepasselijke Gemeenschapsrecht en met inachtneming van de in de wetten van de betrokken lidstaat vervatte voorschriften, toegang tot de desbetreffende gegevensbestanden en documenten, tot de openbare gebouwen en plaatsen, en tot de vaartuigen en de particuliere gebouwen, de terreinen en de vervoermiddelen waar de onder deze verordening vallende activiteiten plaatsvinden, teneinde de voor het vervullen van hun taken vereiste gegevens (met uitzondering van persoonlijke gegevens) te verzamelen.

Artikel 91

Autonome inspecties

1. Wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat onregelmatigheden plaatsvinden bij de toepassing van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, met name bij de uitvoering van meerjarenplannen, kan de Commissie autonome inspecties uitvoeren. De betrokken lidstaat accepteert de autonome inspecties en ziet erop toe dat de betrokken instanties of personen dat eveneens doen. De nationale autoriteiten van de betrokken lidstaten vergemakkelijken het werk van de functionarissen van de Commissie.

2. De functionarissen van de Commissie kunnen inspecties uitvoeren op vissersvaartuigen, op transportvoertuigen en in de gebouwen van bedrijven en andere inrichtingen die met het gemeenschappelijk visserijbeleid verband houdende activiteiten ontplooien. Zij hebben toegang tot alle informatie en documenten die nodig zijn om hun verantwoordelijkheden uit te oefenen. Zij kunnen met name verzoeken om overlegging van het logboek, aanvoeraangiften, vangstcertificaten, aangiften van overlading, verkoopdocumenten, bescheiden van het bedrijf en andere relevante documenten van vissers, visserijondernemingen en ondernemingen die visserijproducten vervoeren, verwerken of verhandelen.

3. Functionarissen van de Commissie hebben dezelfde bevoegdheden als nationale inspecteurs. Zij leggen een schriftelijke bevoegdheidsverklaring voor waarin hun identiteit en hoedanigheid zijn aangegeven. Bij de uitoefening van hun taken op het grondgebied of in wateren onder de jurisdictie van een lidstaat zijn de procedurevoorschriften van die lidstaat van toepassing.

4. Functionarissen van de betrokken lidstaat krijgen de mogelijkheid om aanwezig te zijn tijdens de inspectie en staan de functionarissen van de Commissie, indien deze hierom verzoeken, bij in de uitvoering van hun taken.

5. Alle marktdeelnemers kunnen worden onderworpen aan autonome inspecties indien deze nodig worden geacht. Indien een onderneming zich tegen de inspectie verzet, verleent de betrokken lidstaat de functionarissen van de Commissie de nodige bijstand, inclusief van politieautoriteiten, om de inspectie te kunnen uitvoeren.

Artikel 92

Audits

De Commissie kan audits van de controlesystemen van de lidstaten uitvoeren. De audits kunnen met name bestaan in de evaluatie van:

a) de quota en de regeling voor het beheer van de visserijinspanning;

b) gegevensvalideringssystemen, inclusief systemen voor kruiscontroles van satellietvolgsystemen voor vissersvaartuigen, gegevens betreffende vangsten, visserijinspanning en afzet, en gegevens betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot en de verificatie van visvergunningen en vismachtigingen;

c) de administratieve organisatie, inclusief de adequaatheid van het beschikbare personeel en de beschikbare middelen, de opleiding van personeel, de afbakening van de functies van alle bij controles betrokken autoriteiten, evenals de bestaande mechanismen voor de coördinatie van de werkzaamheden en de gezamenlijke evaluatie van de resultaten van deze autoriteiten;

d) de operationele systemen, inclusief procedures voor de controle van aangewezen havens;

e) nationale controleprogramma's, inclusief de vaststelling van inspectieniveaus, en de uitvoering daarvan;

f) het nationale systeem van sancties, inclusief de adequaatheid van de opgelegde sancties, de duur van de procedures, de ten nadele van daders van inbreuken verbeurdverklaarde economische voordelen en het afschrikkende karakter van een dergelijk systeem van sancties;

g) aangewezen havens.

Artikel 93

Inspectie- en auditverslagen

1. De Commissie stelt de betrokken lidstaten in kennis van de bevindingen van autonome verificaties en inspecties binnen één dag nadat deze hebben plaatsgevonden.

2. De inspecteurs van de Commissie stellen na elke inspectie een inspectieverslag op. Het verslag wordt binnen één maand na afronding van de inspectie ter beschikking gesteld van de betrokken lidstaat. De lidstaten krijgen de mogelijkheid om opmerkingen te maken bij de bevindingen in het verslag.

3. De Commissie stelt na elke audit een auditverslag op. Het verslag wordt binnen één maand na de audit ter beschikking van de betrokken lidstaat gesteld. De lidstaten krijgen de mogelijkheid om opmerkingen te maken bij de bevindingen in het verslag.

4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen op basis van het in de leden 2 en 3 bedoelde verslag.

5. De Commissie kan de inspectie- en auditverslagen, tezamen met de opmerkingen van de betrokken lidstaat, publiceren op het beveiligde onderdeel van haar officiële website.

Artikel 94

Follow-up van inspectie- en auditverslagen

1. De lidstaten verstrekken de Commissie op haar verzoek alle informatie over de tenuitvoerlegging van deze verordening. Wanneer de Commissie om dergelijke informatie verzoekt, geeft zij een redelijke termijn aan waarbinnen de informatie moeten worden verstrekt.

2. Als de Commissie van oordeel is dat bij de uitvoering van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid onregelmatigheden hebben plaatsgevonden, of dat de bestaande controleregelingen en –methodes in bepaalde lidstaten niet doeltreffend zijn, brengt zij dit ter kennis van de betrokken lidstaten, die vervolgens een administratief onderzoek instellen waaraan inspecteurs van de Commissie kunnen deelnemen.

3. Uiterlijk drie maanden na het verzoek van de Commissie stellen de betrokken lidstaten de Commissie in kennis van de resultaten van het onderzoek en zenden zij haar een verslag. Deze termijn kan door de Commissie worden verlengd wanneer een lidstaat een naar behoren gemotiveerd verzoek om een redelijk uitstel heeft ingediend.

4. Wanneer het in lid 2 bedoelde administratieve onderzoek er niet toe leidt dat de onregelmatigheden worden opgeheven of wanneer de Commissie bij de in de artikelen 89, 90 en 91 bedoelde inspecties of in de in artikel 92 bedoelde audits tekortkomingen vaststelt in het controlesysteem van een lidstaat, stelt de Commissie een actieplan vast met die lidstaat. De lidstaat neemt alle nodige maatregelen om dit actieplan uit te voeren.

TITEL XI

MAATREGELEN OM DE NALEVING VAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK VISSERIJBELEID TE GARANDEREN

Hoofdstuk I

Financiële maatregelen

Artikel 95

Schorsing en intrekking van communautaire financiële bijstand

1. De Commissie kan besluiten de communautaire financiële bijstand uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1198/2006 en artikel 8, onder a), van Verordening (EG) nr. 861/2006 voor een maximumperiode van achttien maanden geheel of gedeeltelijk te schorsen, wanneer is aangetoond:

a) dat de bepalingen van deze verordening niet zijn nageleefd als gevolg van een rechtstreeks aan de betrokken lidstaat toe te schrijven handeling of verzuim, en

b) dat dit de instandhouding van de levende aquatische hulpbronnen ernstig in gevaar kan brengen of de doeltreffende werking van het communautaire controle- en handhavingssysteem in het gedrang kan brengen;

en wanneer de Commissie, op basis van de beschikbare informatie en, in voorkomend geval, na bestudering van de verklaringen van de lidstaat, tot de conclusie komt dat de betrokken lidstaat niet de nodige maatregelen heeft genomen om de situatie te verhelpen en niet in een positie verkeert om dit in de nabije toekomst te doen.

2. Wanneer de lidstaat in de schorsingsperiode nog steeds niet aantoont dat corrigerende maatregelen zijn genomen om te garanderen dat de geldende regels in de toekomst zullen worden nageleefd en gehandhaafd of dat de doeltreffende werking van het communautaire controle- en handhavingssysteem niet in het gedrang komt, kan de Commissie de communautaire financiële bijstand waarvan de betaling op grond van lid 1 was geschorst, geheel of gedeeltelijk intrekken. Een dergelijke intrekking kan slechts plaatsvinden nadat de desbetreffende betaling sedert 12 maanden is geschorst.

3. Alvorens de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen te nemen, stelt de Commissie de betrokken lidstaat schriftelijk in kennis van haar bevindingen betreffende de tekortkomingen in de controleregeling van de lidstaat en van haar voorgenomen besluit als bedoeld in lid 1 of lid 2, en verzoekt hem corrigerende maatregelen te nemen binnen een door de Commissie op basis van de ernst van de inbreuk vast te stellen termijn van ten minste één maand.

4. Indien de lidstaat niet binnen de overeenkomstig lid 3 vast te stellen termijn antwoordt op het in datzelfde lid bedoelde schrijven, kan de Commissie het in lid 1 of lid 2 bedoelde besluit nemen op basis van de op dat ogenblik beschikbare informatie.

5. Het percentage waarmee betalingen kunnen worden geschorst of ingetrokken, staat in verhouding tot de aard en de omvang van de niet-naleving van de geldende bepalingen inzake instandhouding, controle, inspectie of handhaving door de lidstaat en tot de ernst van de bedreiging voor de instandhouding van de levende aquatische hulpbronnen of de doeltreffende werking van het communautaire controle- en handhavingssysteem. Het percentage wordt vastgesteld op basis van en mag niet hoger zijn dan het relatieve aandeel van de visserij en visserijgerelateerde activiteiten waarop de niet-naleving betrekking heeft, in het kader van de maatregelen die worden gefinancierd uit de in lid 1 bedoelde financiële bijstand.

6. Besluiten op grond van dit artikel worden genomen met inachtneming van alle relevante omstandigheden en op dusdanige wijze dat een reëel economisch verband bestaat tussen het onderwerp van de niet-naleving en de maatregel waarop de geschorste betaling of de ingetrokken communautaire financiële bijstand betrekking heeft.

7. De schorsing wordt opgeheven wanneer de voorwaarden van lid 1 niet langer zijn vervuld.

8. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

Hoofdstuk II

Sluiting van de visserij

Artikel 96

Sluiting van de visserij wegens niet-naleving van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid

1. Wanneer een lidstaat zijn verplichtingen voor de uitvoering van een meerjarenplan niet nakomt, en wanneer de Commissie redenen heeft om aan te nemen dat de niet-nakoming van deze verplichtingen bijzonder schadelijk is voor het betrokken bestand, kan de Commissie de door deze tekortkomingen getroffen visserij tijdelijk sluiten.

2. De Commissie stelt de betrokken lidstaat schriftelijk van haar bevindingen in kennis en geeft hem niet meer dan tien werkdagen de tijd om aan te tonen dat de betrokken visbestanden veilig kunnen worden geëxploiteerd.

3. De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn slechts van toepassing wanneer de lidstaat niet binnen de in lid 2 gestelde termijn reageert op dit verzoek van de Commissie of indien het antwoord onbevredigend wordt geacht of duidelijk aangeeft dat de nodige maatregelen niet zijn uitgevoerd.

5. De Commissie heft de sluiting op wanneer de lidstaat schriftelijk ten genoegen van de Commissie heeft aangetoond dat de betrokken visbestanden veilig kunnen worden geëxploiteerd.

Hoofdstuk III

Korting op en overdrachten van quota

Artikel 97

Korting op quota

1. Wanneer de Commissie heeft vastgesteld dat een lidstaat zijn quotum, toewijzing of beschikbaar gedeelte van een bestand of groep bestanden heeft overschreden, past zij het volgende jaar of de volgende jaren kortingen toe op het quotum, de toewijzing of het beschikbare gedeelte waartoe de lidstaat die te veel heeft gevist, jaarlijks toegang heeft, door toepassing van een vermenigvuldigingsfactor volgens onderstaande tabel:

Mate van overschrijding van de toegestane aanlanding | Vermenigvuldigingsfactor |

tot en met 5% | Overschrijding * 1.0 |

meer dan 5% tot en met 10% | Overschrijding * 1,1 |

meer dan 10% tot en met 20% | Overschrijding * 1,2 |

meer dan 20% tot en met 40% | Overschrijding * 1,4 |

meer dan 40% tot en met 50% | Overschrijding * 1,8 |

overschrijdingen met meer dan 50% | Overschrijding * 2,0 |

2. Wanneer een lidstaat zijn quotum, toewijzing of beschikbaar gedeelte van een bestand of groep bestanden in de afgelopen twee jaar herhaaldelijk heeft overschreden, wanneer de overschrijding bijzonder schadelijk is voor het betrokken bestand of wanneer voor het bestand een meerjarenplan geldt, wordt de in lid 1 bedoelde vermenigvuldigingsfactor verdubbeld.

3. Wanneer een lidstaat een bestand bevist waarvoor een quotum geldt, doch waarvoor deze lidstaat geen quotum, toewijzing of beschikbaar gedeelte van een bestand of groep bestanden ter beschikking heeft, kan de Commissie het volgende jaar of de volgende jaren overeenkomstig lid 1 een korting toepassen op de quota voor andere bestanden of groepen bestanden van die lidstaat.

Artikel 98

Korting op quota wegens niet-naleving van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid

1. Indien er aanwijzingen zijn dat niet wordt voldaan aan de regels inzake instandhouding, controle, inspectie of handhaving in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid en dat dit de instandhouding van de levende aquatische hulpbronnen ernstig in gevaar kan brengen of de doeltreffende werking van het communautaire controle- en handhavingssysteem in het gedrang kan brengen, kan de Commissie een korting op de jaarlijkse quota, toewijzingen of beschikbare gedeelten van een bestand of groep bestanden toepassen.

2. De Commissie stelt de betrokken lidstaat schriftelijk van haar bevindingen in kennis en geeft hem niet meer dan tien werkdagen de tijd om aan te tonen dat de betrokken visbestanden veilig kunnen worden geëxploiteerd.

3. De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn slechts van toepassing wanneer de lidstaat niet binnen de in lid 2 gestelde termijn reageert op dit verzoek van de Commissie of indien het antwoord onbevredigend wordt geacht of duidelijk aangeeft dat de nodige maatregelen niet zijn uitgevoerd.

4. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel, met name betreffende de vaststelling van de betrokken hoeveelheden, worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

Artikel 99

Weigering van quotaoverdrachten

De Commissie kan de overdracht van quota voor bestanden van een lidstaat naar het volgende jaar overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota weigeren wanneer:

a) de over te dragen quota door de betrokken lidstaat in één van de twee voorgaande jaren zijn overschreden of

b) het quotum betrekking heeft op een bestand waarvoor een meerjarenplan geldt of dat samen met een bestand waarvoor een meerjarenplan geldt, wordt bevist, en het quotum voor dat bestand of voor het bestand waarvoor een meerjarenplan geldt en dat samen met het eerste bestand wordt bevist, door de vloot van de betrokken lidstaat is overschreden in een van de voorgaande vijf jaren, of

c) de betrokken lidstaat geen passende maatregelen neemt om te zorgen voor een deugdelijk beheer van de vangstmogelijkheden voor de betrokken bestanden, met name door geen gebruik te maken van het geautomatiseerde valideringssysteem als bedoeld in artikel 102 of door onvoldoende gebruik te maken van de systemen die de gegevens voor dit valideringssysteem verschaffen.

Artikel 100

Weigering van quotaruil

De Commissie kan de mogelijkheid om quota te ruilen overeenkomstig artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 uitsluiten wanneer:

a) het gaat om quota waarvoor in een van de twee voorgaande jaren het aan een van de betrokken lidstaten toegewezen quotum met meer dan 10 % is overschreden, of

b) de betrokken lidstaat geen passende maatregelen neemt om te zorgen voor een deugdelijk beheer van de vangstmogelijkheden voor de betrokken bestanden, met name door geen gebruik te maken van het geautomatiseerde valideringssysteem als bedoeld in artikel 102 of door onvoldoende gebruik te maken van de systemen die de gegevens voor dit valideringssysteem verschaffen.

Hoofdstuk IV Noodmaatregelen

Artikel 101

Noodmaatregelen

1. Indien er, mede op basis van de resultaten van de door de Commissie verrichte steekproeven, bewijs is dat visserijactiviteiten en/of door een lidstaat of lidstaten vastgestelde maatregelen het gemeenschappelijk visserijbeleid ondermijnen of een bedreiging vormen voor het mariene ecosysteem, en indien hiervoor onmiddellijke actie vereist is, kan de Commissie, op gemotiveerd verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, noodmaatregelen vaststellen met een geldigheidsduur van ten hoogste één jaar. De Commissie kan besluiten de geldigheidsduur van de noodmaatregelen met maximaal zes maanden te verlengen.

2. De in lid 1 bedoelde noodmaatregelen staan in verhouding tot de bedreiging en kunnen onder andere het volgende omvatten:

a) schorsing van de visserijactiviteiten van vaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaten voeren;

b) sluiting van de visserij;

c) verbod voor marktdeelnemers van de Gemeenschap om in te stemmen met het aanlanden, het kooien voor mest- of kweekdoeleinden of het overladen van vis en visserijproducten die zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaten voeren;

d) verbod om vis en visserijproducten die zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaten voeren, op de markt te brengen of te gebruiken voor andere commerciële doeleinden;

e) verbod om levende vis te leveren voor viskweek in de wateren onder de jurisdictie van de betrokken lidstaten;

f) verbod om in te stemmen met het leveren van levende vis die is gevangen door vaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaat voeren, voor viskweek in wateren onder de jurisdictie van andere lidstaten;

g) verbod voor vaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaat voeren, om te vissen in wateren onder de jurisdictie van andere lidstaten;

h) wijziging, naargelang van de omstandigheden, van de door de lidstaten verstrekte visserijgegevens.

3. De lidstaat deelt het in lid 1 bedoelde verzoek terzelfder tijd mee aan de Commissie en de betrokken lidstaten. De andere lidstaten kunnen hun schriftelijke opmerkingen bij de Commissie indienen binnen vijf werkdagen nadat zij het verzoek hebben ontvangen. De Commissie neemt haar besluit binnen 15 dagen na de ontvangst van het verzoek.

4. De noodmaatregelen worden onmiddellijk van kracht. Zij worden ter kennis van de betrokken lidstaten gebracht en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

5. De betrokken lidstaten kunnen het besluit van de Commissie binnen 10 werkdagen nadat zij de kennisgeving hebben ontvangen, voorleggen aan de Raad.

6. De Raad kan binnen één maand na de datum van ontvangst van het schrijven waarbij een besluit aan hem is voorgelegd, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

TITEL XII

GEGEVENS EN INFORMATIE

Hoofdstuk I

Analyse en audit van gegevens

Artikel 102

Algemene beginselen voor de analyse van gegevens

1. De lidstaten controleren de juistheid van alle overeenkomstig deze verordening geregistreerde gegevens en de inachtneming van de termijnen voor de indiening van gegevens om de nakoming van de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgestelde verplichtingen zeker te stellen. Hiertoe voorzien de lidstaten in een geautomatiseerd valideringssysteem dat met name het volgende omvat:

a) procedures voor het controleren van de kwaliteit van alle overeenkomstig deze verordening geregistreerde gegevens;

b) kruiscontroles, analyse en verificatie van alle overeenkomstig deze verordening geregistreerde gegevens;

c) procedures voor het controleren van de inachtneming van de termijnen voor de indiening van alle overeenkomstig deze verordening geregistreerde gegevens;

2. Aan de hand van het valideringssysteem moeten inconsistenties tussen aan elkaar gerelateerde gegevens onmiddellijk kunnen worden vastgesteld en behandeld.

3. De lidstaten zetten een geautomatiseerd gegevensbestand op voor het in lid 1 bedoelde valideringssysteem, ermee rekening houdend dat het beginsel inzake de kwaliteit van gegevens van toepassing is op geautomatiseerde gegevensbestanden.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat het gegevensbestand informatie verschaft over de follow-up van inconsistenties, dat vissersvaartuigen of marktdeelnemers ten aanzien waarvan herhaaldelijk inconsistenties in gegevens zijn geconstateerd, kunnen worden geïdentificeerd, en dat foute gegevens kunnen worden gecorrigeerd. In een dergelijk geval geven de lidstaten duidelijk de gecorrigeerde gegevens aan, alsook de reden van de correctie.

5. Wanneer de in lid 1 bedoelde gegevens niet elektronisch worden verstuurd, zien de lidstaten erop toe dat zij onverwijld handmatig in het gegevensbestand worden ingevoerd.

6. De lidstaten valideren permanent, systematisch en grondig alle in lid 1 bedoelde gegevens op basis van geautomatiseerde en geïnformatiseerde algoritmen en mechanismen, met name aan de hand van kruiscontroles van de gegevens.

7. Wanneer een inconsistentie tussen aan elkaar gerelateerde gegevens is geconstateerd, doet de lidstaat het nodige onderzoek en neemt hij de nodige maatregelen wanneer er redenen zijn om te vermoeden dat een inbreuk is begaan.

Artikel 103

Mededeling van gegevens

1. Voor de verificatie van de volledigheid en de kwaliteit van de in artikel 102 bedoelde gegevens zorgen de lidstaten ervoor dat de Commissie te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving rechtstreekse realtimetoegang heeft tot het in artikel 102 bedoelde geautomatiseerde gegevensbestand. De Commissie krijgt de mogelijkheid om deze gegevens voor eender welke periode of eender welk aantal vaartuigen te downloaden.

2. Aan de hand van het valideringssysteem geconstateerde inconsistenties en de eventueel op grond daarvan genomen maatregelen worden op zodanige wijze aan de desbetreffende gegevens gekoppeld dat, wanneer de gegevens via het beveiligde onderdeel van de in artikel 106 bedoelde officiële website worden opgevraagd, de geconstateerde inconsistenties en de eventueel genomen maatregelen kunnen worden getraceerd. De data van ontvangst, invoer en validering van de gegevens, alsook de follow-upgegevens, zijn duidelijk zichtbaar.

3. De op de in artikel 106 bedoelde officiële website beschikbaar gestelde gegevens van het valideringssysteem worden in real time bijgewerkt.

4. Wanneer de Commissie naar aanleiding van haar eigen onderzoeken inconsistenties in de in het valideringssysteem van de lidstaat ingevoerde gegevens heeft geconstateerd, kan zij de lidstaat verzoeken deze gegevens te corrigeren en stelt zij de andere lidstaten hiervan in kennis.

5. De bepalingen ter uitvoering van dit hoofdstuk, met name betreffende de vaststelling van een gestandaardiseerd formaat voor het downloaden van de in artikel 102 bedoelde gegevens, worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

Hoofdstuk II

Vertrouwelijkheid van gegevens

Artikel 104

Bescherming van persoonsgegevens

1. De lidstaten en de Commissie zien erop toe dat alle toepasselijke bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Richtlijn 95/46/EG worden nageleefd.

2. De namen van natuurlijke personen worden niet aan de Commissie of aan een andere lidstaat meegedeeld, behalve indien een dergelijke mededeling uitdrukkelijk in deze verordening wordt voorgeschreven of indien zulks noodzakelijk is met het oog op het voorkomen of vervolgen van inbreuken of met het oog op de verificatie van kennelijke inbreuken. De in lid 1 bedoelde gegevens worden niet doorgegeven, tenzij zij in een zodanige vorm met andere gegevens zijn samengevoegd dat het niet mogelijk is natuurlijke personen direct of indirect te identificeren.

Artikel 105

Vertrouwelijkheid en beroeps- en handelsgeheim

1. De lidstaten en de Commissie nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in het kader van deze verordening verzamelde en ontvangen gegevens vertrouwelijk worden behandeld en dat alle voorschriften inzake beroeps- en handelsgeheim worden nageleefd.

2. De tussen de lidstaten en de Commissie uitgewisselde gegevens worden niet toegezonden aan andere personen dan de personen in de lidstaten of de communautaire instellingen wier functie vereist dat zij toegang tot deze gegevens hebben, tenzij de lidstaten die de gegevens toezenden, daartoe uitdrukkelijk toestemming hebben gegeven.

3. De in lid 1 bedoelde gegevens mogen niet voor een ander dan het in deze verordening bepaalde doel worden gebruikt, tenzij de autoriteiten die deze gegevens hebben verstrekt, hiervoor uitdrukkelijk toestemming geven en op voorwaarde dat de in de lidstaat van de ontvangende autoriteit geldende bepalingen dit gebruik of deze mededeling niet verbieden.

4. Gegevens die in het kader van deze verordening worden meegedeeld aan personen die werken voor bevoegde autoriteiten, gerechtshoven, andere overheidsinstanties en de Commissie of de door haar aangewezen instantie, en die

a) de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu, in overeenstemming met de Gemeenschapswetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens,

b) de commerciële belangen van een natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van de intellectuele eigendom,

c) gerechtelijke procedures en juridisch advies, of

d) het doel van controles en onderzoeken

zouden kunnen ondermijnen, mogen slechts worden bekendgemaakt voor zover dit noodzakelijk is om een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te beëindigen of te verbieden en de instantie die de informatie meedeelt, instemt met de bekendmaking ervan.

5. Voor dergelijke gegevens geldt dezelfde bescherming als die welke op soortgelijke gegevens van toepassing is volgens de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat en volgens de overeenkomstige bepalingen die voor de communautaire instellingen gelden.

6. De leden 1 tot en met 6 mogen niet worden opgevat als een belemmering voor het gebruik van de krachtens deze verordening verkregen gegevens in het kader van rechtshandelingen of procedures die nadien worden ingeleid wegens niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden, worden op de hoogte gesteld van alle instanties waar de genoemde gegevens voor deze doeleinden worden gebruikt.

7. Dit artikel laat de verplichtingen uit hoofde van de internationale verdragen betreffende wederzijdse bijstand in strafzaken onverlet.

Hoofdstuk III

Officiële websites

Artikel 106

Officiële websites

1. Voor de toepassing van deze verordening voorziet elke lidstaat uiterlijk op 1 juni 2010 in een officiële website die toegankelijk is via internet en die de in de artikelen 107 en 108 vermelde gegevens bevat. Voor deze website gelden de richtsnoeren van het "Web Accessibility Initiative". De lidstaten delen het internetadres van hun officiële website mee aan de Commissie. De Commissie kan besluiten gemeenschappelijke normen en procedures op te stellen met het oog op een transparante communicatie tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten, het Bureau en de Commissie, inclusief het verzenden van regelmatige verslagen korte verslagen over de verhouding tussen de geregistreerde visserijactiviteiten en de vangstmogelijkheden.

2. De officiële website van de lidstaten bestaat uit een publiek toegankelijk onderdeel en een beveiligd onderdeel. Op deze website worden door elke lidstaat de voor controledoeleinden overeenkomstig deze verordening noodzakelijke gegevens opgeslagen, onderhouden en bijgewerkt.

Artikel 107

Het publiek toegankelijke onderdeel van de website

1. Op het publiek toegankelijke onderdeel van hun website publiceren de lidstaten onverwijld

a) de naam en het adres van de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het afgeven van visvergunningen en van de in artikel 7 bedoelde vismachtigingen;

b) de lijst van de voor overlading aangewezen havens als bedoeld in artikel 18, met vermelding van hun werktijden;

c) één maand na de inwerkingtreding van een meerjarenplan en na goedkeuring door de Commissie, de lijst van de in artikel 34 bedoelde aangewezen havens, met vermelding van hun werktijden, en uiterlijk 30 dagen later de voor elke aanvoer geldende voorwaarden voor registratie en melding van de hoeveelheden van de soorten waarvoor het meerjarenplan geldt;

d) de gegevens van het contactpunt voor de doorzending of indiening van logboeken, voorafgaande kennisgevingen, aangiften van overlading, aangiften van aanlanding, verkoopdocumenten, aangiften van overname en vervoerdocumenten als bedoeld in de artikelen 14, 17, 18, 21, 54, 57 en 58;

e) een kaart met de coördinaten van het gebied waarvoor een tijdelijke realtimesluiting is vastgesteld als bedoeld in artikel 45, met vermelding van de duur van de sluiting en de voorwaarden voor de visserij in dat specifieke gesloten gebied;

f) het besluit om een visserijtak te sluiten op grond van artikel 26, en alle nodige details ter zake.

Artikel 108

Het beveiligde onderdeel van de website

1. Op het beveiligde onderdeel van de website worden door elke lidstaat de volgende lijsten en gegevensbestanden opgeslagen, onderhouden en bijgewerkt:

a) de in artikel 65 bedoelde lijst van de voor de uitvoering van inspecties verantwoordelijke functionarissen;

b) het in artikel 69 bedoelde elektronische gegevensbestand voor het opslaan van de door de functionarissen opgestelde inspectie- en bewakingsverslagen;

c) de door het in artikel 9 bedoelde visserijcontrolecentrum geregistreerde gegevens die zijn verkregen met het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen;

d) het elektronische gegevensbestand met de lijst van alle overeenkomstig deze verordening afgegeven en beheerde visvergunningen en vismachtigingen, waarin de geldende voorwaarden en de gegevens inzake alle schorsingen en intrekkingen duidelijk zijn aangegeven;

e) het elektronische gegevensbestand met alle in artikel 23 bedoelde relevante gegevens over de vangstmogelijkheden;

f) het in artikel 85 bedoelde elektronische gegevensbestand met alle inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, inclusief de sancties die in dit verband zijn opgelegd aan de vaartuigen die zijn vlag voeren en aan zijn onderdanen;

g) het in artikel 102 bedoelde elektronische gegevensbestand voor de verificatie van de volledigheid en de kwaliteit van gegevens.

2. Op het beveiligde onderdeel van zijn website zet elke lidstaat een nationaal informatiesysteem voor de visserij op, dat de rechtstreekse elektronische uitwisseling van gegevens met andere lidstaten, de Commissie of de door haar aangewezen instantie mogelijk maakt, als bedoeld in artikel 109.

3. Elke lidstaat zorgt ervoor dat de Commissie en de door haar aangewezen instantie toegang hebben tot het beveiligde onderdeel van zijn website. De lidstaat verleent functionarissen van de Commissie toegang op basis van elektronische certificaten die worden aangemaakt door de Commissie of de door haar aangewezen instantie.

4. De gegevens in het beveiligde onderdeel van de website worden alleen beschikbaar gesteld voor specifieke gebruikers die hiertoe zijn gemachtigd door de lidstaten, de Commissie of de door haar aangewezen instantie. De voor deze personen toegankelijke gegevens zijn beperkt tot de gegevens die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken en activiteiten om de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te waarborgen, en de regels inzake de vertrouwelijke behandeling van deze gegevens zijn derhalve van toepassing.

5. De gegevens in het beveiligde onderdeel van de website worden slechts zo lang opgeslagen als nodig is voor de toepassing van deze verordening, doch altijd gedurende minimaal drie kalenderjaren, te rekenen vanaf het jaar dat volgt op dat waarin de informatie is opgeslagen.

TITEL XIII

TENUITVOERLEGGING

Artikel 109

Administratieve samenwerking tussen de lidstaten

1. De autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze verordening in de lidstaten, werken met elkaar, met de autoriteiten van derde staten, met de Commissie en de door haar aangewezen instantie samen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

2. Hiertoe wordt een systeem van wederzijdse bijstand ingesteld, dat regels inzake de uitwisseling van informatie op voorafgaand verzoek of op spontane basis omvat. Er wordt eveneens een geautomatiseerd informatiesysteem via nationale gegevensbestanden ingesteld.

3. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 111 bedoelde procedure.

Artikel 110

Rapportageverplichtingen

1. Om de vier jaar verstrekken de lidstaten de Commissie een verslag over de toepassing van deze verordening.

2. De Commissie stelt op basis van de door de lidstaten ingediende verslagen en haar eigen waarnemingen om de vijf jaar een verslag op dat moet worden voorgelegd aan de Raad en het Europees Parlement.

3. Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening verricht de Commissie een evaluatie van de impact van deze verordening op het gemeenschappelijk visserijbeleid.

4. De lidstaten verstrekken de Commissie een verslag waarin wordt toegelicht hoe de basisgegevens in het verslag zijn verwerkt.

Artikel 111

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 opgerichte comité.

2. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

3. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

Artikel 112

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 768/2005

Verordening (EG) nr. 768/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 3 wordt het volgende punt toegevoegd:

"(i) de uniforme uitvoering van de controleregeling van het gemeenschappelijk visserijbeleid te ondersteunen, met inbegrip van met name:

- de organisatie van de operationele coördinatie van controleactiviteiten van de lidstaten voor de uitvoering van specifieke controleprogramma's, IOO-controleprogramma's en internationale controleprogramma's;

- de uitvoering van audits van de nationale controleregelingen en de samenwerking tussen de lidstaten op het vlak van hun controleregelingen, met de hulp van hoge nationale autoriteiten of onafhankelijke bevoegde instanties;

- de inspecties die nodig zijn voor de vervulling van zijn taken."

2. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door:

"1. De operationele coördinatie van het Bureau heeft betrekking op de controle van alle activiteiten die onder het gemeenschappelijk visserijbeleid vallen:"

b) het volgende lid wordt toegevoegd:

"3. Met het oog op een versterkte operationele coördinatie tussen de lidstaten kan het Bureau samen met de betrokken lidstaten werkprogramma's opstellen en de uitvoering ervan coördineren."

3. Artikel 7 wordt vervangen door:

"Artikel 7

Bijstand aan de Commissie en de lidstaten

Het Bureau staat de Commissie en de lidstaten bij met het oog op een optimale, uniforme en doeltreffende nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van het gemeenschappelijk visserijbeleid, inclusief wat betreft de bestrijding van IOO-visserij, en hun betrekkingen met derde landen. Het Bureau heeft met name de volgende taken:

a) het opstellen en ontwikkelen van een kerncurriculum voor de opleiding van de instructeurs van de visserijinspectie van de lidstaten en het zorgen voor aanvullende opleidingscursussen en seminars voor die inspecteurs en andere bij controleactiviteiten betrokken personeelsleden;

b) het opstellen en ontwikkelen van een kerncurriculum voor de opleiding van communautaire inspecteurs voordat zij voor het eerst worden ingezet, en het regelmatig aanbieden van bijgewerkte bijscholing en seminars aan deze inspecteurs;

c) het gezamenlijk aankopen, op verzoek van de lidstaten, van goederen en diensten met betrekking tot de door de lidstaten te verrichten controleactiviteiten, alsmede het voorbereiden en coördineren van de uitvoering door de lidstaten van gezamenlijke proefprojecten;

d) het opstellen van gezamenlijke operationele procedures voor controleactiviteiten die gezamenlijk door twee of meer lidstaten worden verricht;

e) het vaststellen van criteria voor de uitwisseling van controle- en inspectiemiddelen tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en derde landen en voor de verstrekking van die middelen door de lidstaten.

f) het verrichten van risicoanalyses op basis van de gegevens betreffende vangsten, aanlandingen en visserijinspanning, alsook een risicoanalyse van niet-gemelde aanlandingen, inclusief een vergelijking van gegevens betreffende vangsten en invoer met gegevens betreffende uitvoer en nationale consumptie;

g) het ontwikkelen, op verzoek van de Commissie of van de lidstaten, van gezamenlijke inspectiemethoden en –procedures;

h) het ondersteunen van de lidstaten bij het nakomen van hun eigen verplichtingen, die van de Gemeenschap en hun andere internationale verplichtingen, inclusief de bestrijding van IOO-visserij, en de verplichtingen in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer;

i) het bevorderen en coördineren van de ontwikkeling van uniforme risicobeoordelingsmethoden op de gebieden die onder zijn bevoegdheid vallen;

j) het coördineren en bevorderen van samenwerking tussen de lidstaten en van gemeenschappelijke normen voor de ontwikkeling van in de Gemeenschapswetgeving vastgestelde steekproefplannen."

In Verordening (EG) nr. 768/2005 wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd:

"Hoofdstuk III bis Bevoegdheden van het Bureau

Artikel 17 bis

Inspecties van lidstaten

1. Onverminderd de door het Verdrag aan de Commissie toegekende uitvoeringsbevoegdheden verleent het Bureau de Commissie bijstand bij de evaluatie van en de controle op de toepassing van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid door de lidstaten. Het Bureau kan overheidsinstanties en particuliere marktdeelnemers in de lidstaten controleren. Hiertoe kan het, in overeenstemming met de juridische bepalingen van de betrokken lidstaten,

a) relevante verslagen, gegevens, procedures en ander relevant materiaal onderzoeken;

b) kopieën of uittreksels maken van dergelijke verslagen, gegevens, procedures en ander materiaal;

c) verzoeken om een verklaring ter plaatse;

d) lokalen of vervoermiddelen betreden.

2. De functionarissen van het Bureau leggen een schriftelijke bevoegdheidsverklaring voor waarin hun identiteit en hun hoedanigheid zijn aangegeven. Het Bureau stelt de betrokken lidstaat binnen een redelijke termijn vóór de geplande inspectie in kennis van de geplande inspectie en van de namen van de functionarissen.

3. De betrokken lidstaat aanvaardt deze inspecties en ziet erop toe dat de betrokken instanties of personen dat eveneens doen.

4. Wanneer een marktdeelnemer zich tegen de inspectie verzet, verleent de betrokken lidstaat de door het Bureau gemachtigde functionarissen de nodige bijstand opdat zij de inspectie kunnen verrichten.

5. Ter uitvoering van dit artikel opgestelde verslagen worden toegezonden aan de betrokken lidstaat en de Commissie.

Artikel 17 ter

Maatregelen van het Bureau

In voorkomend geval kan het Bureau:

a) handboeken inzake geharmoniseerde inspectienormen uitgeven;

b) een handleiding ontwikkelen met de beste praktijken op het gebied van controle van het gemeenschappelijk visserijbeleid, inclusief de opleiding van controlefunctionarissen, en deze regelmatig bijwerken;

c) toezicht houden op het algemene functioneren van de controle van het gemeenschappelijk visserijbeleid, ook in de afzonderlijke lidstaten. Dit kan bezoeken in de lidstaten omvatten;

d) de Commissie de noodzakelijke technische en administratieve ondersteuning verlenen bij de uitoefening van haar taken;

e) toezicht houden op het niveau en de kwaliteit van de opleiding van nationale functionarissen en op de nationale controlemiddelen.

Artikel 17 quater

Samenwerking

1. De lidstaten en de Commissie werken met het Bureau samen en verlenen het de nodige bijstand voor de vervulling van zijn opdracht.

2. Terdege rekening houdend met de verschillende rechtssystemen in de individuele lidstaten, vergemakkelijkt het Bureau de samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie bij de ontwikkeling van geharmoniseerde controlenormen overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving en met inachtneming van de beste praktijken in de lidstaten en van internationaal overeengekomen normen.

Artikel 17 quinquies

Noodeenheid

1. Wanneer de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van een aantal lidstaten, een situatie constateert waarin zich een ernstig direct, indirect of potentieel risico voor het gemeenschappelijk visserijbeleid voordoet en dat risico niet met behulp van de bestaande voorzieningen kan worden voorkomen, weggenomen of beperkt of niet adequaat kan worden beheerst, wordt het Bureau onverwijld in kennis gesteld.

2. Het Bureau zet na een dergelijke kennisgeving of op eigen initiatief onverwijld een noodeenheid op en stelt de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 17 sexies

Taken van de noodeenheid

1. De door het Bureau opgerichte noodeenheid is belast met de verzameling en beoordeling van alle relevante informatie en het onderzoeken van de mogelijkheden om het risico voor het gemeenschappelijk visserijbeleid zo doeltreffend en snel mogelijk te voorkomen, weg te nemen of te beperken.

2. De noodeenheid kan de hulp inroepen van overheidsinstanties of particulieren indien hun expertise nodig wordt geacht om de noodsituatie doeltreffend aan te pakken.

3. Het Bureau zorgt voor de nodige coördinatie om adequaat en tijdig op de noodsituatie te reageren.

4. De noodeenheid houdt het publiek, in voorkomend geval, op de hoogte van de risico's en de getroffen maatregelen.

Artikel 17 septies

Meerjarig werkprogramma

1. In het meerjarig werkprogramma van het Bureau worden de algemene doelstellingen, het mandaat, de taken, de prestatie-indicatoren en de prioriteiten voor elke actie van het Bureau voor een periode van 5 jaar vastgesteld. Het omvat een presentatie van het personeelsbeleidsplan en een raming van de begrotingskredieten die moeten worden vrijgemaakt om de doelstellingen voor die vijfjarige periode te bereiken.

2. Het meerjarig werkprogramma wordt gepresenteerd volgens het systeem en de methode van activiteitsgestuurd management van de Commissie. Het wordt goedgekeurd door de raad van bestuur.

3. Het in artikel 23, lid 2, onder c), vermelde jaarlijkse werkprogramma verwijst naar het meerjarig werkprogramma. Het geeft duidelijk de toevoegingen, wijzigingen of schrappingen aan ten opzichte van het werkprogramma van het vorige jaar, en de vooruitgang die is geboekt bij het bereiken van de algemene doelstellingen en prioriteiten van het meerjarig werkprogramma.

Artikel 17 octies

Samenwerking op het gebied van maritieme zaken

1. Het Bureau draagt bij tot de tenuitvoerlegging van het geïntegreerd maritiem beleid van de EU en met name tot de totstandkoming van het geïntegreerd maritiem bewakingsnetwerk van de EU door zijn operationele systemen alsook zijn gegevens betreffende visserijtoezicht en de naleving van de regels beschikbaar te stellen voor de instellingen, de instanties en de lidstaten van de EU.

2. De uitvoerend directeur kan namens het Bureau administratieve overeenkomsten met andere instanties sluiten op door deze verordening bestreken gebieden na de raad van bestuur hiervan in kennis te hebben gesteld. De uitvoerend directeur stelt de Commissie hiervan in een vroeg stadium van de onderhandelingen in kennis.

Artikel 17 nonies

Uitvoeringsbepalingen

1. De bepalingen ter uitvoering van dit hoofdstuk worden vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

2. Deze bepalingen kunnen met name betrekking hebben op de opstelling van plannen om te reageren op een noodsituatie, de oprichting van de noodeenheid en de toe te passen praktische procedures."

Artikel 113

Wijzigingen van andere verordeningen

1. Verordening (EG) nr. 2371/2002 wordt als volgt gewijzigd:

a) Artikel 21 wordt vervangen door:

"De toegang tot wateren en hulpbronnen en de uitoefening van activiteiten als bedoeld in artikel 1 worden gecontroleerd en de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt gehandhaafd. Hiertoe wordt een communautaire regeling voor toezicht, inspectie en handhaving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgesteld."

b) De artikelen 22 tot en met 28 worden geschrapt.

2. In Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad [38] wordt hoofdstuk V geschrapt.

3. In Verordening (EG) nr. 811/2004 van de Raad [39] worden de artikelen 7, 8, 10, 11, 12 en 13 geschrapt.

4. In Verordening (EG) nr. 2166/2005 van de Raad [40] worden de artikelen 9, 10, 11, 12 en 13 geschrapt.

5. In Verordening (EG) nr. 2115/2005 van de Raad [41] wordt artikel 7 geschrapt.

6. In Verordening (EG) nr. 388/2006 van de Raad [42] worden de artikelen 7, 8, 10 en 11 geschrapt.

7. In Verordening (EG) nr. 509/2007 van de Raad [43] worden de artikelen 6, 8, 9 en 10 geschrapt.

8. In Verordening (EG) nr. 676/2007 van de Raad [44] worden de artikelen 10, 11, 12, 14 en 15 geschrapt.

9. In Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad [45] worden de artikel 15 en 25 geschrapt.

10. In Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad wordt artikel 5 geschrapt.

Artikel 114

Intrekking

Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten worden ingetrokken.

Artikel 115

Verwijzingen

Verwijzingen naar de op grond van artikel 113 geschrapte bepalingen en naar de op grond van artikel 114 ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

TITEL XIV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 116

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

BIJLAGE I

SPECIFIEKE INSPECTIE-IJKPUNTEN VOOR MEERJARENPLANNEN

Doelstelling

1. Elke lidstaat stelt overeenkomstig deze bijlage specifieke ijkpunten voor de inspectie vast.

Strategie

2. De inspectie en de bewaking van visserijactiviteiten worden toegespitst op de vaartuigen waarvan mag worden aangenomen dat zij onder een meerjarenplan vallende soorten vangen. Daarnaast worden aselecte inspecties van het vervoer en de afzet van die onder een meerjarenplan vallende soorten verricht als aanvullend kruiscontrolemechanisme om de doeltreffendheid van de inspectie en de bewaking te testen.

Prioriteiten

3. Voor de verschillende soorten vistuig moeten verschillende prioriteiten worden vastgesteld naargelang van de mate waarin voor de vloten beperkingen van de vangstmogelijkheden gelden. Daarom moet elke lidstaat specifieke prioriteiten vaststellen.

Streefijkpunten

4. Binnen één maand te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van een verordening tot vaststelling van een meerjarenplan voeren de lidstaten hun inspectieschema’s uit, rekening houdend met de onderstaande streefniveaus.

De lidstaten stellen de toe te passen steekproefstrategie vast en geven daarvan een beschrijving.

Als de Commissie daarom verzoekt, wordt haar inzage verleend van het door de lidstaat toegepaste steekproefplan.

a) Omvang van de inspectie in de havens

In de regel moet een nauwkeurigheid worden bereikt die ten minste gelijkwaardig is aan die welke zou worden verkregen met een eenvoudige aselecte steekproefmethode waarbij inspecties worden verricht bij 20 gewichtsprocent van alle onder een meerjarenplan vallende soorten die in een lidstaat worden aangeland.

b) Omvang van de inspectie bij de afzet

Inspectie van 5% van de op de visafslagen te koop aangeboden hoeveelheden van onder een meerjarenplan vallende soorten.

c) Omvang van de inspectie op zee

Flexibel ijkpunt: vast te stellen na een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteit in elk gebied. IJkpunten voor de inspectie op zee hebben betrekking op het aantal patrouilledagen op zee in de beheersgebieden, eventueel met een afzonderlijk ijkpunt voor de dagen waarop in specifieke gebieden wordt gepatrouilleerd.

d) Omvang van de inspectie vanuit de lucht

Flexibel ijkpunt: vast te stellen na een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteit in elk gebied en rekening houdend met de middelen waarover de lidstaat beschikt.

BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EEG) nr. 2847/93 | De onderhavige verordening |

Artikel 1, lid 1 | Artikelen 1 en 2 |

Artikel 1, lid 2 | Artikel 5, lid 3 |

Artikel 1, lid 3 | Artikel 2 |

Artikel 2 | Artikel 5 |

Artikel 3 | Artikel 9 |

Artikel 4 | Artikel 5 |

Artikel 5, onder a) en b) | Artikel 65 |

Artikel 5, onder c) | Artikel 8 |

Artikel 6 | Artikelen 14, 15 en 16 |

Artikel 7 | Artikel 17 |

Artikel 8 | Artikel 21 |

Artikel 9, leden 1, 2, 3 en 4 | Artikelen 54 en 55 |

Artikel 9, lid 4, onder b) | Artikel 57 |

Artikel 11 | Artikelen 18 en 19 |

Artikel 12 | |

Artikel 13 | Artikel 58 |

Artikel 14 | Artikel 52 |

Artikel 15 | Artikelen 23 en 25 |

Artikel 16 | Artikel 24 |

Artikel 17 | Artikelen 5 en 65 |

Artikel 19 | Artikelen 102 en 103 |

Artikel 19 bis | |

Artikel 19 ter | |

Artikel 19 quater | |

Artikel 19 quinquies | |

Artikel 19 sexies | Artikel 14 |

Artikel 19 septies | |

Artikel 19 octies | |

Artikel 19 nonies | |

Artikel 19 decies | |

Artikel 19 undecies | |

Artikel 20 | Artikelen 37 en 38 |

Artikel 20 bis | |

Artikel 21, leden 1, 2 en 3 | Artikelen 26 en 27 |

Artikel 21, lid 4 | Artikel 28 |

Artikel 21 bis | Artikelen 26 en 27 |

Artikel 21 ter | Artikelen 23 en 25 |

Artikel 21 quater | Artikel 27 |

Artikel 22 | |

Artikel 23 | Artikelen 97 en 98 |

Titel V | Titel IV, hoofdstuk II |

Artikel 28, lid 1 | Artikel 48 |

Artikel 28, lid 2 | Artikel 60 |

Artikel 28, lid 2, onder a) | Artikel 48 |

Artikel 28 quater | Artikelen 9 en 14 |

Artikel 28 bis, ter, quater, quinquies, sexies, septies, octies, nonies | |

Artikel 29 | Artikelen 88, 89, 90, 91, 92 en 93 |

Artikel 30 | Artikel 94 |

Artikel 31, leden 1 en 2 | Artikel 81 |

Artikel 31, lid 3 | Artikel 82 |

Artikel 31, lid 4 | Artikel 78 |

Artikel 32 | Artikel 80 |

Artikel 33 | Artikel 81 |

Artikel 34 | |

Artikel 34 bis | Artikel 109 |

Artikel 34 ter | Artikel 89 |

Artikel 34 quater | Artikel 87 |

Artikel 35 | Artikel 110 |

Artikel 36 | Artikel 111 |

Artikel 37 | Artikelen 104 en 105 |

Artikel 38 | Artikel 3 |

Artikel 39 | Artikel 114 |

Artikel 40 | Artikel 116 |

Verordening (EG) nr. 2371/2002 | De onderhavige verordening |

Artikel 21 | Artikelen 1 en 2 |

Artikel 22, lid 1 | Artikelen 6, 7, 9, 14 en 66 |

Artikel 22, lid 2 | Artikelen 50, 52, 54, 58 en 66 |

Artikel 23, lid 3 | Artikel 5, lid 3, artikel 5, lid 5, en artikel 11 |

Artikel 23, lid 4 | Artikel 28, lid 2, en artikel 97 |

Artikel 24 | Artikel 5, titel VII, en artikelen 61 en 83 |

Artikel 25 | Hoofdstukken III en IV van titel VII |

Artikel 26, lid 1 | Artikel 88 |

Artikel 26, lid 2 | Artikel 101 |

Artikel 26, lid 4 | Artikel 27 |

Artikel 27, lid 1 | Artikelen 88 tot en met 91 |

Artikel 27, lid 2 | Artikelen 93 en 94 |

Artikel 28, lid 1 | Artikel 109 |

Artikel 28, lid 3 | Artikelen 71 tot en met 73 |

Artikel 28, lid 4 | Artikel 70 |

Artikel 28, lid 5 | Artikel 64 |

Verordening (EG) nr. 1627/94 | De onderhavige verordening |

De volledige verordening | Artikel 7 |

Verordening (EG) nr. 423/2004 | De onderhavige verordening |

Artikel 9 | Artikel 14, lid 2 |

Artikel 11 | Artikel 17 |

Artikel 12 | Artikel 34 |

Artikel 13 | Artikel 14, lid 3 |

Artikel 14 | Artikel 36 |

Artikel 15, lid 1 | Artikel 53, lid 4 |

Verordening (EG) nr. 811/2004 | De onderhavige verordening |

Artikel 7 | Artikel 14, lid 2 |

Artikel 8 | Artikel 17 |

Artikel 10 | Artikel 14, lid 3 |

Artikel 11 | Artikel 35 |

Artikel 12 | Artikel 53, lid 4 |

Verordening (EG) nr. 2166/2005 | De onderhavige verordening |

Artikel 9 | Artikel 14, lid 3 |

Artikel 10 | Artikel 53, lid 1 |

Artikel 12 | Artikel 35 |

Artikel 13 | Artikel 53, lid 4 |

Verordening (EG) nr. 2115/2005 | De onderhavige verordening |

Artikel 7 | Artikel 14, lid 3 |

Verordening (EG) nr. 388/2006 | De onderhavige verordening |

Artikel 7 | Artikel 14, lid 3 |

Artikel 8 | Artikel 53, lid 1 |

Artikel 10 | Artikel 35 |

Artikel 11 | Artikel 53, lid 4 |

Verordening (EG) nr. 509/2007 | De onderhavige verordening |

Artikel 6 | Artikel 14, lid 3 |

Artikel 8 | Artikel 35 |

Artikel 9 | Artikel 53, lid 4 |

Verordening (EG) nr. 676/2007 | De onderhavige verordening |

Artikel 10 | Artikel 14, lid 2 |

Artikel 11 | Artikel 14, lid 3 |

Artikel 12 | Artikel 53, lid 1 |

Artikel 14 | Artikel 35 |

Artikel 15 | Artikel 53, lid 4 |

Verordening (EG) nr. 1098/2007 | De onderhavige verordening |

Artikel 15 | Artikel 14, lid 3 |

Verordening (EG) nr. 847/96 | De onderhavige verordening |

Artikel 5 | Artikel 97 |

[1] COM(2007) 167.

[2] Speciaal verslag nr. 7/2007.

[3] Verordening (EEG) nr. 2847/1993 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 261 van 20.10.1993).

[4] Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 358 van 31.12.2002, blz 59).

[5] Verslag van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling, Johannesburg, Zuid-Afrika, 26 augustus – 4 september 2002 (publicatie van de Verenigde Naties).

[6] Zie COM(2007) 502 van 5.9.2007 - “Een Europa van resultaten – toepassing van het gemeenschapsrecht”.

[7] http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/governance/consultations/consultation_280208_contributions_en.htm

[8] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

[9] PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

[10] PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

[11] PB L 278 van 23.10.2001, blz. 6.

[12] PB L 289 van 16.11.2000, blz. 8.

[13] PB L 102 van 7.4.2004, blz. 9.

[14] PB L 204 van 13.8.2003, blz. 21.

[15] PB L 365 van 10.12.2004, blz. 19.

[16] PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1.

[17] PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.

[18] PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

[19] PB L 160 van 14.6.2006, blz. 1.

[20] PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.

[21]

[22] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[23] PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1.

[24] PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8.

[25] PB L 185 van 24.5.2004, blz. 1.

[26] PB L 345 van 28.12.2008, blz. 5.

[27] PB L 340 van 23.12.2005, blz. 3.

[28] PB L 65 van 7.3.2006, blz. 1.

[29] PB L 122 van 11.5.2007, blz. 7.

[30] PB L 157 van 19.6.2007, blz. 1.

[31] PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1.

[32] PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

[33] PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1.

[34] PB L 102 van 7.4.2004, blz. 9.

[35] PB L 204 van 13.8.2003, blz. 21.

[36] PB L 365 van 10.12.2004, blz. 19.

[37] PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

[38] PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8.

[39] PB L 185 van 27.5.2004, blz. 1.

[40] PB L 345 van 28.12.2005, blz. 5.

[41] PB L 340 van 23.12.2005, blz. 3.

[42] PB L 65 van 7.3.2006, blz. 1.

[43] PB L 122 van 11.5.2007, blz. 7.

[44] PB L 157 van 19.6.2007, blz. 1.

[45] PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1.

--------------------------------------------------

Top