EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005AE0384

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 95/2/EG betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen, en Richtlijn 94/35/EG inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (COM(2004) 650 def. — 2004/0237 (COD))

OJ C 255, 14.10.2005, p. 59–60 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

14.10.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/59


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 95/2/EG betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen, en Richtlijn 94/35/EG inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt

(COM(2004) 650 def. — 2004/0237 (COD))

(2005/C 255/11)

De Raad heeft op 16 november 2004 besloten, overeenkomstig de bepalingen van art. 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over voornoemd voorstel.

De gespecialiseerde afdeling „Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu”, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 17 maart 2005 goedgekeurd. Rapporteur was mevrouw Davison.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 416e zitting op 6 en 7 april 2005 (vergadering van 6 april 2005) het volgende advies uitgebracht, dat met 136 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 7 onthoudingen, werd goedgekeurd:

1.   Achtergrond

1.1

Dit is de zesde wijziging betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen in tien jaar tijd en de derde voor zoetstoffen.

1.2

De wijzigingen van Richtlijn 95/2/EG, die gebaseerd is op het beginsel van positieve lijsten, betreffen additieven „met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen”. Het gaat hier dus voornamelijk om emulgatoren en stabilisatoren, en conserveringsmiddelen.

1.3

De wijzigingen beogen het gebruik van bepaalde levensmiddelenadditieven in de betreffende categorieën te verbieden, te beperken, te heroverwegen, toe te staan, uit te breiden, te verduidelijken en te herdefiniëren. In deze wijzigingen is rekening gehouden met het oordeel van het Wetenschappelijk Comité voor de Menselijke Voeding en dat van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid inzake het gebruik van nieuwe additieven en de uitbreiding van het gebruik van bepaalde bestaande additieven. Tevens wordt een begin gemaakt met geharmoniseerd toezicht op het gebruik van additieven die noodzakelijk zijn voor de opslag en het gebruik van aroma's. (De wetgeving in de lidstaten loopt op dit vlak nog uiteen).

1.4

Op grond van de nieuwe bepalingen worden additieven alleen toegestaan indien zij veilig zijn gebleken, het technologisch gebruik is gerechtvaardigd en de inname geen specifieke voorzorgen vergt.

2.   Algemene opmerkingen

2.1

Het Comité heeft zich sterk gemaakt voor de oprichting van een Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) en constateert tot zijn genoegen dat als gevolg hiervan risicobeoordeling is losgekoppeld van risicobeheer. Bovendien blijkt de EFSA zich nu ook bezig te houden met de behoefte aan nieuwe producten. Het Comité hoopt dat de lidstaten voldoende middelen aanwenden om de nieuwe aanpak van de EFSA kracht bij te zetten. Het Comité is blij met deze aanpassing van de wetgeving en heeft hierbij een paar specifieke opmerkingen.

3.   Bijzondere opmerkingen

Omwille van de duidelijkheid zou de Commissie beter ook de op het etiket genoemde e-nummers vermelden bij de hier genoemde additieven.

3.1   Natriumsamenstellingen

In de tekst wordt een aantal natriumsamenstellingen genoemd. Het Comité vreest dat consumenten uit het etiket niet kunnen opmaken dat het hier om zout gaat en dat zij hiermee dus rekening moeten houden bij het vaststellen van hun gemiddelde dagelijkse inname van maximaal 6 gram. Zij kunnen daarom niet op gepaste wijze reageren op het advies om hun zoutgebruik te beperken.

3.2   Nitriet en nitraat

Op aanraden van de EFSA wil de Commissie de toegestane maximumconcentraties zoveel mogelijk verlagen zonder de voedselveiligheid in gevaar te brengen. Nitriet en nitraat zijn nuttige conserveringsmiddelen, maar een te grote inname is niet zonder gevaar. Daarom stelt de Commissie een aanpak voor waarbij een maximumconcentratie wordt aangehouden. In het belang van de consumentenveiligheid pleit het Comité voor een zo laag mogelijke ondergrens waarbij, indien mogelijk, voor verschillende producten verschillende concentraties worden aangehouden.

3.3   Bijvoedingsmiddelen, voedingssupplementen en voeding voor medisch gebruik

Het Comité steunt het voorstel van de Commissie om de formulering inzake bijvoeding in overeenstemming te brengen met Richtlijn 89/398/EEG door het woord „bijvoedingsmiddelen” te vervangen door „bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding”, en de passages over voedingssupplementen en voeding voor medisch gebruik te verduidelijken.

3.4   p-Hydroxybenzoaten

3.4.1

Deze moesten worden herzien en de EFSA heeft een aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) voor de hele groep vastgesteld van 0-10 mg/kg lw voor de som van de methyl- en ethylester van p-hydroxybenzoëzuur en de natriumzouten daarvan. Dat geldt echter niet voor propylparaben, dat invloed had op geslachtshormonen en voortplantingsorganen bij jonge ratten. Ook wordt voorgesteld de vergunning voor het gebruik van p-hydroxybenzoaten in vloeibare voedingssupplementen in te trekken.

3.4.2

Het Comité begrijpt dat bij de berekening van de ADI door de EFSA ook rekening wordt gehouden met veiligheidsmarges voor kinderen en andere kwetsbare groepen. Het gaat ermee akkoord dat bij gebrek aan een „no-observed-adverse-effect-level” (NOAEL) de vergunning moet worden ingetrokken.

3.5   Geleermiddelen in geleiproducten in minicups

Gezien het aangetoonde verstikkingsgevaar wordt voorgesteld het gebruik van bepaalde gelvormende levensmiddelenadditieven uit te sluiten. Het EESC stemt hiermee in maar wijst erop dat het de vorm en de consistentie van deze producten is, en niet de additieven zelf, die het risico vormen. Er moet een strenger verbod worden uitgevaardigd om te voorkomen dat zij überhaupt op de markt worden gebracht. Aangezien het product zèlf op grond van de algemene levensmiddelenwetgeving of de richtlijn inzake algemene productveiligheid niet kan worden verboden, wordt het verboden via de levensmiddelenadditieven die het bevat. Het Comité is van mening dat de EU een onveilig levensmiddel moet kunnen verbieden.

3.6   Erytritol

Dit is een zoetstof die van nature voorkomt in sommige vruchten, paddestoelen, gefermenteerde levensmiddelen en kaas maar die ook nuttig is voor andere doeleinden en waarvan het gebruik in bepaalde gevallen wordt toegestaan. Het Comité stemt hiermee in maar plaatst vraagtekens bij de formulering 'ongewenste bijsmaken maskeren'. Dit klinkt immers alsof minder vers voedsel kan worden gemaskeerd. Het Comité constateert dat een nieuwe zoetstof voordelen heeft voor bepaalde groepen frequente gebruikers, zoals diabetici. Zo wordt niet alleen hun keuze aan producten die kunstmatige zoetstoffen bevatten uitgebreid, maar hebben deze stoffen ook minder, in ieder geval geen noemenswaardige, laxerende werking.

3.7   4-hexylresorcinol

3.7.1

Voorgesteld wordt 4-hexylresorcinol als alternatief voor, en niet als vervanging van, sulfieten toe te staan om de bruinkleuring van schaaldieren tegen te gaan. Het Wetenschappelijk Comité voor Voeding kwam tot de conclusie dat deze stof aanvaardbaar is mits de residuen ervan in het vlees van schaaldieren de 2 mg/kg niet te boven gaan.

3.7.2

Het Comité maakt zich zorgen om de mensen die uitzonderlijk veel schaaldieren consumeren, zoals de kustbevolking bijvoorbeeld. De EFSA moet nagaan of 4-hexylresorcinol of sulfieten, of een combinatie hiervan, veiliger is voor consumenten.

3.8   Hemicellulose van soja

Hemicellulose van soja is afkomstig van (traditionele) sojavezel en goedgekeurd door het Wetenschappelijk Comité voor Voeding. Alle sojaproducten, en dus ook hemicellulose van soja, moeten worden geëtiketteerd wegens mogelijke allergische reacties.

3.8.1

Het Comité gaat ermee akkoord dat hemicellulose van soja gebruikt gaat worden, aangezien is vastgesteld dat er behoefte bestaat aan een beperkt gebruik hiervan.

3.9   Ethylcellulose

Dit wordt vervaardigd van houtpulp of katoen en wordt op brede schaal gebruikt als vulmiddel in tabletten voor de farmaceutische industrie. De EFSA vond een ADI niet nodig. Het Comité stemt in met het voorstel om het gebruik hiervan uit te breiden, zoals dat het geval is met andere cellulosen.

3.10   Uitbreiding van het gebruik van al toegelaten levensmiddelenadditieven

De Commissie stelt voor het gebruik van drie additieven, natriumwaterstofcarbonaat, sorbaten en benzoaten en siliciumdioxide uit te breiden.

Natriumwaterstofcarbonaat

Deze stof stond aanvankelijk te boek als hulpstof, waarvoor de Commissie niet bevoegd is. Nu wordt natriumwaterstofcarbonaat anders gedefinieerd maar het gebruik ervan wordt niet aan de kaak gesteld door de Commissie omdat het reeds is toegestaan in biologisch voedsel.

Sorbaten en benzoaten in schaaldieren

Voorgesteld wordt het gebruik van deze stof uit te breiden omdat de consumptie hiervan waarschijnlijk niet in aanzienlijke mate zal toenemen. Het Comité is van mening dat de gemiddelde cijfers voor de consumptie van dergelijke producten aanzienlijk uiteenlopen en vraagt zich af of consumenten van grote hoeveelheden voldoende worden beschermd. Het constateert met genoegen dat de Commissie meer informatie verzamelt over benzoaten.

Siliciumdioxide

De Commissie dient erop te wijzen dat hogere doses siliciumdioxide te verkiezen zijn boven de instandhouding van het verbruik van grote hoeveelheden organische kleurstoffen.

3.11   Tijdschema

De opschorting van het in de handel brengen van geleiproducten in minicups moet van kracht blijven totdat de nieuwe wetgeving in werking treedt en op voorwaarde dat deze hetzelfde effect heeft.

Brussel, 6 april 2005

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Anne-Marie SIGMUND


Top