EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000AR0019

Advies van het Comité van de Regio's over:de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over een voorstel voor een programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (Media Plus — 2001-2005),het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van een opleidingsprogramma voor de vakmensen van de Europese audiovisuele-programma-industrie (Media — Opleiding) (2001-2005), enhet Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van een programma ter bevordering van de ontwikkeling, de distributie en de bevordering van Europese audiovisuele werken (Media Plus — Ontwikkeling, distributie en bevordering) (2001-2005)

OJ C 317, 6.11.2000, p. 60–62 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52000AR0019

Advies van het Comité van de Regio's over:de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over een voorstel voor een programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (Media Plus — 2001-2005),het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van een opleidingsprogramma voor de vakmensen van de Europese audiovisuele-programma-industrie (Media — Opleiding) (2001-2005), enhet Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van een programma ter bevordering van de ontwikkeling, de distributie en de bevordering van Europese audiovisuele werken (Media Plus — Ontwikkeling, distributie en bevordering) (2001-2005)

Publicatieblad Nr. C 317 van 06/11/2000 blz. 0060 - 0062


Advies van het Comité van de Regio's over:

- de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over een voorstel voor een programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (Media Plus - 2001-2005)",

- het "Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van een opleidingsprogramma voor de vakmensen van de Europese audiovisuele-programma-industrie (Media - Opleiding) (2001-2005)", en

- het "Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van een programma ter bevordering van de ontwikkeling, de distributie en de bevordering van Europese audiovisuele werken (Media Plus - Ontwikkeling, distributie en bevordering) (2001-2005)"

(2000/C 317/19)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over een voorstel voor een programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (Media Plus - 2001-2005) (COM(1999) 658 def.);

gezien het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van een opleidingsprogramma voor de vakmensen van de Europese audiovisuele-programma-industrie (Media - Opleiding) (2001-2005) (COM(1999) 658 def. - 1999/0275 COD);

gezien het Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van een programma ter bevordering van de ontwikkeling, de distributie en de bevordering van Europese audiovisuele werken (Media Plus - Ontwikkeling, distributie en bevordering) (2001-2005) (COM(1999) 658 def. - 1999/0276 CNS);

gezien het besluit van de Raad d.d. 6 maart 2000 om, overeenkomstig artikel 150 en artikel 265, lid 1, van het EG-Verdrag, het Comité van de Regio's te raadplegen over dit onderwerp;

gezien het besluit van het CvdR-bureau d.d. 2 juni 1999 om commissie 7 "Onderwijs, beroepsopleiding, cultuur, jongeren, sport, burgerrechten" te belasten met het opstellen van een advies hierover, en

gezien het op 5 mei 2000 door commissie 7 goedgekeurde ontwerpadvies (CDR 19/2000 rev. 2 - COM-7/021) (rapporteur: Kemp, GB/EVP),

heeft tijdens zijn 34e zitting van 14 en 15 juni 2000 (vergadering van 15 juni) het volgende advies met algemene stemmen goedgekeurd.

1. Standpunt van het Comité van de Regio's

1.1. Het CvdR is verheugd over de aankondiging van "Media Plus" als opvolger van het programma "Media II", dat op 31 december 2000 afloopt. Voorts stelt het met voldoening vast dat het budget voor dit programma is opgetrokken tot 400 miljoen EUR (toename van 29 %).

1.2. Het CvdR erkent dat de sectoren film, televisie en multimedia in Europa hun concurrentiepositie voortdurend dienen te versterken en dat Europese audiovisuele ondernemingen en organisaties een gunstiger klimaat nodig hebben waarin ze kunnen functioneren.

1.3. Het CvdR stelt met voldoening vast dat in het programma Media Plus een sterk groeipotentieel wordt gesignaleerd, en dat er voor 2005 ruim 300000 zeer gekwalificeerde arbeidsplaatsen in de audiovisuele sector bij kunnen komen. Media Plus kan er in belangrijke mate toe bijdragen dat er ook werkelijk genoeg geschoolde arbeidskrachten zijn om al deze banen op te vullen.

1.4. De versnippering van de audiovisuele sector is als negatief te beschouwen en het CvdR vindt dan ook dat meer initiatieven nodig zijn om deze sector te ontwikkelen. Er moeten meer netwerken worden opgezet en er is meer samenwerking tussen de diverse actoren in de audiovisuele industrie nodig.

1.5. Het CvdR is verheugd dat steun aan kleine en middelgrote bedrijven in de audiovisuele sector speciale aandacht krijgt en dat wordt getracht de productiviteit en rentabiliteit op te voeren.

1.6. Het CvdR beseft hoe belangrijk het is om nieuwe en uiteenlopende verspreidingsmogelijkheden voor producenten te scheppen en is daarom verheugd dat de verspreiding van Europese audiovisuele producten bijzondere aandacht krijgt.

1.7. Het CvdR is verheugd dat Media Plus kansen biedt om snel in te spelen op de dramatisch snelle technologische ontwikkelingen die zich met name in de audiovisuele en communicatiesector voordoen.

1.8. Het CvdR stelt met voldoening vast dat in het programma een prominente plaats is ingeruimd voor levenslang leren. Om het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele industrie op peil te houden is het uiterst belangrijk dat arbeidskrachten in deze sector voortdurend worden bijgeschoold en de kans krijgen zich verder te bekwamen.

1.9. Media Plus is gericht op bevordering van beroepsopleidingen in de hele EU. Daarentegen wordt voorbijgegaan aan kwesties als de onderlinge vergelijkbaarheid van diploma's in de verschillende lidstaten en de identificatie van pan-Europese opleidingscentra. Dit aspect mag niet worden verwaarloosd, aangezien een gedegen basisopleiding en bijscholing gedurende het hele beroepsleven onmisbaar zijn; dit is niet mogelijk zonder goede, door de EU gefinancierde opleidingsstructuren en gespecialiseerde onderwijscentra.

1.10. Het CvdR is van mening dat er meer netwerken moeten worden gevormd, met name van opleiders, en dat op dit terrein meer initiatieven nodig zijn om een en ander tot ontwikkeling te brengen.

1.11. Het CvdR is ervan doordrongen dat Media Plus zal bijdragen tot meer kennis en begrip t.a.v. de culturele verscheidenheid in de lidstaten en regio's van de EU.

1.12. Het Comité stemt in met de doelstelling van Media Plus om het potentieel in landen of regio's met een geringe audiovisuele productiecapaciteit en/of een klein geografisch en taalgebied te vergroten. Deze steun wordt toegejuicht, omdat hiermee een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de instandhouding van de culturele verscheidenheid in Europa.

1.13. Er moeten in de EU regelgevende organen komen die er zorg voor dragen dat de lidstaten met elkaar in gesprek blijven over kwesties inzake de kwaliteit in de audiovisuele sector (zie o.a. het Groenboek over de "Convergentie van de sectoren telecommunicatie, media en informatietechnologie en de implicaties daarvan voor de regelgeving - Naar een aanpak voor de informatiemaatschappij"(1).

1.14. Het CvdR erkent dat de toename van nieuwe digitale diensten, zoals in Media Plus uiteen wordt gezet, gevolgen heeft voor de regelgeving op het gebied van o.a. auteursrecht. Het steunt dan ook het voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij en de bescherming van minderjarigen (zie de "Beginselen en richtsnoeren voor het audiovisuele beleid van de Gemeenschap in het digitale tijdperk").

1.15. Het CvdR stemt in met de steun die Media Plus wil geven aan audiovisuele festivals. Wel is het bezorgd over het feit dat daarbij meer de nadruk op groots opgezette festivals wordt gelegd dan op kleinschaliger regionale festivals. Dit zijn altijd kweekvijvers geweest voor jong talent - zowel professionals als amateurs - waar betere en vooral creatievere oplossingen worden gevonden, die onmisbaar zijn voor de Europese audiovisuele sector.

1.16. Het CvdR vindt dat publiek, regionale overheden en commerciële instellingen op adequate wijze geattendeerd moeten worden op Media Plus en ter dege moeten worden voorgelicht.

1.17. Ook het CvdR vindt dat geijverd moet worden voor behoud van de Europese filmtraditie.

1.18. Het CvdR acht het van zeer groot belang dat audiovisueel materiaal toegankelijk wordt gemaakt voor mensen met een handicap. Het CvdR dringt er in dit verband op aan om in toenemende mate audiovisueel materiaal te produceren dat door mensen met een handicap kan worden gebruikt, en om projecten op te zetten die de toegang tot de belangrijkste audiovisuele diensten - vooral op het gebied van de informatieverstrekking - kunnen garanderen.

1.19. Het Comité stemt in met het grondbeginsel van gelijke kansen en vindt dat vooral initiatieven voor een evenwichtigere deelname van mannen en vrouwen moeten worden bevorderd.

1.20. Het Comité wijst erop dat cultuur tegenwoordig deel uitmaakt van de steunverlening uit hoofde van de Structuurfondsen. Volgens artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1261/1999 met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, verleent het EFRO financiële steun op het gebied van "ontwikkeling van toerisme en culturele investeringen, met inbegrip van de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed, vooropgesteld dat hiermee duurzame werkgelegenheid wordt gecreëerd". In zijn advies over Cultuur 2000 (CDR 227/98 fin) benadrukt het Comité dat "cultuur, als een van de pijlers van lokale en regionale ontwikkeling, een belangrijker rol dient te spelen bij projecten die steun ontvangen via de Structuurfondsen."

1.21. Het CvdR stelt vast dat in Media Plus geen aandacht wordt geschonken aan de kansen die eventueel worden geboden door bevordering van op meer dan één medium gerichte organisaties en activiteiten in de omroepsector.

2. Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

2.1. In Media Plus zou meer aandacht moeten worden geschonken aan het verspreiden van informatie. Er is meer voorlichting nodig over initiatieven die gefinancierd worden door het programma, en over de actoren die betrokken zijn bij activiteiten in het kader van Media Plus.

2.2. Voorts hecht het CvdR veel belang aan voorlichting over de mogelijkheden in de EU op het gebied van distributie in de gehele EU.

2.3. Plaatselijke overheden zouden moeten aanzetten tot meer samenwerking tussen de verschillende deelsectoren van de audiovisuele industrie, bijvoorbeeld door het bevorderen van regionale consortia, bestaande uit actoren die betrokken zijn bij de opleiding, financiering, productie en distributie.

2.4. Er zou ook een Media Plus-website kunnen worden opgezet, met informatie over opleidingsmogelijkheden, verspreidingsmogelijkheden, organisaties die actief zijn op audiovisueel gebied, en voorbeelden van producties die door het Media Plus-programma zijn gefinancierd. De website zou door de plaatselijke Media-desks en de regionale en plaatselijke overheden kunnen worden ingevuld, zodat uiteindelijk de hele EU gedekt zal zijn.

2.5. De activiteiten van de in het kader van Media II opgezette Media-desks moeten verder worden ontwikkeld onder Media Plus. Het Comité beveelt aan, het aantal Media-desks in de EU uit te breiden. Plaatselijke overheden en gespecialiseerde bureaus zouden met de Media-desks moeten samenwerken om ervoor te zorgen dat plaatselijke bedrijven weten op welke steun uit het Media Plus-programma zij aanspraak kunnen maken.

2.6. Het CvdR zou graag zien dat Media Plus bijdraagt tot de verspreiding van navolgenswaardige voorbeelden, zodat er een betere samenwerking tot stand kan komen tussen organisaties en het Europese audiovisuele product verder wordt ontwikkeld.

2.7. Het CvdR acht standaardisering van beroepskwalificaties in de lidstaten noodzakelijk. Zonodig dient hiertoe een initiatief te worden gestart.

2.8. Er is behoefte aan verdere ontwikkeling en bevordering van opleidingsprogramma's in de hele EU met een hieraan gepaard gaande verdere ontwikkeling van Europese opleidingscentra en initiatieven. De regionale en plaatselijke overheden zouden de oprichting van een netwerk van Europese film- en televisieacademies moeten aanmoedigen, dit om de zgn. elitecentra met elkaar in contact te brengen, zoals is aanbevolen tijdens de in april 1998 (nog tijdens Media II) te Birmingham gehouden conferentie. De opleidingsprogramma's dienen te worden gekenmerkt door kwaliteit en door een dimensie die duidelijk aansluit bij de zienswijze van de EU op eerbiediging van de democratie en de mensenrechten.

2.9. Als criterium voor het steunen van opleidingsacties geldt dat "een meerderheid van de deelnemers een andere nationaliteit moet hebben dan die van het land waar de opleiding plaatsvindt." Dit is naar de mening van het CvdR te hoog gegrepen en kan ontmoedigend werken voor opleidingscentra. Het Comité stelt daarom voor om niet uit te gaan van het land waaruit de deelnemers afkomstig zijn, maar van de regio.

2.10. Het CvdR zou in Media Plus graag een financieringsinstrument opgenomen zien dat speciaal bedoeld is voor kleinschalige regionale festivals waaraan slechts een beperkt aantal lidstaten deelneemt (liever bijvoorbeeld 8 regio's uit 3 lidstaten dan 8 lidstaten, zoals nu in het programma wordt voorgesteld). Er zouden ook duidelijke criteria voor de subsidiëring van dergelijke festivals moeten komen.

2.11. In Media Plus moet er zorg voor worden gedragen dat bij het ontwerpen van audiovisuele media speciaal rekening wordt gehouden met gehandicapte personen.

2.12. Het Comité erkent dat aandacht dient te worden geschonken aan het probleem van de toegankelijkheid van audiovisuele producten en de bewustmaking van het grote publiek. Bibliotheken, buurthuizen en andere gemeentelijke gebouwen bieden geweldig veel mogelijkheden om het grote publiek meer bewust te maken en voor het verbeteren van deze toegankelijkheid (zowel van eerder geproduceerde audiovisuele werken als van nieuwe). Om dit te vergemakkelijken dient in het kader van Media Plus geld te worden uitgetrokken voor IT in overheidsgebouwen. Gedacht kan worden aan proefprojecten voor de verspreiding van navolgenswaardige voorbeelden.

2.13. Het Comité erkent dat de audiovisuele industrie bijdraagt tot de lokale en regionale ontwikkeling, en is van mening dat de steun kan worden uitgebreid door gebruik te maken van de nieuwe bepaling over cultuur die in de Structuurfondsenverordeningen is opgenomen. De Structuurfondsen zouden bijvoorbeeld kunnen worden benut voor de opbouw van een digitale infrastructuur in landen of regio's met een lage audiovisuele productiecapaciteit.

2.14. Het CvdR vindt dat overwogen moet worden, maatregelen te financieren die een aanvulling vormen op bestaande lokale en regionale audiovisuele programma's en daar een bepaalde meerwaarde aan toevoegen.

2.15. Er moeten heldere criteria komen waar het gaat om de controle op en de evaluatie van individuele initiatieven die door Media Plus worden gesubsidieerd.

2.16. De raakvlakken tussen Media Plus en eerder gepubliceerde Commissiemededelingen over dit onderwerp, zoals "Beginselen en richtsnoeren voor het audiovisuele beleid van de Gemeenschap in het digitale tijdperk"(2) dienen nader te worden onderzocht, zodat meer synergie en complementariteit kunnen worden bereikt zonder dat bestaande initiatieven moeten wijken of dezelfde activiteiten tweemaal worden verricht.

Brussel, 15 juni 2000.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Jos Chabert

(1) COM(97) 623 def. van 3.12.1997.

(2) COM(1999) 657 def.

Top