EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 42010Y1204(01)

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over jeugdwerk

OJ C 327, 4.12.2010, p. 1–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

4.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 327/1


Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over jeugdwerk

2010/C 327/01

DE RAAD EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

HERINNEREND AAN DE POLITIEKE ACHTERGROND VAN DIT VRAAGSTUK, ALS UITEENGEZET IN DE BIJLAGE, EN MET NAME DAT:

(1)

Het Verdrag bepaalt dat het EU-optreden erop gericht is de ontwikkeling van uitwisselingsprogramma's voor jongeren en jongerenwerkers (hierna „jeugdwerkers en jeugdleiders”) en de participatie van jongeren aan het democratisch bestel te bevorderen.

(2)

Het Europees Parlement en de Raad hebben bij Besluit nr. 1719/2006/EG (1) het „Jeugd in actie”-programma goedgekeurd. Dit programma kent een groeiend succes in alle lidstaten en is voor een belangrijk deel gewijd aan de verbetering van de voorzieningen voor jongerenactiviteiten en het potentieel van de maatschappelijke jeugdorganisaties.

(3)

De Raad heeft op 29 november 2009 een resolutie aangenomen over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018). In dat kader worden het steunen en het opbouwen van jeugdwerk als sectoroverschrijdende thema's gezien.

(4)

De Europese Raad heeft op 17 juni 2010 conclusies aangenomen waarin hij uitziet naar de indiening van de andere vlaggenschipinitiatieven vóór het eind van het jaar (2);

IN HET LICHT VAN:

De eerste Europese Jeugdwerkconventie van 7-10 juli 2010 in Gent (België), waar het belang van jeugdwerk werd onderstreept;

EN IN HET BESEF VAN HETGEEN VOLGT:

Volgens het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018) (hierna het „nieuwe kader”) zijn de doelstellingen op dat gebied als volgt:

het creëren van meer gelijke kansen in onderwijs en werkgelegenheid, en

actief burgerschap en sociale inclusie van en solidariteit onder alle jongeren bevorderen.

Het nieuwe kader omvat acht actiegebieden (3) waarop sectoroverschrijdende initiatieven inzake jeugdbeleid genomen moeten worden, waaraan het jeugdwerk een bijdrage kan leveren. Andere belangrijke actiegebieden zijn mensenrechten en democratie, culturele diversiteit en mobiliteit.

De Raad was van oordeel dat binnen dit nieuwe kader „jeugdwerk” een brede term is, waaronder een breed scala van activiteiten van sociale, culturele, educatieve of politieke aard valt, zowel van en voor als met jongeren. Dergelijke activiteiten omvatten ook steeds vaker sport en diensten voor jongeren.

Een aantal grondbeginselen moet in acht genomen worden in alle beleidsmaatregelen en activiteiten in verband met jeugdwerk, namelijk het belang van de bevordering van gendergelijkheid en de bestrijding van alle vormen van discriminatie, onder eerbiediging van de rechten en de beginselen die onder meer in de artikelen 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd, de inachtneming van mogelijke, aan diverse factoren toe te schrijven verschillen in levensomstandigheden, behoeften, aspiraties, interesses en attitudes van jongeren, en het beschouwen van alle jongeren als een hulpbron voor de samenleving.

De bestrijding van armoede en sociale uitsluiting is een van de kerndoelstellingen van de Europese Unie en haar lidstaten. Sociale uitsluiting schaadt het welzijn van burgers en beperkt hun capaciteit zich uit te drukken en aan het maatschappelijk leven deel te nemen. Armoede en sociale uitsluiting moeten zowel intern, binnen de Europese Unie, worden bestreden als extern, overeenkomstig de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de VN;

ONDERSCHRIJVEN HET VOLGENDE:

In alle lidstaten zijn er talloze kinderen en jongeren, jeugdwerkers en jeugdleiders van diverse achtergronden die deelnemen aan, voordeel hebben bij of actief zijn in rijkgeschakeerde jeugdwerkactiviteiten. Deze activiteiten vinden plaats in vele contexten en hebben betrekking op verschillende thema's die hun leven en dagelijkse realiteit betreffen.

Jeugdwerk heeft betrekking op buitenschoolse activiteiten en op specifieke vrijetijdsactiviteiten, en is gebaseerd op niet-formele en informele leerprocessen en op vrijwillige deelname. Deze activiteiten en processen worden uitgevoerd in zelfbeheer of in gezamenlijk beheer, of worden beheerd onder educatieve of pedagogische begeleiding van professionele of vrijwillige jeugdwerkers en jeugdleiders, en kunnen onder invloed van verschillende factoren ontwikkeld en gewijzigd worden.

Jeugdwerk wordt op verschillende manieren georganiseerd en uitgevoerd (door organisaties die door jongeren zelf worden geleid, organisaties voor de jeugd en informele groepen, of door jeugddiensten en overheden) en wordt vormgegeven op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau, op grond van bijvoorbeeld de volgende elementen:

de gemeenschap en de historische, sociale en politieke context waarin het jeugdwerk plaatsvindt,

het streven om alle kinderen en jongeren, vooral de kansarme, in te sluiten en hun de kans te geven om te groeien,

de betrokkenheid van jeugdwerkers en jeugdleiders,

de organisaties, diensten of aanbieders, al dan niet van de overheid of geleid door jongeren,

de gebruikte benadering of methode om rekening te houden met de behoeften van jongeren.

In veel lidstaten spelen ook lokale en regionale autoriteiten een belangrijke rol bij het steunen en opbouwen van lokaal en regionaal jeugdwerk;

OORDELEN HET VOLGENDE:

Jongeren maken deel uit van een steeds complexer wordende samenleving. Zij worden gevormd door een verscheidenheid aan invloeden en milieus, het gezin, de school, het werk, leeftijdgenoten en de media. In dat verband kan het jeugdwerk een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van jongeren.

Jeugdwerk — dat een aanvulling vormt op formeel onderwijs — kan kinderen en jongeren aanzienlijke voordelen bieden in de vorm van vele uiteenlopende vormen van niet-formeel en informeel leren en passende, gerichte benaderingen.

Jeugdwerk zet jongeren aan tot het nemen van verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor hun acties door hun een actieve rol te geven bij de ontwikkeling en uitvoering ervan. Jeugdwerk kan zorgen voor een aangename, veilige, inspirerende en plezierige omgeving waarin alle kinderen en jongeren, individueel of als lid van een groep, zich kunnen uiten, van elkaar kunnen leren, elkaar kunnen ontmoeten, en kunnen spelen, onderzoeken en experimenteren.

Daarnaast moet het jeugdwerk jongeren de mogelijkheid bieden om een brede waaier van persoonlijke en professionele vaardigheden te ontwikkelen, zonder stereotypering, alsmede sleutelcompetenties die van waarde kunnen zijn voor de moderne samenleving. Het kan derhalve een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van de autonomie, de eigen verantwoordelijkheid en de ondernemingsgeest van jongeren.

Door het overdragen van universele waarden als mensenrechten, democratie, vrede, antiracisme, culturele diversiteit, solidariteit, gelijkheid en duurzame ontwikkeling kan het jeugdwerk ook een sociale meerwaarde hebben omdat het:

maatschappelijke participatie en verantwoordelijkheid, vrijwillige betrokkenheid en actief burgerschap kan bevorderen;

het maatschappelijk middenveld op alle niveaus (bijvoorbeeld intergenerationele en interculturele dialoog) kan versterken;

kan bijdragen tot de ontwikkeling van de creativiteit, het cultureel en sociaal bewustzijn, het ondernemerschap en de innovatie van jongeren;

mogelijkheden kan bieden voor de sociale insluiting van alle kinderen en jongeren;

dankzij een veelheid aan flexibele, snel aanpasbare methoden, kansarme jongeren kan bereiken.

Het jeugdwerk speelt zo meerdere rollen in de samenleving, en kan een bijdrage leveren aan met jongeren verband houdende beleidsgebieden, zoals een leven lang leren, sociale insluiting en werkgelegenheid.

Jeugdwerk heeft, ongeacht of het op vrijwillige dan wel op professionele basis gebeurt, een aanzienlijk sociaaleconomisch potentieel, omdat het economische activiteit kan generen, infrastructuur en economische voordelen genereert en de (jeugd)werkgelegenheid stimuleert. De arbeidsmarkt kan baat hebben bij de persoonlijke en professionele vaardigheden en competenties die in het kader van jeugdwerk door zowel deelnemers als jeugdwerkers en jeugdleiders zijn verworven. Die vaardigheden en competenties moeten voldoende op hun waarde worden geschat.

Het programma Jeugd in actie levert een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van jeugdwerk op alle niveaus, het ontwikkelen van competenties bij jeugdwerkers en jeugdleiders en de erkenning van het niet-formeel leren in jeugdwerk door middel van mobiliteitservaring voor lerenden en netwerken voor jeugdwerkers en jeugdleiders;

KOMEN DERHALVE HET VOLGENDE OVEREEN:

De volgende beginselen moeten bij de uitvoering van deze resolutie in acht genomen worden:

jongeren, jeugdorganisaties, jeugdwerkers en jeugdleiders, jeugdonderzoekers, beleidsmakers en andere deskundigen op jeugdgebied moeten betrokken worden bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van specifieke jeugdwerkinitiatieven op alle niveaus;

er moet rekening worden gehouden met de rollen en verantwoordelijkheden van alle betrokken actoren, binnen hun respectieve bevoegdheden;

er moet meer kennis van en inzicht in het jeugdwerk worden vergaard en gedeeld;

de in het nieuwe kader genoemde instrumenten moeten optimaal worden benut om integratie van een jeugdwerkperspectief en uitvoering van specifieke jeugdwerkinitiatieven te bewerkstelligen;

het jeugdwerk moet bijzondere aandacht schenken aan kinderen en jongeren die in armoede leven of het risico van sociale uitsluiting lopen;

EN VERZOEKEN DE LIDSTATEN DERHALVE OM:

werk te maken van verschillende vormen van blijvende ondersteuning van het jeugdwerk, bijvoorbeeld toereikende financiële middelen, personele middelen of infrastructuur. Dat houdt ook in dat belemmeringen voor jeugdwerk uit de weg worden geruimd en dat er, waar passend, jeugdwerkstrategieën worden uitgestippeld;

de rol van het jeugdwerk bij de uitvoering van het nieuwe kader te steunen en te ontwikkelen, met name de bijdrage van jeugdwerk aan de doelstellingen op de verschillende actiegebieden;

lokale en regionale autoriteiten en actoren, waar passend, een belangrijke rol te laten spelen in de ontwikkeling, de ondersteuning en de uitvoering van het jeugdwerk;

VERZOEKEN DE COMMISSIE:

een studie uit te voeren om de verscheidenheid, de reikwijdte en de impact van het jeugdwerk in de EU in kaart te brengen, en in het EU-jeugdverslag een follow-up van het jeugdwerk in de EU op te nemen;

steun te verlenen aan Europese jeugd-ngo's en aan kleinere initiatieven om een sterk Europees maatschappelijk middenveld te stimuleren en de participatie van jongeren aan het democratisch bestel te bevorderen;

de kwaliteit van het jeugdwerk, de capaciteitsopbouw en de ontwikkeling van vaardigheden van jeugdwerkers en jeugdleiders, en de erkenning van niet-formeel leren in jeugdwerk te verbeteren door jeugdwerkers en jeugdleiders de mogelijkheid te bieden ervaring op te doen met onderwijsmobiliteit;

gebruiksvriendelijke Europese instrumenten (bijvoorbeeld Youthpass) voor onafhankelijke beoordeling en zelfbeoordeling te ontwikkelen en te helpen ontwikkelen, alsmede instrumenten voor het documenteren van vaardigheden van jeugdwerkers en jeugdleiders die kunnen helpen de kwaliteit van het jeugdwerk in Europa aan te tonen en te evalueren;

voldoende geschikte Europese platforms te creëren, zoals gegevensbanken, activiteiten om van elkaar te leren en conferenties voor de permanente uitwisseling van innovatieve onderzoeken, beleidsmaatregelen, benaderingen, praktijken en methoden;

VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN:

betere voorwaarden en meer kansen te creëren voor de ontwikkeling, ondersteuning en uitvoering van het jeugdwerk op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau;

de rol van het jeugdwerk in de maatschappij ten volle te onderkennen, onder de aandacht te brengen en te versterken;

het jeugdwerk de kans te geven zich kwalitatief te verbeteren;

het uitstippelen van nieuwe strategieën en het versterken van de bestaande strategieën voor de opbouw van capaciteit van jeugdwerkers en jeugdleiders te steunen, en het maatschappelijk middenveld te helpen bij de uitvoering van geschikte opleidingsmodules voor jeugdwerkers en jeugdleiders;

verschillende vormen van jeugdwerk, competenties en methoden die jeugdwerkers en jeugdleiders delen, in kaart te brengen met het oog op de ontwikkeling van strategieën om de kwaliteit en de erkenning van het jeugdwerk te verbeteren;

de inzetbaarheid en de mobiliteit van jeugdwerkers en jeugdleiders te vergroten door een betere kennis van hun kwalificaties en de erkenning van de vaardigheden die zij in de praktijk hebben verworven;

onderzoek naar jeugdwerk en jongerenbeleid, met inbegrip van de historische dimensie ervan en de relevantie daarvan voor het hedendaagse jeugdwerkbeleid, te bevorderen en te steunen;

voldoende informatie over jeugdwerk beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken via mechanismen als Europese en nationale campagnes over jeugdwerk, en de synergieën en complementariteit tussen de initiatieven van de Europese Unie, de Raad van Europa en andere lokale, regionale, nationale en Europese actoren te verbeteren;

meer mogelijkheden te bieden voor uitwisseling, samenwerking en netwerken tussen jeugdwerkers en jeugdleiders, beleidsmakers en onderzoekers op lokaal, regionaal, nationaal, Europees en internationaal niveau;

in het kader van het jeugdwerk, waar mogelijk, de ontwikkeling te bevorderen van een systematische beoordeling van de vaardigheden en competenties die vereist zijn voor op kennisverwerking of verbetering van vaardigheden gerichte opleidingen;

SPOREN HET IN JEUGDZAKEN ACTIEVE MAATSCHAPPELIJK MIDDENVELD AAN:

om jeugdwerk voor alle kinderen en jongeren, vooral de kansarme, beter toegankelijk te maken;

om werk te maken van diverse vormen van opleiding voor jeugdwerkers en jeugdleiders die in het maatschappelijk middenveld actief zijn op het gebied van jeugdzaken, teneinde de kwaliteit van het jeugdwerk veilig te stellen;

om de bestaande benaderingen, praktijken en methoden inzake jeugdwerk te evalueren, en voortdurend te investeren in de innovatieve ontwikkeling ervan door nieuwe initiatieven en activiteiten, die gebaseerd zijn op concrete ervaringen van kinderen, jongeren en jeugdwerkers en jeugdleiders;

om informatie en goede praktijken uit te wisselen, samen te werken en te netwerken op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau;

BEKLEMTONEN DAT HET BELANGRIJK IS:

om bij de uitvoering van een concurrentiële, inclusieve en duurzame Europa 2020-strategie:

te erkennen dat het jeugdwerk voor alle jongeren een cruciale rol speelt als aanbieder van vormen van niet-formeel leren;

ervoor te zorgen dat jeugdwerk volledig geïntegreerd wordt in het Jeugd in beweging-initiatief en andere programma’s/beleidsmaatregelen die, vooral kansarme, jongeren zullen wapenen met de vaardigheden en sleutelcompetenties die nodig zijn in de samenleving en de economie van 2020 en daarna.


(1)  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 30.

(2)  Doc. EUCO 13/10.

(3)  De acht actiegebieden zijn: onderwijs en opleiding, werkgelegenheid en ondernemerschap, gezondheid en welzijn, participatie, vrijwilligerswerk, sociale inclusie, jeugd en wereld, creativiteit en cultuur.


BIJLAGE

Politieke voorgeschiedenis

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 14 december 2000, inzake de sociale integratie van jongeren (1)

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 14 februari 2002, betreffende de meerwaarde van jongerenvrijwilligerswerk in het kader van de ontwikkeling van de actie van de Gemeenschap inzake jeugd (2)

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 28 mei 2004, over sociale integratie van jongeren (3)

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de erkenning van de waarde van niet-formeel en informeel leren in de jeugdsector in Europa (4)

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 22 mei 2008, over de participatie van kansarme jongeren

Aanbeveling van de Raad van 20 november 2008 over mobiliteit van jonge vrijwilligers in de Europese Unie (5)

Besluit nr. 1098/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) (6)

Beschikking 2010/37/EG van de Raad van 27 november 2009 over het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap (2011) (7)

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over actieve insluiting van jongeren: bestrijding van werkloosheid en armoede (8)

Conclusies van de Raad van 11 mei 2010 over competenties ten behoeve van een leven lang leren en het initiatief „nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen” (9)

Mededeling van de Commissie over „Europa 2020 — Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (10)

Resolutie over het jongerenbeleid van de Raad van Europa (11)


(1)  PB C 374 van 28.12.2000, blz. 5.

(2)  PB C 50 van 23.2.2002, blz. 3.

(3)  Doc. 9601/04.

(4)  PB C 168 van 20.7.2006, blz. 1.

(5)  PB C 319 van 13.12.2008, blz. 8.

(6)  PB L 298 van 7.11.2008, blz. 20.

(7)  PB L 17 van 22.1.2010, blz. 43.

(8)  PB C 137 van 27.5.2010, blz. 1.

(9)  PB C 135 van 26.5.2010, blz. 8.

(10)  COM(2010) 2020 definitief.

(11)  Resolutie CM/Res (2008)23. Op 25 november 2008 aangenomen door het Comité van ministers in de 1042e vergadering van de afgevaardigden van de ministers.


Top