EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019L2162

Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU (Voor de EER relevante tekst)

PE/86/2019/REV/1

OJ L 328, 18.12.2019, p. 29–57 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 09/01/2024

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2019/2162/oj

18.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/29


RICHTLIJN (EU) 2019/2162 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 27 november 2019

betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) worden zeer algemene vereisten gesteld inzake de structurele elementen van gedekte obligaties. Die vereisten houden enkel in dat gedekte obligaties moeten worden uitgegeven door een kredietinstelling waarvan de statutaire zetel in een lidstaat gevestigd is en moeten worden onderworpen aan speciaal overheidstoezicht en aan een mechanisme met dubbele zekerheidsrechten (dual recourse mechanism). Nationale kaders voor gedekte obligaties gaan nader in op deze punten en regelen die ook veel meer in detail. Die nationale kaders bevatten ook een aantal andere structurele bepalingen, met name regels met betrekking tot de samenstelling van de dekkingspool (cover pool), de criteria voor de beleenbaarheid van activa, de mogelijkheid om activa te poolen, transparantie- en rapportageverplichtingen, en regels inzake het limiteren van liquiditeitsrisico’s. Ook zijn er in de benadering van de lidstaten ten aanzien van regulering inhoudelijke verschillen. In diverse lidstaten bestaat er geen specifiek nationaal kader voor gedekte obligaties. Daardoor zijn de essentiële structurele elementen waaraan in de Unie uitgegeven gedekte obligaties moeten voldoen, nog niet vastgelegd in Unierecht.

(2)

Artikel 129 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) voegt voorwaarden toe aan de in artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG gestelde voorwaarden om ten aanzien van kapitaalvereisten een preferentiële behandeling te krijgen, waardoor kredietinstellingen die in gedekte obligaties beleggen, minder kapitaal hoeven aan te houden dan wanneer zij in andere activa beleggen. Hoewel met die aanvullende voorwaarden het niveau van de harmonisatie van gedekte obligaties binnen de Unie wordt verhoogd, zijn zij specifiek bedoeld om de voorwaarden vast te stellen waaraan moet zijn voldaan opdat beleggers in gedekte obligaties een dergelijke preferentiële behandeling kunnen genieten, en zijn zij niet van toepassing buiten het kader van Verordening (EU) nr. 575/2013.

(3)

Ook in andere rechtshandelingen van de Unie, zoals de Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2015/35 (5) en (EU) 2015/61 (6) van de Commissie en Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), wordt naar de definitie in Richtlijn 2009/65/EG verwezen als het ijkpunt om te bepalen welke gedekte obligaties de door die handelingen aan beleggers in gedekte obligaties geboden preferentiële behandeling krijgen. De formulering van die handelingen verschilt echter, afhankelijk van de doelstelling en het onderwerp ervan, en het begrip “gedekte obligatie” wordt dus niet coherent gebruikt.

(4)

De behandeling van gedekte obligaties kan al bij al als geharmoniseerd gelden waar het gaat om de voorwaarden voor het beleggen in gedekte obligaties. Er is evenwel een gebrek aan harmonisatie in de Unie wat betreft de voorwaarden voor de uitgifte van gedekte obligaties en dat heeft diverse gevolgen. In de eerste plaats wordt preferentiële behandeling gelijkelijk toegekend aan instrumenten die kunnen verschillen van aard alsook van niveau van risico en beleggersbescherming. In de tweede plaats zouden verschillen tussen nationale kaders of het ontbreken van een dergelijk kader, samen met het ontbreken van een gezamenlijk overeengekomen definitie van het begrip “gedekte obligaties”, obstakels kunnen opwerpen voor de uitbouw van een daadwerkelijk geïntegreerde eengemaakte markt voor gedekte obligaties. In de derde plaats zouden de verschillen in garanties die nationale voorschriften bieden, risico’s voor de financiële stabiliteit kunnen doen ontstaan, omdat gedekte obligaties met uiteenlopende niveaus van beleggersbescherming in de hele Unie kunnen worden gekocht en op grond van Verordening (EU) nr. 575/2013 en andere rechtshandelingen van de Unie een preferentiële behandeling genieten.

(5)

De harmonisatie van bepaalde aspecten van nationale kaders op grond van bepaalde goede praktijken moet dus zorgen voor een soepele en voortdurende ontwikkeling van goed functionerende markten voor gedekte obligaties in de Unie en eventuele risico’s en kwetsbare punten wat betreft financiële stabiliteit beperken. Dergelijke op beginselen gebaseerde harmonisatie moet voor een gemeenschappelijke uitgangssituatie zorgen bij de uitgifte van alle gedekte obligaties in de Unie. Harmonisatie vereist dat alle lidstaten kaders voor gedekte obligaties vaststellen, die ook moeten helpen om markten voor gedekte obligaties uit te bouwen in lidstaten waar dit soort markt momenteel nog niet bestaat. Een dergelijke markt kan een stabiele financieringsbron vormen voor kredietinstellingen, die op basis daarvan meer mogelijkheden zouden hebben om betaalbare hypotheekleningen te verstrekken aan consumenten en bedrijven en die alternatieve veilige beleggingen beschikbaar zouden kunnen stellen aan beleggers.

(6)

In zijn aanbeveling van 20 december 2012 inzake de financiering van kredietinstellingen (8) heeft het Europees Comité voor systeemrisico’s (“ESRB”) de nationale bevoegde autoriteiten en de bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (9) opgerichte Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) (“EBA”) uitgenodigd om goede praktijken met betrekking tot gedekte obligaties te identificeren en de harmonisatie van nationale kaders aan te moedigen. Ook deed het de aanbeveling dat de EBA het optreden van de nationale bevoegde autoriteiten zou coördineren, met name met betrekking tot de kwaliteit en de afzondering van de dekkingspools, vrijwaring van gedekte obligaties tegen faillissement, de aan activa en verplichtingen verbonden risico’s die van invloed zijn op dekkingspools, en de openbaarmaking van de samenstelling van dekkingspools. Voorts werd de EBA in de aanbeveling opgeroepen om het functioneren van de markt voor gedekte obligaties gedurende een periode van twee jaar te monitoren aan de hand van de door de EBA onderscheiden goede praktijken, om na te gaan of er wetgevingsinitiatieven nodig zijn en om dienovereenkomstig aan het ESRB en de Commissie verslag te doen.

(7)

In december 2013 heeft de Commissie de EBA overeenkomstig artikel 503, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 om een advies verzocht.

(8)

In het rapport bij haar advies van 1 juli 2014, dat een antwoord was op zowel de aanbeveling van het ESRB van 20 december 2012 als het verzoek van de Commissie om een advies van december 2013, heeft de EBA grotere convergentie aanbevolen van de nationale wetgevings-, regulerings- en toezichtskaders voor gedekte obligaties, als verdere ondersteuning voor één preferentiële behandeling van de risicoweging voor gedekte obligaties in de Unie.

(9)

Zoals het ESRB voor ogen stond, heeft de EBA het functioneren van de markt voor gedekte obligaties gedurende twee jaar gemonitord aan de hand van de in die aanbeveling beschreven goede praktijken. Op basis van die monitoring heeft de EBA op 20 december 2016 een tweede advies en een rapport (10) over gedekte obligaties doen toekomen aan het ESRB, de Raad en de Commissie. De conclusie van dat rapport was dat verdere harmonisatie noodzakelijk is met het oog op meer coherentie in de definities en de regelgeving betreffende gedekte obligaties in de Unie. Voorts is in het rapport geconcludeerd dat harmonisatie dient voort te bouwen op goed functionerende markten zoals die vandaag in sommige lidstaten bestaan.

(10)

Gedekte obligaties worden traditioneel uitgegeven door kredietinstellingen. Het inherente doel van gedekte obligaties is te zorgen voor de financiering voor leningen en een van de kernactiviteiten van kredietinstellingen is het op grote schaal verstrekken van leningen. Bijgevolg moet worden vereist dat gedekte obligaties worden uitgegeven door kredietinstellingen om een preferentiële behandeling te kunnen genieten krachtens het Unierecht.

(11)

Door de uitgifte van gedekte obligaties voor te behouden aan kredietinstellingen, wordt verzekerd dat de emittent over de nodige kennis beschikt om het kredietrisico met betrekking tot de leningen in de dekkingspool te beheren. Voorts is dit een garantie dat voor de emittent kapitaalvereisten gelden die de beleggers beschermen op basis van het mechanisme met dubbele zekerheidsrechten, waardoor de belegger en de tegenpartij van een derivatencontract een vordering hebben op zowel de emittent van de gedekte obligaties als de dekkingsactiva. Door de uitgifte van gedekte obligaties voor te behouden aan kredietinstellingen, wordt dus verzekerd dat gedekte obligaties een veilig en doeltreffend financieringsinstrument blijven, hetgeen bijdraagt tot beleggersbescherming en financiële stabiliteit, twee belangrijke beleidsdoelstellingen van algemeen belang. Dat sluit ook aan bij de benadering van goed functionerende nationale markten waar alleen kredietinstellingen gedekte obligaties mogen uitgeven.

(12)

Daarom is het passend dat alleen kredietinstellingen in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt toegestaan gedekte obligaties uit te geven op grond van Unierecht. Gespecialiseerde hypotheekbanken worden gekenmerkt door het feit dat zij geen deposito’s, maar wel andere terugbetaalbare gelden van het publiek aannemen, en als zodanig vallen onder de in Verordening (EU) nr. 575/2013 neergelegde definitie. Onverminderd krachtens het toepasselijke nationale recht toegestane nevenactiviteiten zijn gespecialiseerde hypotheekbanken instellingen die alleen hypotheekleningen en leningen aan de openbare sector verstrekken, met inbegrip van de financiering van leningen die van andere kredietinstellingen zijn gekocht. Het hoofddoel van deze richtlijn is de voorwaarden te regelen waarop die kredietinstellingen gedekte obligaties mogen uitgeven als financieringsinstrument, door de productvereisten vast te stellen en specifiek producttoezicht in te stellen waaraan kredietinstellingen onderworpen zijn, om zodoende een hoog niveau van beleggersbescherming te verzekeren.

(13)

Het bestaan van een mechanisme met dubbele zekerheidsrechten is een essentieel concept en onderdeel van talrijke bestaande nationale kaders voor gedekte obligaties. Het is ook een kernkenmerk van gedekte obligaties als bedoeld in artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG. Daarom dient dat concept nader te worden uitgewerkt zodat beleggers en tegenpartijen van derivatencontracten in de hele Unie op geharmoniseerde voorwaarden zowel op de emittent van de gedekte obligaties als op de dekkingsactiva een vordering hebben.

(14)

Vrijwaring tegen faillissement dient ook een essentieel aspect van gedekte obligaties te zijn, om ervoor te zorgen dat beleggers in gedekte obligaties op de vervaldag van de obligatie worden terugbetaald. Automatische versnelling van terugbetaling bij insolventie of afwikkeling van de emittent kan de rangorde van de beleggers in gedekte obligaties verstoren. Daarom is het belangrijk ervoor te zorgen dat beleggers in gedekte obligaties worden terugbetaald in overeenstemming met het contractuele aflossingsschema, zelfs in het geval van insolventie of afwikkeling. Vrijwaring tegen faillissement houdt dus rechtstreeks verband met het mechanisme met dubbele zekerheidsrechten en dient daarom ook een van de kernkenmerken van het kader voor gedekte obligaties te zijn.

(15)

Een ander kernkenmerk van bestaande nationale kaders voor gedekte obligaties is de vereiste dat de dekkingsactiva van zeer hoge kwaliteit zijn, om te garanderen dat de dekkingspool robuust is. Dekkingsactiva worden gekenmerkt door specifieke kenmerken met betrekking tot de betalingsvorderingen en de zekerheidsactiva die dergelijke dekkingsactiva veiligstellen. Derhalve is het passend om de algemene kwaliteitskenmerken van beleenbare dekkingsactiva te bepalen.

(16)

De in artikel 129, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 genoemde activa dienen, binnen een kader voor gedekte obligaties, beleenbare dekkingsactiva te zijn. Dekkingsactiva die niet langer aan de in artikel 129, lid 1, van die verordening genoemde vereisten voldoen moeten beleenbare dekkingsactiva blijven krachtens artikel 6, lid 1, onder b), van deze richtlijn, mits zij aan de vereisten van deze richtlijn voldoen. Bovendien kunnen ook andere dekkingsactiva van een vergelijkbaar hoge kwaliteit op grond van de richtlijn als beleenbaar worden beschouwd, op voorwaarde dat deze dekkingsactiva voldoen aan de vereisten van deze richtlijn, waaronder die betreffende de zekerheidsactiva die de betalingsvordering veiligstellen. Wat fysieke zekerheidsactiva betreft, moet de eigendom van de activa in een openbaar register worden geregistreerd om de afdwingbaarheid te waarborgen. Als er geen openbaar register bestaat, moeten de lidstaten kunnen voorzien in een alternatieve vorm van certificering van eigendom en vorderingen die vergelijkbaar is met die van de openbare registratie van de bezwaarde fysieke activa. Als de lidstaten gebruikmaken van een dergelijke alternatieve vorm van certificering, moeten zij ook voorzien in een procedure om wijzigingen in de registratie van eigendom en vorderingen aan te brengen. Blootstellingen aan kredietinstellingen moeten beleenbare dekkingsactiva zijn krachtens artikel 6, lid 1, onder a) of b), van deze richtlijn, afhankelijk van het feit of zij al dan niet voldoen aan de vereisten van artikel 129 van Verordening (EU) nr. 575/2013. Blootstellingen aan verzekeringsmaatschappijen moeten ook moeten beleenbare dekkingsactiva zijn krachtens artikel 6, lid 1, onder b), van deze richtlijn. Leningen aan of gegarandeerd door openbare bedrijven in de zin van artikel 2, onder b), van Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie (11) kunnen beleenbare dekkingsactiva zijn, op voorwaarde dat de openbare bedrijven essentiële openbare diensten verrichten voor de instandhouding van kritieke maatschappelijke activiteiten.

Bovendien moeten dergelijke openbare bedrijven hun diensten verrichten in het kader van een concessie of vergunning van een overheidsinstantie, moeten zij onder overheidstoezicht staan en moeten zij over voldoende inkomstengenererende bevoegdheden beschikken om hun solvabiliteit te garanderen. Als de lidstaten besluiten activa in de vorm van leningen aan of gegarandeerd door overheidsbedrijven in hun nationale kader toe te staan, moeten zij naar behoren rekening houden met de mogelijke gevolgen voor de mededinging van het toestaan van deze activa. Ongeacht wie hun eigenaar is, mogen kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen niet als overheidsbedrijven worden beschouwd. Voorts dienen de lidstaten de vrijheid te hebben om in hun nationale kaders te bepalen dat bepaalde activa niet beleenbaar zijn met het oog op opname in de dekkingspool. Om beleggers in gedekte obligaties in staat te stellen het risico van een programma van gedekte obligaties beter in te schatten, moeten de lidstaten ook regels vaststellen betreffende risicodiversificatie met betrekking tot de granulariteit en materiële concentratie, met betrekking tot het aantal leningen of blootstellingen in de dekkingspool en met betrekking tot het aantal tegenpartijen. De lidstaten moeten kunnen beslissen over de passende mate van granulariteit en materiële concentratie die krachtens hun nationaal recht vereist is.

(17)

Gedekte obligaties hebben specifieke structurele kenmerken die beleggers te allen tijde moeten beschermen. Een van die kenmerken is de vereiste dat beleggers in gedekte obligaties niet alleen op de emittent een vordering hebben, maar ook op de activa in de dekkingspool. Die structurele productvereisten verschillen van de prudentiële vereisten die gelden voor een kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft. Bij die eerste vereisten mag de nadruk niet liggen op het verzekeren van de prudentiële gezondheid van de uitgevende instelling, maar dient juist te worden ingezet op het beschermen van beleggers door specifieke eisen op te leggen voor de gedekte obligatie zelf. Naast de specifieke eis om dekkingsactiva van hoge kwaliteit te gebruiken, dienen ook de algemene vereisten inzake de kenmerken van de dekkingspool te worden geregeld, met het oog op een verdere versterking van de bescherming van beleggers. Die vereisten dienen specifieke regels te omvatten die de dekkingspool moeten beschermen, zoals regels inzake de afzondering van de dekkingsactiva. Afzondering kan op verschillende manieren worden bewerkstelligd, zoals op de balans, door middel van een special purpose vehicle of met andere middelen. Het doel van de afzondering van dekkingsactiva is evenwel om ze juridisch buiten het bereik van andere schuldeisers dan de beleggers in gedekte obligaties te houden.

(18)

Ook de locatie van de zekerheidsactiva moet worden gereguleerd om de handhaving van de rechten van beleggers veilig te stellen. Het is ook belangrijk dat de lidstaten regels vaststellen voor de samenstelling van de dekkingspool. Voorts dienen in deze richtlijn dekkingsvereisten te worden gespecificeerd, onverminderd het recht van lidstaten om andere middelen toe te staan om risico’s, zoals met betrekking tot valuta en rentevoeten, te limiteren. Ook de berekening van de dekking en de voorwaarden waarop derivatencontracten in de dekkingspool kunnen worden opgenomen, dienen te worden vastgesteld, zodat voor dekkingspools in de hele Unie gemeenschappelijke hoogkwalitatieve normen gelden. Bij de berekening van de dekking moet voor de hoofdsom het nominale beginsel worden gevolgd. De lidstaten moeten een andere berekeningsmethode dan het nominale beginsel kunnen gebruiken, mits die andere methode voorzichtiger is, te weten niet resulteert in een hogere dekkingsratio, waarbij de dekkingsactiva de teller zijn en de verplichtingen uit hoofde van gedekte obligaties de noemer. Voor gedekte obligaties die door in de betrokken lidstaat gevestigde kredietinstellingen zijn uitgegeven, moeten de lidstaten een percentage overcollateralisatie kunnen eisen dat hoger is dan de in deze richtlijn neergelegde dekkingsvereiste.

(19)

Een aantal lidstaten eist nu reeds dat een dekkingspoolmonitor specifieke taken uitoefent met betrekking tot de kwaliteit van beleenbare activa en zorgt voor de inachtneming van de nationale dekkingsvereisten. Daarom is het, met het oog op de harmonisatie van de behandeling van gedekte obligaties in de hele Unie, van belang dat, als het nationale kader een dekkingspoolmonitor vereist, zijn taken en verantwoordelijkheden duidelijk worden omschreven. Of er al dan niet een dekkingspoolmonitor is, doet niets af aan de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten wat betreft overheidstoezicht op gedekte obligaties, met name wat betreft de naleving van de in het nationale recht ter omzetting van deze richtlijn neergelegde vereisten.

(20)

In artikel 129 van Verordening (EU) nr. 575/2013 is een aantal voorwaarden vastgesteld waaraan door securitisatie-entiteiten zekergestelde gedekte obligaties moeten voldoen. Een van die voorwaarden betreft de mate waarin dat type dekkingsactiva kan worden gebruikt, en beperkt het gebruik van dergelijke structuren tot 10 % van het bedrag aan uitstaande gedekte obligaties. De bevoegde autoriteiten kunnen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 ontheffing van deze voorwaarde verlenen. De conclusie van het onderzoek van de Commissie naar de geschiktheid van die ontheffing was dat de mogelijkheid om securitisatie-instrumenten of gedekte obligaties te gebruiken als dekkingsactiva voor de uitgifte van gedekte obligaties alleen zou mogen worden toegestaan voor andere gedekte obligaties (“structuren voor intragroepspooling van gedekte obligaties”), en wel zonder beperking wat betreft het bedrag aan uitstaande gedekte obligaties. Om een optimaal niveau van transparantie te waarborgen, mogen dekkingspools voor extern uitgegeven gedekte obligaties geen intern uitgegeven gedekte obligaties van verschillende kredietinstellingen binnen dezelfde groep bevatten. Aangezien het gebruik van structuren voor intragroepspooling van gedekte obligaties vrijstelling verleent van de limieten voor vorderingen op kredietinstellingen die zijn neergelegd in artikel 129 van Verordening (EU) nr. 575/2013, moet bovendien worden vereist dat de intern en extern uitgegeven gedekte obligaties op het moment van afgifte in aanmerking komen voor kredietkwaliteitscategorie 1 of, in het geval van een latere wijziging van de kredietkwaliteitscategorie en onder voorbehoud van goedkeuring door de bevoegde autoriteiten, kredietkwaliteitscategorie 2. Als de intern of extern uitgegeven gedekte obligaties niet langer aan die vereiste voldoen, worden de intern uitgegeven gedekte obligaties niet langer beschouwd als beleenbare activa in de zin van artikel 129 van Verordening (EU) nr. 575/2013 en komen de extern uitgegeven gedekte obligaties uit de desbetreffende dekkingspool niet langer in aanmerking voor de vrijstelling van artikel 129, lid 1 ter, van die verordening

Als deze intern uitgegeven gedekte obligaties niet langer aan de toepasselijke kredietkwaliteitscategorievereiste voldoen, moeten zij echter wel beleenbare dekkingsactiva voor de toepassing van deze richtlijn zijn, mits zij aan alle in deze richtlijn neergelegde vereisten voldoen, en moeten de extern uitgegeven gedekte obligaties die worden zekergesteld door intern uitgegeven gedekte obligaties of andere activa die aan deze richtlijn voldoen, daarom ook kunnen gebruikmaken van het label “Europese gedekte obligatie”. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om het gebruik van dergelijke structuren toe te staan. Hieruit volgt dat die mogelijkheid slechts effectief beschikbaar is voor kredietinstellingen die deel uitmaken van een groep die in verschillende lidstaten is gevestigd, als alle betrokken lidstaten van deze mogelijkheid hebben gebruikgemaakt en de relevante bepaling in hun recht hebben omgezet.

(21)

Kleine kredietinstellingen ondervinden problemen wanneer zij gedekte obligaties uitgeven, omdat het creëren van programma’s van gedekte obligaties vaak hoge aanloopkosten met zich meebrengt. Ook liquiditeit is van bijzonder belang op markten voor gedekte obligaties en wordt grotendeels bepaald door het volume uitstaande obligaties. Daarom dient de mogelijkheid te worden geboden van gezamenlijke financiering door twee of meer kredietinstellingen, zodat kleinere kredietinstellingen gedekte obligaties kunnen uitgeven. Daarmee zouden meerdere kredietinstellingen dekkingsactiva kunnen poolen als dekkingsactiva voor gedekte obligaties die worden uitgegeven door één kredietinstelling en zou de uitgifte van gedekte obligaties in die lidstaten waar momenteel nog geen goed ontwikkelde markt voor gedekte obligaties is, kunnen worden bevorderd. De vereisten voor het gebruik van overeenkomsten voor gezamenlijke financiering moeten ervoor zorgen dat dekkingsactiva die worden verkocht of, wanneer een lidstaat die mogelijkheid heeft toegestaan, door middel van een financiëlezekerheidsovereenkomst overeenkomstig Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad (12) aan de uitgevende kredietinstellingen worden overgedragen, voldoen aan de beleenbaarheids- en de afzonderingsvereisten voor dekkingsactiva op grond van het Unierecht.

(22)

Transparantie over de dekkingspool die de gedekte obligatie afdekt, is een essentieel onderdeel van dat type financieel instrument, omdat dit de vergelijkbaarheid verbetert en beleggers in staat stelt de nodige risicobeoordeling te maken. Het Unierecht bevat eisen voor de opstelling, de goedkeuring en de verspreiding van het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten worden aangeboden aan het publiek of toegelaten tot de handel op een in een lidstaat gelegen of functionerende gereglementeerde markt. Nationale wetgevers en marktdeelnemers hebben over de jaren diverse initiatieven ontplooid om dergelijk Unierecht aan te vullen met betrekking tot de aan beleggers in gedekte obligaties openbaar te maken informatie. Niettemin dient in het Unierecht nader te worden bepaald tot welk gemeenschappelijk minimumniveau aan informatie beleggers toegang moeten hebben vóór of op het moment van de aankoop van gedekte obligaties. Het dient de lidstaten te worden toegestaan die minimale vereisten aan te vullen met verdere bepalingen.

(23)

Een cruciaal aspect van de bescherming van beleggers in gedekte obligaties is het limiteren van het liquiditeitsrisico van het instrument. Dat is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat aan de gedekte obligatie verbonden verplichtingen op tijd worden afgelost. Daarom dient voor dekkingspools een liquiditeitsbuffer te worden ingevoerd als antwoord op risico’s van liquiditeitstekorten, zoals mismatches in looptijden en rentevoeten, onderbrekingen van betalingen, risico’s van vermenging (commingling), betalingsverplichtingen verbonden aan derivatencontracten en andere operationele verplichtingen die binnen het programma van gedekte obligaties moeten worden voldaan. De kredietinstelling kan te maken krijgen met situaties waarin het moeilijk wordt om te voldoen aan de vereiste inzake de liquiditeitsbuffer van de dekkingspool, bijvoorbeeld in tijden van stress als de buffer wordt gebruikt om uitstromen te dekken. De overeenkomstig deze richtlijn aangewezen bevoegde autoriteiten moeten toezien op de naleving van de vereiste inzake de liquiditeitsbuffer van de dekkingspool en zo nodig maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de kredietinstelling aan de buffervereiste voldoet. De liquiditeitsbuffer van de dekkingspool verschilt van de algemene liquiditeitsvereisten die aan kredietinstellingen worden opgelegd in overeenstemming met andere rechtshandelingen van de Unie, omdat deze specifieke buffer direct gerelateerd is aan de dekkingspool en de specifieke liquiditeitsrisico’s daarvan probeert te beperken. Om de regeldruk zoveel mogelijk te beperken, moeten lidstaten een passende interactie kunnen toestaan met de liquiditeitsvereisten die zijn vastgesteld in andere rechtshandelingen van de Unie en die andere doelstellingen dienen dan die van de liquiditeitsbuffer van de dekkingspool. Daarom moeten lidstaten kunnen besluiten dat, tot de datum waarop die rechtshandelingen van de Unie worden gewijzigd, de verplichting van een liquiditeitsbuffer voor een dekkingspool alleen geldt indien aan de kredietinstelling geen ander liquiditeitsvereiste wordt opgelegd op grond van Unierecht tijdens de periode waarvoor die andere vereisten gelden.

Dergelijke besluiten moet voorkomen dat kredietinstellingen worden onderworpen aan een verplichting om dezelfde uitstromen van liquide middelen gedurende dezelfde periode met verschillende liquide middelen te dekken. De mogelijkheid voor de lidstaten om te besluiten dat de liquiditeitsbuffer van de dekkingspool niet van toepassing is, moet opnieuw worden beoordeeld bij toekomstige wijzigingen van de liquiditeitsvereisten voor kredietinstellingen krachtens het recht van de Unie, met inbegrip van de toepasselijke gedelegeerde verordening die is vastgesteld overeenkomstig artikel 460 van Verordening (EU) nr. 575/2013. Liquiditeitsrisico’s kunnen worden aangepakt met andere middelen dan het verstrekken van liquide activa, bijvoorbeeld door de uitgifte van gedekte obligaties met verlengbare-looptijdstructuren waarbij de triggers liquiditeitstekorten of stress aanpakken. In dergelijke gevallen moeten de lidstaten kunnen toestaan dat de berekening van de liquiditeitsbuffer wordt gebaseerd op de eindvervaldatum van de gedekte obligatie, rekening houdend met mogelijke looptijdverlengingen, waarbij de triggers liquiditeitsrisico’s aanpakken. Voorts moeten de lidstaten kunnen toestaan dat de liquiditeitsvereisten van de dekkingspool niet van toepassing zijn op gedekte obligaties waarvoor matchingfinancieringsvereisten gelden als inkomende betalingen contractueel verschuldigd zijn vóór uitgaande betalingen en in de tussentijd in zeer liquide activa worden geplaatst.

(24)

In een aantal lidstaten zijn innovatieve structuren voor looptijdprofielen ontwikkeld die een antwoord moeten bieden op potentiële liquiditeitsrisico’s, met inbegrip van looptijdmismatches. Die structuren bieden ook de mogelijkheid om de geplande looptijd van de gedekte obligatie te verlengen voor een bepaalde termijn of om ervoor te zorgen dat de kasstromen van de dekkingsactiva rechtstreeks naar de beleggers in gedekte obligaties kunnen overgaan. Om de verlengbare-looptijdstructuren in de Unie te harmoniseren, is het van belang de voorwaarden te bepalen waaronder lidstaten deze structuren kunnen toestaan, zodat deze niet te complex zijn en beleggers niet aan grotere risico’s blootstellen. Een belangrijk element van die voorwaarden is ervoor te zorgen dat de kredietinstelling de looptijd niet naar eigen goeddunken kan verlengen. De looptijd mag alleen worden verlengd als er zich objectieve en duidelijk omschreven triggergebeurtenissen, vastgesteld in nationaal recht, hebben voorgedaan of naar verwachting in de nabije toekomst zullen voordoen. Dergelijke triggers moeten beogen wanbetaling te voorkomen, bijvoorbeeld door liquiditeitstekort, marktfalen of marktverstoring te verhelpen. Verlengingen kunnen ook de ordelijke liquidatie van kredietinstellingen die gedekte obligaties uitgeven, vergemakkelijken, waarbij verlengingen worden toegestaan in geval van insolventie of afwikkeling, om te voorkomen dat activa tegen afbraakprijzen worden verkocht.

(25)

Het bestaan van een kader voor speciaal overheidstoezicht is volgens artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG een van de bepalende elementen van gedekte obligaties. Die richtlijn specificeert echter noch de aard en inhoud van dit toezicht, noch de met de uitvoering van dit toezicht te belasten autoriteiten. Daarom is het van essentieel belang dat de bepalende onderdelen van dit overheidstoezicht op gedekte obligaties wordt geharmoniseerd en dat de taken en verantwoordelijkheden van de nationale bevoegde autoriteiten die dat toezicht uitvoeren, duidelijk worden beschreven.

(26)

Aangezien het overheidstoezicht op gedekte obligaties moet worden onderscheiden van het toezicht op kredietinstellingen in de Unie, dienen lidstaten de mogelijkheid te hebben om voor de uitoefening van het overheidstoezicht op gedekte obligaties andere nationale bevoegde autoriteiten aan te stellen dan de autoriteiten die het algemene toezicht op de kredietinstelling uitoefenen. Om er echter voor te zorgen dat het overheidstoezicht op gedekte obligaties in de hele Unie coherent wordt uitgeoefend, dient te worden verlangd dat de bevoegde autoriteiten die het overheidstoezicht op gedekte obligaties uitoefenen, nauw samenwerken met die welke het algemene toezicht op kredietinstellingen uitoefenen, alsmede met de afwikkelingsautoriteit, naargelang het geval.

(27)

Het overheidstoezicht op gedekte obligaties dient het verlenen van toestemming aan kredietinstellingen voor het uitgeven van gedekte obligaties te omvatten. Omdat alleen kredietinstellingen toestemming mogen verkrijgen om gedekte obligaties uit te geven, dient een vergunning om als kredietinstelling te handelen een voorafgaande voorwaarde te zijn om die toestemming te verkrijgen. Overwegende dat de Europese Centrale Bank in de lidstaten die aan het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme deelnemen, overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad (13) belast is met het verlenen van vergunningen aan kredietinstellingen, dienen alleen de overeenkomstig deze richtlijn aangewezen autoriteiten bevoegd te zijn om toestemming voor de uitgifte van gedekte obligaties te verlenen en om overheidstoezicht op gedekte obligaties uit te oefenen. Dienovereenkomstig dienen in deze richtlijn de voorwaarden te worden bepaald waaronder op grond van het Unierecht vergunde kredietinstellingen toestemming kunnen verkrijgen om de activiteit van het uitgeven van gedekte obligaties uit te oefenen.

(28)

De reikwijdte van die toestemming moet betrekking hebben op het programma van gedekte obligaties. Dat programma moet onderworpen zijn aan toezicht uit hoofde van deze richtlijn. Een kredietinstelling kan meer dan één programma van gedekte obligaties hebben. In dat geval moet voor elk programma een afzonderlijke toestemming vereist zijn. Een programma van gedekte obligaties kan één of meer dekkingspools omvatten. Het feit dat er meerdere dekkingspools of verschillende uitgiften (verschillende International Securities Identification Numbers (ISIN’s)) van hetzelfde programma van gedekte obligaties zijn, betekent niet noodzakelijkerwijs dat er meerdere afzonderlijke programma’s van gedekte obligaties bestaan.

(29)

Er hoeft niet te worden vereist dat de bestaande programma’s van gedekte obligaties een nieuwe toestemming te verkrijgen zodra de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn van toepassing worden. Ten aanzien van gedekte obligaties die worden uitgegeven in het kader van bestaande programma’s van gedekte obligaties na de datum van toepassing van de bepalingen van nationaal recht ter omzetting van deze richtlijn moeten kredietinstellingen echter wel aan alle in deze richtlijn neergelegde vereisten voldoen. Op die naleving moet door de krachtens deze richtlijn aangewezen bevoegde autoriteiten worden toegezien als onderdeel van het overheidstoezicht op gedekte obligaties. De lidstaten kunnen in het kader van de nationale wetgeving richtsnoeren verstrekken over de wijze waarop de beoordeling van de naleving procedureel moet worden verricht na de datum waarop de lidstaten de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn moeten toepassen. De bevoegde autoriteiten moeten een programma van gedekte obligaties kunnen herzien en kunnen beoordelen of de toestemming voor dat programma moet worden gewijzigd. Een wijziging kan nodig zijn als gevolg van substantiële wijzigingen in het bedrijfsmodel van de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft, bijvoorbeeld naar aanleiding van een wijziging van het nationale kader voor gedekte obligaties of besluiten van de kredietinstelling. Dergelijke wijzigingen kunnen substantieel worden geacht als zij een herbeoordeling vereisen van de voorwaarden waaronder toestemming voor het uitgeven van gedekte obligaties is verleend.

(30)

Wanneer een lidstaat in de aanstelling van een bijzondere bewindvoerder voorziet, moet die lidstaat regels kunnen vaststellen betreffende de bevoegdheden van en operationele vereisten voor dergelijke bijzondere bewindvoerders. Die regels kunnen inhouden dat de bijzondere bewindvoerder geen deposito’s of andere terugbetaalbare gelden van consumenten en retailbeleggers, maar wel deposito’s of andere terugbetaalbare gelden van professionele beleggers mag aantrekken.

(31)

Om de inachtneming te verzekeren van de verplichtingen die worden opgelegd aan kredietinstellingen die gedekte obligaties uitgeven, en om een vergelijkbare behandeling en inachtneming in de hele Unie te verzekeren, dient van de lidstaten te worden verlangd dat zij voorzien in administratieve sancties en andere administratieve maatregelen die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten moeten ook kunnen voorzien in strafrechtelijke sancties in plaats van in administratieve sancties. Lidstaten die ervoor kiezen om strafrechtelijke sancties vast te stellen, moeten de Commissie in kennis stellen van de betreffende strafrechtelijke bepalingen.

(32)

De administratieve sancties en andere administratieve maatregelen die lidstaten vaststellen, dienen aan bepaalde essentiële vereisten te voldoen wat betreft de adressaten van die sancties of maatregelen, de bij het opleggen van die sancties of maatregelen in aanmerking te nemen criteria, de bekendmakingsverplichtingen van de bevoegde autoriteiten belast met het overheidstoezicht op gedekte obligaties, de sanctiebevoegdheden en de hoogte van administratieve geldboeten die kunnen worden opgelegd. Voordat een besluit tot oplegging van administratieve sancties of andere administratieve maatregelen wordt genomen, moet de adressaat in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. Wat andere administratieve maatregelen dan administratieve sancties betreft, moeten de lidstaten echter kunnen voorzien in uitzonderingen op het recht om te worden gehoord. Dergelijke uitzonderingen moeten beperkt blijven tot gevallen van dreigend gevaar waarin dringend moet worden opgetreden om aanzienlijke verliezen voor derden, zoals beleggers in gedekte obligaties, te voorkomen of om aanzienlijke schade aan het financiële stelsel te voorkomen of te herstellen. In dergelijke gevallen moet de adressaat in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord nadat de maatregel is opgelegd.

(33)

Van de lidstaten dient te worden verlangd dat zij ervoor zorgen dat de met het overheidstoezicht op gedekte obligaties belaste bevoegde autoriteiten, wanneer deze het type administratieve sancties of andere administratieve maatregelen en de hoogte van die sancties bepalen, met alle relevante omstandigheden rekening houden, zodat administratieve sancties of andere administratieve maatregelen in de hele Unie coherent worden toegepast. De lidstaten kunnen ook administratieve maatregelen nemen met betrekking tot de verlenging van de looptijd in het kader van verlengbare-looptijdstructuren. Wanneer de lidstaten in dergelijke maatregelen voorzien, kunnen die maatregelen de bevoegde autoriteiten in staat stellen een looptijdverlenging nietig te verklaren en voorwaarden voor een dergelijke ongeldigverklaring vaststellen voor het geval dat een kredietinstelling de looptijd verlengt in strijd met de in de nationale wetgeving vastgelegde objectieve triggers, of om de financiële stabiliteit en de beleggersbescherming te waarborgen.

(34)

Om eventuele inbreuken op de voorwaarden voor de uitgifte en het verhandelen van gedekte obligaties op het spoor te komen, dienen met het overheidstoezicht op gedekte obligaties belaste bevoegde autoriteiten te beschikken over de nodige onderzoeksbevoegdheden en doeltreffende mechanismen om de melding van potentiële of daadwerkelijke inbreuken aan te moedigen. Die mechanismen dienen de rechten van verdediging van personen of entiteiten die door de toepassing van die bevoegdheden en mechanismen worden geraakt, onverlet te laten.

(35)

Bevoegde autoriteiten die overheidstoezicht uitoefenen op gedekte obligaties, dienen ook de bevoegdheid te hebben om administratieve sancties en andere administratieve maatregelen op te leggen, zodat zo veel mogelijk ruimte wordt gecreëerd voor optreden nadat een inbreuk heeft plaatsgevonden, en om verdere inbreuken te helpen voorkomen, ongeacht of deze in nationaal recht als een administratieve sanctie dan wel als een andere administratieve maatregel worden aangemerkt. De lidstaten dienen de mogelijkheid te hebben om te voorzien in sancties, naast die waarin door deze richtlijn wordt voorzien.

(36)

Bestaande nationale wetgeving over gedekte obligaties wordt gekenmerkt door het feit dat deze instrumenten onderworpen zijn aan gedetailleerde regelgeving op nationaal niveau en een toezicht op uitgiften en programma’s van gedekte obligaties, teneinde te garanderen dat de rechten van beleggers in gedekte obligaties te allen tijde zijn veiliggesteld. Dat toezicht omvat de doorlopende monitoring van de kenmerken van het programma, de dekkingsvereisten en de kwaliteit van de dekkingspool. Een passend niveau aan informatie voor beleggers over het reguleringskader voor de uitgifte van gedekte obligaties is een wezenlijk onderdeel van de beleggersbescherming. Daarom dient ervoor te worden gezorgd dat bevoegde autoriteiten op gezette tijdstippen informatie bekendmaken over de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn en over de wijze waarop zij hun overheidstoezicht op gedekte obligaties uitoefenen.

(37)

Gedekte obligaties worden momenteel in de Unie op de markt gebracht onder nationale benamingen en labels, die soms een lange traditie hebben, maar soms ook niet. Daarom lijkt het passend om kredietinstellingen die in de Unie gedekte obligaties uitgeven, toe te staan een specifiek label “Europese gedekte obligatie” te gebruiken wanneer zij gedekte obligaties verkopen aan beleggers in zowel de Unie als in derde landen, op voorwaarde dat die gedekte obligaties voldoen aan de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden. Als dergelijke gedekte obligaties ook voldoen aan de vereisten van artikel 129 van Verordening (EU) nr. 575/2013, moet het kredietinstellingen worden toegestaan het label “Europese gedekte obligatie (premium)” te gebruiken. Dat label, dat aangeeft dat er is voldaan aan specifieke aanvullende voorwaarden die in een hogere en algemeen erkende kwaliteit resulteren, kan zelfs in lidstaten met een lange traditie van nationale labels aantrekkelijk zijn. Het doel van de labels “Europese gedekte obligatie” en “Europese gedekte obligatie (premium)” bestaat erin het voor beleggers eenvoudiger te maken om de kwaliteit van de gedekte obligaties te beoordelen en deze instrumenten zodoende voor hen aantrekkelijker te maken als beleggingsvehikel zowel binnen als buiten de Unie. Het gebruik van deze twee labels dient evenwel facultatief te zijn, en het dient voor lidstaten mogelijk te zijn hun eigen bestaande nationale benamingen en labellingkaders te blijven gebruiken naast die twee labels.

(38)

Om de toepassing van deze richtlijn te beoordelen, dient de Commissie, in nauwe samenwerking met de EBA, de ontwikkeling van gedekte obligaties in de Unie te monitoren en verslag te doen aan het Europees Parlement en de Raad over het niveau van beleggersbescherming en de ontwikkeling van de markten voor gedekte obligaties. Ook dient het verslag te kijken naar de ontwikkelingen met betrekking tot de voor uitgifte van gedekte obligaties als zekerheid gestelde activa. Aangezien steeds vaker wordt gebruikgemaakt van verlengbare-looptijdstructuren, moet de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad ook verslag uitbrengen over de werking van gedekte obligaties met verlengbare looptijdstructuren en de risico’s en voordelen van de uitgifte van dergelijke gedekte obligaties

(39)

Een nieuwe categorie financiële instrumenten onder de naam European Secured Notes (ESN’s), gedekt door activa die risicovoller zijn dan blootstellingen aan overheden en hypotheken en die geen beleenbare dekkingsactiva uit hoofde van deze richtlijn zijn, is door marktdeelnemers en anderen voorgesteld als aanvullend instrument waarmee banken de reële economie kunnen financieren. De Commissie heeft de EBA op 3 oktober 2017 geraadpleegd voor een beoordeling van de mate waarin ESN’s gebruik zouden kunnen maken van de door de EBA vastgestelde goede praktijken voor traditionele gedekte obligaties, de passende behandeling van de risico’s van ESN’s en het mogelijke effect van uitgiften van ESN’s op het niveau van balansbezwaring van banken. In antwoord daarop heeft de EBA op 24 juli 2018 een verslag uitgebracht. Naast het verslag van de EBA heeft de Commissie op 12 oktober 2018 een studie gepubliceerd. In de studie van de Commissie en het verslag van de EBA werd geconcludeerd dat een verdere beoordeling, bijvoorbeeld van de regelgeving, nodig was. De Commissie moet daarom verder beoordelen of een wetgevingskader voor ESN’s passend zou zijn en aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over haar bevindingen, zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

(40)

Momenteel is er geen gelijkwaardigheidsregeling voor de erkenning door de Unie van door kredietinstellingen in derde landen uitgegeven gedekte obligaties, behalve in een prudentiële context waar, op bepaalde voorwaarden, preferentiële behandeling ten aanzien van liquiditeit wordt toegekend aan bepaalde obligaties van derde landen. Daarom dient de Commissie, in nauwe samenwerking met de EBA, na te gaan of het noodzakelijk en relevant is om een gelijkwaardigheidsregeling in te voeren voor emittenten van en beleggers in gedekte obligaties uit derde landen. De Commissie dient uiterlijk twee jaar na het tijdstip waarop lidstaten de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn moeten toepassen, een verslag daarover indienen bij het Europees Parlement en de Raad, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

(41)

Kenmerkend voor gedekte obligaties is dat zij een vastgestelde looptijd van meerdere jaren hebben. Daarom dienen overgangsmaatregelen te worden opgenomen, zodat gedekte obligaties die vóór 8 juli 2022 zijn uitgegeven, niet worden getroffen. Gedekte obligaties die vóór die datum zijn uitgegeven, moeten daarom doorlopend voldoen aan de vereisten van artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG en moeten worden vrijgesteld van de meeste van de nieuwe vereisten van deze richtlijn. Dergelijke gedekte obligaties moeten verder als gedekte obligaties kunnen worden aangemerkt, mits hun naleving van artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG, zoals van toepassing op de datum van uitgifte, en van de vereisten van deze richtlijn die erop toepassing zijn, onderworpen is aan toezicht door de overeenkomstig deze richtlijn aangewezen bevoegde autoriteiten. Dit toezicht mag niet worden uitgebreid tot de vereisten van deze richtlijn waarvan dergelijke gedekte obligaties zijn vrijgesteld. In sommige lidstaten zijn ISIN’s gedurende een langere periode open, zodat onder die code doorlopend gedekte obligaties kunnen worden uitgegeven met als doel het volume (de uitgiftewaarde) van die gedekte obligatie te vergroten (doorlopende uitgiften). De overgangsmaatregelen dienen betrekking te hebben op doorlopende uitgiften van gedekte obligaties onder ISIN’s die vóór 8 juli 2022 zijn geopend, met inachtneming van een aantal beperkingen.

(42)

Doordat een eenvormig kader voor gedekte obligaties wordt vastgelegd, dient de beschrijving van gedekte obligaties in artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG te worden gewijzigd. In Richtlijn 2014/59/EU worden gedekte obligaties omschreven onder verwijzing naar artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG. Aangezien die definitie moet worden gewijzigd, dient ook Richtlijn 2014/59/EU te worden gewijzigd. Om voorts te vermijden dat vóór 8 juli 2022 in overeenstemming met artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG uitgegeven gedekte obligaties worden getroffen, dienen die gedekte obligaties tot hun vervaldag verder gedekte obligaties te worden genoemd. De Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU dienen derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(43)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken (14) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

(44)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor gedekte obligaties om ervoor te zorgen dat de structurele kenmerken van gedekte obligaties in de hele Unie beantwoorden aan het lagere risicoprofiel dat de preferentiële behandeling door de Unie rechtvaardigt, niet voldoende door de lidstaten ka worden verwezenlijkt, maar vanwege de noodzaak om de markt voor gedekte obligaties in de Unie verder te ontwikkelen en grensoverschrijdende beleggingen in de Unie te ondersteunen, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(45)

De Europese Centrale Bank is geraadpleegd en heeft op 22 augustus 2018 advies uitgebracht.

(46)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (15) geraadpleegd en heeft op 12 oktober 2018 een advies uitgebracht.

(47)

Kredietinstellingen die gedekte obligaties uitgeven, verwerken aanzienlijke hoeveelheden persoonsgegevens. Die verwerking moet te allen tijde in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (16). Evenzo moet de verwerking van persoonsgegevens door de EBA wanneer zij, zoals voorgeschreven door deze richtlijn, een centrale databank bijhoudt van administratieve sancties en andere administratieve maatregelen die haar door de nationale bevoegde autoriteiten worden meegedeeld, worden uitgevoerd in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (17),

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

In deze richtlijn worden de volgende regels inzake beleggersbescherming vastgesteld met betrekking tot:

1)

voorwaarden voor het uitgeven van gedekte obligaties;

2)

de structurele kenmerken van gedekte obligaties;

3)

overheidstoezicht op gedekte obligaties;

4)

bekendmakingsvereisten inzake gedekte obligaties.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze richtlijn is van toepassing op gedekte obligaties uitgegeven door in de Unie gevestigde kredietinstellingen.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1)

“gedekte obligatie”: een schuldverplichting die is uitgegeven door een kredietinstelling overeenkomstig de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van de dwingende vereisten van deze richtlijn en die is zekergesteld door dekkingsactiva waarop beleggers in gedekte obligaties als preferente crediteuren direct verhaal kunnen nemen;

2)

“programma van gedekte obligaties”: de structurele kenmerken van een uitgifte van gedekte obligaties die worden bepaald door wettelijke voorschriften en door contractuele voorwaarden, overeenkomstig de toestemming die is verleend aan de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft;

3)

“dekkingspool”: een duidelijk omschreven reeks activa die de aan de gedekte obligaties verbonden betalingsverplichtingen waarborgen en die zijn afgezonderd van andere activa die worden gehouden door de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft;

4)

“dekkingsactiva”: activa die in een dekkingspool zijn opgenomen;

5)

“zekerheidsactiva”: de fysieke activa en activa in de vorm van blootstellingen die de dekkingsactiva zekerstellen;

6)

“afzondering”: de door een kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft verrichte handelingen waarbij dekkingsactiva worden geïdentificeerd en juridisch buiten het bereik van andere crediteuren dan beleggers in gedekte obligaties en tegenpartijen van derivatencontracten worden gebracht;

7)

“kredietinstelling”: een kredietinstelling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

8)

“gespecialiseerde hypotheekbank”: een kredietinstelling die leningen uitsluitend of voornamelijk via de uitgifte van gedekte obligaties financiert, die bij wet toestemming heeft verkregen om alleen hypotheekleningen en leningen aan overheden te verstrekken en die bij het publiek geen deposito’s mag aantrekken, maar wel andere terugbetaalbare gelden aantrekt;

9)

“automatische versnelling”: een situatie waarin een gedekte obligatie automatisch direct opeisbaar wordt gesteld bij insolventie of afwikkeling van de emittent en ten aanzien waarvan de beleggers in de gedekte obligatie een afdwingbare vordering tot terugbetaling hebben op een tijdstip vóór de oorspronkelijke vervaldag;

10)

“marktwaarde”: met betrekking tot onroerend goed, de marktwaarde in de zin van artikel 4, lid 1, punt 76, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

11)

“hypotheekwaarde”: met betrekking tot onroerend goed, de hypotheekwaarde in de zin van artikel 4, lid 1, punt 74, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

12)

“primaire activa”: overheersende dekkingsactiva die bepalend zijn voor de aard van de dekkingspool;

13)

“vervangende activa”: andere aan de dekkingsvereisten bijdragende dekkingsactiva dan primaire activa;

14)

“overcollateralisatie”: het totale wettelijke, contractuele of vrijwillig geboden niveau aan zekerheden dat hoger uitkomt dan het dekkingsvereiste als bepaald in artikel 15;

15)

“matchingfinancieringsvereisten”: regels op grond waarvan de kasstromen tussen vervallende verplichtingen en activa moeten worden gematcht, door er in de contractuele voorwaarden voor te zorgen dat betalingen van kredietnemers en tegenpartijen van derivatencontracten opeisbaar worden voordat betalingen aan beleggers in gedekte obligaties en tegenpartijen van derivatencontracten plaatsvinden, dat de ontvangen bedragen ten minste gelijk in waarde zijn aan de betalingen verschuldigd aan beleggers in gedekte obligaties en tegenpartijen van derivatencontracten, en dat de van kredietnemers en tegenpartijen van derivatencontracten ontvangen bedragen overeenkomstig artikel 16, lid 3, in de dekkingspool worden opgenomen totdat de betalingen aan beleggers in gedekte obligaties en tegenpartijen van derivatencontracten verschuldigd zijn;

16)

“nettoliquiditeitsuitstroom”: alle uitgaande betalingsstromen die op één dag verschuldigd zijn, daaronder begrepen aflossingen van de hoofdsom en rentebetalingen en betalingen op grond van derivatencontracten van het programma van gedekte obligaties, na aftrek van alle inkomende betalingsstromen die op dezelfde dag verschuldigd zijn voor vorderingen in verband met de dekkingsactiva;

17)

“verlengbare-looptijdstructuur”: een mechanisme dat de mogelijkheid biedt om de voorziene looptijd van gedekte obligaties voor een vooraf bepaalde termijn te verlengen en ingeval een specifieke trigger zich voordoet;

18)

“overheidstoezicht op gedekte obligaties”: het toezicht op programma’s van gedekte obligaties dat ervoor zorgt dat de vereisten voor de uitgifte van gedekte obligaties worden nageleefd en gehandhaafd;

19)

“bijzondere bewindvoerder”: de persoon of entiteit aangesteld om het bewind te voeren over een programma van gedekte obligaties in het geval van insolventie van de kredietinstelling die in het kader van dat programma gedekte obligaties uitgeeft, of als overeenkomstig artikel 32, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU is vastgesteld dat die kredietinstelling faalt of waarschijnlijk zal falen of, in uitzonderlijke omstandigheden, als de betrokken bevoegde autoriteit vaststelt dat de goede werking van die kredietinstelling ernstig gevaar loopt;

20)

“afwikkeling”: afwikkeling als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/59/EU;

21)

“groep”: een groep als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 138, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

22)

“openbare bedrijven”: openbare bedrijven als gedefinieerd in artikel 2, onder b), van Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie.

TITEL II

STRUCTURELE KENMERKEN VAN GEDEKTE OBLIGATIES

HOOFDSTUK 1

Dubbele zekerheidsrechten en vrijwaring tegen faillissement

Artikel 4

Dubbele zekerheidsrechten

1.   De lidstaten stellen regels vast die de beleggers in gedekte obligaties en tegenpartijen van derivatencontracten die voldoen aan artikel 11 het recht geven op de volgende vorderingen:

a)

een vordering op de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft;

b)

in het geval van insolventie of afwikkeling van de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft, een prioritaire vordering op de hoofdsom en opgelopen en toekomstige rente van dekkingsactiva;

c)

in het geval van insolventie van de kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft en ingeval de prioritaire vordering als bedoeld in punt b) niet volledig kan worden voldaan, een vordering op de insolvente boedel van die kredietinstelling, die een gelijke rang heeft (pari passu) als de vorderingen van de concurrente crediteuren van de kredietinstelling vastgesteld in overeenstemming met de nationale wetgeving inzake de rangorde in normale insolventieprocedures.

2.   De in lid 1 bedoelde vorderingen blijven beperkt tot de volledige betaling van de aan de gedekte obligaties verbonden verplichtingen.

3.   Voor de toepassing van punt c) van lid 1 van dit artikel kunnen de lidstaten, in het geval van insolventie van een gespecialiseerde hypotheekbank, regels vaststellen waarbij de beleggers in gedekte obligaties en tegenpartijen van derivatencontracten die voldoen aan artikel 11 een vordering krijgen met een hogere rang dan de vordering van de gewone niet-bevoorrechte crediteuren van die gespecialiseerde hypotheekbank vastgesteld in overeenstemming met de nationale wetgeving inzake de rangorde in normale insolventieprocedures, maar met een lagere rang dan andere preferente crediteuren.

Artikel 5

Vrijwaring van gedekte obligaties tegen faillissement

De lidstaten zorgen ervoor dat op de aan gedekte obligaties verbonden betalingsverplichtingen geen automatische versnelling van toepassing is bij de insolventie of afwikkeling van de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft.

HOOFDSTUK 2

Dekkingspool en dekking

Afdeling I

Beleenbare activa

Artikel 6

Beleenbare dekkingsactiva

1.   De lidstaten vereisen dat gedekte obligaties te allen tijde zijn zekergesteld door:

a)

activa die in aanmerking komen krachtens artikel 129, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013, op voorwaarde dat de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft, voldoet aan de vereisten van artikel 129, leden 1 bis tot en met 3, van die verordening;

b)

hoogkwalitatieve dekkingsactiva die ervoor zorgen dat de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft, een betalingsvordering heeft als bedoeld in lid 2, en die zekergesteld zijn door zekerheidsactiva als bedoeld in lid 3, of

c)

activa in de vorm van leningen aan of gegarandeerd door overheidsbedrijven, onder voorbehoud van lid 4 van dit artikel.

2.   De in lid 1, onder b), bedoelde betalingsvordering is onderworpen aan de volgende wettelijke vereisten:

a)

het activum vertegenwoordigt een vordering tot betaling van gelden waarvan de minimumwaarde te allen tijde kan worden bepaald, die rechtsgeldig en afdwingbaar is, die niet onderworpen is aan andere voorwaarden dan de voorwaarde dat de vordering op een toekomstige datum opeisbaar is, en die wordt zekergesteld door een hypotheek, pandrecht, retentierecht of andere garantie;

b)

de hypotheek, het pandrecht, het retentierecht of de andere garantie die de betalingsvordering zekerstelt, is afdwingbaar;

c)

alle juridische vereisten zijn vervuld om de hypotheek, het pandrecht, het retentierecht of de garantie die de betalingsvordering zekerstelt, te vestigen;

d)

met de hypotheek, het pandrecht, het retentierecht of de garantie die de betalingsvordering zekerstelt, kan de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft, de waarde van de vordering onverwijld terug te vorderen.

De lidstaten vereisen dat kredietinstellingen die gedekte obligaties uitgeven, beoordelen in hoeverre betalingsvorderingen afdwingbaar zijn en zekerheidsactiva kunnen worden gerealiseerd, voordat zij deze in de dekkingspool opnemen.

3.   De in lid 1, onder b), bedoelde zekerheidsactiva voldoen aan een van de volgende vereisten:

a)

voor fysieke zekerheidsactiva: er bestaan waarderingsnormen die onder deskundigen algemeen worden aanvaard en die geschikt zijn voor het betreffende fysieke zekerheidsactivum, en er bestaat een openbaar register waarin de eigendom van en vorderingen op deze fysieke zekerheidsactiva worden geregistreerd;

b)

voor activa in de vorm van blootstellingen: de veiligheid en soliditeit van de tegenpartij van de blootstelling worden geïmpliceerd door belastingbevoegdheden of onderwerping aan doorlopend overheidstoezicht op de operationele soliditeit en de financiële solvabiliteit van de tegenpartij.

Fysieke zekerheidsactiva als bedoeld in de eerste alinea, onder a), van dit lid dragen bij aan de dekking van de aan de gedekte obligatie verbonden verplichtingen tot aan een waarde die de laagste is van de hoofdsom van de pandrechten in combinatie met eerder verleende pandrechten, en 70 % van de waarde van die fysieke zekerheidsactiva. Fysieke zekerheidsactiva als bedoeld in de eerste alinea, onder a), van dit lid die strekken tot zekerheid van in lid 1, onder a), bedoelde activa, hoeven niet te voldoen aan de limiet van 70 % of aan de limieten van artikel 129, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Als er voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), van dit lid geen openbaar register voor een bepaald fysiek zekerheidsactivum bestaat, kunnen de lidstaten voorzien in een alternatieve vorm van certificering van de eigendom van en vorderingen op dat fysieke zekerheidsactivum, voor zover die vorm van certificering voorziet in bescherming die vergelijkbaar is met de bescherming die door een openbaar register wordt geboden, in die zin dat het belanghebbende derden overeenkomstig het recht van de betrokken lidstaat toegang geeft tot informatie met betrekking tot de identificatie van het bezwaarde fysieke zekerheidsactivum, de toebedeling van de eigendom, de documentatie en toebedeling van bezwaringen en de afdwingbaarheid van zekerheidsrechten.

4.   Voor de toepassing van lid 1, onder c), worden gedekte obligaties die zekergesteld zijn door leningen aan of gegarandeerd worden door openbare bedrijven als primaire activa onderworpen aan minimaal 10 % overcollateralisatie, alsook aan alle volgende voorwaarden:

a)

de openbare bedrijven verlenen essentiële openbare diensten op grond van een vergunning, een concessieovereenkomst of een andere vorm van toewijzing door een overheidsinstantie;

b)

de openbare bedrijven zijn onderworpen aan overheidstoezicht;

c)

de openbare bedrijven beschikken over voldoende inkomstengenererende bevoegdheden, die worden gegarandeerd doordat deze openbare bedrijven:

i)

over voldoende flexibiliteit beschikken om vergoedingen, kosten en vorderingen voor de verleende dienst te innen en te verhogen teneinde hun financiële soliditeit en solvabiliteit te waarborgen,

ii)

in ruil voor het verlenen van essentiële openbare diensten voldoende op wettelijke basis vastgestelde subsidies ontvangen om hun financiële soliditeit en solvabiliteit te waarborgen, of

iii)

een overeenkomst tot overdracht van de bedrijfsresultaten hebben gesloten met een overheidsinstantie.

5.   De lidstaten stellen regels vast betreffende de methode en de procedure voor de waardering van fysieke zekerheidsactiva die strekken tot zekerheid van de in lid 1, onder a) en b), bedoelde activa. Deze regels zorgen er ten minste voor dat:

a)

er voor elk fysiek zekerheidsactivum een actuele waardering tegen of onder de marktwaarde of hypotheekwaarde bestaat op het moment dat het dekkingsactivum in de dekkingspool wordt opgenomen;

b)

de waardering wordt uitgevoerd door een taxateur die over de nodige kwalificaties, bekwaamheid en ervaring beschikt, en

c)

de taxateur onafhankelijk is van het kredietacceptatieproces, bij de beoordeling van de waarde van het fysieke zekerheidsactivum geen rekening houdt met speculatieve elementen, en de waarde van het fysieke zekerheidsactivum op transparante en duidelijke wijze documenteert.

6.   De lidstaten vereisen dat kredietinstellingen die gedekte obligaties uitgeven, over procedures beschikken om te monitoren dat de fysieke zekerheidsactiva die strekken tot zekerheid van de in lid 1, onder a) en b), van dit artikel bedoelde activa, afdoende zijn verzekerd tegen schaderisico en dat de verzekeringsvordering wordt afgezonderd overeenkomstig artikel 12.

7.   De lidstaten vereisen van kredietinstellingen die gedekte obligaties uitgeven, dat zij de in lid 1, onder a) en b), bedoelde dekkingsactiva en de inachtneming van de bepalingen van nationaal recht ter omzetting van dit artikel bij hun kredietverleningsbeleid documenteren.

8.   De lidstaten stellen regels vast om te zorgen voor risicodiversificatie in de dekkingspool met betrekking tot de granulariteit en de materiële concentratie van activa die niet beleenbaar zijn krachtens lid 1, onder a).

Artikel 7

Buiten de Unie gelegen zekerheidsactiva

1.   Onverminderd lid 2 kunnen de lidstaten kredietinstellingen die gedekte obligaties uitgeven, toestaan om in de dekkingspool activa op te nemen die zekergesteld worden door zekerheidsactiva die buiten de Unie gelegen zijn.

2.   Wanneer de lidstaten de opname van de activa als bedoeld in lid 1 toestaan, verzekeren zij beleggersbescherming door te vereisen dat kredietinstellingen controleren of die zekerheidsactiva voldoen aan alle vereisten van artikel 6. Lidstaten zien erop toe dat die zekerheidsactiva een niveau van bescherming bieden dat vergelijkbaar is met dat van zekerheidsactiva die zich binnen de Unie bevinden en zij zien erop toe dat de realisatie van die zekerheidsactiva juridisch afdwingbaar is op een wijze die hetzelfde effect heeft als de realisatie van in de Unie gelegen zekerheidsactiva.

Artikel 8

Structuren voor intragroepspooling van gedekte obligaties

De lidstaten kunnen regels vaststellen met betrekking tot het gebruik van structuren voor intragroepspooling van gedekte obligaties waarbij gedekte obligaties uitgegeven door een van een groep deel uitmakende kredietinstelling (“intern uitgegeven gedekte obligaties”) worden gebruikt als dekkingsactiva voor de externe uitgifte van gedekte obligaties door een andere, tot dezelfde groep behorende kredietinstelling (“extern uitgegeven gedekte obligaties”). Die regels omvatten ten minste de volgende vereisten:

a)

de intern uitgegeven gedekte obligaties worden verkocht aan de kredietinstelling die de extern uitgegeven gedekte obligaties uitgeeft;

b)

de intern uitgegeven gedekte obligaties worden gebruikt als dekkingsactiva in de dekkingspool voor de extern uitgegeven gedekte obligaties en worden geboekt op de balans van de kredietinstelling die de extern uitgegeven gedekte obligaties uitgeeft;

c)

de dekkingspool voor de extern uitgegeven gedekte obligaties bevat uitsluitend intern uitgegeven gedekte obligaties die door één enkele kredietinstelling binnen de groep zijn uitgegeven;

d)

de kredietinstelling die de extern uitgegeven gedekte obligaties uitgeeft, is van plan ze te verkopen aan beleggers in gedekte obligaties die buiten de groep staan;

e)

zowel de intern als de extern uitgegeven gedekte obligaties komen op het tijdstip van uitgifte in aanmerking voor kredietkwaliteitscategorie 1 als genoemd in deel drie, titel II, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en worden zekergesteld door beleenbare dekkingsactiva als bedoeld in artikel 6 van deze richtlijn;

f)

in het geval van grensoverschrijdende structuren voor intragroepspooling van gedekte obligaties voldoen de dekkingsactiva van de intern uitgegeven gedekte obligaties aan de beleenbaarheids- en dekkingsvereisten van de extern uitgegeven gedekte obligaties.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder e), van dit artikel kunnen de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten toestaan dat gedekte obligaties die in aanmerking komen voor kredietkwaliteitsstap 2 na een wijziging die aanleiding geeft tot een lagere kredietkwaliteitsstap van de gedekte obligaties, deel blijven uitmaken van een structuur voor intragroepspooling van gedekte obligaties, op voorwaarde dat die bevoegde autoriteiten concluderen dat de wijziging van de kredietkwaliteitsstap niet het gevolg is van niet-naleving van de vereisten voor toestemming als vastgesteld in de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 19, lid 2. De in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten stellen de EBA vervolgens in kennis van elk besluit op grond van deze alinea.

Artikel 9

Gezamenlijke financiering

1.   De lidstaten staan toe dat beleenbare dekkingsactiva die van een kredietinstelling afkomstig zijn en zijn gekocht door een kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft, worden gebruikt als dekkingsactiva ten behoeve van de uitgifte van gedekte obligaties.

De lidstaten reguleren dergelijke aankopen om ervoor te zorgen dat aan de vereisten van de artikelen 6 en 12 wordt voldaan.

2.   Onverminderd het in de tweede alinea van lid 1 van dit artikel gestelde vereiste kunnen de lidstaten overdrachten toestaan door middel van een financiëlezekerheidsovereenkomst overeenkomstig Richtlijn 2002/47/EG.

3.   Onverminderd het in de tweede alinea van lid 1 gestelde vereiste kunnen de lidstaten ook toestaan dat activa die afkomstig zijn van een onderneming die geen kredietinstelling is, als dekkingsactiva worden gebruikt. Wanneer de lidstaten van deze mogelijkheid gebruikmaken, vereisen zij dat de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft, hetzij de normen voor kredietverlening beoordeelt van de onderneming waarvan de dekkingsactiva afkomstig zijn, hetzij zelf een grondige beoordeling van de kredietwaardigheid van de kredietnemer uitvoert.

Artikel 10

Samenstelling van de dekkingspool

De lidstaten zorgen voor beleggersbescherming door regels voor de samenstelling van dekkingspools vast te stellen. In deze regels worden in voorkomend geval de voorwaarden vastgesteld waaronder kredietinstellingen die gedekte obligaties uitgeven, primaire activa in de dekkingspool opnemen die onderscheiden kenmerken hebben in termen van structurele kenmerken, levensduur of risicoprofiel.

Artikel 11

Derivatencontracten in de dekkingspool

1.   De lidstaten zorgen voor beleggersbescherming door de opname van derivatencontracten in de dekkingspool alleen toe te staan wanneer ten minste aan de volgende vereisten is voldaan:

a)

de derivatencontracten worden uitsluitend met het oog op risicoafdekking in de dekkingspool opgenomen, hun volume wordt aangepast bij een vermindering van het afgedekte risico en ze worden verwijderd wanneer het afgedekte risico ophoudt te bestaan;

b)

de derivatencontracten zijn voldoende gedocumenteerd;

c)

de derivatencontracten zijn in overeenstemming met artikel 12 afgezonderd;

d)

de derivatencontracten kunnen niet worden beëindigd bij de insolventie of afwikkeling van de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft;

e)

de derivatencontracten voldoen aan de in overeenstemming met lid 2 vastgestelde regels.

2.   Om de inachtneming te garanderen van de in lid 1 genoemde vereisten, stellen de lidstaten regels vast voor derivatencontracten in de dekkingspool. In die regels wordt het volgende gespecificeerd:

a)

de criteria op grond waarvan hedgingtegenpartijen in aanmerking komen;

b)

de met betrekking tot derivatencontracten te verstrekken noodzakelijke documentatie.

Artikel 12

Afzondering van dekkingsactiva

1.   De lidstaten stellen regels vast tot regulering van de afzondering van dekkingsactiva. Die regels omvatten ten minste de volgende vereisten:

a)

alle dekkingsactiva kunnen te allen tijde worden geïdentificeerd door de kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft;

b)

alle dekkingsactiva zijn onderworpen aan een juridisch bindende en afdwingbare afzondering door de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft;

c)

alle dekkingsactiva zijn beschermd tegen vorderingen van derden en geen van de dekkingsactiva maakt deel uit van de insolvente boedel van de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft totdat is voldaan aan de prioritaire vordering als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b).

Voor de toepassing van de eerste alinea omvatten de dekkingsactiva alle zekerheden die zijn ontvangen met betrekking tot posities in derivatencontracten.

2.   De in lid 1 bedoelde afzondering van dekkingsactiva geldt ook in het geval van insolventie of afwikkeling van de kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft.

Artikel 13

Dekkingspoolmonitor

1.   De lidstaten kunnen verlangen dat kredietinstellingen die gedekte obligaties uitgeven, een dekkingspoolmonitor aanstellen die de dekkingspool doorlopend monitort met betrekking tot de vereisten uiteengezet in de artikelen 6 tot en met 12 en de artikelen 14 tot en met 17.

2.   Wanneer lidstaten van de in lid 1 geboden mogelijkheid gebruikmaken, stellen zij ten minste over de volgende aspecten regels vast:

a)

de aanstelling en het ontslag van de dekkingspoolmonitor;

b)

de criteria om als dekkingspoolmonitor in aanmerking te komen;

c)

de rol en de taken van de dekkingspoolmonitor, ook in het geval van insolventie of afwikkeling van de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft;

d)

de verplichting om verslag te doen aan de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten;

e)

het recht op toegang tot de informatie die nodig is om de taken als dekkingspoolmonitor te kunnen uitvoeren.

3.   Wanneer lidstaten van de in lid 1 geboden mogelijkheid gebruikmaken, heeft de dekkingspoolmonitor geen banden met en is hij onafhankelijk van de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft en de externe accountant van die kredietinstelling.

De lidstaten kunnen evenwel een dekkingspoolmonitor die banden met de kredietinstelling heeft (“interne dekkingspoolmonitor”), toestaan indien:

a)

de interne dekkingspoolmonitor onafhankelijk is van het kredietacceptatieproces van de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft;

b)

de lidstaten er onverminderd lid 2, onder a), voor zorgen dat de interne dekkingspoolmonitor niet van de functie van dekkingspoolmonitor kan worden ontheven zonder voorafgaande toestemming van het leidinggevend orgaan in zijn toezichthoudende functie van de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft, en

c)

de interne dekkingspoolmonitor zo nodig rechtstreeks toegang heeft tot het leidinggevend orgaan in zijn toezichthoudende functie.

4.   Wanneer lidstaten van de in lid 1 geboden mogelijkheid gebruikmaken, stellen zij de EBA daarvan in kennis.

Artikel 14

Beleggersinformatie

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat kredietinstellingen die gedekte obligaties uitgeven, informatie over hun programma’s van gedekte obligaties verschaffen die voldoende gedetailleerd is om beleggers in staat te stellen het profiel en de risico’s van dat programma in te schatten en hun eigen due-diligenceonderzoek te voeren.

2.   Voor de toepassing van lid 1 zorgen de lidstaten ervoor dat de informatie ten minste op kwartaalbasis aan beleggers wordt verschaft en ten minste de volgende portfolio-informatie bevat:

a)

de waarde van de dekkingspool en de uitstaande gedekte obligaties;

b)

een lijst van de International Securities Identification Numbers (ISIN’s) van alle uitgiften van gedekte obligaties in het kader van dat programma, waaraan een ISIN is toegekend;

c)

de geografische spreiding en het soort dekkingsactiva, de omvang van de leningen in de pool en de waarderingsmethode;

d)

nadere gegevens over marktrisico, met inbegrip van rente- en valutarisico, en krediet- en liquiditeitsrisico’s;

e)

de looptijdstructuur van de dekkingsactiva en van de gedekte obligaties, inclusief een overzicht van de triggers voor looptijdverlenging, indien van toepassing;

f)

de hoogte van de vereiste en beschikbare dekking en de niveaus van de wettelijk verplichte, de contractuele en de vrijwillige overcollateralisatie;

g)

het percentage leningen waarbij wanbetaling geacht wordt zich te hebben voorgedaan krachtens artikel 178 van Verordening (EU) nr. 575/2013, en in ieder geval waarbij de betalingsachterstanden meer dan 90 dagen bedragen.

Wat extern uitgegeven gedekte obligaties in het kader van structuren voor intragroepspooling van gedekte obligaties als bedoeld in artikel 8 betreft, zorgen de lidstaten ervoor dat de in de eerste alinea van dit lid bedoelde informatie, of een link naar die informatie, aan beleggers wordt verstrekt met betrekking tot alle intern uitgegeven gedekte obligaties van de groep. De lidstaten zorgen ervoor dat die informatie ten minste op geaggregeerde basis aan beleggers wordt verschaft.

3.   De lidstaten zorgen voor beleggersbescherming door te verlangen dat kredietinstellingen die gedekte obligaties uitgeven, op hun website de informatie bekendmaken die in overeenstemming met de leden 1 en 2 aan beleggers beschikbaar is gesteld. De lidstaten verplichten die kredietinstellingen er niet toe die informatie op papier te publiceren.

Afdeling II

Dekkings- en liquiditeitsvereisten

Artikel 15

Dekkingsvereisten

1.   De lidstaten zorgen voor beleggersbescherming door te verlangen dat programma’s van gedekte obligaties te allen tijde ten minste aan de in de leden 2 tot en met 8 neergelegde dekkingsvereisten voldoen.

2.   Alle verplichtingen van de gedekte obligaties worden gedekt door betalingsvorderingen op de dekkingsactiva.

3.   De in lid 2 bedoelde verplichtingen omvatten:

a)

de aflossingsverplichtingen van de hoofdsom van uitstaande gedekte obligaties;

b)

de verplichtingen tot betaling van eventuele rente op uitstaande gedekte obligaties;

c)

de betalingsverplichtingen verbonden aan derivatencontracten gehouden in overeenstemming met artikel 11, en

d)

de verwachte kosten met betrekking tot onderhoud en beheer voor de afbouw van het programma van gedekte obligaties.

Voor de toepassing van punt d) van de eerste alinea kunnen de lidstaten toestaan dat een forfaitair bedrag wordt berekend.

4.   De volgende dekkingsactiva worden geacht bij te dragen aan het dekkingsvereiste:

a)

primaire activa;

b)

vervangende activa;

c)

liquide activa gehouden in overeenstemming met artikel 16, en

d)

betalingsvorderingen verbonden aan derivatencontracten gehouden in overeenstemming met artikel 11.

Niet door zekerheden gedekte vorderingen waarbij wanbetaling geacht wordt zich te hebben voorgedaan krachtens artikel 178 van Verordening (EU) nr. 575/2013, dragen niet bij aan de dekking.

5.   Voor de toepassing van lid 3, eerste alinea, onder c), en lid 4, eerste alinea, onder d), stellen de lidstaten regels vast voor de waardering van derivatencontracten.

6.   De berekening van de vereiste dekking zorgt ervoor dat de totale hoofdsom van alle dekkingsactiva gelijk is aan of groter is dan de totale hoofdsom van de uitstaande gedekte obligaties (“nominaal beginsel”).

Lidstaten kunnen andere berekeningsbeginselen toestaan, op voorwaarde dat deze niet resulteren in een hoger dekkingspercentage dan het niveau berekend volgens het nominale beginsel.

De lidstaten stellen, voor de berekening van de eventueel verschuldigde rente op uitstaande gedekte obligaties en van de eventueel te ontvangen rente met betrekking tot dekkingsactiva, regels vast die in overeenstemming zijn met deugdelijke prudentiële beginselen conform de toepasselijke standaarden voor jaarrekeningen.

7.   In afwijking van lid 6, eerste alinea, kunnen de lidstaten, op een wijze die in overeenstemming is met deugdelijke prudentiële beginselen en conform de toepasselijke standaarden voor jaarrekeningen, toestaan dat toekomstige te ontvangen rente op het dekkingsactivum, na aftrek van toekomstige rente op de overeenkomstige gedekte obligatie, in aanmerking wordt genomen om een eventueel tekort aan dekking van de aan de gedekte obligatie verbonden aflossingsverplichtingen van de hoofdsom te compenseren, indien er sprake is van nauwe overeenstemming zoals gedefinieerd in de toepasselijke gedelegeerde verordening die is vastgesteld overeenkomstig artikel 33, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en onder de volgende voorwaarden:

a)

betalingen die tijdens de looptijd van het dekkingsactivum worden ontvangen en die nodig zijn voor de dekking van de aan de betreffende gedekte obligatie verbonden betalingsverplichting, worden overeenkomstig artikel 12 afgezonderd of in de dekkingspool opgenomen in de vorm van dekkingsactiva als bedoeld in artikel 6 totdat de betalingen verschuldigd zijn, en

b)

vooruitbetaling van het dekkingsactivum is alleen mogelijk door uitoefening van de leveringsoptie, zoals gedefinieerd in de toepasselijke gedelegeerde verordening die is vastgesteld overeenkomstig artikel 33, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 of, in het geval van gedekte obligaties die door de kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft, tegen pari kunnen worden opgevraagd, doordat de kredietnemer die het dekkingsactivum leent, ten minste de pariwaarde van de opgevraagde gedekte obligaties betaalt.

8.   De lidstaten zorgen ervoor dat de berekening van de dekkingsactiva en van de verplichtingen op dezelfde methodiek zijn gebaseerd. De lidstaten kunnen voor de berekening van dekkingsactiva enerzijds en verplichtingen anderzijds andere berekeningsmethoden toestaan, op voorwaarde dat het gebruik van dergelijke verschillende methoden niet resulteert in een hoger dekkingspercentage dan wanneer voor de berekening van de dekkingsactiva en van de verplichtingen dezelfde methode wordt gebruikt.

Artikel 16

Verplichting van een liquiditeitsbuffer voor een dekkingspool

1.   De lidstaten zorgen voor beleggersbescherming door te verlangen dat de dekkingspool te allen tijde een uit liquide activa samengestelde liquiditeitsbuffer bevat die beschikbaar is om de nettoliquiditeitsuitstroom van het programma van gedekte obligaties te dekken.

2.   De liquiditeitsbuffer van de dekkingspool dekt de maximale gecumuleerde nettoliquiditeitsuitstroom tijdens de volgende 180 dagen.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde liquiditeitsbuffer van de dekkingspool de volgende soorten activa, afgezonderd overeenkomstig artikel 12 van deze richtlijn, omvat:

a)

activa die in overeenstemming met de overeenkomstig artikel 460 van Verordening (EU) nr. 575/2013 vastgestelde toepasselijke gedelegeerde verordening kwalificeren als activa van niveau 1, niveau 2A of niveau 2B, die worden gewaardeerd in overeenstemming met die gedelegeerde verordening en die niet zijn uitgegeven door de kredietinstelling zelf die de gedekte obligaties heeft uitgegeven, door de moederonderneming, tenzij het om publiekrechtelijk lichaam gaat dat geen kredietinstelling is, een dochteronderneming of een andere dochteronderneming van de moederonderneming of een special purpose entity voor securitisatiedoeleinden waarmee de kredietinstelling nauwe banden heeft;

b)

kortlopende blootstellingen aan kredietinstellingen die in aanmerking komen voor kredietkwaliteitscategorie 1 of 2, of kortetermijndeposito’s bij kredietinstellingen die in aanmerking komen voor kredietkwaliteitscategorie 1, 2 of 3, in overeenstemming met artikel 129, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 575/2013.

De lidstaten kunnen de soorten liquide middelen beperken die voor de toepassing van de punten a) en b) van de eerste alinea mogen worden gebruikt.

De lidstaten zorgen ervoor dat niet door zekerheden gedekte vorderingen uit blootstellingen waarbij wanbetaling geacht wordt zich te hebben voorgedaan krachtens artikel 178 van Verordening (EU) nr. 575/2013, niet kunnen bijdragen aan de liquiditeitsbuffer van de dekkingspool.

4.   Wanneer voor kredietinstellingen die gedekte obligaties uitgeven, in andere rechtshandelingen van de Unie vastgestelde liquiditeitsvereisten gelden, waardoor overlapping met de liquiditeitsbuffer van de dekkingspool ontstaat, kunnen lidstaten besluiten om de regels van nationaal recht tot omzetting van de leden 1, 2 en 3 niet toe te passen gedurende de in die rechtshandelingen van de Unie vastgestelde periode. De lidstaten mogen van die mogelijkheid slechts gebruikmaken tot de datum waarop een wijziging van die rechtshandelingen van de Unie om de overlapping weg te nemen, van toepassing wordt, en zij stellen de Commissie en de EBA in kennis als zij gebruikmaken van die mogelijkheid.

5.   De lidstaten kunnen toestaan dat de berekening van de hoofdsom voor verlengbare-looptijdstructuren wordt gebaseerd op de wettelijke eindvervaldatum overeenkomstig de voorwaarden van de gedekte obligatie.

6.   De lidstaten kunnen bepalen dat lid 1 niet geldt voor gedekte obligaties waarvoor matchingfinancieringsvereisten gelden.

Artikel 17

Voorwaarden voor verlengbare-looptijdstructuren

1.   De lidstaten kunnen de uitgifte van gedekte obligaties met verlengbare-looptijdstructuren toestaan wanneer beleggersbescherming ten minste met de volgende middelen wordt verzekerd:

a)

de looptijd kan alleen worden verlengd als zich objectieve, in het nationale recht gespecificeerde triggers voordoen, en niet naar goeddunken van de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft;

b)

de triggers voor de looptijdverlenging worden gespecificeerd in de contractuele voorwaarden van de gedekte obligatie;

c)

de aan de beleggers verschafte informatie over de looptijdstructuur is afdoende om hen in staat te stellen het risico van de gedekte obligatie te bepalen, en omvat een nadere beschrijving van:

i)

de triggers voor de looptijdverlenging;

ii)

de gevolgen die de insolventie of afwikkeling van de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft, heeft voor een looptijdverlenging;

iii)

de rol van de overeenkomstig artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, van de bijzondere bewindvoerder ten aanzien van de looptijdverlenging;

d)

de eindvervaldag van de gedekte obligatie kan te allen tijde worden bepaald;

e)

in geval van insolventie of afwikkeling van de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgeeft, zijn looptijdverleningen niet van invloed op de rangorde van beleggers in gedekte obligaties en wordt de volgorde van het oorspronkelijke looptijdenschema van het programma van gedekte obligaties niet omgekeerd;

f)

de looptijdverlenging verandert de structurele kenmerken van de gedekte obligaties niet wat betreft de in artikel 4 bedoelde dubbele zekerheidsrechten en de in artikel 5 bedoelde vrijwaring tegen faillissement.

2.   De lidstaten die de uitgifte van gedekte obligaties met verlengbare-looptijdstructuren toestaan, stellen de EBA daarvan in kennis.

TITEL III

OVERHEIDSTOEZICHT OP GEDEKTE OBLIGATIES

Artikel 18

Overheidstoezicht op gedekte obligaties

1.   De lidstaten zorgen voor beleggersbescherming door te bepalen dat de uitgifte van gedekte obligaties onderworpen is aan overheidstoezicht op gedekte obligaties.

2.   Voor de toepassing van het in lid 1 bedoelde overheidstoezicht op gedekte obligaties wijzen de lidstaten een of meer bevoegde autoriteiten aan. Zij stellen de Commissie en de EBA in kennis van die aangewezen autoriteiten en vermelden eventuele functie- of taakverdeling.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in overeenstemming met lid 2 aangewezen bevoegde autoriteiten de uitgifte van gedekte obligaties monitoren, om na te gaan of de in de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn vastgestelde vereisten worden nagekomen.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat kredietinstellingen die gedekte obligaties uitgeven, al hun transacties met betrekking tot het programma van gedekte obligaties registreren en beschikken over adequate en passende documentatiesystemen en ‐processen.

5.   De lidstaten zorgen er daarnaast voor dat passende maatregelen voorhanden zijn waarmee de in overeenstemming met lid 2 van dit artikel aangewezen bevoegde autoriteiten de informatie kunnen verkrijgen die nodig is om na te gaan of de in de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn vastgestelde vereisten worden nagekomen, om de eventuele inbreuken op die vereisten te onderzoeken en om administratieve sancties en andere administratieve maatregelen op te leggen in overeenstemming met de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 23.

6.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in overeenstemming met lid 2 aangewezen bevoegde autoriteiten over de deskundigheid, de middelen, de operationele capaciteit, de bevoegdheden en de onafhankelijkheid beschikken die noodzakelijk zijn om de taken met betrekking tot overheidstoezicht op gedekte obligaties uit te oefenen.

Artikel 19

Toestemming voor programma’s van gedekte obligaties

1.   De lidstaten zorgen voor beleggersbescherming door te vereisen dat toestemming voor een programma van gedekte obligaties wordt verkregen voordat in het kader van dat programma gedekte obligaties worden uitgegeven. De lidstaten verlenen de bevoegdheid om die toestemming te geven, aan de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten.

2.   De lidstaten leggen de vereisten voor de in lid 1 bedoelde toestemming vast, die ten minste de volgende elementen bevatten:

a)

een adequaat programma van werkzaamheden waarin de uitgifte van gedekte obligaties wordt beschreven;

b)

adequate beleidslijnen, processen en methodieken gericht op beleggersbescherming wat betreft de goedkeuring, wijziging, verlenging en herfinanciering van in de dekkingspool opgenomen leningen;

c)

met het programma van gedekte obligaties belaste leidinggevenden en personeelsleden die over adequate kwalificaties en kennis beschikken met betrekking tot de uitgifte van gedekte obligaties en het beheer van het programma van gedekte obligaties;

d)

een administratieve structuur van de dekkingspool en de monitoring daarvan die voldoet aan de in de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn ter zake vastgestelde vereisten.

Artikel 20

Overheidstoezicht op gedekte obligaties in geval van insolventie of afwikkeling

1.   De in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten werken met de afwikkelingsautoriteit samen in het geval van de afwikkeling van een kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft, om er zodoende voor te zorgen dat de rechten en belangen van de beleggers in gedekte obligaties gevrijwaard blijven, door ten minste ook het doorlopende en deugdelijke beheer van het programma van gedekte obligaties na te gaan voor de duur van het afwikkelingsproces.

2.   De lidstaten kunnen voorzien in de aanstelling van een bijzondere bewindvoerder om ervoor te zorgen dat de rechten en belangen van de beleggers in gedekte obligaties gevrijwaard blijven, door ten minste ook het doorlopende en deugdelijke beheer van het programma van gedekte obligaties na te gaan zolang dat nodig is.

Wanneer lidstaten van deze mogelijkheid gebruikmaken, kunnen zij eisen dat hun in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten de aanstelling en het ontslag van de bijzondere bewindvoerder goedkeuren. Lidstaten die van deze mogelijkheid gebruikmaken vereisen ten minste dat de bevoegde autoriteiten worden geraadpleegd met betrekking tot de aanstelling en het ontslag van de bijzondere bewindvoerder.

3.   Wanneer lidstaten voorzien in de aanstelling van een bijzondere bewindvoerder overeenkomstig lid 2, stellen zij regels vast waarin de taken en verantwoordelijkheden van die bijzondere bewindvoerder worden vastgesteld ten minste met betrekking tot:

a)

het voldoen van de aan de gedekte obligaties verbonden verplichtingen;

b)

het beheer en het realiseren van dekkingsactiva, met inbegrip van de overdracht ervan samen met de aan de gedekte obligatie verbonden verplichtingen aan een andere kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft;

c)

de juridische transacties die nodig zijn om de dekkingspool correct te beheren, om doorlopend de dekking van de aan de gedekte obligaties verbonden verplichtingen te monitoren, om procedures in te leiden om activa terug in de dekkingspool te brengen en om de activa die overblijven nadat alle aan de gedekte obligatie verbonden verplichtingen zijn voldaan, over te dragen naar de insolvente boedel van de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgaf.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder c), kunnen de lidstaten een bijzondere bewindvoerder toestaan om in geval van insolventie van de kredietinstelling die de gedekte obligaties uitgaf, onder de vergunning van die kredietinstelling te opereren, met inachtneming van dezelfde operationele vereisten.

4.   De lidstaten zorgen ten behoeve van de insolventie- of afwikkelingsprocedure voor de coördinatie en uitwisseling van informatie tussen de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten, de bijzondere bewindvoerder (wanneer een dergelijke bewindvoerder is aangesteld) en, in geval van afwikkeling, de afwikkelingsautoriteit.

Artikel 21

Rapportage aan de bevoegde autoriteiten

1.   De lidstaten zorgen voor beleggersbescherming door te verlangen dat kredietinstellingen die gedekte obligaties uitgeven, de in lid 2 genoemde informatie over programma’s van gedekte obligaties rapporteren aan de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten. Die rapportage vindt op regelmatige basis alsook op verzoek van die bevoegde autoriteiten plaats. De lidstaten stellen regels vast met betrekking tot de frequentie van die regelmatige rapportage.

2.   In de in overeenstemming met lid 1 vast te stellen rapportageverplichtingen wordt geëist dat de te verstrekken informatie ten minste het volgende omvat:

a)

de beleenbaarheidscriteria voor activa en de vereisten voor dekkingspools overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 11;

b)

de afzondering van dekkingsactiva overeenkomstig artikel 12;

c)

indien van toepassing, het functioneren van de dekkingspoolmonitor overeenkomstig artikel 13;

d)

de dekkingsvereisten overeenkomstig artikel 15;

e)

de liquiditeitsbuffer van de dekkingspool overeenkomstig artikel 16;

f)

indien van toepassing, de voorwaarden voor verlengbare-looptijdstructuren overeenkomstig artikel 17.

3.   De lidstaten voorzien in regels betreffende de informatie die krachtens lid 2 door de kredietinstellingen die gedekte obligaties uitgeven, moet worden verstrekt aan de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten in het geval van insolventie of afwikkeling van een kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft.

Artikel 22

Aan de bevoegde autoriteiten verleende bevoegdheden voor de uitoefening van overheidstoezicht op gedekte obligaties

1.   De lidstaten zorgen voor beleggersbescherming door de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten alle toezichts-, onderzoeks- en sanctiebevoegdheden te verlenen die nodig zijn om de taak van overheidstoezicht op gedekte obligaties uit te kunnen oefenen.

2.   De in lid 1 bedoelde bevoegdheden omvatten ten minste de volgende bevoegdheden:

a)

de bevoegdheid om toestemming te verlenen of te weigeren in overeenstemming met artikel 19;

b)

de bevoegdheid om het programma van gedekte obligaties op geregelde tijdstippen door te lichten, om de inachtneming van de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn te beoordelen;

c)

de bevoegdheid om inspecties ter plaatse en op afstand uit te voeren;

d)

de bevoegdheid om administratieve sancties en andere administratieve maatregelen op te leggen in overeenstemming met de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 23;

e)

de bevoegdheid om toezichtsrichtsnoeren aan te nemen en toe te passen met betrekking tot de uitgifte van gedekte obligaties.

Artikel 23

Administratieve sancties en andere administratieve maatregelen

1.   Onverminderd het recht van de lidstaten om in strafrechtelijke sancties te voorzien, stellen de lidstaten regels vast voor het bepalen van administratieve sancties en andere administratieve maatregelen die ten minste in de volgende situaties van toepassing zijn:

a)

een kredietinstelling heeft door middel van valse verklaringen of op een andere onregelmatige wijze toestemming verkregen voor een programma van gedekte obligaties;

b)

een kredietinstelling voldoet niet langer aan de voorwaarden op grond waarvan zij toestemming heeft verkregen voor een programma van gedekte obligaties;

c)

een kredietinstelling geeft gedekte obligaties uit zonder in overeenstemming met de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 19 toestemming te hebben verkregen;

d)

een kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft, voldoet niet aan de vereisten uiteengezet in de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 4;

e)

een kredietinstelling geeft gedekte obligaties uit die niet voldoen aan de vereisten uiteengezet in de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 5;

f)

een kredietinstelling geeft gedekte obligaties uit die niet worden zekergesteld in overeenstemming met de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 6;

g)

een kredietinstelling geeft gedekte obligaties uit die worden zekergesteld door buiten de Unie gelegen activa, in strijd met de in de bepalingen tot omzetting van artikel 7 neergelegde vereisten;

h)

een kredietinstelling stelt gedekte obligaties zeker in een structuur voor intragroepspooling van gedekte obligaties, in strijd met de in de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 8 vastgestelde vereisten;

i)

een kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft, voldoet niet aan de vereisten voor gezamenlijke financiering die worden gesteld in de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 9;

j)

een kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft, voldoet niet aan de vereisten voor de samenstelling van de dekkingspool die worden gesteld in de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 10;

k)

een kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft, voldoet niet aan de vereisten inzake derivatencontracten in de dekkingspool die zijn gesteld in de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 11;

l)

een kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft, voldoet niet aan de vereisten inzake de afzondering van dekkingsactiva overeenkomstig de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 12;

m)

een kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft, rapporteert geen informatie of verschaft onvolledige of onjuiste informatie in strijd met de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 14;

n)

een kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft, houdt bij herhaling of voortduring geen liquiditeitsbuffer voor de dekkingspool aan, in strijd met de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 16;

o)

een kredietinstelling die gedekte obligaties met verlengbare-looptijdstructuren uitgeeft, voldoet niet aan de vereisten voor verlengbare-looptijdstructuren die worden gesteld in de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 17;

p)

een kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft, rapporteert geen informatie of verschaft onvolledige of onjuiste informatie over haar verplichtingen, in strijd met de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van artikel 21, lid 2.

De lidstaten kunnen besluiten niet in administratieve sancties of andere administratieve maatregelen te voorzien met betrekking tot inbreuken waarvoor krachtens hun nationale recht strafrechtelijke sancties gelden. In dergelijke gevallen delen de lidstaten de Commissie de toepasselijke strafrechtelijke bepalingen mee.

2.   De in lid 1 bedoelde sancties en maatregelen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en omvatten ten minste het volgende:

a)

een intrekking van de toestemming voor een programma van gedekte obligaties;

b)

een publieke verklaring waarin, overeenkomstig artikel 24, de identiteit van de natuurlijke persoon of rechtspersoon en de aard van de inbreuk worden vermeld;

c)

een bevel waarmee de natuurlijke persoon of rechtspersoon wordt gelast de gedraging te staken en niet meer te herhalen;

d)

administratieve geldboeten.

3.   De lidstaten zorgen er ook voor dat de in lid 1 bedoelde sancties en maatregelen daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten bij het bepalen van de aard van administratieve sancties of andere administratieve maatregelen en van de omvang van die administratieve geldboeten alle volgende omstandigheden in aanmerking nemen, voor zover relevant:

a)

de ernst en de duur van de inbreuk;

b)

de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon;

c)

de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon, rekening houdende met onder meer de totale omzet van de rechtspersoon of het jaarinkomen van de natuurlijke persoon;

d)

de omvang van de winsten die zijn behaald of de verliezen die zijn vermeden als gevolg van de inbreuk door de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon, voor zover die winsten of verliezen kunnen worden bepaald;

e)

de verliezen die derden door de inbreuk hebben geleden, voor zover die verliezen kunnen worden bepaald;

f)

de mate waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon met de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten meewerkt;

g)

eventuele eerdere overtredingen door de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon;

h)

alle daadwerkelijke of potentiële systemische effecten van de inbreuk.

5.   Wanneer de bepalingen van lid 1 op rechtspersonen van toepassing zijn, zorgen de lidstaten er ook voor dat in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten de in lid 2 van dit artikel uiteengezette administratieve sancties en andere administratieve maatregelen toepassen op leden van het leidinggevend orgaan en andere personen die op grond van het nationale recht voor de inbreuk aansprakelijk zijn.

6.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten, voordat zij een besluit nemen waarbij in lid 2 uiteengezette administratieve sancties of andere administratieve maatregelen worden opgelegd, de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon in de gelegenheid stellen te worden gehoord. Voor de vaststelling van die andere administratieve maatregelen kunnen uitzonderingen op het recht om te worden gehoord gelden als er dringend moet worden opgetreden om aanzienlijke verliezen voor derden of aanzienlijke schade aan het financiële stelsel te voorkomen. In zulke gevallen wordt de betrokkene zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de administratieve maatregel in de gelegenheid gesteld te worden gehoord en wordt die maatregel zo nodig herzien.

7.   De lidstaten zorgen ervoor dat een besluit waarbij in lid 2 uiteengezette administratieve sancties of andere administratieve maatregelen worden opgelegd, goed is onderbouwd en vatbaar is voor beroep.

Artikel 24

Bekendmaking van administratieve sancties en andere administratieve maatregelen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn regels omvatten waarin wordt geëist dat administratieve sancties en andere administratieve maatregelen onverwijld worden bekendgemaakt op de officiële websites van de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten. Dezelfde verplichtingen gelden wanneer een lidstaat besluit te voorzien in strafrechtelijke sancties overeenkomstig artikel 23, lid 1, tweede alinea.

2.   In de in overeenstemming met lid 1 vastgestelde regels wordt ten minste de bekendmaking geëist van elk besluit dat niet of niet meer voor beroep vatbaar is, en dat wordt opgelegd voor inbreuken op de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat een dergelijke bekendmaking informatie bevat over het type en de aard van de inbreuk en de identiteit van de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de sanctie of maatregel is opgelegd. Onverminderd lid 4 zorgen de lidstaten er voorts voor dat deze informatie onverwijld wordt bekendgemaakt nadat de adressaat op de hoogte is gesteld van die sanctie of maatregel en van de bekendmaking van het besluit tot oplegging van die sanctie of maatregel op de officiële websites van de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten.

4.   Wanneer de lidstaten bekendmaking toestaan van een besluit tot oplegging van sancties of andere maatregelen waartegen een beroep hangende is, maken de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten op hun officiële websites onverwijld ook informatie over de status van dat beroep en de uitkomst van de behandeling ervan bekend.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten het besluit tot oplegging van sancties of maatregelen zonder vermelding van namen en in overeenstemming met het nationale recht bekendmaken in de volgende omstandigheden:

a)

wanneer de sanctie of maatregel wordt opgelegd aan een natuurlijke persoon en de bekendmaking van diens persoonsgegevens onevenredig wordt geacht;

b)

wanneer de bekendmaking de stabiliteit van de financiële markten of een lopend strafrechtelijk onderzoek in gevaar brengt;

c)

wanneer de bekendmaking, voor zover dat kan worden bepaald, de betrokken kredietinstellingen of natuurlijke personen onevenredige schade zou berokkenen.

6.   Wanneer een lidstaat een besluit tot oplegging van een sanctie of maatregel bekendmaakt zonder vermelding van namen, kan hij toestaan dat de bekendmaking van de betrokken gegevens wordt uitgesteld.

7.   De lidstaten zorgen ervoor dat een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing tot nietigverklaring van een besluit waarbij een sanctie of maatregel wordt opgelegd, eveneens wordt bekendgemaakt.

8.   De lidstaten zorgen ervoor dat een in de leden 2 tot en met 6 bedoelde bekendmaking gedurende een periode van ten minste vijf jaar na de datum van de bekendmaking ervan op de officiële websites van de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten blijft staan. In de bekendmaking opgenomen persoonsgegevens blijven niet langer dan noodzakelijk op de officiële website staan en dit in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens. Die bewaartermijn wordt vastgesteld met inachtneming van de verjaringstermijnen waarin de wetgeving van de betrokken lidstaten voorziet, maar bedraagt in geen geval meer dan tien jaar.

9.   De in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten stellen de EBA in kennis van alle opgelegde administratieve sancties en andere administratieve maatregelen, met inbegrip van, indien relevant, elk in dat verband ingesteld beroep en het resultaat van de behandeling daarvan. De lidstaten zorgen ervoor dat die bevoegde autoriteiten informatie en nadere gegevens over de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing met betrekking tot een opgelegde strafrechtelijke sanctie ontvangen en deze doen toekomen aan de EBA.

10.   De EBA houdt een centrale databank bij met alle administratieve sancties en andere administratieve maatregelen die haar zijn gemeld. Die databank is alleen voor de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten toegankelijk en wordt geactualiseerd op basis van de door die bevoegde autoriteiten in overeenstemming met lid 9 van dit artikel verstrekte informatie.

Artikel 25

Verplichtingen tot samenwerking

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten nauw samenwerken met de bevoegde autoriteiten die het algemene toezicht op kredietinstellingen uitoefenen in overeenstemming met het desbetreffende op die instellingen toepasselijke Unierecht, en met de afwikkelingsautoriteit ingeval een kredietinstelling die gedekte obligaties uitgeeft, wordt afgewikkeld.

2.   Voorts zorgen de lidstaten ervoor dat in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten onderling nauw samenwerken. Die samenwerking houdt onder meer in dat zij elkaar alle informatie verschaffen die relevant is voor de uitoefening van de toezichttaken van de andere autoriteiten in het kader van de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn.

3.   Met het oog op de toepassing van de tweede zin van lid 2 van dit artikel zorgen de lidstaten ervoor dat de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten:

a)

op verzoek van een andere in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteit alle relevante informatie meedelen, en

b)

op eigen initiatief alle informatie meedelen die van essentieel belang is voor andere in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten in andere lidstaten.

4.   De lidstaten zorgen er ook voor dat de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten voor de toepassing van deze richtlijn nauw samenwerken met de EBA of, indien van toepassing, met de bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (18) opgerichte Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten).

5.   Voor de toepassing van dit artikel geldt informatie als zijnde van essentieel belang indien deze de beoordeling in een andere lidstaat van de uitgifte van gedekte obligaties wezenlijk zou kunnen beïnvloeden.

Artikel 26

Openbaarmakingsvereisten

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten de volgende informatie op hun websites bekendmaken:

a)

de teksten van hun nationale wetgeving, regelgeving, bestuursrechtelijke voorschriften en algemene richtsnoeren op het gebied van de uitgifte van gedekte obligaties;

b)

de lijst van kredietinstellingen die toestemming hebben om gedekte obligaties uit te geven;

c)

de lijst van gedekte obligaties die het label “Europese gedekte obligatie” mogen gebruiken en de lijst van gedekte obligaties die het label “Europese gedekte obligatie (premium)” mogen gebruiken.

2.   De in overeenstemming met lid 1 bekendgemaakte informatie is toereikend om een zinvolle vergelijking mogelijk te maken tussen de benaderingen die de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten in de verschillende lidstaten hanteren. Die informatie wordt geactualiseerd om rekening te houden met eventuele wijzigingen.

3.   De in overeenstemming met artikel 18, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten geven op jaarbasis aan de EBA kennis van de in lid 1, onder b), bedoelde lijst van kredietinstellingen en de in lid 1, onder c), bedoelde lijsten van gedekte obligaties.

TITEL IV

LABELLING

Artikel 27

Labelling

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat het label “Europese gedekte obligatie” en de officiële vertaling ervan in alle officiële talen van de Unie enkel worden gebruikt voor gedekte obligaties die aan de in de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn vastgestelde voorwaarden voldoen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat het label “Europese gedekte obligatie (premium)” en de officiële vertaling ervan in alle officiële talen van de Unie enkel worden gebruikt voor gedekte obligaties die aan de in de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn vastgestelde vereisten en aan de vereisten uit hoofde van artikel 129 van Verordening (EU) nr. 575/2013, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/2160 van het Europees Parlement en de Raad (19) voldoen.

TITEL V

WIJZIGINGEN VAN ANDERE RICHTLIJNEN

Artikel 28

Wijziging van Richtlijn 2009/65/EG

Artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

de eerste alinea wordt vervangen door:

“4.

De lidstaten mogen de in de eerste alinea van lid 1 gestelde begrenzing van 5 % tot ten hoogste 25 % verhogen wanneer obligaties werden uitgegeven vóór 8 juli 2022 en voldeden aan de vereisten van dit lid, zoals van toepassing op de datum van de uitgifte ervan, of wanneer obligaties vallen onder de definitie van gedekte obligaties in artikel 3, punt 1, van Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad (*1).

(*1)  Richtlijn (EU) 29 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU (PB L 328 van 18.12.2019, blz. 29).”;"

2)

de derde alinea wordt geschrapt.

Artikel 29

Wijziging van Richtlijn 2014/59/EU

In artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU wordt punt 96 vervangen door:

“96)

“gedekte obligatie”: een gedekte obligatie in de zin van artikel 3, punt 1, van Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad (*2) of, met betrekking tot een instrument dat is uitgegeven vóór 8 juli 2022, een obligatie als bedoeld in artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (*3), zoals van toepassing op de datum van de uitgifte ervan;

TITEL VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 30

Overgangsmaatregelen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat gedekte obligaties die zijn uitgegeven vóór 8 juli 2022 en voldoen aan de vereisten vastgesteld in artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG, zoals van toepassing op de datum van de uitgifte ervan, niet onderworpen zijn aan de vereisten uiteengezet in de artikelen 5 tot en met 12 en de artikelen 15, 16, 17 en 19 van deze richtlijn, maar tot hun vervaldag gedekte obligaties kunnen blijven worden genoemd in overeenstemming met deze richtlijn.

De lidstaten zorgen ervoor dat de in overeenstemming met artikel 18, lid 2, van deze richtlijn aangewezen bevoegde autoriteiten erop toezien dat gedekte obligaties die vóór 8 juli 2022 zijn uitgegeven, voldoen aan de vereisten van artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG, zoals van toepassing op de datum van hun uitgifte, alsook aan de vereisten van deze richtlijn, voor zover deze toepasselijk zijn overeenkomstig de eerste alinea van dit lid.

2.   Gedurende maximaal 24 maanden na 8 juli 2022 kunnen lidstaten lid 1 toepassen op doorlopende uitgiften van gedekte obligaties waarvan het ISIN vóór die datum is geopend, op voorwaarde dat die uitgiften aan alle volgende vereisten voldoen:

a)

de gedekte obligatie vervalt vóór 8 juli 2027;

b)

de totale uitgiftewaarde van de doorlopende uitgiften na 8 juli 2022 bedraagt op die datum niet meer dan tweemaal de totale uitgiftewaarde van de uitstaande gedekte obligaties;

c)

de totale uitgiftewaarde van de gedekte obligatie op de vervaldag bedraagt niet meer dan 6 000 000 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de binnenlandse valuta;

d)

de zekerheidsactiva zijn gelegen in de lidstaat die lid 1 toepast op doorlopende uitgiften van gedekte obligaties.

Artikel 31

Evaluaties en verslagen

1.   Uiterlijk op 8 juli 2024 dient de Commissie, in nauwe samenwerking met de EBA, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel, over de vraag of en, zo ja, hoe een gelijkwaardigheidsregeling kan worden ingevoerd voor kredietinstellingen uit derde landen die gedekte obligaties uitgeven en voor beleggers in die gedekte obligaties, rekening houdende met internationale ontwikkelingen op het gebied van gedekte obligaties, met name de ontwikkeling van de wetgevingskaders in derde landen.

2.   Uiterlijk op 8 juli 2025 dient de Commissie, in nauwe samenwerking met de EBA, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn met betrekking tot het niveau van beleggersbescherming en over de ontwikkelingen met betrekking tot de uitgifte van gedekte obligaties in de Unie. Dat verslag bevat aanbevelingen voor verdere maatregelen. Het verslag bevat informatie over:

a)

ontwikkelingen met betrekking tot het aantal toestemmingen om gedekte obligaties uit te geven;

b)

ontwikkelingen met betrekking tot het aantal gedekte obligaties uitgegeven in overeenstemming met de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn en met artikel 129 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

c)

ontwikkelingen met betrekking tot voor de uitgifte van gedekte obligaties als zekerheid gestelde activa;

d)

ontwikkelingen met betrekking tot het niveau van overcollateralisatie;

e)

grensoverschrijdende beleggingen in gedekte obligaties, met inbegrip van inkomende beleggingen uit en uitgaande beleggingen naar derde landen;

f)

ontwikkelingen met betrekking tot de uitgifte van gedekte obligaties met verlengbare-looptijdstructuren;

g)

ontwikkelingen met betrekking tot de risico’s en voordelen van het gebruik van blootstellingen als bedoeld in artikel 129, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

h)

het functioneren van markten voor gedekte obligaties.

3.   De lidstaten doen uiterlijk op 8 juli 2024 informatie over de in lid 2 opgesomde kwesties aan de Commissie toekomen.

4.   Uiterlijk op 8 juli 2024 stelt de Commissie, na een studie ter beoordeling van de risico’s en voordelen van gedekte obligaties met verlengbare-looptijdstructuren te hebben laten uitvoeren en te hebben ontvangen en na raadpleging van de EBA, een verslag vast en dient zij die studie en dat verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

5.   Uiterlijk op 8 juli 2024 stelt de Commissie een verslag op over de mogelijkheid om een instrument met dubbele zekerheidsrechten, “European secured notes” genaamd, in te voeren. De Commissie dient dat verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

Artikel 32

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 8 juli 2021 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen uiterlijk met ingang van 8 juli 2022 toe.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 33

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 34

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 27 november 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D. M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

T. TUPPURAINEN


(1)  PB C 367 van 10.10.2018, blz. 56.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 18 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Besluit van de Raad van 8 november 2019.

(3)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

(4)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(5)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 van de Commissie van 10 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en de uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 12 van 17.1.2015, blz. 1).

(6)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1).

(7)  Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).

(8)  Aanbeveling van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 20 december 2012 inzake de financiering van kredietinstellingen (ECSR/2012/2) (PB C 119 van 25.4.2013, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(10)  EBA Report on covered bonds – Recommendations on harmonisation of covered bond frameworks in the EU (2016), EBA-Op-2016-23.

(11)  Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen (PB L 318 van 17.11.2006, blz. 17).

(12)  Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten (PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43).

(13)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

(14)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.

(15)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(16)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(17)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(18)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(19)  Verordening (EU) 2019/2160 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft blootstellingen in de vorm van gedekte obligaties (zie bladzijde … van dit Publicatieblad).


Top