EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013R1348

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2013 van de Commissie van 16 december 2013 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2568/91 inzake de kenmerken van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven en de desbetreffende analysemethoden

OJ L 338, 17.12.2013, p. 31–67 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 23/11/2022; stilzwijgende opheffing door 32022R2104

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2013/1348/oj

17.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/31


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1348/2013 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2013

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2568/91 inzake de kenmerken van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven en de desbetreffende analysemethoden

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("integrale-GMO-verordening") (1), en met name artikel 113, lid 1, onder a), en artikel 121, eerste alinea, onder a) en h), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EEG) nr. 2568/91 van de Commissie (2) worden de chemische en organoleptische kenmerken van olijfolie en van olie uit perskoeken van olijven vastgesteld, alsmede de methoden om die kenmerken te beoordelen. Deze methoden en de grenswaarden voor de bepaling van de kenmerken van de oliën moeten worden bijgewerkt op basis van het advies van chemisch deskundigen en het werk dat in de Internationale Olijfolieraad is verricht.

(2)

Om op het niveau van de Unie de tenuitvoerlegging van de meest recente internationale normen te verzekeren, zoals vastgesteld door de Internationale Olijfolieraad, moeten bepaalde analysemethoden evenals bepaalde grenswaarden voor de kenmerken van de oliën zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2568/91 worden bijgewerkt.

(3)

Als gevolg hiervan moeten de grenswaarden voor stigmastadiënen, was, myristinezuur en alkylesters van vetzuren worden aangepast en moeten enkele beslissingsschema's om na te gaan of een olijfoliemonster overeenstemt met de opgegeven categorie dienovereenkomstig worden gewijzigd. Er moeten beslissingsschema's voor campesterol en delta-7-stigmasterol met restrictievere parameters worden geïntroduceerd om de handel te vereenvoudigen en de authenticiteit van olijfolie te garanderen, in het belang van consumentenbescherming. De analysemethode betreffende de samenstelling van en het gehalte aan sterolen en de bepaling van erytrodiol en uvaol moeten worden vervangen door een betrouwbare methode die ook triterpeendialcoholen omvat. Het is tevens passend de organoleptische beoordeling van olijfolie te herzien en een methode in te voegen die de detectie van andere plantaardige oliën in olijfoliën mogelijk maakt.

(4)

Gelet op de ontwikkelingen met betrekking tot de procedures voor conformiteitscontroles van oliën, moet de bemonsteringsmethode van olijfolie en olie uit perskoeken van olijven dienovereenkomstig worden aangepast.

(5)

Verordening (EEG) nr. 2568/91 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Om te voorzien in een overgangsperiode voor de aanpassing aan de nieuwe voorschriften en de invoering van de middelen voor de toepassing ervan en om te voorkomen dat de handelstransacties hiervan hinder ondervinden, moeten de bij deze verordening ingevoerde wijzigingen met ingang van 1 maart 2014 van toepassing worden. Om dezelfde redenen moet de mogelijkheid worden geboden om olijfoliën en olie uit afvallen van olijven die vóór die datum legaal in de Unie zijn geproduceerd en geëtiketteerd of legaal in de Unie zijn ingevoerd en in het vrije verkeer zijn gebracht, af te zetten zolang de voorraad strekt.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2568/91 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Artikel 2 wordt vervangen door:

"Artikel 2

1.   De in bijlage I vastgestelde kenmerken van de oliën worden aan de hand van de volgende analysemethoden bepaald:

a)

voor de bepaling van het gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in een percentage oliezuur, de in bijlage II beschreven methode;

b)

voor de bepaling van het peroxidegetal, de in bijlage III beschreven methode;

c)

voor de bepaling van het gehalte aan was, de in bijlage IV beschreven methode;

d)

voor de bepaling van de samenstelling van en het gehalte aan sterolen en triterpeendialcoholen met behulp van capillaire gaschromatografie, de in bijlage V beschreven methode;

e)

voor de bepaling van het percentage 2-glycerylmonopalmitaat, de in bijlage VII beschreven methode;

f)

voor de spectrofotometrische analyse, de in bijlage IX beschreven methode;

g)

voor de bepaling van de vetzuursamenstelling, de in de bijlagen X.A en X.B beschreven methode;

h)

voor de bepaling van het gehalte aan gehalogeneerde oplosmiddelen, de in bijlage XI beschreven methode;

i)

voor de beoordeling van de organoleptische kenmerken van bij de eerste persing verkregen olijfolie, de in bijlage XII beschreven methode;

j)

voor de bepaling van stigmastadiënen, de in bijlage XVII beschreven methode;

k)

voor de bepaling van het gehalte aan triglyceriden met ECN42, de in bijlage XVIII beschreven methode;

l)

voor de bepaling van het gehalte aan alifatische alcoholen, de in bijlage XIX beschreven methode;

m)

voor de bepaling van het gehalte aan wassen, methylesters van vetzuren en ethylesters van vetzuren, de in bijlage XX beschreven methode.

Om de aanwezigheid van andere plantaardige oliën in olijfolie te detecteren, wordt de in bijlage XX bis beschreven analysemethode toegepast.

2.   De verificatie van de organoleptische kenmerken van bij de eerste persing verkregen olijfolie door de nationale autoriteiten of hun vertegenwoordigers wordt uitgevoerd door een door de lidstaten erkend proeverspanel.

De organoleptische kenmerken van in de eerste alinea genoemde olie zijn die van de voor de olijfolie opgegeven categorie wanneer een door de betrokken lidstaat erkend panel de indeling in die categorie bevestigt.

Wanneer het panel de indeling van de olie ten aanzien van de organoleptische kenmerken van de opgegeven categorie niet bevestigt, laten de nationale autoriteiten of hun vertegenwoordigers op verzoek van de belanghebbende onverwijld twee tegenanalyses door andere proeverspanels uitvoeren, waarvan minstens één door een panel dat is erkend door de lidstaat van de betrokken producent. Er wordt aangenomen dat de betrokken kenmerken overeenstemmen met de opgegeven kenmerken als de twee tegenanalyses de indeling bevestigen. Zo niet, komen de kosten van de tegenanalyses voor rekening van de belanghebbende.

3.   Wanneer de nationale autoriteiten of hun vertegenwoordigers de kenmerken van de olie overeenkomstig lid 1 verifiëren, worden monsters voor de controle van de kenmerken van de in lid 1 bedoelde olie door de nationale autoriteiten of hun vertegenwoordigers worden genomen volgens de internationale normen EN ISO 661 met betrekking tot de voorbehandeling van het monster en EN ISO 5555 met betrekking tot de monsterneming. In afwijking van punt 6.8 van norm EN ISO 5555 worden echter voor partijen van dergelijke oliën in onmiddellijke verpakkingen monsters genomen volgens bijlage I bis bij deze verordening. In het geval van bulkoliën waarvoor de bemonstering niet kan worden uitgevoerd in overeenstemming met EN ISO 5555 wordt de bemonstering uitgevoerd in overeenstemming met de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat verstrekte instructies.

Onverminderd het bepaalde in norm EN ISO 555 en hoofdstuk 6 van norm EN ISO 661 worden de genomen monsters zo snel mogelijk tegen licht en hitte beschermd en niet later dan de vijfde werkdag na het nemen verzonden naar het laboratorium voor analyse; anders worden de monsters op zodanige wijze bewaard dat zij niet aan kwaliteit verliezen of beschadigd raken tijdens het vervoer of de opslag voordat zij naar het laboratorium worden gezonden.

4.   Voor de in lid 3 bedoelde verificatie worden in het geval van verpakte producten de in de bijlagen II, III, IX, XII en XX bepaalde analyses en in voorkomend geval de door de nationale wetgevingen voorgeschreven tegenexpertises uitgevoerd vóór de datum van minimale houdbaarheid. Voor bulkoliën worden deze analyses niet later uitgevoerd dan de zesde maand na de maand waarin het monster is genomen.

Voor de andere in deze verordening bepaalde analyses is geen termijn van toepassing.

Als de resultaten van de analyses niet beantwoorden aan de kenmerken van de aangegeven categorie olijfolie of olie uit perskoeken van olijven, wordt de betrokkene hiervan uiterlijk één maand vóór het verstrijken van de in de eerste alinea bedoelde termijn in kennis gesteld, tenzij het monster minder dan twee maanden vóór de datum van minimale houdbaarheid is genomen.

5.   Voor de bepaling van de kenmerken van olijfolie volgens de in de lid 1, eerste alinea, aangegeven methoden, worden de analyseresultaten rechtstreeks vergeleken met de in deze verordening vastgestelde grenswaarden."

(2)

Bijlage I wordt vervangen door de tekst van bijlage I bij deze verordening.

(3)

Bijlage I bis wordt vervangen door de tekst van bijlage II bij deze verordening.

(4)

Bijlage I ter wordt vervangen door de tekst van bijlage III bij deze verordening.

(5)

Bijlage V wordt vervangen door de tekst van bijlage IV bij deze verordening.

(6)

Bijlage VI wordt geschrapt.

(7)

Bijlage XII wordt vervangen door de tekst van bijlage V bij deze verordening.

(8)

Bijlage XX bis, waarvan de tekst is weergegeven in bijlage VI bij deze verordening, wordt toegevoegd na bijlage XX.

Artikel 2

Producten die vóór 1 maart 2014 legaal in de Unie zijn geproduceerd en geëtiketteerd of legaal in de Unie zijn ingevoerd en in het vrije verkeer zijn gebracht, mogen worden afgezet zolang de voorraad strekt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 maart 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299, 16.11.2007, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2568/91 van de Commissie van 11 juli 1991 inzake de kenmerken van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven en de desbetreffende analysemethoden (PB L 248, 5.9.1991, blz. 1).


BIJLAGE I

„BIJLAGE 1

KENMERKEN VAN OLIJFOLIE

Categorie

Ethylesters van vetzuren (FAEE's) mg/kg (*)

Zuurgraad (%) (*)

Peroxidegetal mEq O2/kg (*)

Was mg/kg (**)

Glycerol-2-monopalmitaat (%)

Stigmastadiënen mg/kg (1)

Verschil: ECN42 (HPLC) en ECN42 (2)

(theoretische berekening)

K232 (*)

K268 of K270 (*)

Delta-K (*)

Organoleptische beoordeling

Mediaan voor de gebreken (Md) (*)

Organoleptische beoordeling

Mediaan "fruitig" (Mf) (*)

1.

Extra olijfolie van de eerste persing

FAEE's ≤ 40 (oogstjaar 2013-2014) (3)

FAEE's ≤ 35 (oogstjaar 2014-2015)

FAEE's ≤ 30 (na oogstjaar 2015)

≤ 0,8

≤ 20

Formula

≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14 %

≤ 0,05

≤ |0,2|

≤ 2,50

≤ 0,22

≤ 0,01

Md = 0

Mf > 0

≤ 1,0 als % palmitinezuur totaal > 14 %

2.

Olijfolie van de eerste persing

≤ 2,0

≤ 20

Formula

≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14 %

≤ 0,05

≤ |0,2|

≤ 2,60

≤ 0,25

≤ 0,01

Md ≤ 3,5

Mf > 0

≤ 1,0 als % palmitinezuur totaal > 14 %

3.

Olijfolie voor verlichting

> 2,0

Formula

 (4)

≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14 %

≤ 0,50

≤ |0,3|

Md > 3,5 (5)

≤ 1,1 als % palmitinezuur totaal > 14 %

4.

Geraffineerde olijfolie

≤ 0,3

≤ 5

Formula

≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14 %

≤ |0,3|

≤ 1,10

≤ 0,16

≤ 1,1 als % palmitinezuur totaal > 14 %

5.

Olijfolie bestaande uit geraffineerde olijfoliën en olijfoliën van eerste persing

≤ 1,0

≤ 15

Formula

≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14 %

≤ |0,3|

≤ 0,90

≤ 0,15

≤ 1,0 als % palmitinezuur totaal > 14 %

6.

Ruwe olie uit perskoeken van olijven

Formula

 (6)

≤ 1,4

≤ |0,6|

7.

Geraffineerde olie uit perskoeken van olijven

≤ 0,3

≤ 5

Formula

≤ 1,4

≤ |0,5|

≤ 2,00

≤ 0,20

8.

Olie uit perskoeken van olijven

≤ 1,0

≤ 15

Formula

≤ 1,2

≤ |0,5|

≤ 1,70

≤ 0,18


Categorie

Vetzuursamenstelling (7)

Totaal transoliezuurisomeren

(%)

Totaal translinolzuur en translinoleenzuurisomeren

(%)

Sterolsamenstelling

Totaal sterolen

(mg/kg)

Erytrodiol en uvaol

(%) (**)

Myristinezuur

(%)

Linoleenzuur

(%)

Arachidezuur

(%)

Eicosaanzuur

(%)

Beheenzuur

(%)

Lignocerinezuur

(%)

Cholesterol

(%)

Brassicasterol

(%)

Campesterol (8)

(%)

Stigmasterol

(%)

App β–sitosterol

(%) (9)

Delta-7-stigmasterol (8)

(%)

1.

Extra olijfolie van de eerste persing

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,05

≤ 0,05

≤ 0,5

≤ 0,1

≤ 4,0

< Camp.

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 1 000

≤ 4,5

2.

Olijfolie van de eerste persing

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,05

≤ 0,05

≤ 0,5

≤ 0,1

≤ 4,0

< Camp.

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 1 000

≤ 4,5

3.

Olijfolie voor verlichting

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,10

≤ 0,10

≤ 0,5

≤ 0,1

≤ 4,0

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 1 000

≤ 4,5 (10)

4.

Geraffineerde olijfolie

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,30

≤ 0,5

≤ 0,1

≤ 4,0

< Camp.

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 1 000

≤ 4,5

5.

Olijfolie bestaande uit geraffineerde olijfoliën en olijfoliën van eerste persing

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,30

≤ 0,5

≤ 0,1

≤ 4,0

< Camp.

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 1 000

≤ 4,5

6.

Ruwe olie uit perskoeken van olijven

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,30

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,10

≤ 0,5

≤ 0,2

≤ 4,0

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 2 500

> 4,5 (11)

7.

Geraffineerde olie uit perskoeken van olijven

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,30

≤ 0,20

≤ 0,40

≤ 0,35

≤ 0,5

≤ 0,2

≤ 4,0

< Camp.

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 1 800

> 4,5

8.

Olie uit perskoeken van olijven

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,30

≤ 0,20

≤ 0,40

≤ 0,35

≤ 0,5

≤ 0,2

≤ 4,0

< Camp.

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 1 600

> 4,5

Opmerkingen:

a)

De resultaten van de analyses moeten worden opgegeven met hetzelfde aantal decimale cijfers als in de normen voor elk kenmerk. De laatste significante decimaal wordt naar boven afgerond als de volgende decimaal hoger is dan 4.

b)

Om olie in een andere categorie in te delen of qua zuiverheid onvoldoende te verklaren, volstaat het dat een van de kenmerken niet aan de vastgestelde normen beantwoordt.

c)

Bij de kenmerken met een asterisk (*) die betrekking hebben op de kwaliteit van de olie, geldt: - voor olijfolie voor verlichting kunnen beide relevante grenswaarden tegelijkertijd verschillen van de vermelde waarden, - voor olijfolie van de eerste persing wordt, wanneer minstens een van deze grenswaarden afwijkt van de vermelde waarden, de categorie van de olijfolie gewijzigd, maar wordt de olie wel ingedeeld in een van de categorieën olijfolie van de eerste persing.

d)

Bij de kenmerken met dubbele asterisk (**) geldt voor alle oliën uit perskoeken van olijven dat beide relevante grenswaarden tegelijkertijd kunnen afwijken van de vermelde waarden.

„Aanhangsel

Beslissingsschema

Beslissingsschema betreffende campesterol voor olijfolie van de eerste persing en extra olijfolie van de eerste persing:

Image 1

4,0 % < Campesterol ≤ 4,5 %

Stigmasterol ≤ 1,4 %

Δ-7-stigmastenol ≤ 0,3 %

De andere parameters moeten aan de in deze verordening vastgestelde grenswaarden voldoen.

Beslissingsschema betreffende delta-7-stigmastenol voor:

Olijfolie van de eerste persing en extra olijfolie van de eerste persing

Image 2

0,5 % < Δ-7-stigmastenol ≤ 0,8 %

Campesterol ≤ 3,3 %

App. β-sitosterol/ (campest + Δ7stig) ≥ 25

Stigmasterol ≤ 1,4 %

Δ ECN42 ≤ |0,1|

De andere parameters moeten aan de in deze verordening vastgestelde grenswaarden voldoen.

Olie uit perskoeken van olijven (ruw en geraffineerd)

Image 3

0,5 < Δ -7-stigmastenol ≤ 0,7

Δ ECN42 ≤ |0,40|

Stigmasterol ≤ 1,4 %

Overige parameters binnen grenzen


(1)  Totaal van de isomeren dat (al dan niet) kan worden gescheiden over een capillaire kolom.

(2)  De olijfolie moet voldoen aan de in bijlage XX bis beschreven methode.

(3)  Deze grenswaarde is van toepassing op olijfoliën die vanaf 1 maart 2014 worden geproduceerd.

(4)  Olie met een wasgehalte van 300 mg/kg tot 350 mg/kg wordt als olijfolie voor verlichting aangemerkt wanneer het totaalgehalte aan alifatische alcoholen niet hoger is dan 350 mg/kg of wanneer het gehalte aan erytrodiol en uvaol niet meer bedraagt dan 3,5 %.

(5)  Of als de mediaan voor de gebreken hoger is dan 3,5, of als de mediaan voor de gebreken niet hoger is dan 3,5 en de mediaan “fruitig” gelijk is aan nul.

(6)  Olie met een wasgehalte van 300 mg/kg tot 350 mg/kg wordt als ruwe olie uit perskoeken van olijven aangemerkt wanneer het totaalgehalte aan alifatische alcoholen hoger is dan 350 mg/kg en wanneer het gehalte aan erytrodiol en uvaol meer bedraagt dan 3,5 %.

(7)  Gehalte aan andere vetzuren (%): palmitinezuur: 7,50-20,00; palmitoleïnezuur: 0,30-3,50; heptadecaanzuur: ≤ 0,30; heptadeceenzuur: ≤ 0,30; stearinezuur: 0,50-5,00; oliezuur: 55,00-83,00; linolzuur: 3,50-21,00.

(8)  Zie het aanhangsel bij deze bijlage.

(9)  App β-sitosterol: delta-5,23-stigmastadiënol + clerosterol + beta-sitosterol + sitostanol + delta-5-avenasterol + delta-5,24-stigmastadiënol.

(10)  Olie met een wasgehalte van 300 mg/kg tot 350 mg/kg wordt als olijfolie voor verlichting aangemerkt wanneer het totaalgehalte aan alifatische alcoholen niet hoger is dan 350 mg/kg of wanneer het gehalte aan erytrodiol en uvaol niet meer bedraagt dan 3,5 %.

(11)  Olie met een wasgehalte van 300 mg/kg tot 350 mg/kg wordt als ruwe olie uit perskoeken van olijven aangemerkt wanneer het totaalgehalte aan alifatische alcoholen hoger is dan 350 mg/kg en wanneer het gehalte aan erytrodiol en uvaol meer bedraagt dan 3,5 %.


BIJLAGE II

„BIJLAGE I bis

BEMONSTERING VAN OLIJFOLIE OF OLIE UIT PERSKOEKEN VAN OLIJVEN DIE WORDEN GELEVERD IN ONMIDDELLIJKE VERPAKKINGEN

Onderstaande bemonsteringsmethode is van toepassing op partijen olijfolie of olie uit perskoeken van olijven in onmiddellijke verpakkingen. Er zijn verschillende bemonsteringsmethoden van toepassing, afhankelijk van of de onmiddellijke verpakking groter is dan 5 liter of niet.

Onder "partij" wordt verstaan een verzameling voor verkoop bestemde eenheden die onder zodanige omstandigheden zijn geproduceerd, vervaardigd en verpakt dat de olie in al deze eenheden als homogeen wordt beschouwd wat alle analytische kenmerken betreft. De afzonderlijke identificatie van een partij moet worden uitgevoerd in overeenstemming met Richtlijn 2011/91/EU van het Europees Parlement en de Raad (1).

Onder "increment" wordt verstaan: de hoeveelheid olie in een onmiddellijke verpakking die afkomstig is van een willekeurig punt in de partij.

1.   SAMENSTELLING VAN EEN PRIMAIR MONSTER

1.1.   Onmiddellijke verpakking van maximaal 5 liter

Onder "primair monster" voor onmiddellijke verpakkingen van maximaal 5 liter wordt verstaan: het aantal incrementen genomen uit een partij en in overeenstemming met tabel 1.

Tabel 1

Het primaire monster omvat ten minste

In het geval van onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van

moet het primaire monster olie bevatten van

a)

1 liter of meer,

a)

1 onmiddellijke verpakking,

b)

minder dan 1 liter,

b)

het minimumaantal verpakkingen met een totale capaciteit van minstens 1,0 liter.

Het in tabel 1 vermelde aantal verpakkingen dat een primair monster vormt, kan door elke lidstaat naar eigen behoefte worden verhoogd (bijvoorbeeld organoleptische beoordeling door een ander laboratorium dan het laboratorium dat de chemische analyses heeft uitgevoerd, contra-analyse enz.).

1.2.   Onmiddellijke verpakking van meer dan 5 liter

Onder "primair monster" voor onmiddellijke verpakkingen van meer dan 5 liter wordt verstaan: een representatief deel van het totale aantal incrementen, verkregen door het monster exemplaren in overeenstemming met tabel 2 te verkleinen. Het primaire monster moet bestaan uit verschillende voorbeelden.

Onder "exemplaar" van een primair monster wordt verstaan: elk van de verpakkingen waaruit het primaire monster bestaat.

Tabel 2

Minimumaantal te selecteren incrementen

Aantal verpakkingen in de partij

Minimumaantal te selecteren incrementen

Tot en met 10

1

Van … 11 tot en met 150

2

Van … 151 tot en met 500

3

Van … 501 tot en met 1 500

4

Van … 1 501 tot en met 2 500

5

> 2 500 per 1 000 verpakkingen

1 extra increment

Om het volume van de bemonsterde onmiddellijke verpakkingen te verkleinen, wordt de inhoud van de bemonsterde incrementen gehomogeniseerd voor de bereiding van het primaire monster. De porties van de verschillende incrementen worden in één recipiënt gegoten om door middel van roeren te worden gehomogeniseerd, zodat het zo goed mogelijk wordt beschermd tegen lucht.

De inhoud van het primaire monster moet in een reeks verpakkingen met elk een minimale capaciteit van 1,0 liter worden gegoten; elk van de verpakkingen vormt een exemplaar van het primaire monster.

Het aantal primaire monsters kan door elke lidstaat naar eigen behoefte worden verhoogd (bijvoorbeeld organoleptische beoordeling door een ander laboratorium dan het laboratorium dat de chemische analyses heeft uitgevoerd, contra-analyse enz.).

Elke verpakking moet op zodanige wijze worden gevuld dat de luchtlaag aan de bovenzijde minimaal is en daarna zodanig worden gesloten en verzegeld dat niet met het product kan worden gefraudeerd.

Deze exemplaren moeten worden voorzien van een etiket om de juiste identificatie te verzekeren.

2.   ANALYSES EN RESULTATEN

2.1.

Elk primair monster moet worden onderverdeeld in laboratoriummonsters, in overeenstemming met punt 2.5 van norm EN ISO 5555 en worden geanalyseerd in de volgorde die is weergegeven in het beslissingsschema dat is opgenomen in bijlage 1 bis of in een andere willekeurige volgorde.

2.2.

Indien alle resultaten van de analyses overeenstemmen met de kenmerken van de opgegeven categorie olie, wordt de partij in haar geheel als in overeenstemming met de voorschriften beschouwd.

Indien één van de resultaten van de analyses niet overeenstemt met de kenmerken van de opgegeven categorie olie, wordt de partij in haar geheel als niet in overeenstemming met de voorschriften beschouwd.

3.   VERIFICATIE VAN DE CATEGORIE VAN DE PARTIJ

3.1.

Om de categorie van de partij te verifiëren, kan de bevoegde autoriteit het aantal primaire monsters dat op verschillende punten in de partij wordt genomen, verhogen overeenkomstig de volgende tabel:

Tabel 3

Aantal primaire monsters vastgesteld aan de hand van de omvang van de partij

Omvang van de partij (liter)

Aantal primaire monsters

Minder dan 7 500

2

Van 7 500 tot minder dan 25 000

3

Van 25 000 tot minder dan 75 000

4

Van 75 000 tot minder dan 125 000

5

Gelijk aan of meer dan 125 000

6 + 1 voor elke extra 50 000 liter

Elk increment waaruit een primair monster bestaat, moet worden genomen van een continue plaats in de partij; de locatie van elk primair monster moet worden genoteerd en ondubbelzinnig worden geïdentificeerd.

Elk primair monster moet worden gevormd overeenkomstig de in de punten 1.1 en 1.2 bedoelde procedures.

Elk primair monster wordt dan onderworpen aan de in artikel 2, lid 1, bedoelde analyses.

3.2.

Indien een van de resultaten van de in artikel 2, lid 1, bedoelde analyses van minstens één primair monster niet overeenstemt met de kenmerken van de opgegeven categorie olie, wordt de bemonsterde partij in haar geheel als niet in overeenstemming met de voorschriften beschouwd.”

(1)  Richtlijn 2011/91/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren (PB L 334, 16.12.2011, blz. 1).


BIJLAGE III

„BIJLAGE 1 ter

BESLISSINGSSCHEMA OM NA TE GAAN OF EEN MONSTER OLIJFOLIE OVEREENSTEMT MET DE AANGEGEVEN CATEGORIE

Tabel 1

Image 4

EXTRA OLIJFOLIE VAN EERSTE PERSING

(kwaliteitscriteria)

Zuurgraad %

≤ 0,8

> 0,8

Peroxidegetal mEqO2/kg

≤ 20

> 20

UV -spectrometrie

K270 ≤ 0,22

K270 > 0,22

UV- spectrometrie

ΔK ≤ 0,01

ΔK > 0,01

UV- spectrometrie

K232 ≤ 2,50

K232 > 2,50

Organoleptische beoordeling

med. fruitig > 0

en

med. gebreken=0

med. fruitig = 0

med. fruitig > 0

en

med. gebreken > 0

Ethylesters*

ja

nee

Olietype komt wat de kwaliteitscriteria betreft overeen met de opgegeven categorie

Ga naar tabel 3. (zuiverheidscriteria)

Olie komt niet overeen met de opgegeven categorie.

(a)

Olie komt niet overeen met de opgegeven categorie.

(b)

* ≤ 40 mg/kg in 2013/2014

≤ 35 mg/kg in 2014/2015

≤ 30 mg/kg van the 2015/ 20 16 seizoen

Tabel 2

Image 5

Olijfolie van eerste persing

(Kwaliteitscriteria)

Zuurgraad %

≤ 2,0

> 2,0

Peroxidegetal mEq O2/kg

≤ 20

> 20

UV- spectrometrie

K270 ≤ 0,25

K270 > 0,25

UV- spectrometrie

Δ K ≤ 0,01

Δ K > 0,01

UV- spectrometrie

K232 ≤ 2,60

K232 > 2,60

Organoleptische beoordeling

Mediaan fruitigheid > 0

en

Mediaan gebreken ≤ 3,5

Mediaan fruitigheid = 0

of

mediaan fruitigheid > 0

mediaan gebreken > 3,5

Voldoen de waarden van bovenstaande parameters aan de kwaliteitscriteria voor extra olijfolie van eerste persing?

(Tabel 1)

NEE

JA

Olietype komt wat de kwaliteitscriteria betreft overeen met de opgegeven categorie

Ga naar tabel 3 (Zuiverheidscriteria)

Olie komt niet overeen met de opgegeven categorie

(a)

Olie niet consistent met de verklaarde categorie

(b)

Tabel 3

Image 6

Olijfolie van eerste persing en extra olijfolie van eerste persing

(Zuiverheidscriteria)

Kwaliteitscriteria (tabellen 1 en 2)

JA

NEE

3,5 - Stigmastadienes mg/kg

≤ 0,05

> 0,05

Transisomeren % van vetzuren

tC18:1 ≤ 0,05

t(C18:2 + C18:3) ≤ 0,05

tC18:1 > 0,05

t(C18:2 + C18:3) > 0,05

Vetzuurgehalte

JA

NEE

Δ ECN42

≤ |0,2|

> |0,2|

Sterolsamenstelling en totaal gehalte aan sterolen

JA

NEE

Eryth rodiol + uvaol %

≤ 2,0

2,0 > E+U ≤ 4,5

> 4,5

Was1 mg/kg

≤ 150

> 150

Olietype komt overeen met de verklaarde categorie

Olie komt niet overeen met de opgegeven categorie

Olie niet consistent met de verklaarde categorie

(a)

Olie niet consistent met de verklaarde categorie

Olie niet consistent met de verklaarde categorie

(b)

1C42+C44+C46

„Aanhangsel 1

Equivalentietabel tussen de bijlagen bij deze verordening en de in het beslissingsschema vermelde analyses

Zuurgraad

Bijlage II

Bepaling van de zuurgraad, koude methode

Peroxidegetal

Bijlage III

Bepaling van het peroxidegetal

UV-spectrometrie

Bijlage IX

Spectrofotometrisch onderzoek in het ultraviolette gebied

Organoleptische beoordeling

Bijlage XII

Organoleptische beoordeling van olijfolie van de eerste persing

Ethylesters

Bijlage XX

Methode voor de bepaling van het gehalte aan was, methylesters van vetzuren en ethylesters van vetzuren met behulp van capillaire gaschromatografie

3,5-Stigmastadieen

Bijlage XVII

Methode voor de bepaling van stigmastadiënen in plantaardige oliën

Transisomeren van vetzuren

Bijlage X.A

en

Gaschromatografische analyse van methylesters van vetzuren

Bijlage X.B

Bereiding van methylesters van vetzuren

Gehalte aan vetzuren

Bijlage X.A

en

Gaschromatografische analyse van methylesters van vetzuren

Bijlage X.B

Bereiding van methylesters van vetzuren

ΔECN42

Bijlage XVIII

Bepaling van triglyceriden met ECN42 (verschil tussen HPLC-gegevens en theoretisch gehalte)

Sterolsamenstelling en totaal gehalte aan sterolen

Erytrodiol en uvaol

Bijlage V

Bepaling van de samenstelling van en het gehalte aan sterolen en triterpeendialcoholen met behulp van capillaire gaschromatografie

Wassen

Bijlage IV

Bepaling van het wasgehalte met behulp van capillaire gaschromatografie

Alifatische alcoholen

Bijlage XIX

Bepaling van het gehalte aan alifatische alcoholen met behulp van capillaire gaschromatografie

Verzadigde vetzuren op de 2-positie

Bijlage VII

Bepaling van het percentage glycerol-2-monopalmitaat


BIJLAGE IV

„BIJLAGE V

BEPALING VAN DE SAMENSTELLING VAN EN HET GEHALTE AAN STEROLEN EN TRITERPEENDIALCOHOLEN MET BEHULP VAN CAPILLAIRE GASCHROMATOGRAFIE

1.   DOEL

Deze methode beschrijft een werkwijze voor de bepaling van het individuele en totale gehalte aan sterolen en triterpeendialcoholen van olijfoliën en olie uit perskoeken van olijven.

2.   PRINCIPE

De olie, waaraan α-cholestanol als interne standaard is toegevoegd, wordt verzeept met ethanolische kaliumhydroxideoplossing, waarna het onverzeepbare residu wordt geëxtraheerd met ethylether.

De sterol- en triterpeendialcoholfractie wordt van het onverzeepbare extract gescheiden met behulp van basische kiezelgel dunnelaagchromatografie. De van de dunnelaagplaat verzamelde fracties worden omgezet in trimethylsilylethers en via capillaire gaschromatografie geanalyseerd.

3.   APPARATUUR

De gebruikelijke laboratoriumuitrusting en in het bijzonder het volgende:

3.1.

Kolf van 250 ml, voorzien van een refluxkoeler met slijpstukken.

3.2.

Scheitrechters van 500 ml.

3.3.

Kolven van 250 ml.

3.4.

Volledige uitrusting voor dunnelaagchromatografie met 20 × 20 cm glasplaten.

3.5.

Ultravioletlamp met een golflengte van 254 of 366 nm.

3.6.

Injectiespuiten van 100 μl en 500 μl.

3.7.

Filterkroes G 3 (porositeit 15-40 μm) met een diameter van ongeveer 2 cm en een hoogte van ongeveer 5 cm, geschikt om onder vacuüm te filtreren en voorzien van een slijpstuk 12/21 (uitwendig).

3.8.

Afzuigkolf van 50 ml, voorzien van een slijpstuk 12/21 (inwendig), waarmee deze op de filterkroes kan worden aangesloten (punt 3.7).

3.9.

Konisch afgeronde centrifugebuis van 10 ml, afsluitbaar.

3.10.

Gaschromatograaf, geschikt voor het werken met een capillaire kolom, voorzien van een splitsysteem bestaande uit:

3.10.1.

een gethermostatiseerde ruimte waarmee de kolommen op de gewenste temperatuur kunnen worden gehouden met een nauwkeurigheid van ± 1 °C;

3.10.2.

een temperatuurgeregelde injectie-eenheid met een gepersilaniseerd glazen verdampingselement en splitsysteem;

3.10.3.

een vlamionisatiedetector (FID);

3.10.4.

gegevensverzamelsysteem dat geschikt is voor gebruik met de FID (punt 3.10.3), geschikt voor handmatige integratie.

3.11.

Fused-silica capillaire kolom met een lengte van 20-30 m, inwendige diameter 0,25-0,32 mm, inwendig gecoat met 5 % difenyl - 95 % simethylpolysiloxaan (SE-52 of SE-54 stationaire fase of equivalent) in een uniforme dikte tussen 0,10 en 0,30 μm.

3.12.

Gaschromatografische injectiespuit van 10 μl met een geharde naald voor splitinjectie.

3.13.

Met calciumchloride gevulde exsiccator.

4.   REAGENTIA

4.1.

Kaliumhydroxideoplossing met een minimumgehalte van 85 %.

4.2.

Kaliumhydroxideoplossing, ongeveer 2 M in ethanol.

Los 130 g kaliumhydroxide (punt 4.1) onder koeling op in 200 ml gedistilleerd water en vul aan tot 1 liter met ethanol (punt 4.10). Bewaar de oplossing maximaal twee dagen in goed afgesloten flessen van donker glas.

4.3.

Ethylether, p.a.

4.4.

Kaliumhydroxideoplossing, ongeveer 0,2 M in ethanol.

Los 13 g kaliumhydroxide (punt 4.1) op in 20 ml gedistilleerd water en vul aan tot 1 liter met ethanol (punt 4.10).

4.5.

Natriumsulfaat, p.a., watervrij.

4.6.

Glasplaten (20x20 cm) gecoat met kiezelgel zonder fluorescentie-indicator, met een dikte van 0,25 mm (deze zijn gebruiksklaar in de handel te verkrijgen).

4.7.

Tolueen, voor chromatografische doeleinden.

4.8.

Aceton, voor chromatografische doeleinden.

4.9.

n-hexaan, voor chromatografische doeleinden.

4.10.

Ethylether, voor chromatografische doeleinden.

4.11.

Ethanol, p.a.

4.12.

Ethylacetaat, p.a.

4.13.

Dunne-laagchromatografische referentieoplossing: cholesterol of fytosyerolen en een 5 %-oplossing van erytrodiol in ethylacetaat (punt 4.11).

4.14.

2,7-dichloorfluoresceïne, 0,2 % oplossing in ethanol. Deze oplossing moet licht basisch worden gemaakt door toevoeging van enkele druppels 2 M alcoholische kaliumhydroxideoplossing (punt 4.2).

4.15.

Pyridine, watervrij, voor chromatografische doeleinden (zie opmerking 5).

4.16.

Hexamethyldisilazaan, p.a.

4.17.

Trimethylchloorsilaan, p.a.

4.18.

Standaardoplossingen van steroltrimethylsilylethers.

Direct vóór gebruik te bereiden uit sterolen en erytrodiol verkregen uit oliën die deze bevatten.

4.19.

α-cholestanol, zuiverheid meer dan 99 % (zuiverheid moet worden gecontroleerd door gaschromatografische analyse).

4.20.

α-cholestanol, 0,2 (m/V) oplossing in ethylacetaat (punt 4.11) (interne standaard)

4.21.

Fenolftaleïne-oplossing, 10 g/l in ethanol (punt 4.10).

4.22.

Draaggas: waterstof of helium, gaschromatografisch zuiver.

4.23.

Hulpgassen: waterstof, helium, stikstof en lucht, gaschromatografisch zuiver.

4.24.

Mengsel van n-hexaan (punt 4.9)/ethylether (punt 4.10) met een 65:35-verhouding (v/v).

4.25.

Silyleringsreagens, bestaande uit een mengsel van pyridine/hexamethyldisilazaan/trimethylchloorsilaan 9:3:1 (v/v/v).

5.   WERKWIJZE

5.1.   Bereiding van het onverzeepbare residu.

5.1.1.   Breng in de kolf van 250 ml (punt 3.1) met behulp van de injectiespuit van 500 μl (punt 3.6) een hoeveelheid α-cholestanoloplossing (interne standaard) (punt 4.20) in die een hoeveelheid cholestanol bevat die overeenkomt met ongeveer 10 % van het sterolgehalte van het monster. Bijvoorbeeld: voeg voor 5 g monster 500 μl α-cholestanoloplossing (punt 4.20) toe indien het gaat om olijfolie en 1 500 μl indien het gaat om olie uit perskoeken van olijven. Damp met behulp van een lichte stikstofstroom droog in een warmwaterbad en weeg vervolgens, na afkoeling van de kolf, in dezelfde kolf 5±0,01 g van het gedroogde gefiltreerde monster af.

Opmerking 1:

Dierlijke of plantaardige oliën en vetten die een aanmerkelijke hoeveelheid cholesterol bevatten, kunnen een piek vertonen met dezelfde retentietijd als cholestanol. Is dit het geval, dan moet de sterolfractie tevens zonder interne standaard worden geanalyseerd.

5.1.2.   Voeg 50 ml 2 M ethanolische kaliumhydroxideoplossing (punt 4.2) met wat puimsteen toe, bevestig de refluxkoeler en verhit tot zachtjes koken tot de verzeping heeft plaatsgevonden (de oplossing wordt helder). Verhit verder gedurende 20 minuten, voeg dan 50 ml gedistilleerd water toe via de bovenkant van de koeler, verwijder de koeler en laat de kolf afkoelen tot ongeveer 30 °C.

5.1.3.   Breng de inhoud van de kolf kwantitatief over in een 500 ml scheitrechter (punt 3.2), met behulp van meerdere porties gedistilleerd water (50 ml). Voeg ongeveer 80 ml ethylether (punt 4.10) toe, schud krachtig gedurende ongeveer 60 seconden, waarbij u regelmatig de druk laat ontsnappen door de scheitrechter om te keren en de plugkraan te openen. Laat de oplossing staan tot de twee fasen volledige gescheiden zijn (opmerking 2).

Laat de zeepoplossing daarna zo volledig mogelijk in een tweede scheitrechter lopen. Herhaal de extractie van de water-alcohollaag twee keer op dezelfde manier en gebruik hierbij telkens 60-70 ml ethylether (punt 4.10).

Opmerking 2: Eventuele emulsies kunnen worden vernietigd door kleine hoeveelheden ethanol (punt 4.11) toe te voegen.

5.1.4.   Verzamel de drie etherextracten in een scheitrechter met 50 ml water. Ga verder met wassen met water (50 ml) tot het waswater niet meer roze kleurt na toevoeging van een druppel fenolftaleïne-oplossing (punt 4.21).

Verwijder het waswater en filtreer over watervrij natriumsulfaat (punt 4.5) in een van tevoren gewogen 250 ml kolf, was de trechter en het filter na met kleine hoeveelheden ethylether (punt 4.10).

5.1.5.   Verdamp het oplosmiddel op een rotatieverdamper bij 30 °C onder vacuüm. Voeg 5 ml aceton toe en verwijder het vluchtige oplosmiddel volledig in een zachte luchtstroom. Droog het residu in de oven bij 103 ± 2 °C gedurende 15 min. Laat afkoelen in de exsiccatoren en weeg tot de dichtstbijzijnde 0,1 mg.

5.2.   Scheiding van de sterol- en triterpeendialcholfractie (erytrodiol + uvaol)

5.2.1.   Bereiding van de basische platen voor dunnelaagchromatografie: Dompel de kiezelgelplaten (punt 4.6) gedurende 10 seconden ongeveer 4 cm in de 0,2 M ethanolische kaliumhydroxideoplossing (punt 4.5), laat de platen gedurende twee uur in een zuurkast drogen en plaats ze ten slotte gedurende één uur in een stoof bij 100 °C.

Verwijder de platen uit de stoof en bewaar ze tot het moment van gebruik in een met calciumchloride gevulde exsiccator (punt 3.13) (op deze manier bereide platen moeten binnen 15 dagen worden gebruikt).

Opmerking 3:

Bij gebruik van basische-kiezelgelplaten voor de scheiding van de sterolfractie is de behandeling van het onverzeepbare residu met aluminiumoxide niet nodig. Met deze werkwijze worden alle zure stoffen (vetzuren en andere) vastgehouden op de startlijn en is de sterolband duidelijk gescheiden van de band van de alifatische- en triterpeenalcoholen.

5.2.2.   Breng in de ontwikkeltank een mengsel van hexaan/ethylether (punt 4.24) (opmerking 4) in de ontwikkeltank, tot een hoogte van ongeveer 1 cm. Sluit de tank af met een geschikt deksel en laat hem gedurende minstens een half uur staan op een koele plaats zodat een vloeistof/dampevenwicht kan worden bereikt. Stroken filtreerpapier, hangend in de loopvloeistof, kunnen tegen de binnenkant van de tank worden bevestigd. Dit bekort de benodigde ontwikkeltijd met ongeveer een derde en zorgt tevens voor een meer uniforme en regelmatige elutie van de componenten.

Opmerking 4:

Bij elke bepaling dient de loopvloeistof te worden ververst om volkomen reproduceerbare elutiecondities te verwezenlijken. Als alternatief kan een mengsel van hexaan/ethylether, 50:50 (V/V), worden gebruikt.

5.2.3.   Bereid een ongeveer 5 % oplossing van het onverzeepbare residu (punt 5.1.5) in ethylacetaat (punt 4.12) en breng hiervan aan de onderkant van de chromatografische plaat (2 cm) (punt 5.2.1) met behulp van de 100 μl injectiespuit 0,3 ml aan in een dunne uniforme lijn. Breng op dezelfde hoogte tevens 2-3 μl aan van de referentieoplossing (punt 4.13) zodat de sterol- en triterpeendialcoholband na de ontwikkeling kan worden geïdentificeerd.

5.2.4.   Plaats de plaat in de volgens punt 5.2.2 voorbehandelde ontwikkeltank. De omgevingstemperatuur dient te liggen tussen 15 en 20 °C (opmerking 5). Sluit de tank onmiddellijk af met het deksel en laat elueren tot het vloeistoffront tot ongeveer 1 cm van de bovenkant van de plaat is gekomen. Verwijder de plaat uit de tank en laat de loopvloeistof verdampen in een hete luchtstroom of door de plaat gedurende korte tijd in een zuurkast te zetten.

Opmerking 5: Een hogere temperatuur kan de scheiding verergeren.

5.2.5.   Besproei de plaat licht en uniform met de 2,7-dichloorfluoresceïneoplossing (punt 4.14) en laat drogen. De sterol- en triterpeenband kan door bekijken onder ultraviolet licht worden geïdentificeerd aangezien deze op dezelfde hoogte ligt als de vlek van de referentieoplossing (punt 4.13). Markeer de grenzen van de band aan de zijkanten van de fluorescentie met een zwart potlood (zie de plaat voor dunne-laagchromatografie in afbeelding 3).

5.2.6.   Schraap met een metalen spatel de kiezelgel in het gemarkeerde gebied af. Breng het afgeschraapte, fijngemaakte materiaal over in de filterkroes (punt 3.7). Voeg 10 ml heet ethylacetaat (punt 4.12) toe, meng zorgvuldig met de metalen spatel en filtreer onder vacuüm. Verzamel het filtraat in de afzuigkolf (punt 3.8), verbonden aan de filterkroes.

Was het residu in de filterkroes driemaal met ethylether (punt 4.3) (telkens ongeveer 10 ml), vang het filtraat op in dezelfde kolf die is verbonden aan de kroes. Damp het filtraat in tot een volume van 4-5 ml, breng de resterende oplossing over in de van tevoren gewogen 10 ml centrifugebuis (punt 3.9), damp droog door voorzichtige verwarming in een zachte stikstofstroom, voeg enkele druppels aceton (punt 4.8) toe, damp weer droog.

Het in de centrifugebuis aanwezige materiaal moet bestaan uit de sterol- en triterpeendialcoholfractie.

5.3.   Bereiding van de trimethylsilylethers

5.3.1.   Voeg aan de in de centrifugebuis aanwezige sterol- en triterpeenfractie een hoeveelheid silyleringsreagens (punt 4.25) (opmerking 6) toe, waarbij voor elke mg sterol en triterpeendialcoholen 50 μl wordt toegevoegd. Vermijd hierbij bevochtiging (opmerking 7).

Opmerking 6:

Deze oplossing is kant en klaar in de handel verkrijgbaar. Andere silyleringsreagentia zijn ook beschikbaar, zoals bijvoorbeeld bistrimethylsilyltrifluoaceetamide + 1 % trimethylchloorsilaan, hetgeen moet worden verdund met een gelijk volume watervrije pyridine.

Pyridine kan worden vervangen door dezelfde hoeveelheid acetonitril.

5.3.2.   Sluit de centrifugebuis, schud voorzichtig (zonder de buis om te draaien) tot de verbindingen volledig zijn opgelost. Laat ten minste 15 minuten staan bij kamertemperatuur en centrifugeer enkele minuten. De heldere oplossing is gereed voor de gaschromatografische analyse.

Opmerking 7:

De lichte opaalachtige weerschijn die kan worden gevormd, is normaal en veroorzaakt geen afwijking. De vorming van witte vlokken of de verschijning van een roze kleur zijn aanwijzingen voor de aanwezigheid van vocht of van veroudering van het reagens. In deze gevallen moet opnieuw worden begonnen (alleen wanneer hexamethyldisilizaan/trimethylchloorsilaan wordt gebruikt).

5.4.   Gaschromatografische analyse

5.4.1.   Voorbereidende werkzaamheden, conditionering van de capillaire kolom.

5.4.1.1.

Bevestig de kolom (punt 3.11) in de gaschromatograaf, waarbij het inlaatstuk wordt aangesloten aan het splitsysteem en het uiteinde aan de detector.

Voer de gebruikelijke controle uit van het gaschromatografische systeem (lekken in de gasvoorziening, detectorefficiëntie, efficiëntie van het splitsysteem en van het recordersysteem enz.).

5.4.1.2.

Indien de kolom voor de eerste keer wordt gebruikt, dient hij geconditioneerd te worden. Laat een kleine gasstroom door de kolom gaan, zet de gaschromatografische eenheid aan en verwarm geleidelijk tot een temperatuur van ten minste 20 °C boven de bij de analyse gebruikelijke temperatuur (opmerking 8). Houd deze temperatuur aan gedurende ten minste 2 uur, stel vervolgens de hele apparatuur in gebruik (regeling van de gassnelheid en het splitsysteem, ontsteking van de vlam, aansluiting van het computersysteem, regeling van de temperatuur van de kolomruimte, de detector en de injector enz.) en registreer het signaal met een gevoeligheid die ten minste twee keer groter is dan gebruikelijk bij de analyse. De basislijn moet lineair zijn, zonder enige piek en mag niet verlopen.

Een rechtlijnig negatief verloop vormt een indicatie voor lekkage bij de kolomverbindingen; een positief verloop wijst op een onvoldoende uitgevoerde conditionering van de kolom.

Opmerking 8:

De temperatuur van het conditioneren moet altijd ten minste 20 °C lager zijn dan de maximumtemperatuur die voor de gebruikte stationaire fase is aangegeven.

5.4.2.   Keuze van de bedrijfsomstandigheden

5.4.2.1.

De bedrijfsomstandigheden zijn de volgende:

kolomtemperatuur: 260 ± 5 °C;

injectietemperatuur: 280-300 °C;

detectortemperatuur: 280-300 °C;

lineaire snelheid van het draaggas: helium 20-35 cm/s, waterstof 30-50 cm/s;

splitverhouding: van 1:50 tot 1:100;

gevoeligheid: 4 tot 16 keer de minimumverzwakking;

gevoeligheid van de recorder: 1-2 mV volle schaaluitslag;

injectiehoeveelheid: 0,5-1 μl TMSE-oplossing.

Deze omstandigheden kunnen worden gewijzigd, afhankelijk van de karakteristieken van de kolom en de gaschromatograaf zodat chromatogrammen worden verkregen die aan de volgende eisen voldoen:

de retentietijd van de ß-sitosterolpiek moet ongeveer 20 ± 5 minuten zijn;

de campesterolpiek moet de volgende grootte hebben: voor olijfolie (gemiddeld gehalte 3 %) 20 ± 5 % volle schaaluitslag, voor sojaolie (gemiddelde gehalte 20 %) 80 ± 10 % volle schaaluitslag;

alle aanwezige sterolen moeten gescheiden zijn. Daarnaast moeten andere pieken volledig gescheiden zijn, dat wil zeggen dat het signaal tussen pieken volledig naar de basislijn moet terugkeren. Onvolledige scheiding kan echter getolereerd worden mits de piek met een relatieve retentietijd van 1,02 (sitostanol) met behulp van een loodlijn kan worden gekwantificeerd.

5.4.3.   Bepaling

5.4.3.1.

Zuig in de 10 μl injectiespuit 1 μl hexaan, 0,5 μl lucht en ten slotte 0,5-1,0 μl monsteroplossing. Trek de plunjer van de spuit zover uit dat de naald leeg is. Penetreer met de naald het membraan van de injector en injecteer snel na 1-2 seconden, verwijder daarna voorzichtig na ongeveer 5 seconden de naald.

Er kan ook een automatische injector worden gebruikt.

5.4.3.2.

Neem het chromatogram op tot alle aanwezige TMSE-triterpeendialcoholen volledig zijn geëlueerd. De basislijn moet blijven voldoen aan de vereiste kwalificaties (punt 5.4.1.2).

5.4.4.   Identificatie van de pieken

Identificeer de individuele pieken op basis van de retentietijden en door een vergelijking met mengsels van TMSE-sterolen en -triterpeendoalcoholen die onder dezelfde omstandigheden zijn geanalyseerd (zie aanhangsel).

De sterolen en triterpeendialcoholen worden geëlueerd in de volgorde: cholesterol, brassicasterol, ergosterol, 24-methyleencholesterol, campesterol, campestanol, stigmasterol, Δ7-campesterol, Δ5,23-stigmastadienol, clerosterol, ß-sistosterol, sitostanol, Δ5-avenasterol, Δ5,24-stigmastadienol, Δ7-stigmastenol, Δ7-avenasterol, erytrodiol en uvaol.

In tabel I worden de relatieve retentietijden ten opzichte van ß-sitosterol opgegeven voor SE-52- en SE-54-kolommen.

In de figuren 1 en 2 worden typische chromatogrammen getoond voor enkele oliën.

5.4.5.   Berekening

5.4.5.1.

Bereken met behulp van het computersysteem het oppervlak van de pieken van het α-cholestanol en de sterol en triterpeendialcoholen. Houd geen rekening met pieken van stoffen die niet (ergosterol hoeft niet te worden berekend) op de lijst van tabel 1 voorkomen. De responsfactor van α-cholestanol wordt op 1 gesteld.

5.4.5.2.

Bereken de concentratie van elk individueel sterol in mg/kg vethoudend materiaal als volgt:

Formula

waarbij:

Ax

=

piekoppervlak van sterol x, in computersysteemeenheden;

As

=

oppervlak van de α-cholestanolpiek, in computersysteemeenheden;

ms

=

hoeveelheid van het toegevoegde α-cholestanol, in milligram;

m

=

hoeveelheid van het onderzochte monster, in gram.

6.   WEERGAVE VAN DE RESULTATEN

6.1.

Geef de gehaltes van de individuele sterolen op in mg/kg vethoudend materiaal en hun som als "totaal sterolen".

De samenstelling van alle individuele sterolen en van erytrodiol en uvaol moet worden uitgedrukt met één cijfer achter de komma.

De samenstelling van het totaal sterolen moet worden uitgedrukt zonder cijfers achter de komma.

6.2.

Het percentage van elk individueel sterol wordt berekend door de verhouding te bepalen tussen het betrokken piekoppervlak en de som van de piekoppervlakken van de sterolen en erytrodiol en uvaol:

Formula

waarbij:

Ax

=

piekoppervlak van x;

ΣA

=

som van de piekoppervlakken van alle sterolen.

6.3.

Kennelijke β-sitosterol: Δ5-23-stigmastadienol + clerosterol + β-sitosterol + sitostanol + Δ5-avenasterol + Δ5-24-stigmastadienol.

6.4.

Berekenen van het percentage erytrodiol en uvaol:

Formula

waarbij:

ΣA

=

totale oppervlak voor sterolen in de computersysteemtellingen;

Er

=

oppervlak van erytrodiol in computersysteemtellingen;

Uv

=

oppervlak van uvaol in computersysteemtellingen.

„Aanhangsel

Bepaling van de lineaire snelheid van het draaggas

Injecteer 1-3 μl methaan (of propaan) in de onder normale omstandigheden werkende gaschromatograaf en meet de tijd die deze stof nodig heeft om door de kolom te gaan vanaf het moment van injectie tot het verschijnen van de piek (tM).

De lineaire snelheid in cm/s wordt gegeven door L/tM, waarbij L de lengte van de kolom in centimeters is en tM de gemeten tijd in seconden.

Tabel 1

Relatieve retentietijden voor de sterolen

Piek

Identificatie

Relatieve retentie-tijd

SE 54-kolom

SE 52-kolom

1

Cholesterol

Δ-5-cholesteen-3ß-ol

0,67

0,63

2

Cholestanol

5α-cholestaan-3ß-ol

0,68

0,64

3

Brassicasterol

[24S]-24-methyl-Δ-5,22-cholestadieen-3ß-ol

0,73

0,71

*

Ergosterol

[24S] 24 methy Δ5-7-22 cholestatrieen 3ß-ol

0,78

0,76

4

24-methyleencholesterol

24-methyleen-Δ-5,24-cholestadien-3ß-o1

0,82

0,80

5

Campesterol

(24R)-24-methyl-Δ-5-cholesteen-3ß-ol

0,83

0,81

6

Campestanol

(24R)-24-methyl-cholestaan-3ß-ol

0,85

0,82

7

Stigmasterol

(24S)-24-ethyl-Δ-5,22-cholestadieen-3ß-ol

0,88

0,87

8

Δ7-campesterol

(24R)-24-methyl-Δ-7-cholesteen-3ß-ol

0,93

0,92

9

Δ5,23-stigmastadienol

(24R,S)-24-ethyl-Δ-5,23-cholestadieen-3ß-ol

0,95

0,95

10

Chlerosterol

(24S)-24-ethyl-Δ-5,25-cholestadieen-3ß-ol

0,96

0,96

11

ß-sitosterol

(24R)-24-ethyl-Δ-5-cholesteen-3ß-ol

1,00

1,00

12

Sitostanol

24-ethyl-cholestaan-3ß-ol

1,02

1,02

13

Δ5-avenasterol

(24Z)-24-ethylideen-Δ-cholesteen-3ß-ol

1,03

1,03

14

Δ5-24-stigmastadienol

(24R,S)-24-ethyl-Δ5,24-cholestadieen-3ß-ol

1,08

1,08

15

Δ7-stigmastenol

(24R,S)-24-ethyl-Δ7-cholesteen-3ß-ol

1,12

1,12

16

Δ7-avenasterol

(24Z)-24-ethylideen-Δ7-cholesteen-3ß-ol

1,16

1,16

17

Erytrodiol

5α oleaan-12en-3ß28 diol

1,41

1,41

18

Uvaol

Δ12-urseen-3ß28 diol

1,52

1,52

Afbeelding 1

Gaschromatogram van de sterol- en triterpeendialcoholfractie van een olijfolie voor verlichting (met interne standaard)

Image 7

Afbeelding 2

Gaschromatogram van de sterol- en triterpeendialcoholfractie van een geraffineerde olijfolie (met interne standaard)

Image 8

Afbeelding 3

Plaat voor dunnelaaggaschromatografie met olie uit perskoeken van olijven met de zone die moet worden weggeschraapt voor de bepaling van sterolen en triterpeendialcoholen

Image 9

1 –

Squaleen

2 –

Triterpeen en alifatische alcoholen

3 –

Sterolen en triterpeendialcoholen

4 –

Begin en vetzuren

BIJLAGE V

„BIJLAGE XII

METHODE VAN DE INTERNATIONALE OLIJFOLIERAAD VOOR DE ORGANOLEPTISCHE BEOORDELING VAN OLIJFOLIE VAN DE EERSTE PERSING

1.   DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

Het doel van deze internationale methode is het vaststellen van de procedure voor de beoordeling van de organoleptische kenmerken van olijfolie van de eerste persing in de zin van punt 1 van bijlage XVI bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 en het vaststellen van de methode voor de indeling van deze olie op basis van deze kenmerken. De methode bevat tevens aanwijzingen voor een facultatieve etikettering.

De beschreven methode geldt slechts voor olijfolie van de eerste persing en de indeling of de etikettering daarvan op basis van de intensiteit van de waargenomen gebreken en de fruitigheid, bepaald door een groep geselecteerde, getrainde en geteste proevers die samen een panel vormen.

De methode bevat tevens aanwijzingen voor een facultatieve etikettering.

De in deze bijlage genoemde normen van de Internationale Olijfolieraad worden gebruikt in hun laatst beschikbare versie.

2.   BASISTERMINOLOGIE SENSORISCHE ONDERZOEKEN

Zie de norm IOC/T.20/Doc. nr. 4 "Sensorisch onderzoek: basisterminologie"

3.   SPECIFIEKE TERMINOLOGIE

3.1.   Negatieve kenmerken

Olijvengisting/droesem: flavour die kenmerkend is voor olie uit olijven die onder zodanige omstandigheden zijn opgehoopt of opgeslagen dat de anaerobe vergisting ver gevorderd is, of voor olie die in contact is gebleven met het bezinksel in de tanks en bakken, dat ook een anaeroob vergistingsproces heeft ondergaan.

Schimmel-vochtig-grond: flavour die kenmerkend is voor olie uit olijven waarop schimmels en gisten zijn gegroeid doordat de vruchten enkele dagen onder vochtige omstandigheden zijn opgeslagen of van olie die afkomstig is van olijven waar bij het rapen grond of modder aan zat en die niet zijn gewassen.

Wijnachtig-azijnachtig/zuur-wrang: flavour die kenmerkend is voor sommige oliën die aan wijn of azijn doen denken. Deze wordt vooral veroorzaakt door een aeroob vergistingsproces van de olijven of de resten olijvenvruchtvlees in persmanden die niet op de juiste wijze zijn gewassen, waardoor azijnzuur, ethylacetaat en ethanol ontstaan.

Ranzig: flavour van olie die een intens oxidatieproces heeft ondergaan.

Bevroren olijven (vochtig hout): flavour die kenmerkend is voor olie die afkomstig is van olijven die aan de boom door vorst zijn beschadigd.

3.2.   Andere negatieve kenmerken

Gekookt of kenmerkende flavour voor olie die wordt veroorzaakt door te sterke en/of te lange

Verbrand: verhitting tijdens de productie en met name door een onjuiste temperatuurregeling bij het mengen van het olijvenvruchtvlees.

Hooi-hout: flavour die kenmerkend is voor sommige oliën die afkomstig zijn van droge olijven.

Robuust: dik en kleverig mondgevoel dat wordt veroorzaakt door sommige oude oliën.

Smeermiddelen: flavour van olie die doet denken aan stookolie, vet of minerale olie.

Vruchtwater: flavour die ontstaat doordat de olie langdurig in contact is geweest met vruchtwater dat een vergistingsproces heeft ondergaan.

Pekel: flavour van olie die afkomstig is van olijven die in pekel zijn bewaard.

Metalig: flavour die aan metaal doet denken. Deze is kenmerkend voor olie die tijdens het malen, het mengen, het persen of de opslag lang in contact is geweest met metalen oppervlakken.

Esparto: flavour die kenmerkend is voor olie die afkomstig is van olijven die in nieuwe persmanden van esparto zijn geperst. De flavour kan verschillen naargelang de persmanden van ongedroogd of gedroogd esparto zijn gemaakt.

Wormstekig: flavour van olie die afkomstig is van olijven die ernstig door larven van de olijfvlieg (Bactrocera oleae) zijn aangetast.

Komkommer: flavour van olie die kenmerkend is voor te lange hermetische bewaring, met name in blikken, en die wordt toegeschreven aan de vorming van 2,6-nonadienal.

3.3.   Positieve kenmerken

Fruitig: reeks reukgewaarwordingen die kenmerkend zijn voor de olie, afhankelijk van de olijvensoort, afkomstig van gezonde en verse, groene of rijpe vruchten. De gewaarwording vindt rechtstreeks en/of retronasaal plaats.

Bitter: elementaire smaak die kenmerkend is voor olie die uit groene of rijpende olijven is verkregen. De smaak wordt waargenomen met de papillae vallatae (omwalde papillen), die in V-vorm op de tong liggen.

Scherp: prikkelend gevoel in de mond dat kenmerkend is voor olie die aan het begin van het seizoen voornamelijk uit nog onrijpe olijven is verkregen. Dit gevoel kan in de hele mondholte, voornamelijk in de keel, worden waargenomen.

3.4.   Facultatieve terminologie voor de etikettering

Op verzoek kan de voorzitter van het panel certificeren dat de beoordeelde olie, afhankelijk van de intensiteit en de waarneming van de kenmerken, voor de volgende uitdrukkingen en adjectieven aan de definities voldoet en binnen het desbetreffende bereik valt:

Positieve kenmerken (fruitig, bitter en scherp): Afhankelijk van de intensiteit van de gewaarwording:

intens: wanneer de mediaan van het betrokken kenmerk hoger dan 6 ligt;

gemiddeld: wanneer de mediaan van het betrokken kenmerk tussen 3 en 6 ligt;

licht: wanneer de mediaan van het betrokken kenmerk lager dan 3 ligt.

Fruitig: reeks reukgewaarwordingen die kenmerkend zijn voor de olie, afhankelijk van de olijvensoort, afkomstig van gezonde en verse olijven, waarin groene noch rijpe fruitigheid de boventoon voert. De gewaarwording vindt rechtstreeks en/of retronasaal plaats.

Groen fruit: reeks reukgewaarwordingen die kenmerkend zijn voor de olie en die doet denken aan groene vruchten, afhankelijk van de olijvensoort en afkomstig van groene, gezonde en verse olijven. De gewaarwording vindt rechtstreeks en/of retronasaal plaats.

Rijp fruit: reeks reukgewaarwordingen die kenmerkend zijn voor de olie en die doet denken aan rijpe vruchten, afhankelijk van de olijvensoort en afkomstig van gezonde en verse olijven. De gewaarwording vindt rechtstreeks en/of retronasaal plaats.

Evenwichtig: een olie die niet onevenwichtig is, hetgeen betekent dat de reuk/smaakgewaarwordingen en het mondgevoel van de olie zodanig zijn dat de mediaan van het kenmerk bitter en/of de mediaan van het kenmerk scherp twee punten hoger ligt dan de mediaan van het kenmerk fruitig.

Zachte olie: een olie waarvan de mediaan van het kenmerk bitter en de mediaan van het kenmerk scherp gelijk is aan 2 of lager dan 2 ligt.

4.   PROEFGLAS VOOR OLIJFOLIE

Zie de norm IOC/T.20/Doc. nr. 5, "Glass for Oil Tasting".

5.   TESTRUIMTE

Zie de norm IOC/T.20/Doc. nr. 6, "Guide for the Installation of a Test Room".

6.   BENODIGDHEDEN

De volgende toebehoren, die proevers nodig hebben om hun taken op correcte wijze uit te voeren, moeten aanwezig zijn in elke testcabine en binnen handbereik liggen:

glazen (gestandaardiseerd) met de monsters, genummerd met een code, afgedekt met een horlogeglaasje en bewaard bij 28 °C ± 2 °C;

beoordelingsformulier (zie afbeelding 1) op papier, of digitaal mits aan de voorwaarden van het beoordelingsformulier wordt voldaan, samen met de gebruiksinstructies, indien nodig;

pen of onuitwisbare inkt;

schalen met schijfjes appel en/of water, water met koolzuur en/of beschuit;

glas water op kamertemperatuur;

blad met de in de afdelingen 8.4 en 9.1.1 vermelde algemene voorschriften;

spuwbakken.

7.   VOORZITTER VAN HET PANEL EN PROEVERS

7.1.   Voorzitter van het panel

De voorzitter van het panel moet degelijk zijn opgeleid, en een ervaren deskundige zijn op het gebied van de verschillende soorten olie die hij of zij tijdens de werkzaamheden kan tegenkomen. Hij is de spil van het panel en verantwoordelijk voor de organisatie en het functioneren ervan.

Het werk van de voorzitter vergt een basisopleiding in de hulpmiddelen voor sensorisch onderzoek, sensorische bekwaamheid, nauwgezetheid bij de voorbereiding, organisatie en de uitvoering van de tests, alsmede de bekwaamheden en het geduld om de tests op wetenschappelijke wijze te plannen en uit te voeren.

De voorzitter is als enige verantwoordelijk voor de selectie en opleiding van en het toezicht op de proevers om hun bekwaamheidsniveau vast te stellen. De voorzitter is dus verantwoordelijk voor de beoordeling van de proevers, die altijd objectief moet zijn en waarvoor specifieke procedures moeten worden ontwikkeld op basis van tests en solide acceptatie- en afwijzingscriteria. Zie de norm IOC/T.20/Doc. nr. 14 "Guide for the selection, training and monitoring of skilled virgin olive oil tasters".

De voorzitter van een panel is verantwoordelijk voor de prestaties van het panel en dus voor de beoordeling ervan, waarvoor hij betrouwbaar en objectief bewijs moet overleggen. De voorzitter moet te allen tijde kunnen aantonen dat de methode en de proevers onder controle staan. Periodieke kalibratie van het panel wordt aanbevolen (IOC/T.20/Doc. nr. 14, § 5).

De voorzitter heeft de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het bijhouden van de verslagen van het panel. Deze verslagen moeten altijd traceerbaar zijn. Ze moeten voldoen aan de borgings- en kwaliteitseisen zoals vastgesteld in internationale sensorische normen en te allen tijde de anonimiteit van de monsters verzekeren.

De voorzitter is ervoor verantwoordelijk dat de benodigde apparatuur en uitrusting om aan de specificaties van deze methode te voldoen aanwezig is en op de juiste wijze is gereinigd en wordt onderhouden, en bewaart hier schriftelijk bewijs van, evenals van de conformiteit met de testomstandigheden.

De voorzitter is belast met de ontvangst en opslag van de monsters bij hun aankomst in het laboratorium en met de opslag na het uitvoeren van de test. Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden zorgt de voorzitter er te allen tijde voor dat de monsters anoniem blijven en op de juiste wijze worden opgeslagen; ten behoeve hiervan worden schriftelijke procedures opgesteld om te verzekeren dat het gehele proces traceerbaar is en garanties biedt.

Daarnaast is de voorzitter verantwoordelijk voor het voorbereiden, coderen en presenteren van de monsters aan de proevers in overeenstemming met een geschikt testontwerp dat is gebaseerd op vooraf opgestelde protocollen, evenals voor het verzamelen en statistisch verwerken van de door de proevers verkregen gegevens.

De voorzitter is belast met de ontwikkeling en opstelling van andere procedures die nodig kunnen zijn in aanvulling op deze norm en om te verzekeren dat het panel op de juiste wijze functioneert.

De voorzitter moet manieren zoeken om de resultaten van het panel te vergelijken met de resultaten die zijn verkregen door andere panels die olijfolie van de eerste persing analyseren om vast te stellen of het panel op de juiste wijze functioneert.

Het is de taak van de voorzitter van het panel om de panelleden te motiveren door hun interesse en nieuwsgierigheid te wekken en een concurrerende houding te creëren. Hiervoor wordt de voorzitters ten zeerste aangeraden om een soepele uitwisseling van informatie in twee richtingen te verzekeren met de panelleden, door hen te blijven informeren over de taken die zij hebben uitgevoerd en de verkregen resultaten. Daarnaast verzekert de voorzitter dat zijn mening niet bekend wordt en voorkomt hij dat dominantere personen hun criteria opdringen aan andere proevers.

De voorzitter roept de proevers ruim van tevoren op en beantwoordt eventuele vragen over de uitvoering van de tests, maar suggereert geen mening met betrekking tot het monster.

7.2.   Proevers

Personen die optreden als proevers bij organoleptische tests van olijfoliën moeten dit vrijwillig doen, met alle gevolgen van een dergelijke vrijwilligheid in termen van verplichtingen en het ontbreken van een financiële vergoeding. Het is kandidaten daarom aan te raden schriftelijk een sollicitatie in te dienen. Kandidaten worden geselecteerd, opgeleid en gecontroleerd door de voorzitter van het panel, in overeenstemming met hun bekwaamheid in het onderscheiden tussen soortgelijke monsters; daarbij mag niet vergeten worden dat de nauwkeurigheid door opleiding zal verbeteren.

Proevers moeten zich gedragen als echte sensorische waarnemers, waarbij persoonlijke smaak opzij wordt gezet en uitsluitend hun gewaarwordingen worden gerapporteerd. Om dit te doen, moeten zij altijd in stilte werken, op een relaxte en ongehaaste manier, waarbij zij hun sensorische aandacht zo volledig mogelijk richten op het monster dat zij proeven.

Voor elke test zijn tussen de acht en twaalf proevers nodig, maar het is verstandig om enkele proevers in reserve te houden in verband met eventuele absenties.

8.   TESTOMSTANDIGHEDEN

8.1.   Presentatie van het monster

Het te analyseren oliemonster wordt gepresenteerd in een gestandaardiseerd proefglas dat voldoet aan de norm IOC/T.20/Doc. nr. 5 "Glass for Oil Tasting".

Het glas bevat 14-16 ml olie, of tussen 12,8 g en 14,6 g wanneer de monsters moeten worden gewogen, en wordt afgedekt met een horlogeglaasje.

Elk glas wordt voorzien van een code bestaande uit willekeurig gekozen cijfers of een willekeurig gekozen combinatie van letters en cijfers. De code wordt aangebracht door middel van een geurvrij systeem.

8.2.   Test- en monstertemperatuur

De voor het proeven bestemde oliemonsters worden gedurende de test bewaard in glazen bij 28 °C ± 2 °C. Deze temperatuur is gekozen omdat deze het eenvoudiger maakt om organoleptische verschillen waar te nemen dan bij omgevingstemperatuur en omdat bij lagere temperaturen de aromatische stoffen die kenmerkend zijn voor deze oliën slecht vervliegen en hogere temperaturen leiden tot de vorming van vluchtige stoffen die kenmerkend zijn voor verhitte oliën. Zie de norm IOC/T.20/Doc. nr. 5 "Glass for Oil Tasting" voor de methode die moet worden gebruikt voor het verhitten van de monsters wanneer deze in het glas zitten.

De testruimte moet een temperatuur hebben van tussen de 20 °C en 25 °C (zie IOC/T.20/Doc. nr. 6).

8.3.   Testtijden

De ochtend is de beste tijd voor het proeven van oliën. Het is aangetoond dat er optimale waarnemingsperioden zijn met betrekking tot smaak en geur gedurende de dag. Maaltijden worden voorafgegaan door een periode waarin de reuk/smaakgevoeligheid toeneemt, terwijl na afloop deze gewaarwordingen verminderen.

Dit criterium moet echter niet tot het extreme worden doorgevoerd, waarbij proevers kunnen worden afgeleid door hongergevoelens waardoor hun onderscheidende capaciteit wordt aangetast; daarom wordt aangeraden om de proefsessies tussen tien uur 's ochtends en twaalf uur 's middags te houden.

8.4.   Proevers: algemene gedragsregels

De volgende aanbevelingen zijn van toepassing op het gedrag van proevers gedurende hun werkzaamheden.

Wanneer een proever door de organisator wordt opgeroepen om deel te nemen aan een organoleptische test, moet hij ervoor zorgen dat hij op de aangegeven tijdstippen kan meewerken en dient hij de volgende regels in acht te nemen:

De proever mag uiterlijk vanaf 30 minuten vóór het tijdstip dat voor de test is vastgesteld niet roken of koffie drinken.

De proever mag geen parfum, cosmetica of zeep gebruiken waarvan de geur bij de test nog waarneembaar zou kunnen zijn. De handen moeten worden gewassen met ongeparfumeerde of nauwelijks geparfumeerde zeep, vervolgens zo vaak als nodig is worden afgespoeld en gedroogd om iedere geur van de zeep te doen verdwijnen.

De proever mag ten minste het laatste uur voor de test niets eten.

Als de proever zich fysiek niet goed voelt, in het bijzonder als de geur- of smaakwaarneming is aangetast, of bij psychologische omstandigheden die concentratie onmogelijk maken, onthoudt de proever zich van het proeven en dient hij de organisator in te lichten.

Als de proever aan bovengenoemde regels voldoet, dient hij zich ordelijk en stil in de hem toegewezen cabine te installeren.

De proever dient de aanwijzingen op het beoordelingsformulier aandachtig te lezen en pas met de test van het monster te beginnen wanneer hij volledig is voorbereid op de taak die hij moet uitvoeren (relaxt en ongehaast). Bij twijfel overlegt de proever onder vier ogen met de voorzitter.

De proever voert zijn taken in stilte uit.

Mobiele telefoons moeten te allen tijde uitgeschakeld zijn om verstoring van de concentratie en werkzaamheden van collega's te voorkomen.

9.   PROCEDURE VOOR DE ORGANOLEPTISCHE BEOORDELING EN INDELING VAN OLIJFOLIE VAN DE EERSTE PERSING

9.1.   Proeftechniek

9.1.1.

De proever neemt het glas, met daarop nog het horlogeglaasje, vervolgens houdt hij het iets schuin en maakt een draaiende beweging met het glas zodat een zo groot mogelijk gedeelte van de binnenkant bevochtigd wordt. Vervolgens neemt hij het horlogeglaasje van het glas en inhaleert hij de geur van het monster met langzame diepe teugen om zich een oordeel te vormen over de olie. Dit ruiken dient niet langer te duren dan 30 seconden. Als de proever in die periode niet tot een conclusie is gekomen, moet hij even onderbreken alvorens opnieuw te beginnen.

Zodra de geurtest is beëindigd, wordt de flavour (het totaal van retronasale, olfactorische, smaak- en tactiele gewaarwordingen) beoordeeld. Daartoe wordt een slokje, ongeveer 3 ml, olijfolie genomen. Het is van zeer groot belang dat de olijfolie door de hele mondholte wordt verspreid, dat wil zeggen vanaf de voorkant van de mond en de tong, via de zijkanten en het achterste gedeelte van de tong tot het gehemelte en de keel, aangezien smaak en mondgevoel in de verschillende zones van de tong, het gehemelte en de keel met een verschillende intensiteit worden waargenomen.

Er moet met nadruk op worden gewezen dat het noodzakelijk is dat voldoende olijfolie zeer langzaam over het achterste gedeelte van de tong tot het gehemelte en de keel wordt verspreid, waarbij de aandacht moet worden geconcentreerd op de volgorde waarin bitterheid en scherpte worden waargenomen. Als deze methode niet wordt gevolgd, kunnen bij bepaalde soorten olijfolie deze twee stimuli onopgemerkt blijven of kan de bitterheid worden gemaskeerd door de scherpte.

Door korte opeenvolgende inademingen via de mond kan er niet alleen voor worden gezorgd dat het monster zich in de hele mondholte verspreidt, maar ook dat retronasaal de vluchtige aromatische componenten worden waargenomen.

Er moet ook rekening worden gehouden met het mondgevoel van de scherpte. Hiervoor is het raadzaam de olijfolie in te slikken.

9.1.2.

Bij de organoleptische beoordeling van olijfolie van de eerste persing wordt aanbevolen om maximaal VIER MONSTERS te beoordelen bij elke sessie, met maximaal drie sessies per dag, om een contrast-effect te voorkomen dat kan ontstaan bij het direct na elkaar proeven van andere monsters.

Aangezien bij opeenvolgende tests vermoeidheid of verlies van waarnemingsscherpte optreedt, moet een product worden gebruikt waarmee de resten van olijfolie van de juist verrichte test uit de mond kunnen worden verwijderd.

Aanbevolen wordt om een stukje appel te gebruiken dat na kauwen in de spuwbak kan worden gegooid. Vervolgens dient de mond te worden gespoeld met een beetje water op omgevingstemperatuur. Er dient minstens 15 minuten te zitten tussen het einde van de ene sessie en het begin van de volgende.

9.2.   Gebruik van het beoordelingsformulier door proevers

Het beoordelingsformulier dat is bestemd voor de proevers is opgenomen in afbeelding 1 van deze bijlage.

Elke proever die deel uitmaakt van het panel, moet aan de aangeboden olie ruiken en die daarna proeven (1). Vervolgens moet hij op de schaal van 10 cm van het beoordelingsformulier de intensiteit vermelden waarmee hij elk van de negatieve en positieve kenmerken waarneemt.

Wanneer negatieve kenmerken worden waargenomen die niet in afdeling 4 worden vermeld, moeten die in de rubriek "overige" worden aangegeven, waarbij de termen worden gebruikt die deze kenmerken het best beschrijven.

9.3.   Gebruik van de gegevens door de voorzitter van het panel

De voorzitter van het panel verzamelt de door de proevers ingevulde beoordelingsformulieren en bekijkt de voor de verschillende kenmerken toegekende intensiteit. Wanneer hij een onregelmatigheid constateert, vraagt hij de proever zijn beoordelingsformulier te herzien en eventueel de test te herhalen.

De voorzitter van het panel verwerkt de door elke proever vermelde gegevens in een computerprogramma zoals vermeld in de norm IOC/T.20/Doc. nr. 15) teneinde de resultaten van de analyse statistisch te berekenen op basis van de berekening van de mediaan. Zie afdeling 9.4 en het aanhangsel bij deze bijlage. De gegevens voor een monster worden ingevoerd als een matrix met negen kolommen (die overeenkomen met de negen kenmerken) en n regels (de n proevers van het panel).

Wanneer een gebrek door ten minste 50 % van de panelleden in de rubriek "overige" wordt vermeld, wordt de mediaan van dit gebrek berekend en wordt de olie dienovereenkomstig ingedeeld.

De waarde van de robuuste variatiecoëfficiënt die de indeling bepaalt (het gebrek met de sterkste intensiteit en het kenmerk fruitig) mag niet groter zijn dan 20 %.

Indien het tegendeel het geval is, moet de voorzitter van het panel de beoordeling van dat specifieke monster herhalen bij een andere proefsessie.

Indien deze situatie zich vaak voordoet, wordt het de voorzitter van het panel aangeraden om de proevers specifieke aanvullende opleiding te geven (IOC/T.20/Doc. nr. 14, § 5) en de herhaalbaarheidsindex en afwijkingsindex te gebruiken om de prestaties van het panel te controleren (IOC/T.20/Doc. nr. 14, § 6).

9.4.   Indeling van de olie

De olie wordt aan de hand van de mediaan van de gebreken en de mediaan van het kenmerk fruitig in één van onderstaande categorieën ingedeeld. De mediaan van de gebreken wordt gedefinieerd als de mediaan van het gebrek dat met de grootste intensiteit is waargenomen. De mediaan van de gebreken en de mediaan van de fruitigheid worden met één decimaal weergegeven.

De indeling van de olie gebeurt door de waarde van de mediaan van de gebreken en de mediaan van de fruitigheid met onderstaande referentie-intervallen te vergelijken. Aangezien bij de vaststelling van de grenzen van deze intervallen rekening is gehouden met de fout van de methode, worden zij als absoluut beschouwd. Met de computerprogramma's kan de indeling als een tabel met statistische gegevens of grafisch zichtbaar worden gemaakt.

(a)

Extra olijfolie van de eerste persing: de mediaan van de gebreken is gelijk aan 0 en de mediaan van de fruitigheid is hoger dan 0.

(b)

Olijfolie van de eerste persing: de mediaan van de gebreken is hoger dan 0, maar niet hoger dan 3,5 en de mediaan van de fruitigheid is hoger dan 0.

(c)

Olijfolie voor verlichting: de mediaan voor de gebreken is hoger dan 3,5 of de mediaan voor de gebreken is lager dan of gelijk aan 3,5 en de mediaan van de fruitigheid is gelijk aan 0.

Opmerking 1:

Wanneer de mediaan van het kenmerk "bitter" en/of "scherp" hoger is dan 5,0, vermeldt de voorzitter van het panel dit op het analysecertificaat.

Afbeelding 1

BEOORDELINGSFORMULIER VOOR OLIJFOLIE VAN DE EERSTE PERSING

Intensiteit waarmee de gebreken worden waargenomen

Olijvengisting/droesem (*1)

 

 

Schimmel/vochtig/grond (*1)

 

 

Wijnachtig/azijn-

achtig/zuur/wrang (*1)

 

 

Bevroren olijven

(vochtig hout)

 

 

Ranzig

 

 

Andere negatieve kenmerken:

 

 

Omschrijving:

Metalig  Hooi  Wormstekig  Robuust 

Pekel  Gekookt of verbrand  Vruchtwater 

Esparto  Komkommer  Smeermiddelen 

Intensiteit waarmee de positieve kenmerken worden waargenomen

Fruitig

 

 

 

Groen 

Rijp 

Bitter

 

 

Scherp

 

 

 

 

 

Naam van de proever:

 

Code van de proever:

Monstercode:

Handtekening:

„Aanhangsel

Methode voor de berekening van de mediaan en de betrouwbaarheidsintervallen

Mediaan

Formula

De mediaan wordt gedefinieerd als het reële getal Xm, dat wordt gekenmerkt door het feit dat de waarschijnlijkheid (p) dat de waarden van de verdeling (X) lager dan dat getal (Xm) liggen, kleiner dan of gelijk aan 0,5 is en dat tegelijkertijd de waarschijnlijkheid (p) dat de waarden van de verdeling (X) gelijk aan Xm zijn of lager dan Xm liggen, gelijk aan of groter dan 0,5 is. Een meer praktische definitie is dat de mediaan het 50e percentiel is van een naar opklimmende grootte gerangschikte reeks getallen. Eenvoudiger gezegd: de mediaan is de middelste waarde van een gerangschikte reeks met een oneven aantal getallen of het gemiddelde van de twee middelste waarden van een gerangschikte reeks met een even aantal getallen.

Robuuste standaardafwijking

Om de variabiliteit rond de mediaan op betrouwbare wijze te kunnen schatten, moet de robuuste standaardafwijking volgens Stuart en Kendall worden geschat (4). Met onderstaande formule wordt de asymptotische robuuste standaardafwijking berekend, d.w.z. de robuuste schatting van de variabiliteit van de betrokken gegevens, waarbij N het aantal waarnemingen is en IQR de interkwartielafstand, die precies 50 % omvat van de gevallen van ongeacht welke waarschijnlijkheidsverdeling:

Formula

De interkwartielafstand wordt berekend op basis van de afstand tussen het 75e en 25e percentiel.

Formula

Het percentiel is de waarde Xpc, die wordt gekenmerkt door het feit dat de waarschijnlijkheid (p) dat de waarden van de verdeling lager dan Xpc liggen, kleiner dan of gelijk aan een bepaald honderdste is en dat tegelijkertijd de waarschijnlijkheid (p) dat de waarden van de verdeling gelijk aan Xpc zijn of lager dan Xpc liggen, gelijk aan of groter dan het genoemde honderdste is. Het honderdste bepaalt de geselecteerde fractie van de verdeling. In het geval van de mediaan is deze gelijk aan 50/100.

Formula

In de praktijk is het percentiel de verdelingswaarde die overeenkomt met een bepaald oppervlak dat wordt begrensd door de verdelings- of dichtheidskromme. Zo is het 25e percentiel de verdelingswaarde die overeenkomt met een oppervlak van 0,25 of 25/100.

In deze methode worden percentielen berekend op basis van de werkelijke waarden die voorkomen in de gegevensmatrix (berekeningsprocedure voor percentielen).

Robuuste variatiecoëfficiënt (%)

De robuuste variatiecoëfficiënt rVC% is een dimensieloos getal, dat de procentuele variabiliteit van de geanalyseerde reeks getallen aangeeft. Daarom is deze coëfficiënt zeer nuttig bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van de panelleden.

Formula

95 %-betrouwbaarheidsinterval voor de mediaan

Het 95 %-betrouwbaarheidsinterval (waarde van de fout van de eerste soort gelijk aan 0,05 of 5 %) is het interval waarop de mediaan zou kunnen variëren wanneer de test een oneindig aantal keren zou kunnen worden herhaald. In de praktijk geeft dit interval de variabiliteit van de test onder de gekozen praktijkomstandigheden aan als men uitgaat van de veronderstelling dat het experiment vaak zou kunnen worden herhaald. Het interval helpt net als de rVC% bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de test.

Formula

Formula

waarbij C voor het 95 %-betrouwbaarheidsinterval gelijk is aan 1,96.

Een voorbeeld van het berekeningsformulier is opgenomen in bijlage I bij de norm IOC/T.20/Doc. nr. 15.

Referenties

(1)

Wilkinson, L. 1990. Systat: The system for statistics. Evanston, IL.SYSTAT Inc.

(2)

Cicchitelli, G. 1984. Probabilità e Statistica. Maggioli Editore, Rimini.

(3)

Massart, D.L.; Vandeginste, B.G.M.; Deming, Y.; Michotte, L. 1988. Chemometrics. A textbook. Elsevier. Amsterdam.

(4)

Kendall, M.G.; Stuart, A. 1967. The advanced theory of statistics. Vol. 1. Hafner Publishing Co.

(5)

McGill, R.; Tukey, J.W.; Larsen, W.A. 1978. Variation of Box Plots. The American Statistician, 32, (2), 12-16.

(6)

IOC/T.28/Doc. nr. 1, september 2007, Guidelines for the accreditation of sensory testing laboratories with particular reference to virgin olive oil according to standard ISO/IEC 17025:2005.

(7)

IOC/T.20/Doc. nr.14.

(8)

IOC/T.20/Doc. nr. 15.

(9)

ISO/IEC 17025:05.

(1)  De proever behoeft een olie niet te proeven wanneer hij alleen door te ruiken een uiterst intens negatief kenmerk waarneemt. Hij dient deze uitzonderlijke situatie op het beoordelingsformulier te vermelden.

(*1)  Doorhalen wat niet van toepassing is


BIJLAGE VI

„BIJLAGE XX bis

METHODE VOOR DE DETECTIE VAN ANDERE OLIËN IN OLIJFOLIËN

1.   DOEL

Deze methode wordt gebruikt om de aanwezigheid te detecteren van andere plantaardige oliën in olijfoliën. Plantaardige oliën met een hoog linolzuurgehalte (soja, koolzaad, zonnebloem enz.) en sommige plantaardige oliën met een hoog oliegehalte, zoals olie van hazelnoot of zonnebloem met een hoog oliegehalte en oliën uit perskoeken van olijven, kunnen worden gedetecteerd in olijfoliën. Het gedetecteerde niveau is afhankelijk van het soort andere olie en de olijfsoort. Bij hazelnootolie komt een detectieniveau tussen 5 en 15 % het meest voor. Met deze methode kan het type gedetecteerde andere olie niet worden bepaald en wordt alleen aangegeven of de olie echt of onecht is.

2.   PRINCIPE

De olie wordt gezuiverd door middel van vastefase-extractie (SPE) op kiezelgelpatronen. De samenstelling van triacylglycerol (TAG) wordt bepaald door middel van vloeistofchromatografie met omgekeerde fase in hoge resolutie met gebruik van een refractieve indexdetector en propaannitril als de mobiele fase. Methylesters van vetzuren (FAME's) worden bereid uit gezuiverde olie door middel van methylering met een koude oplossing van KOH in methanol (bijlage X.B) waarna de esters worden geanalyseerd middels capillaire gaschromatografie met gebruik van hoogpolaire kolommen (bijlage X.A). De theoretische triacylglycerolsamenstelling wordt berekend op basis van de samenstelling van vetzuren door een computerprogramma waarbij wordt uitgegaan van een 1,3-willekeurig, 2-willekeurige verdeling van vetzuren in de triacylglycerol, met beperkingen voor verzadigde vetzuren op de 2-positie. De berekeningsmethode is een aanpassing van de in bijlage XVIII beschreven procedure. Er worden meerdere wiskundige algoritmes berekend op basis van theoretische en experimentele (HPLC-) triacylglycerolsamenstellingen en de daaruit voortvloeiende waarden worden vergeleken met die welke zijn opgenomen in een database die is opgebouwd op basis van echte olijfoliën.

3.   MATERIAAL EN REAGENTIA

3.1.   Zuivering van de olie

3.1.1.

Kegelvormige kolven van 25 ml.

3.1.2.

Glazen buizen van 5 ml met schroefdraad aan de bovenkant en doppen voorzien van PTFE-verbinding.

3.1.3.

Silicagelpatronen, 1 g (6 ml) voor vastefase-extractie (bijvoorbeeld Waters, Massachusetts, VS).

3.1.4.

n-hexaan, van analysekwaliteit.

3.1.5.

Loopvloeistofmengsel van hexaan/diethylether (87:13, V/V).

3.1.6.

N-heptaan, van analysekwaliteit.

3.1.7.

Aceton, van analysekwaliteit.

3.2.   HPLC-analyse van triaglycerolen

3.2.1.

Micro-injectiespuitjes (50 μL) en naalden voor HPLC-injectie.

3.2.2.

Propaannitril, super zuiverheid of HPLC-kwaliteit (bijvoorbeeld: ROMIL, Cambridge, Verenigd Koninkrijk), gebruikt als mobiele fase.

3.2.3.

HPLC-kolom (inwendige diameter van 25 cm × 4 μm), gepakt met RP-18-fase (deeltjesgrootte 4 μm).

3.3.   Bereiding van methylesters van vetzuren

(zie bijlage X.B)

3.3.1.

Methanol met maximaal 0,5 % water.

3.3.2.

Heptaan, van analysekwaliteit.

3.3.3.

Een 2 M kaliumhydroxideoplossing in methanol. Los 1,1 g kaliumhydroxide op in 10 ml methanol.

3.3.4.

Glazen buizen van 5 ml met schroefdraad aan de bovenkant en doppen voorzien van PTFE-verbinding.

3.4.   GC-analyse van FAME's

(Zie de methode voor het bepalen van onverzadigde transvetzuren door middel van capillaire gaschromatografie zoals beschreven in bijlage X.A).

3.4.1.

Micro-injectiespuitjes (5 μL) en naalden voor GC-injectie.

3.4.2.

Waterstof of helium als draaggas.

3.4.3.

Waterstof en zuurstof voor vlamionisatiedetector.

3.4.4.

Stikstof of helium als hulpdraaggas.

3.4.5.

Een fused-silica capillaire kolom (inwendige diameter 50-60 m × 0,25-0,30 mm) gecoat met cyanopropylpolysiloxaan of cyanopropylfenylsiloxaan-fasen (SP-2380 of soortgelijk) met een laagdikte van 0,20-0,25 μm.

4.   APPARATUUR

4.1.

Vacuümapparaat voor vastefase-extractie.

4.2.

Rotatieverdamper.

4.3.

HPLC-uitrusting, bestaande uit:

4.3.1.

Ontgasser voor de mobiele fase.

4.3.2.

Rheodyne-injectieventiel met een lus van 10 μL.

4.3.3.

Hogedrukpompeenheid.

4.3.4.

Thermostatische stoof voor de HPLC-kolom die in staat is lagere temperaturen dan de omgevingstemperatuur te creëren (15-20 °C), (bijvoorbeeld van het type Peltier).

4.3.5.

Refractieve indexdetector.

4.3.6.

Gecomputeriseerd gegevensverzamelingssysteem voorzien van een integratieprogramma.

4.4

Capillaire gaschromatografie-uitrusting zoals beschreven in bijlage X.A, voorzien van:

4.4.1.

Splitinjector.

4.4.2.

Vlamionisatiedetector (FID).

4.4.3.

Stoof met programeerbare temperatuur.

4.4.4.

Gecomputeriseerd gegevensverzamelingssysteem voorzien van een integratieprogramma.

4.5.

Computer met Microsoft Excel-programma

5.   ANALYSEPROCEDURE

5.1.   Zuivering van de olie

Plaats een SPE-patroon silicagel in een apparaat voor elutie onder vacuüm en was onder vacuüm met 6 ml hexaan. Hef het vacuüm op om te voorkomen dat de kolom uitdroogt en plaats een kegelvormige kolf onder de patroon. Breng vervolgens in de kolom een oplossing van olie (ongeveer 0,12 g) in 0,5 ml hexaan, opdat de oplossing in de silicagel binnendringt; elueer vervolgens met 10 ml van het loopvloeistofmengsel (punt 3.1.5) hexaan/diethylether (87:13 V/V) onder vacuüm. Homogeniseer de geëlueerde loopvloeistof en giet ongeveer de helft van het volume in een andere kegelvormige kolf. Laat beide oplossingen afzonderlijk onder verminderde druk bij kamertemperatuur tot uitdroging verdampen in een rotatieverdamper. Los voor analyse van de triaglycerolen een van de residuen op in 1 ml aceton (zie de eerste alinea van 5.2) en giet deze in een glazen buis van 5 ml met schroefdraad aan de bovenkant. Los het andere residu in 1 ml n-heptaan en giet dit in een tweede glazen buis van 5 ml met schroefdraad aan de bovenkant om de methylesters van vetzuren voor te bereiden.

Opmerking: Zuivering van de olie kan worden uitgevoerd met behulp van een silicagelkolom, zoals beschreven in IUPAC-methode 2.507.

5.2.   HPLC-analyse van triaglycerolen

Installeer het HPLC-systeem, waarbij de kolomtemperatuur op 20 °C wordt gehouden en gebruik propaannitril als de mobiele fase bij een stroomsnelheid van 0,6 ml/min. Voer een injectie van het oplosmiddel uit wanneer de basislijn stabiel is; gebruik indien de basislijn wordt verstoord in het gebied van 12 tot 25 min. een ander soort aceton of een mengsel van propaannitril/aceton (25:75) om het monster op te lossen.

Opmerking: Sommige soorten aceton leiden tot verstoringen van de basislijn in het voornoemde gebied.

Injecteer 10 μl van de oplossing van gezuiverde olie in aceton (5 %). Het duurt ongeveer 60 min. voor de uitvoering is voltooid. De temperatuur van de stoof en de stroomsnelheid moeten worden aangepast om een chromatogram te verkrijgen dat lijkt op het in afbeelding 1 afgebeelde chromatogram, waar de trilinoleïnepiek (piek 1) elueert bij 15,5 min. en de resoluties tussen de paren LLL/OLLn (pieken 1 en 2) en OLL/OOLn (pieken 4 en 5) goed zijn.

De hoogte van piek 2 (OLLn+PoLL) moet minstens 3 % van de volledige schaaluitslag behalen.

5.3.   Voorbereiding van methylesters van vetzuren

Voeg 0,1 ml van een 2M kaliumhydroxideoplossing in methanol toe aan de oplossing zuivere olie in 1 mL n-heptaan. Doe een dop op de buis en schroef deze vast. Schud de buis krachtig gedurende 15 seconden en laat stratificeren tot de bovenlaag helder wordt (5 minuten). De n-heptaanoplossing is klaar om te worden geïnjecteerd in de gaschromatograaf. De oplossing kan maximaal 12 uur worden bewaard bij kamertemperatuur.

5.4.   Gaschromatografie-analyse van methylesters van vetzuren

De in de methode voor de bepaling van onverzadigde transvetzuren beschreven procedure moet worden gebruikt (zie bijlage X.A).

Het gaschromatografiesysteem wordt geïnstalleerd met een stooftemperatuur van 165 °C. De aanbevolen stooftemperatuur is isotherm bij 165 °C gedurende 10 min. en wordt daarna met 1,5 °C/min. verhoogd tot 200 °C. Er wordt een injectietemperatuur aanbevolen tussen de 220 °C en 250 °C om de vorming van transvetzuren te minimaliseren (zie bijlage X.A). De temperatuur van de detector is 250 °C. Waterstof of helium moet worden gebruikt als draaggas bij een druk in de kolomkop van ongeveer 130 kPa. Injecteer een volume van 1 μL in de splitinjectiemode.

Er moet een gaschromatografieprofiel worden verkregen dat lijkt op het profiel dat is weergegeven in afbeelding 2. Er moet speciale aandacht worden besteed aan de resolutie tussen C18:3 en C20:1 (de C18:3-piek moet verschijnen voor de C20:1-piek). Om deze omstandigheden te bereiken, moeten de aanvangstemperatuur en/of de druk in de kolomkop worden geoptimaliseerd. Pas de injectieomstandigheden aan (temperatuur, splitverhouding en volume-injectie) om de onderscheiding van palmitinezuur en palmitoleïnezuur te minimaliseren.

De hoogte van de C20:0-piek moet ongeveer 20 % van de volledige schaaluitslag zijn om de transisomeren te kwantificeren. Als de C18:0-piek is verstoord, verminder dan de monsterhoeveelheid.

6.   INTEGRATIE VAN DE CHROMATOGRAFISCHE PIEKEN

6.1.   HPLC-chromatogram

In afbeelding 1 wordt een typisch HPLC-chromatogram weergegeven van triacylglycerolen van een gezuiverde olijfolie. Voor integratie van de pieken moeten drie basislijnen worden getraceerd: de eerste tussen het begin van piek 1 en het einde van piek 3, de tweede tussen het begin van piek 4 en het dal voor piek 8 en de derde tussen het dal voor piek 8 en het einde van piek 18.

Het totale oppervlak is de som van de oppervlakken van alle pieken (geïdentificeerd en niet-geïdentificeerd) van piek 1 tot en met piek 18. Het percentage van elke piek wordt gegeven door:

Formula

De percentages dienen te worden opgegeven met twee cijfers achter de komma.

6.2.   GC-chromatogram

In afbeelding 2 wordt een GC-chromatogram weergegeven van alkylesters van vetzuren die zijn verkregen van een gezuiverde olijfolie. De percentages van de volgende vetzuren moeten worden berekend:

Palmitinezuur;

P (C16:0)

=

methylester + ethylester

Stearinezuur;

S (C18:0)

=

methylester

Palmitoleïnezuur;

Po (C16:1)

=

som van methylesters van de twee cis-isomeren

Oliezuur;

O (C18:1)

=

som van methylesters van de twee cis-isomeren + ethylester + transisomeren

Linolzuur;

L (C18:2)

=

methylester + ethylester + transisomeren

Linoleenzuur;

Ln (C18:3)

=

methylester + transisomeren

Arachidonzuur;

A (C20:0)

=

methylester

Eicoseenzuur;

G (C20:1)

=

methylester

Esters van ethyl en transisomeren kunnen ontbreken in het GC-chromatogram.

Het totale oppervlak (AT) is de som van alle pieken die voorkomen in het chromatogram van C14:0 tot C24:0, met uitzondering van het oppervlak dat overeenkomt met het squaleen. Het percentage van elke piek wordt als volgt berekend:

Formula

De resultaten dienen te worden opgegeven met twee cijfers achter de komma.

Voor de berekening van de computerprogramma's is het niet nodig om te normaliseren tot 100, aangezien dit automatisch wordt gedaan.

Afbeelding 1

HPLC-chromatogram van TAG's van een "Chamlali"-olijfolie uit eerste persing Belangrijkste componenten van de chromatografische pieken

Image 10

(1) LLL; (2) OLLn+PoLL; (3) PLLn; (4) OLL; (5) OOLn+PoOL;

(6) PLL+PoPoO; (7) POLn+PPoPo+PPoL; (8) OOL+LnPP; (9) PoOO;

(10) SLL+PLO; (11) PoOP+SPoL+SOLn+SPoPo; (12) PLP;

(13) OOO+PoPP; (14) SOL; (15) POO; (16) POP; (17) SOO;

(18) POS+SLS.

Tabel 1

Herhaalbaarheidsgegevens van de bepaling van TAG's van olijfolie van de eerste persing door middel van HPLC bij een kolomtemperatuur van 20 °C en met gebruik van propaannitril als mobiele fase

ECN

HPLC-pieken

TAG's

Monster 1

Monster 2

Monster 3

Monster 4

Monster 5

Gemid-delde (%)

RSDr (%)

Gemid-delde (%)

RSDr (%)

Gemid-delde (%)

RSDr (%)

Gemid-delde (%)

RSDr (%)

Gemid-delde (%)

RSDr (%)

42

1

LLL

0,020

7,23

0,066

5,18

0,095

4,10

0,113

0,95

0,34

1,05

2

OLLn+ PoLL

0,085

7,44

0,24

1,78

0,26

2,25

0,35

2,02

0,50

2,83

3

PLLn

0,023

15,74

0,039

5,51

0,057

5,62

0,082

4,35

0,12

6,15

44

4

OLL

0,47

1,52

1,53

0,42

2,62

0,98

3,35

1,05

4,37

1,13

5

OOLn+ PoOL

1,07

2,01

1,54

0,46

1,61

0,71

1,72

1,07

1,77

2,40

6

PLL+ PoPoO

0,11

12,86

0,24

4,37

0,65

1,32

1,35

0,73

2,28

1,24

7

POLn+ PpoPo+ PpoL

0,42

5,11

0,49

2,89

0,55

2,01

0,85

1,83

1,09

1,96

46

8

OOL+ LnPP

6,72

0,63

8,79

0,31

11,21

0,42

13,25

0,33

15,24

0,23

9

PoOO

1,24

2,86

1,49

0,95

1,63

0,85

2,12

0,45

2,52

0,56

10

SLL+ PLO

2,70

0,65

4,05

0,70

6,02

0,65

9,86

0,53

11,53

0,31

11

PoOP+ SpoL+ SOLn+ SpoPo

0,64

4,42

0,69

3,02

0,79

1,23

1,53

0,89

1,70

1,66

48

12+13

OOO+ PLP+ PoPP

49,60

0,07

48,15

0,06

42,93

0,06

33,25

0,10

24,16

0,06

14

SOL

0,82

1,72

0,92

1,56

1,05

1,32

1,25

1,05

1,60

1,77

15

POO

22,75

0,25

21,80

0,20

21,05

0,30

20,36

0,35

20,17

0,14

50

16

POP

3,05

0,46

4,56

0,42

4,98

0,52

5,26

0,41

5,57

0,38

17

SOO

6,87

0,21

5,56

0,33

4,86

0,43

4,12

0,72

3,09

0,69

18

POS+ SLS

1,73

1,23

1,65

1,10

1,54

0,99

1,49

1,10

1,41

1,00

n

=

3 replicaties

RSDr

=

relatieve standaardafwijking van de herhaalbaarheid

Afbeelding 2

GC-chromatogram van alkylesters van vetzuren verkregen uit een olie uit perskoeken van olijven door middel van transesterificatie met een koude oplossing van KOH in methanol

Image 11

7.   DETECTIE VAN ANDERE OLIËN IN OLIJFOLIËN

De berekeningsmethode voor de detectie van andere oliën in olijfoliën door middel van een vergelijking van wiskundige algoritmes met een database die is opgebouwd uit echte olijfoliën is opgenomen in bijlage I bij norm IOC/T.20/Doc. nr. 25.”


Top