EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012R0302

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 302/2012 van de Commissie van 4 april 2012 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft

OJ L 99, 5.4.2012, p. 21–29 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 03 Volume 057 P. 280 - 288

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2012/302/oj

5.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/21


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 302/2012 VAN DE COMMISSIE

van 4 april 2012

houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name de artikelen 103 nonies en 127 juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 is een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten vastgesteld, die onder meer de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit omvat. Op grond van artikel 103 bis van Verordening (EG) nr. 1234/2007, gelezen in samenhang met artikel 125 sexies van die verordening, kan EU-steun worden toegekend aan producentengroeperingen die zijn gevormd in de lidstaten die recentelijk tot de Europese Unie zijn toegetreden, in de ultraperifere gebieden van de Unie en op de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee. Die steun is bedoeld om de vorming van producentengroeperingen te bevorderen, de administratieve werking ervan te vergemakkelijken en de producentengroeperingen in staat te stellen te voldoen aan de erkenningscriteria voor producentenorganisaties, de belangrijkste actoren van de sector groenten en fruit.

(2)

In de artikelen 36 tot en met 49 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 (2) van de Commissie zijn de uitvoeringsbepalingen betreffende de producentengroeperingen vastgesteld. Teneinde situaties te voorkomen waarin marktdeelnemers de omstandigheden waarin zij EU-steun kunnen krijgen, kunstmatig creëren om voordelen te verwerven die in strijd zijn met de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007, is het dienstig van de lidstaten te verlangen dat zij regels vaststellen om te voorkomen dat producenten van de ene producentengroepering naar de andere gaan om gedurende een langere periode dan de in artikel 125 sexies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde periode EU-steun te genieten, en te voorkomen dat lidstaten rechtspersonen of duidelijk omschreven delen daarvan als producentengroepering erkennen terwijl die entiteiten reeds aan de criteria voor erkenning als producentenorganisatie kunnen voldoen.

(3)

Op grond van artikel 125 sexies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 moeten producentengroeperingen een gefaseerd erkenningsprogramma bij de bevoegde lidstaat indienen. De lidstaten dienen te beoordelen of de looptijd van het voorgestelde erkenningsprogramma niet abnormaal lang is, en om wijzigingen te verzoeken als een producentengroepering aan de criteria voor erkenning als producentenorganisatie kan voldoen vóór het einde van de in artikel 125 sexies, lid 1, bedoelde overgangsperiode.

(4)

In artikel 39, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is bepaald dat de lidstaten de voorwaarden moeten vaststellen waaronder de producentengroeperingen kunnen verzoeken het programma tijdens de uitvoering ervan te wijzigen. Om voor een correcte toepassing van die verordening te zorgen, de financiële voorspelbaarheid te vergroten en een gezond begrotingsbeheer te voeren, moeten regels worden vastgesteld die voorzien in een maximumpercentage voor een voorgestelde verhoging van de uitgaven in het kader van een goedgekeurd erkenningsprogramma. Er moeten evenwel andere maxima gelden voor erkenningsprogramma’s die vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening zijn goedgekeurd, en in het geval van fusies van producentengroeperingen.

(5)

Om voor de nodige begrotingdiscipline te zorgen en de financiële middelen zo optimaal mogelijk op duurzame en doeltreffende wijze toe te wijzen, is het dienstig een maximumpercentage vast te stellen voor de EU-financiering van de steun ter dekking van een gedeelte van de investeringen als bedoeld in artikel 103 bis, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007. Met het oog op financiële en rechtszekerheid moet een lijst worden opgesteld van investeringen die niet in een erkenningsprogramma mogen worden opgenomen.

(6)

Om voor de nodige begrotingsdiscipline te zorgen is het ook nodig een maximum vast te stellen voor de uitgaven die door het Europees landbouwgarantiefonds (ELGF) worden gefinancierd met betrekking tot de in artikel 103 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun, en een meldingssysteem op te zetten waarmee de lidstaten de Commissie informeren over de financiële gevolgen van de erkenningsprogramma’s, voordat die worden goedgekeurd.

(7)

Om ongerechtvaardigde verrijking te voorkomen wanneer een lid zijn producentengroepering verlaat en nog van de investeringen op zijn eigen bedrijf profiteert, moeten regels worden vastgesteld om de producentengroepering in staat te stellen de investering of, als de afschrijvingsperiode nog niet is verstreken, de restwaarde daarvan terug te vorderen.

(8)

Met het oog op financiële voorspelbaarheid en de opstelling van begrotingsramingen is het dienstig preciezere regels vast te stellen voor de meldingen van de lidstaten aan de Commissie betreffende de financiële gevolgen van de erkenningsprogramma’s van de producentengroeperingen.

(9)

De controles zouden zo moeten worden verricht dat de lidstaten snel kunnen reageren op elk mogelijk misbruik dat risico’s voor de EU-begroting met zich brengt. Daartoe is het dienstig om, als belangrijke onregelmatigheden aan het licht komen, de controles te verscherpen.

(10)

In artikel 103 sexies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat in regio’s van de lidstaten waar de producenten bijzonder zwak georganiseerd zijn, de lidstaten, als zij daartoe een naar behoren gemotiveerd verzoek indienen, door de Commissie kunnen worden gemachtigd om aan producentenorganisaties nationale financiële steun toe te kennen voor een bedrag van ten hoogste 80 % van de financiële bijdragen als bedoeld in artikel 103 ter, lid 1, onder a), van die verordening.

(11)

Op grond van artikel 103 sexies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan in regio’s van de lidstaten waar minder dan 15 % van de waarde van de productie van groenten en fruit door producentenorganisaties wordt afgezet en waar de productie van groenten en fruit ten minste 15 % van de totale landbouwproductie bedraagt, de nationale steun op verzoek van de betrokken lidstaat door de Unie worden vergoed.

(12)

Op grond van artikel 92, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moet de Commissie het verzoek van de lidstaten om nationale financiële steun te mogen verlenen, uiterlijk drie maanden na de indiening ervan goedkeuren of afwijzen. Als de Commissie niet binnen die termijn reageert, wordt het verzoek als goedgekeurd beschouwd. De periode van drie maanden kan evenwel worden opgeschort als een lidstaat een onvolledig verzoek indient.

(13)

Uit de ervaring blijkt dat de procedure voor de vaststelling en de kennisgeving van een besluit van de Commissie aan de betrokken lidstaat vaak meer dan drie maanden vergt en dat de feitelijke datum vanaf wanneer een verzoek als goedgekeurd moet worden beschouwd, niet altijd kan worden achterhaald. Met het oog op de rechtszekerheid is het dienstig te bepalen dat de Commissie het verzoek via een formeel besluit moet goedkeuren of afwijzen.

(14)

Op grond van artikel 103 sexies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is de nationale financiële steun die mag worden toegekend, beperkt tot ten hoogste 80 % van de financiële bijdragen van de leden van een producentenorganisatie of van de producentenorganisatie zelf. Krachtens artikel 95, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 mag de Unie maximaal 60 % van de aan de producentenorganisaties verleende nationale financiële steun vergoeden. Met het oog op de begrotingsdiscipline moet voor de nationale financiële steun die de Unie mag vergoeden, een maximumpercentage worden vastgesteld met verwijzing naar het maximumbedrag van de financiële steun die de Unie aan door producentenorganisaties opgezette actiefondsen mag verlenen.

(15)

Met het oog op vereenvoudiging is het dienstig de procedure voor de vrijwillige melding van de producentenprijzen voor groenten en fruit op de interne markt te verfijnen.

(16)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(17)

Om ervoor te zorgen dat de legitieme verwachtingen van de producenten worden ingelost, moet worden bepaald dat een aantal bij deze verordening aangebrachte wijzigingen niet geldt voor erkenningsprogramma’s die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn aanvaard. Niettemin moet worden bepaald dat, om de begrotingsuitgaven in de hand te houden en om te zorgen voor een gelijk speelveld tussen de marktdeelnemers, de erkenningsprogramma’s die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn aanvaard, met betrekking tot de in artikel 103 bis, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde EU-bijdrage aan de steun op dezelfde manier moeten worden behandeld als de erkenningsprogramma’s die na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening worden goedgekeurd, wanneer de betrokken producentengroeperingen ten aanzien van de betrokken investeringen vóór de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening nog geen financiële verbintenissen of nog geen wettelijk bindende regelingen met derden zijn aangegaan.

(18)

Met het oog op een vlotte overgang naar de nieuwe regels voor de vergoeding door de Unie van de nationale financiële steun, mag de betrokken, bij deze verordening aangebrachte wijziging niet gelden voor situaties waarin de Commissie het verzoek om nationale financiële steun te mogen betalen, vóór de inwerkingtreding van deze verordening heeft goedgekeurd, maar nog geen besluit inzake de vergoeding heeft genomen. In die situaties moet artikel 95, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van toepassing blijven als was het niet bij de onderhavige verordening gewijzigd.

(19)

Om de uitgaven van de Unie voor de sector groenten en fruit in de hand te houden, moet deze verordening op de dag van de bekendmaking ervan in werking treden.

(20)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 36, lid 2, wordt het volgende punt e) toegevoegd:

„e)

de regels om te voorkomen dat een producent meer dan 5 jaar van de EU-steun voor producentengroeperingen profiteert.”.

2)

Aan artikel 37 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

„De in de eerste alinea, onder c), bedoelde investeringen omvatten niet de in bijlage V bis opgesomde investeringen.”.

3)

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat neemt binnen drie maanden na ontvangst van een ontwerperkenningsprogramma en alle bijbehorende bewijsstukken één van de in lid 3 bedoelde besluiten over dit ontwerp. De lidstaten kunnen een kortere termijn vaststellen.”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Na de in artikel 111 bedoelde normcontroles kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat in voorkomend geval:

a)

het programma voorlopig aanvaarden en een voorlopige erkenning verlenen;

b)

verzoeken om het programma te wijzigen, onder meer met betrekking tot de looptijd ervan. Met name beoordeelt de lidstaat of de voorgestelde fasen niet abnormaal lang zijn en verzoekt hij om wijzigingen als een producentengroepering aan de criteria voor erkenning als producentenorganisatie kan voldoen vóór het einde van de periode van vijf jaar als bedoeld in artikel 125 sexies, lid 1, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007;

c)

het programma afwijzen, vooral wanneer de rechtspersonen of duidelijk omschreven delen daarvan die om een voorlopige erkenning als producentengroepering verzoeken, reeds aan de criteria voor erkenning als producentenorganisatie voldoen.;

De voorlopige aanvaarding, voor zover nodig, is slechts mogelijk als de overeenkomstig punt b) gevraagde wijzigingen in het programma zijn opgenomen.”;

c)

de volgende leden 4, 5 en 6 worden toegevoegd:

„4.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat meldt de Commissie elk jaar vóór 1 juli de besluiten waarbij erkenningsprogramma’s voorlopig worden aanvaard en de financiële implicaties van die programma’s, met gebruikmaking van de modelformulieren van bijlage V ter.

5.   Wanneer de in artikel 47, lid 4, tweede alinea, bedoelde toewijzingscoëfficiënten zijn vastgesteld, geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat de betrokken producentengroeperingen de mogelijkheid hun erkenningsprogramma te wijzigen of in te trekken. Wanneer een producentengroepering haar programma niet intrekt, aanvaardt de bevoegde autoriteit dat programma definitief, behoudens wijzigingen die de bevoegde autoriteiten nodig acht.

6.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat meldt de in de leden 3 en 5 bedoelde besluiten aan de rechtspersoon of het duidelijk omschreven onderdeel van de rechtspersoon.”.

4)

Artikel 39, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   De lidstaten stellen vast onder welke voorwaarden de producentengroeperingen een verzoek kunnen indienen om hun programma tijdens de uitvoering ervan te wijzigen. Bij deze verzoeken moeten alle nodige bewijsstukken worden gevoegd.

De lidstaten stellen vast onder welke voorwaarden erkenningsprogramma’s tijdens een jaarlijkse of halfjaarlijkse periode mogen worden gewijzigd zonder voorafgaande goedkeuring door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat. De punten waarop de wijzigingen betrekking hebben, komen slechts in aanmerking voor steun indien zij onmiddellijk door de producentengroepering aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat worden meegedeeld.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat kan de producentengroeperingen machtigen om in een bepaald jaar en met betrekking tot dat jaar het totale in het erkenningsprogramma vastgestelde uitgavenbedrag hetzij met ten hoogste 5 % van het oorspronkelijk goedgekeurde bedrag te verhogen, hetzij met een door de lidstaten vast te stellen maximumpercentage te verlagen, in beide gevallen voor zover de algemene doelstellingen van het erkenningsprogramma worden behouden en voor zover de totale uitgaven van de Unie op het niveau van de betrokken lidstaat niet meer bedragen dan de bijdrage die de Unie overeenkomstig artikel 47, lid 4, aan die lidstaat heeft toegewezen.

Bij fusies van producentengroeperingen als bedoeld in artikel 48 geldt het maximum van 5 % voor het volledige uitgavenbedrag dat is vastgesteld in de erkenningsprogramma’s van de gefuseerde producentengroeperingen.”.

5)

In artikel 44 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

„De investeringen kunnen worden uitgevoerd in individuele bedrijven en/of bedrijfsruimten van bij de producentengroepering aangesloten producenten, op voorwaarde dat die bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van het erkenningsprogramma. Als het lid de producentengroepering verlaat, ziet de lidstaat erop toe dat de investering of, als de afschrijvingsperiode nog niet is verstreken, de restwaarde daarvan wordt teruggevorderd.”.

6)

Artikel 47 wordt vervangen door:

„Artikel 47

EU-bijdrage

1.   Met inachtneming van lid 4 van dit artikel bedraagt de EU-bijdrage in de financiering van de in artikel 103 bis, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun:

a)

75 % in de regio’s die in aanmerking komen uit hoofde van de convergentiedoelstelling, en

b)

50 % in andere regio’s.

De lidstaat kan zijn nationale steun als forfaitair bedrag betalen. In de steunaanvraag hoeft geen bewijsmateriaal inzake het gebruik van de steun te worden opgenomen.

2.   De EU-bijdrage in de financiering van de in artikel 103 bis, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun, uitgedrukt in kapitaalsubsidie of kapitaalsubsidie-equivalent, mag in verhouding tot de subsidiabele investeringskosten niet meer bedragen dan:

a)

50 % in de regio’s die in aanmerking komen uit hoofde van de convergentiedoelstelling, en

b)

30 % in andere regio’s.

De betrokken lidstaten verbinden zich ertoe voor ten minste 5 % deel te nemen in de subsidiabele investeringskosten.

De bijdrage van de begunstigden in de subsidiabele investeringskosten bedraagt ten minste:

a)

25 % in de regio’s die in aanmerking komen uit hoofde van de convergentiedoelstelling, en

b)

45 % in andere regio’s.

3.   Met inachtneming van lid 4 van dit artikel wordt de EU-bijdrage in de in artikel 103 bis, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun voor elke producentengroepering bepaald op basis van de waarde van de door haar afgezette productie en gelden daarvoor de volgende regels:

a)

ten aanzien van producentengroeperingen in de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, geldt in de eerste twee jaar van de uitvoering van hun erkenningsprogramma geen maximum, en geldt in het derde, vierde en vijfde jaar van de uitvoering van hun erkenningsprogramma een maximum van respectievelijk 70 %, 50 % en 20 % van de waarde van de door hen afgezette productie;

b)

ten aanzien van producentengroeperingen in de ultraperifere gebieden van de Unie als bedoeld in artikel 349 VWEU of op de kleinere Egeïsche Eilanden als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (3) bedraagt de EU-bijdrage in het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde jaar van de uitvoering van hun erkenningsprogramma respectievelijk maximaal 25 %, 20 %, 15 %, 10 % en 5 % van de waarde van de door hen afgezette productie.

4.   De totale uitgaven voor de EU-bijdrage aan de in artikel 103 bis van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun bedragen niet meer dan 10 000 000 EUR per kalenderjaar.

Op basis van de in artikel 38, lid 4, bedoelde meldingen stelt de Commissie de toewijzingscoëfficiënten vast, alsmede, op basis van die coëfficiënten, de totale beschikbare EU-bijdrage per lidstaat per jaar. Indien het totale bedrag dat uit de in artikel 38, lid 4, bedoelde meldingen voortvloeit, voor elk jaar niet mee bedraagt dan het maximale bedrag voor de EU-bijdrage, wordt de toewijzingscoëfficiënt op 100 % vastgesteld.

De EU-bijdrage wordt overeenkomstig de in de tweede alinea bedoelde toewijzingscoëfficiënt verstrekt. Er wordt geen EU-bijdrage verstrekt voor de erkenningsprogramma’s die niet overeenkomstig artikel 38, lid 4, zijn gemeld.

Voor de EU-bijdrage per lidstaat geldt de wisselkoers die het kortst vóór de in artikel 38, lid 4, genoemde datum door de Europese Centrale Bank is gepubliceerd.

7)

Artikel 92, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Het verzoek wordt binnen drie maanden door de Commissie via een besluit goedgekeurd of afgewezen. Die termijn gaat in op de dag volgende op die waarop de Commissie een volledig verzoek heeft ontvangen. Als de Commissie binnen de termijn van drie maanden niet om aanvullende informatie vraagt, wordt het verzoek als volledig beschouwd.”.

8)

Aan artikel 95, lid 4, wordt de volgende zin toegevoegd:

„Het vergoede bedrag mag niet groter zijn dan 48 % van de financiële steun als bedoeld in artikel 103 ter, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007.”.

9)

In artikel 97 wordt punt c) vervangen door:

„c)

uiterlijk op 31 januari: de financiële bedragen die overeenkomen met elke komende jaarperiode voor de uitvoering van de erkenningsprogramma’s, met inbegrip van het lopende jaar van uitvoering. De opgegeven bedragen zijn goedgekeurd, dan wel geraamd. De melding omvat voor elke producentengroepering en elke komende jaarperiode voor de uitvoering van het programma de volgende gegevens:

i)

het totale bedrag dat in die jaarperiode met de uitvoering van het erkenningsprogramma is gemoeid, de bijdragen van de Unie, de lidstaten en de producentengroeperingen en/of de leden van de producentengroeperingen;

ii)

een opsplitsing van de steun in op grond van artikel 103 bis, lid 1, onder a) of onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 verleende steun.”.

10)

Artikel 98, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   De in lid 3 bedoelde meldingen gebeuren volgens de modellen die de Commissie ter beschikking van de lidstaten stelt. Deze modellen worden pas van toepassing nadat het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten ervan in kennis is gesteld.”.

11)

In artikel 112 worden de volgende leden 3 bis en 3 ter ingevoegd:

„3 bis.   De resultaten van de in lid 2 bedoelde controles ter plaatse worden geëvalueerd om vast te stellen of eventuele geconstateerde problemen van systemische aard zijn, wat erop zou wijzen dat zich ook bij vergelijkbare acties, begunstigden of instanties waarschijnlijk onregelmatigheden voordoen. Tevens moet de evaluatie duidelijkheid verschaffen over de oorzaken van dergelijke situaties, over eventueel vereist nader onderzoek en over de noodzakelijke corrigerende en preventieve maatregelen.

Als bij de controles significante onregelmatigheden in een regio, in een deel van een regio of met betrekking tot een bepaalde producentengroepering aan het licht komen, voert de lidstaat in het betrokken jaar aanvullende controles uit en verhoogt hij het percentage overeenkomstige aanvragen dat het volgende jaar moet worden gecontroleerd.

3 ter.   De lidstaat stelt op basis van een risicoanalyse vast bij welke producentengroeperingen controles ter plaatse moeten worden verricht.

Bij de risicoanalyse wordt met name rekening gehouden met:

a)

het steunbedrag;

b)

de bevindingen tijdens de controles in de voorafgaande jaren;

c)

een element dat de randomisatie garandeert; en

d)

andere door de lidstaten vast te stellen parameters.”.

12)

De in bijlage I bij deze verordening opgenomen bijlage V bis wordt ingevoegd.

13)

De in bijlage II bij deze verordening opgenomen bijlage V ter wordt ingevoegd.

Artikel 2

Overgangsbepalingen

1.   Punt 2, punt 3, onder b), en punt 12 van artikel 1 van deze verordening zijn niet van toepassing op erkenningsprogramma’s die zijn aanvaard vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

2.   Artikel 1, punt 6, van deze verordening is, voor zover het betrekking heeft op artikel 47, leden 3 en 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, niet van toepassing op erkenningsprogramma’s die vóór de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening zijn aanvaard en:

a)

hetzij waarvoor de betrokken producentengroep ten aanzien van de betrokken investeringen als bedoeld in artikel 103 bis, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vóór de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening reeds financiële verbintenissen of wettelijk bindende regelingen met derden is aangegaan,

b)

hetzij uitsluitend betrekking hebben op steun als bedoeld in artikel 103 bis, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

3.   Voor erkenningsprogramma’s die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn aanvaard maar waarvoor de betrokken producentengroepering ten aanzien van de betrokken investeringen vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening nog geen financiële verbintenissen of nog geen wettelijk bindende regelingen met derden is aangegaan, gelden de volgende regels:

a)

tegen 1 juli 2012 meldt de bevoegde autoriteit van de lidstaat de Commissie de erkenningsprogramma’s waarop dit lid van toepassing is;

b)

wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 47, lid 4, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 toewijzingscoëfficiënten vaststelt, houdt zij rekening met de meldingen die zij overeenkomstig punt a) van dit lid heeft ontvangen. De EU-bijdrage in de financiering van de in artikel 103 bis, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun wordt overeenkomstig die toewijzingscoëfficiënten verleend;

c)

de toewijzingscoëfficiënten die overeenkomstig artikel 47, lid 4, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn vastgesteld, zijn niet van toepassing ten aanzien van de in artikel 103 bis, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun;

d)

wanneer de in artikel 47, lid 4, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde toewijzingscoëfficiënten zijn vastgesteld, geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat de producentengroeperingen waarop dit lid betrekking heeft, de mogelijkheid hun erkenningsprogramma te wijzigen of in te trekken. Wanneer het erkenningsprogramma wordt ingetrokken, worden de door de producentengroepering na de aanvankelijke aanvaarding van het programma gemaakte kosten voor de vorming en de administratieve werking ervan door de Unie vergoed tot een bedrag van niet meer dan 3 % van de steun waarop de producentengroepering op grond van artikel 103 bis, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 recht had gehad als haar erkenningsprogramma was uitgevoerd.

4.   Artikel 1, punt 8), geldt niet in die gevallen waarin de Commissie het verzoek om machtiging tot betaling van nationale financiële steun vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening overeenkomstig artikel 92, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 heeft goedgekeurd, maar nog geen besluit heeft genomen over de vergoeding van de nationale financiële steun door de Unie overeenkomstig artikel 95 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 april 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.

(3)  PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1.”.


BIJLAGE I

„BIJLAGE V bis

NIET-SUBSIDIABELE INVESTERINGEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 37, TWEEDE ALINEA

1.

Investeringen in vervoermiddelen voor de afzet en de distributie van goederen door de producentengroepering, met uitzondering van:

a)

investeringen in middelen voor intern vervoer; bij aankoop moet de producentengroepering ten genoegen van de betrokken lidstaat motiveren dat de investeringen uitsluitend worden gebruikt voor intern vervoer;

b)

extra truckvoorzieningen voor koeltransport of CA-vervoer.

2.

Aankoop van onbebouwde terreinen voor een bedrag dat hoger is dan 10 % van de totale subsidiabele uitgaven voor de betrokken actie, tenzij de aankoop nodig is voor een in het erkenningsprogramma opgenomen investering.

3.

Tweedehands materiaal dat in de voorafgaande zeven jaar met uniale of nationale steun is aangekocht.

4.

Huur, tenzij de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat huur aanvaardt als economisch verantwoord alternatief voor aankoop.

5.

Onroerend goed dat in de voorafgaande tien jaar met uniale of nationale steun is aangekocht.

6.

Investeringen in aandelen.

7.

Investeringen of soortgelijke acties die geen betrekking hebben op de bedrijven en/of bedrijfsruimten van de producentengroepering of haar leden.”


BIJLAGE II

„BIJLAGE V ter

Modelformulieren voor de melding per producentengroepering als bedoeld in artikel 38, lid 4

Image Image


Top