2.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 319/106


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 29 november 2011

inzake de veiligheidseisen waaraan Europese normen voor fietsen, kinderfietsen en bagagedragers voor fietsen krachtens Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad moeten voldoen

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/786/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (1), en met name artikel 4, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2001/95/EG bepaalt dat de Europese normalisatie-instellingen Europese normen moeten opstellen. Deze normen moeten waarborgen dat producten aan het algemene veiligheidsvereiste van de richtlijn voldoen.

(2)

Overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG wordt een product verondersteld veilig te zijn wanneer het voldoet aan de niet-bindende nationale normen tot omzetting van Europese normen waarvan de referenties door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt.

(3)

In artikel 4 van Richtlijn 2001/95/EG is de procedure vastgelegd voor de opstelling van Europese normen. Volgens die procedure stelt de Commissie de specifieke veiligheidseisen vast waaraan de Europese normen moeten voldoen en verleent zij vervolgens een mandaat aan de Europese normalisatie-instellingen om die normen uit te werken.

(4)

De Commissie maakt de referenties van de vastgestelde Europese normen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(5)

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2001/95/EG kunnen de referenties van Europese normen die de Europese normalisatie-instellingen vóór de inwerkingtreding van die richtlijn hebben vastgesteld, ook als de Commissie daarvoor geen mandaat heeft verleend, in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt, indien de normen een waarborg bieden voor het in die richtlijn vastgestelde algemene veiligheidsvereiste.

(6)

De Commissie heeft bij Beschikking 2006/514/EG (2) in het Publicatieblad van de Europese Unie de referenties bekendgemaakt van de Europese normen EN 14764:2005 voor stads- en toerfietsen, EN 14766:2005 voor mountainbikes, EN 14781:2005 voor racefietsen en EN 14872:2006 voor bagagedragers voor fietsen.

(7)

De vier Europese normen waarop Beschikking 2006/514/EG betrekking heeft, berusten niet op een overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2001/95/EG verleend mandaat van de Commissie.

(8)

Het Europees Comité voor normalisatie (CEN) heeft een herziening aangekondigd van de Europese normen EN 14764:2005, EN 14766:2005, EN 14781:2005 en EN 14872:2006. De referenties van de nieuwe versies van die normen na herziening kunnen niet in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt zonder een mandaat van de Commissie waarin specifieke veiligheidseisen zijn opgenomen.

(9)

Daarom moet de Commissie specifieke veiligheidseisen vaststellen voor fietsen en bagagedragers voor fietsen, zodat zij de Europese normalisatie-instellingen kan opdragen om op basis van die eisen Europese normen op te stellen.

(10)

Kinderfietsen, die niet worden beschouwd als speelgoed in de zin van de richtlijn betreffende de veiligheid van speelgoed (Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad (3)), kunnen als zij onveilig zijn bij kinderen ernstige verwondingen aan het hoofd, de borstkas, de buik of de ledematen veroorzaken, vooral ten gevolge van een val.

(11)

Jonge fietsers raken doorgaans gewond als zij spelen of te hard rijden (4); zij hebben vooral eerder kans om te vallen, zowel omdat zij hun motorische vaardigheden nog moeten ontwikkelen als omdat zij de fiets nog moeten leren beheersen, zoals leren om obstakels, voetgangers of andere fietsers te ontwijken. Deze factoren, gevoegd bij het feit dat bij kinderen het zwaartepunt hoger ligt, maken het lastig om het evenwicht te bewaren.

(12)

Volgens de letselgegevensbank (IDB) betreft in de EU 37 % van de verwondingen waarbij een fietser betrokken is, kinderen van vijf tot negen jaar oud (5). Alhoewel het in een aanzienlijk deel van deze ongevallen om verkeersongevallen gaat, gebeuren er ook veel ongelukken tijdens het spelen, waarbij fietsende kinderen botsen tegen een object of persoon, of gewoon van hun fiets vallen. In het Verenigd Koninkrijk belanden naar schatting elk jaar meer dan 2 000 kinderen in het ziekenhuis na een fietsongeval thuis, en nog eens 21 000 kinderen na ongevallen op plaatsen als parken en speelplaatsen (6).

(13)

De Europese norm EN 14765:2005 + A1:2008 voorziet in nadere veiligheidseisen en testmethoden voor kinderfietsen, die niet onder het toepassingsgebied van de speelgoedrichtlijn (Richtlijn 2009/48/EG) vallen. Deze norm berust echter niet op een mandaat van de Commissie.

(14)

Daarom moeten voor kinderfietsen, die niet worden beschouwd als speelgoed in de zin van de speelgoedrichtlijn (Richtlijn 2009/48/EG), veiligheidseisen worden vastgesteld en een verzoek worden gedaan om Europese normen overeenkomstig deze eisen te ontwikkelen.

(15)

Wanneer de desbetreffende normen beschikbaar zijn en de Commissie besluit de referentie daarvan in het Publicatieblad bekend te maken volgens de procedure van artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2001/95/EG, moeten fietsen, kinderfietsen en bagagedragers voor fietsen die aan die normen voldoen, worden verondersteld ook te voldoen aan het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 2001/95/EG, wat de veiligheidseisen betreft waarop de normen betrekking hebben.

(16)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15 van Richtlijn 2001/95/EG ingestelde comité. Het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a)   „fiets”: een voertuig op twee wielen dat alleen of hoofdzakelijk wordt aangedreven door de spierkracht van de berijder, met uitzondering van voertuigen met twee of meer zadels.

b)   „kinderfiets”: een fiets met een maximale zadelhoogte van meer dan 435 mm en minder dan 635 mm, bestemd voor berijders met een gemiddeld gewicht van 30 kilo.

c)   „stads- en toerfiets”: een fiets met een maximale zadelhoogte van 635 mm of meer, bestemd voor gebruik op openbare wegen, waaronder onverharde wegen.

d)   „mountainbike”: een fiets met een maximale zadelhoogte van 635 mm of meer, ontworpen voor gebruik buiten de wegen in ruw terrein, op openbare wegen en op openbare paden, uitgerust met een daarvoor geschikt versterkt frame en andere onderdelen en doorgaans met brede banden met grof profiel en veel versnellingen.

e)   „racefiets”: een fiets met een maximale zadelhoogte van 635 mm of meer, bestemd voor gebruik bij hoge snelheid op openbare wegen. Deze fietsen zijn doorgaans bestemd voor gebruik op verharde wegen;

f)   „bagagedrager voor een fiets”: een constructie of houder, met uitzondering van fietskarretjes, die gemonteerd en blijvend bevestigd is op en/of naast het achterwiel (achterbagagedrager) of het voorwiel (voorbagagedrager) van een fiets en die uitsluitend bestemd is voor het vervoer van bagage of van een kind in een kinderzitje.

Artikel 2

De specifieke veiligheidseisen voor fietsen, kinderfietsen en bagagedragers voor fietsen waaraan de Europese normen overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2001/95/EG moeten voldoen, worden vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 29 november 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(2)  PB L 200 van 20.7.2006, blz. 35.

(3)  PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1.

(4)  http://www.rospa.com/roadsafety/info/cycling_accidents.pdf.

(5)  IDB Database 2006-2008.

(6)  http://www.capt.org.uk/resources/talking-about-cycle-safety.


BIJLAGE

DEEL I

Specifieke veiligheidseisen voor fietsen

AFDELING 1

Veiligheidseisen voor alle soorten fietsen

1.   Algemene voorschriften

Bij het ontwerpen van alle soorten fietsen wordt rekening gehouden met de fietsvaardigheden en de fysieke toestand van de beoogde gebruiker. Er wordt vooral aandacht besteed aan het ontwerp van fietsen voor jonge kinderen.

Het risico op verwondingen of gezondheidsschade door het fietsen moet bij een redelijkerwijs te verwachten gebruik van het product zo klein mogelijk zijn; het risico moet aanvaardbaar worden geacht vanuit het oogpunt van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en de veiligheid.

Alle tijdens normaal of beoogd gebruik voor de gebruiker toegankelijke delen mogen geen lichamelijk letsel voor de gebruiker opleveren.

De gebruikers worden in kennis gesteld van de mogelijke risico’s en gevaren en de mogelijkheden om deze te voorkomen (zie onder „Productveiligheidsinformatie”).

Fietsen worden uitgerust met verlichting en reflectoren aan voor- en achterkant en reflectoren aan de zijkanten, zodat fiets en berijder goed zichtbaar zijn. Deze onderdelen moeten voldoen aan de geldende bepalingen in het land waar het product wordt verkocht.

De fabrikant geeft de aanbevolen maximaal toegestane belading aan (bv. gewicht van de berijder en passagiers, bagage, bagagedrager enz.) waarop een fiets is berekend.

De fabrikant geeft aan of een fiets al dan niet geschikt is voor het bevestigen van een bagagedrager en/of kinderzitje.

2.   Materiële eigenschappen

Gebruik

Een complete fiets moet stabiel rijden en goed kunnen remmen, draaien en sturen. Het moet mogelijk zijn om de fiets te besturen met één hand los van het stuur (zoals bij het uitsteken van de hand) zonder dat dit voor de berijder lastig of gevaarlijk is.

Stabiliteit

Alle onderdelen van een fiets moeten worden ontworpen voor een stabiliteitsniveau dat verenigbaar is met normaal gebruik door de beoogde gebruiker.

Het moet mogelijk zijn om de fiets te besturen met één hand los van het stuur (zoals bij het uitsteken van de hand) zonder dat dit lastig of gevaarlijk is voor de berijder. Een fiets met een beladen bagagedrager moet stabiel rijden en goed kunnen remmen, draaien en sturen.

Duurzaamheid/vermoeiing

Alle onderdelen van een fiets moeten voor de beoogde gebruiker tijdens de hele levensduur van het product veilig zijn. Indien mogelijk bevatten deze onderdelen een aanduiding van de uiterste gebruiksduur waarbij vervanging nodig is om de onderdelen optimaal te laten functioneren.

Weersomstandigheden (bv. regen) moeten zo min mogelijk van invloed zijn op de remsystemen.

Remsystemen

Een fiets is voorzien van ten minste twee onafhankelijke remsystemen, één aan het voorwiel en één aan het achterwiel. De remsystemen worden zodanig ontworpen dat de veiligheid bij zowel nat als droog remmen wordt gewaarborgd.

Het besluit of het remsysteem aan de achterkant door de hand of de voet van de berijder wordt bediend, moet worden genomen overeenkomstig de wetgeving, gewoonten of voorkeuren van het land waaraan de fiets zal worden geleverd.

Scherpe randen

Niet-afgeschermde randen die tijdens normaal gebruik of tijdens onderhoud in contact kunnen komen met het lichaam van de gebruiker, mogen niet scherp zijn.

Beknelling

Fietsen mogen geen gevaar voor beknelling opleveren dat bij het ontwerp kan worden vermeden.

Indien er bij normaal gebruik of onderhoud gevaar voor beknelling bestaat, wordt dit in de handleiding/waarschuwingen op de fiets vermeld.

Uitstekende delen

Er mogen geen uitstekende delen voorkomen als ze gevaar voor de gebruiker opleveren.

3.   Mechanische eigenschappen

Uitklapbare mechanieken

Uitklapmechanieken (standaarden) zijn functioneel en stabiel, zodat ze niet onbedoeld opengaan tijdens het fietsen, en mogen geen letsel veroorzaken.

Bevestigingsmiddelen

Alle voor een fiets gebruikte bevestigingsmiddelen, bouten, schroeven, spaken, moeren en nippels moeten de correcte afmetingen hebben en gemaakt zijn van materiaal dat geen letsel veroorzaakt.

Alle bevestigingsmiddelen en schroeven die op voor de veiligheid cruciale punten aan een fiets bevestigd zijn, moeten worden geborgd ter voorkoming van onbedoeld losraken.

Verstelbaarheid en bediening

Fietsonderdelen die verstelbaar zijn naar gelang van de lengte of de bouw van de gebruiker, zoals het zadel of het stuur, moeten gemakkelijk kunnen worden bediend zonder gevaar voor de veiligheid van de gebruiker. In de instructies wordt aangegeven welk gereedschap daarvoor geschikt is, rekening houdend met de beoogde gebruiker. Alle onderdelen voor de bediening zijn bij normale gebruiksomstandigheden gemakkelijk en veilig bereikbaar. Zij zijn zodanig ontworpen en bevestigd dat de gebruiker de fiets goed kan blijven bedienen. De berijder moet vooral in staat zijn om te remmen en te schakelen met ten minste één hand aan het stuur.

4.   Chemische eigenschappen

Er mag door de onderdelen waarmee de berijder in aanraking komt geen vergiftigingsgevaar voor de beoogde gebruiker ontstaan, met name wat betreft kinderfietsen.

5.   Onderzoeksmethoden

De norm geeft een beschrijving van stabiliteitsproeven en van prestatieproeven voor de maximale belading, alsmede van belastings- en vermoeiingsproeven voor de aandrijving, de remmen, de stuurinrichting en de onderdelen van het frame.

6.   Productveiligheidsinformatie

De productveiligheidsinformatie is geschreven in de taal of de talen van het land waar het product wordt verkocht.

De productveiligheidsinformatie wordt bij alle soorten fietsen verstrekt. Deze informatie is leesbaar, begrijpelijk en zo volledig mogelijk maar tegelijkertijd beknopt.

Visuele middelen zoals pictogrammen en plaatjes krijgen een belangrijke plaats in de productveiligheidsinformatie.

De veiligheidsinformatie bevat het volgende: aankoopinformatie, gebruiksaanwijzing, reiniging, controle en onderhoud, merktekens en waarschuwingen. Ook wordt gewezen op mogelijke gevaren en op voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van ongevallen.

De veiligheidsinformatie bevat eveneens instructies voor de bevestiging van de reflectoren en verlichting in verband met de optimale zichtbaarheid, overeenkomstig de geldende bepalingen van het land waarin het product wordt verkocht.

De bij het product verstrekte veiligheidsinformatie is in overeenstemming met het normale gebruik van het product.

Op het frame is duidelijk en blijvend een framenummer aangebracht op een goed zichtbare plaats, inclusief de naam en het adres van de handelaar (of diens vertegenwoordiger) die de fiets in elkaar heeft gezet.

AFDELING 2

Aanvullende veiligheidseisen voor specifieke fietsen

Naast de veiligheidseisen in afdeling I zijn op de in deze afdeling opgenomen fietsen de onderstaande aanvullende eisen van toepassing.

1.   Kinderfietsen

De maximale zadelhoogte en de gemiddelde begrenzing wat gewicht betreft zijn gebaseerd op antropometrische gegevens (gemiddeld gewicht en beenlengte naar leeftijd). Voor deze fietsen gelden de volgende eisen:

Er mogen geen snel los te koppelen onderdelen, van welke soort ook, worden gebruikt.

Er mogen geen wreefbanden (toe straps) en toeclips worden aangebracht.

De remkracht van de voorremmen wordt begrensd, om te voorkomen dat door het blokkeren van de wielen de macht over de fiets wordt verloren.

Het is mogelijk om zijwieltjes te monteren of te demonteren zonder de ophanging van de achteras los te hoeven maken.

Kinderfietsen mogen bij geen enkele zadelstandverandering beknellingsgevaar opleveren.

Kinderfietsen zijn voorzien van ten minste twee onafhankelijke remsystemen, één aan de voorkant en één aan de achterkant.

2.   Mountainbikes

Bij mountainbikes zijn alle veiligheidsonderdelen ontworpen om bestand te zijn tegen grotere krachten dan bij normaal gebruik van andere soorten fietsen (bijvoorbeeld trillingen en klappen vanwege ruw terrein, grotere krachten op de aandrijf- en de stuurinrichting en de remmen) en om bestand te zijn tegen het lossen van de remmen.

3.   Racefietsen

Bij racefietsen zijn alle veiligheidsonderdelen ontworpen om bestand te zijn tegen grotere krachten dan bij normaal gebruik van andere soorten fietsen (bijvoorbeeld een hogere snelheid, grotere krachten op de aandrijf- en de stuurinrichting en de remmen).

DEEL II

Specifieke veiligheidseisen voor bagagedragers voor fietsen

1.   Algemene voorschriften

Specifieke eisen en testmethoden voor bagagedragers voor fietsen waarborgen de veiligheid van de gebruiker en van de kinderen die op de fiets worden vervoerd. Het product ondergaat stabiliteits- en duurzaamheidsproeven, alsmede vermoeiingsproeven en temperatuurbestendigheidsproeven.

2.   Indeling

Bagagedragers worden ingedeeld in klassen naar draagvermogen, overeenkomstig het beoogde gebruik en het bevestigingspunt van de bagagedrager aan de fiets.

3.   Maat

Bagagedragers die bestemd zijn voor kinderzitjes hebben de voor dit soort gebruik geschikte maat.

4.   Stabiliteit

Alle onderdelen van een bagagedrager worden zodanig ontworpen dat het product bij normaal gebruik voldoende stabiliteit biedt voor de beoogde gebruiker.

Onderdelen van bagagedragers worden stevig bevestigd en vastgemaakt met gebruik van door de fabrikant geleverd of aangegeven bevestigingsmateriaal, overeenkomstig de instructies van de fabrikant.

Het bevestigingsmateriaal heeft de juiste maat.

Weersomstandigheden moeten zo min mogelijk van invloed zijn op de veiligheid van een bagagedrager.

5.   Scherpe randen

Niet-afgeschermde randen die tijdens normaal gebruik of tijdens onderhoud met het lichaam van de berijder of het vervoerde kind in aanraking kunnen komen, mogen geen gevaar op letsel opleveren. Uiteinden van veren zijn afgerond of voorzien van een beschermkapje.

6.   Uitstekende delen

Ter voorkoming of vermindering van het risico voor de gebruiker of het vervoerde kind, worden uitstekende delen vermeden dan wel voor het doel geschikt ontworpen.

7.   Zichtbaarheid

Het ontwerp van het product waarborgt dat de fiets zichtbaar blijft in het donker of bij slecht zicht.

8.   Productveiligheidsinformatie

Ongeacht of de bagagedrager afzonderlijk is verkocht als accessoire dan wel al op de fiets is gemonteerd, bevat het product ten minste de volgende consumenteninformatie:

a)

hoe en waar de bagagedrager aan de fiets wordt bevestigd;

b)

het maximale draagvermogen van de bagagedrager en een waarschuwing het draagvermogen niet te overschrijden worden blijvend op het product aangebracht;

c)

een aanduiding of de drager geschikt is voor de bevestiging van een kinderzitje;

d)

een waarschuwing dat bagage veilig op de drager moet worden bevestigd;

e)

een waarschuwing om geen verandering aan de bagagedrager aan te brengen;

f)

een waarschuwing dat de bevestigingsmiddelen moeten worden geborgd en regelmatig gecontroleerd;

g)

een waarschuwing dat het rijgedrag van de fiets anders kan zijn (voornamelijk met betrekking tot het sturen en het remmen) als de bagagedrager beladen is;

h)

een waarschuwing om ervoor te zorgen dat op de bagagedrager bevestigde bagage of kinderzitjes veilig worden gemonteerd volgens de instructies van de fabrikant en om ervoor te zorgen dat er geen losse koorden in de wielen verstrikt kunnen raken;

i)

instructies voor de bevestiging van de reflectoren en de verlichting om altijd zichtbaar te zijn, met name wanneer bijvoorbeeld de bagagedrager beladen is;

j)

informatie met de naam en het adres van de fabrikant, de importeur of vertegenwoordiger, het handelsmerk, het model, het productienummer van de serie of een referentie wordt zichtbaar, leesbaar en blijvend op het product aangebracht;

k)

informatie over het soort fiets/de soorten fietsen waarvoor de bagagedrager bedoeld is, tenzij het product wordt verkocht als onderdeel van de fiets en al op de fiets bevestigd is.