EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R0487

Verordening (EG) nr. 487/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer (Gecodificeerde versie) (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 148, 11.6.2009, p. 1–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 07 Volume 023 P. 45 - 48

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/487/oj

11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/1


VERORDENING (EG) Nr. 487/2009 VAN DE RAAD

van 25 mei 2009

betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer

(Gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 83,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 3976/87 van 14 december 1987 van de Raad betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

Er dienen gemeenschappelijke bepalingen voor de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag te worden aangenomen bij wege van een verordening of richtlijn uit hoofde van artikel 83 van het Verdrag. De Commissie moet in staat worden gesteld artikel 81, lid 1, van het Verdrag bij verordening buiten toepassing te verklaren voor bepaalde groepen van overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.

(3)

De Commissie dient te worden gemachtigd om binnen de luchtvervoerssector groepsvrijstellingen te verlenen voor zowel het intracommunautaire verkeer als voor het verkeer tussen de Gemeenschap en derde landen.

(4)

Het is noodzakelijk de specifieke voorwaarden en omstandigheden nader te bepalen waaronder de Commissie deze bevoegdheid in voortdurend nauw contact met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten kan uitoefenen.

(5)

Het is met name gewenst een groepsvrijstelling te verlenen voor bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen. Deze vrijstelling dient voor een beperkte periode te worden verleend, gedurende welke de luchtvaartmaatschappijen zich op een sterker door mededinging gekenmerkte situatie kunnen instellen. Daarvoor moet de Commissie in nauw contact met de lidstaten de draagwijdte van deze vrijstelling en de voorwaarden nauwkeurig kunnen vaststellen.

(6)

Deze verordening laat de toepassing van artikel 86 van het Verdrag onverlet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze verordening is van toepassing op het luchtvervoer.

Artikel 2

1.   In overeenstemming met artikel 81, lid 3, van het Verdrag, kan de Commissie bij verordening verklaren dat artikel 81, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing is op bepaalde groepen van overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.

De Commissie kan meer bepaald verordeningen vaststellen ten aanzien van overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die het volgende beogen:

a)

gezamenlijke programmering en coördinatie van dienstregelingen van luchtvaartmaatschappijen;

b)

overleg over tarieven voor het vervoer van passagiers, bagage en vracht op geregelde luchtdiensten;

c)

gemeenschappelijke exploitatie van nieuwe geregelde luchtdiensten met een lage bezetting;

d)

het toekennen van „time slots” op vliegvelden en het opstellen van dienstregelingen; de Commissie zal erop toezien dat deze regels in overeenstemming zijn met Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van „slots” op communautaire luchthavens (4);

e)

gemeenschappelijke aankoop, ontwikkeling en exploitatie van geautomatiseerde boekingssystemen voor het beheer van de dienstregelingen, voor boekingen en voor het afgeven van vervoerbiljetten door de luchtvaartmaatschappijen; de Commissie zal erop toezien dat deze regels in overeenstemming zijn met Verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad van 24 juli 1989 betreffende gedragsregels voor geautomatiseerde boekingssystemen (5).

2.   Onverminderd het bepaalde in lid 1, tweede alinea, omschrijven de aldaar bedoelde Commissieverordeningen de groepen overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarop zij van toepassing zijn, en geven zij met name aan:

a)

de beperkingen of de bepalingen die al dan niet in de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen mogen voorkomen;

b)

de bepalingen die in de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen moeten voorkomen of andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan.

Artikel 3

Een verordening overeenkomstig artikel 2 wordt vastgesteld voor een bepaalde periode.

Zij kan worden ingetrokken of gewijzigd indien de omstandigheden veranderen in verband met enigerlei factor die aan de vaststelling ervan ten grondslag lag; in dat geval wordt een termijn vastgesteld voor de wijziging van de overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarop de verordening vóór de intrekking of wijziging van toepassing was.

Artikel 4

Overeenkomstig artikel 2 vastgestelde verordeningen bevatten een bepaling dat zij met terugwerkende kracht van toepassing zijn op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die op de datum van inwerkingtreding van dergelijke verordeningen bestonden.

Artikel 5

Een overeenkomstig artikel 2 vastgestelde verordening kan bepalen dat het in artikel 81, lid 1, van het Verdrag vervatte verbod gedurende de in die verordening vastgestelde periode niet van toepassing zal zijn op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die reeds bestaan op de datum van toetreding en waarop artikel 81, lid 1, krachtens de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden van toepassing is en die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 81, lid 3, van het Verdrag.

Dit artikel is echter niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die op de datum van toetreding reeds onder artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst vallen.

Artikel 6

Alvorens een verordening overeenkomstig lid 2 vast te stellen maakt de Commissie het ontwerp bekend en geeft alle betrokken personen en organisaties de gelegenheid binnen een door haar vastgestelde redelijke termijn van ten minste één maand hun opmerkingen aan haar kenbaar te maken.

Artikel 7

De Commissie raadpleegt het in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (6) bedoelde Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities alvorens zij een ontwerp-verordening bekendmaakt en alvorens zij een verordening overeenkomstig artikel 2 vaststelt.

Artikel 8

Verordening (EEG) nr. 3976/87 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ŠEBESTA


(1)  Advies van 21 oktober 2008 (nog niet in het PB bekendgemaakt).

(2)  PB L 374 van 31.12.1987, blz. 9.

(3)  Zie bijlage I.

(4)  PB L 14 van 22.1.1993, blz. 1.

(5)  PB L 220 van 29.7.1989, blz. 1.

(6)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.


BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 3976/87 van de Raad

(PB L 374 van 31.12.1987, blz. 9)

 

Verordening (EEG) nr. 2344/90 van de Raad

(PB L 217 van 11.8.1990, blz. 15)

 

Verordening (EEG) nr. 2411/92 van de Raad

(PB L 240 van 24.8.1992, blz. 19)

 

Toetredingsakte van 1994, bijlage I, punt III.A.3

(PB C 241 van 29.8.1994, blz. 56)

 

Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad

(PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1)

Uitsluitend artikel 41

Verordening (EG) nr. 411/2004 van de Raad

(PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1)

Uitsluitend artikel 2


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EEG) nr. 3976/87

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1, eerste alinea

Artikel 2, lid 2, aanhef

Artikel 2, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 2, lid 2, eerste streepje

Artikel 2, lid 1, tweede alinea, onder a)

Artikel 2, lid 2, tweede streepje

Artikel 2, lid 1, tweede alinea, onder b)

Artikel 2, lid 2, derde streepje

Artikel 2, lid 1, tweede alinea, onder c)

Artikel 2, lid 2, vierde streepje

Artikel 2, lid 1, tweede alinea, onder d)

Artikel 2, lid 2, vijfde streepje

Artikel 2, lid 1, tweede alinea, onder e)

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 2

Artikelen 3 en 4

Artikelen 3 en 4

Artikel 4a, eerste zin

Artikel 5, eerste alinea

Artikel 4a, tweede zin

Artikel 5, tweede alinea

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Bijlage I

Bijlage II


Top