7.4.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 93/23


KADERBESLUIT 2009/315/JBZ VAN DE RAAD

van 26 februari 2009

betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 31 en artikel 34, lid 2, onder b),

Gezien het voorstel van de Commissie en het initiatief van het Koninkrijk België,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld de burgers in een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht een hoog niveau van zekerheid te verschaffen. Dit doel vooronderstelt dat gegevens uit het strafregister tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden uitgewisseld.

(2)

Op 29 november 2000 heeft de Raad overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 het programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen (2) goedgekeurd. Dit kaderbesluit draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van maatregel 3 daarvan, waarin wordt voorgesteld om, uitgaande van het in Schengenverband opgestelde formulier, een standaardformulier voor verzoeken betreffende gerechtelijke antecedenten in te voeren dat in alle talen van de Unie wordt vertaald.

(3)

Het eindverslag over de eerste evaluatieronde inzake de wederzijdse rechtshulp in strafzaken (3) bevatte het verzoek om de procedure voor de mededeling van documenten tussen de lidstaten waar nodig te vereenvoudigen door standaardformulieren te gebruiken en zodoende de rechtshulp vlotter te laten verlopen.

(4)

De verbetering van de kwaliteit van de uitwisseling van gegevens over strafrechtelijke veroordelingen is door de Europese Raad van 25 en 26 maart 2004 in zijn verklaring betreffende de bestrijding van terrorisme als prioriteit aangemerkt, en de Europese Raad van 4 en 5 november 2004 heeft dit bevestigd met de goedkeuring van het Haags programma (4), waarin opgeroepen wordt tot intensivering van de uitwisseling van gegevens uit de nationale registers van veroordelingen en ontzettingen. Deze doelstellingen zijn overgenomen in het door de Raad en de Commissie op 2 en 3 juni 2005 gezamenlijk aangenomen actieplan ter uitvoering van het Haags programma.

(5)

Teneinde de uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten te verbeteren, worden projecten die dit ten doel hebben, zoals het lopende project voor de onderlinge koppeling van nationale strafregisters, verwelkomd. De ervaring die hiermee is opgedaan heeft de lidstaten aangemoedigd om nog meer inspanningen te doen en heeft laten zien hoe belangrijk het is dat de wederzijdse uitwisseling van gegevens over strafrechtelijke veroordelingen tussen de lidstaten verder wordt gestroomlijnd.

(6)

Met dit kaderbesluit wordt tegemoet gekomen aan de wensen die door de Raad op 14 april 2005 zijn uitgesproken in aansluiting op de publicatie van het Witboek over de uitwisseling van informatie over strafrechtelijke veroordelingen en hun gevolgen in de Europese Unie en het daarop volgende oriënterende debat. Het hoofddoel van dit kaderbesluit is de totstandbrenging van een betere uitwisseling van gegevens over tegen burgers van de Unie uitgesproken strafrechtelijke veroordelingen en, in voorkomend geval, een in het strafregister van de lidstaat van veroordeling opgenomen en uit deze veroordelingen voortvloeiende ontzetting uit een recht.

(7)

Dat de toepassing van de in dit kaderbesluit vastgestelde mechanismen wordt beperkt tot de mededeling van strafregistergegevens over natuurlijke personen, mag geen beletsel vormen voor de eventuele toekomstige uitbreiding van zulke mechanismen tot de uitwisseling van gegevens betreffende rechtspersonen.

(8)

Op de verstrekking van gegevens over in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen zijn momenteel de artikelen 13 en 22 van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959 van toepassing. Deze bepalingen volstaan echter niet om in een ruimte als de Europese Unie aan de huidige eisen van justitiële samenwerking te kunnen voldoen.

(9)

In de betrekkingen tussen de lidstaten vervangt dit kaderbesluit artikel 22 van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Naast de verplichting van de lidstaat van veroordeling om aan de lidstaat van nationaliteit informatie over veroordelingen betreffende diens onderdanen mee te delen, welke verplichting in dit kaderbesluit wordt overgenomen en nader omschreven, wordt aan de lidstaat van nationaliteit tevens de verplichting opgelegd deze aldus meegedeelde informatie te bewaren, zodat hij al de door een andere lidstaat gevraagde informatie kan verstrekken.

(10)

Het bepaalde in dit kaderbesluit laat onverlet dat de gerechtelijke autoriteiten elkaar rechtstreeks om informatie uit het strafregister kunnen verzoeken en deze rechtstreeks kunnen doen toekomen op grond van artikel 13 juncto artikel 15, lid 3, van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken en laat tevens onverlet artikel 6, lid 1, van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, vastgesteld bij Akte van de Raad van 29 mei 2000 (5).

(11)

Het voordeel van een betere circulatie van informatie over strafrechtelijke veroordelingen is beperkt als de lidstaten niet in staat zijn om met de verstrekte informatie rekening te houden. Op 24 juli 2008 heeft de Raad Kaderbesluit 2008/675/JBZ aangenomen betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in de lidstaten van de Europese Unie (6).

(12)

Met dit kaderbesluit wordt het belangrijkste doel van het initiatief van het Koninkrijk België bereikt voor zover de centrale autoriteit van een lidstaat, in haar antwoord op een verzoek van de betrokkene, in haar uittreksel van het strafregister alle informatie dient op te nemen die is verkregen uit het strafregister van de lidstaat van nationaliteit van de betrokkene. Om overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaat waar de persoon voornemens is met het toezicht op kinderen samenhangende beroepsactiviteiten uit te oefenen, gevolg te geven aan een in het strafregister opgenomen veroordeling en de daaruit voortvloeiende ontzetting uit een recht, dient het bestaan ervan bekend te zijn. De bij dit kaderbesluit ingestelde regeling heeft onder meer ten doel te voorkomen dat een wegens een seksueel misdrijf tegen kinderen veroordeelde persoon, indien de veroordeling en, in voorkomend geval, de daaruit voortvloeiende ontzetting uit een recht in het strafregister van de lidstaat van veroordeling zijn opgenomen, de veroordeling of ontzetting kan verzwijgen om in een andere lidstaat beroepsactiviteiten die verband houden met het toezicht op kinderen te beginnen of voort te zetten.

(13)

In dit kaderbesluit worden regels vastgesteld aangaande de bescherming van persoonsgegevens die als gevolg van de uitvoering van het kaderbesluit door de lidstaten aan elkaar worden doorgegeven. Bestaande regels betreffende de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken worden aangevuld met de regels in dit kaderbesluit. Ook het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens is van toepassing op de persoonsgegevens die op grond van dit kaderbesluit worden verwerkt. In dit kaderbesluit zijn voorts de bepalingen verwerkt van Besluit 2005/876/JBZ van de Raad van 21 november 2005 inzake de uitwisseling van gegevens uit het strafregister (7), waarbij aan de verzoekende lidstaat gebruiksbeperkingen ten aanzien van de gevraagde informatie worden opgelegd. Dit kaderbesluit vult die bepalingen aan met specifieke regels inzake het doorgeven, door de lidstaat van nationaliteit, van informatie over strafrechtelijke veroordelingen die hem door de lidstaat van veroordeling is verstrekt.

(14)

Dit kaderbesluit leidt er niet toe dat, in de betrekkingen met derde staten, de verplichtingen en gevestigde gewoonten die voortvloeien uit het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, voor zover dat verdrag van toepassing blijft, worden gewijzigd.

(15)

Volgens aanbeveling nr. R (84) 10 van de Raad van Europa inzake het strafregister en de resocialisatie van veroordeelden is het strafregister hoofdzakelijk bedoeld om de bevoegde strafrechtelijke autoriteiten te informeren over de antecedenten van justitiabelen en aldus het nemen van een geïndividualiseerde beslissing te vergemakkelijken. Elk ander gebruik van het strafregister dat de kansen op resocialisatie van de veroordeelde zou kunnen bemoeilijken, moet zoveel mogelijk worden beperkt, en daarom kan het gebruik van de op grond van dit besluit meegedeelde informatie voor andere dan strafprocesrechtelijke doeleinden, overeenkomstig de nationale wetgeving van de aangezochte lidstaat en de verzoekende lidstaat worden beperkt.

(16)

De bepalingen van dit kaderbesluit met betrekking tot het meedelen van gegevens aan de lidstaat van nationaliteit van de betrokkene om te worden opgeslagen en doorgegeven hebben niet ten doel, de strafregistersystemen van de lidstaten te harmoniseren. Dit kaderbesluit houdt evenmin in dat de lidstaat van veroordeling verplicht wordt zijn nationale strafregister aan te passen wat betreft het gebruik van informatie voor binnenlandse doeleinden.

(17)

Verbetering van de circulatie van gegevens over strafrechtelijke veroordelingen biedt weinig voordeel als deze gegevens in de ontvangende lidstaat niet begrijpelijk zijn. De informatie kan over en weer begrijpelijker worden gemaakt met een „gestandaardiseerd Europees formaat”, waarin de informatie wordt uitgewisseld op een homogene wijze, langs elektronische weg en in een vorm die gemakkelijk automatisch kan worden vertaald. Informatie betreffende veroordelingen die verzonden wordt door de lidstaat van veroordeling wordt toegezonden in de officiële taal of talen van die lidstaat. De Raad dient maatregelen te treffen om de informatie-uitwisseling te organiseren waarin dit kaderbesluit voorziet.

(18)

Dit kaderbesluit eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in artikel 6 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie worden erkend en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn opgenomen.

(19)

Dit kaderbesluit eerbiedigt het in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vastgelegde subsidiariteitsbeginsel, aangezien de verbetering van de mechanismen voor de uitwisseling van informatie over veroordelingen tussen lidstaten niet voldoende door de lidstaten afzonderlijk kan worden verwezenlijkt en een gecoördineerd optreden op het niveau van de Europese Unie vereist. Overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit kaderbesluit niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEEFT HET VOLGENDE KADERBESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

Dit kaderbesluit heeft ten doel om:

a)

de regelingen vast te stellen volgens welke de lidstaat waar een onderdaan van een andere lidstaat is veroordeeld (de „lidstaat van veroordeling”), de gegevens over deze veroordeling meedeelt aan de lidstaat waarvan de veroordeelde de nationaliteit heeft (de „lidstaat van nationaliteit”);

b)

de verplichtingen van de lidstaat van nationaliteit inzake de bewaring van deze gegevens vast te stellen en de voorwaarden te bepalen waaraan deze staat zich moet houden wanneer hij antwoordt op een verzoek om gegevens uit het strafregister;

c)

het raamwerk vast te stellen waarbinnen, op basis van dit kaderbesluit en het in artikel 11, lid 4, bedoelde latere besluit, een elektronisch systeem voor de uitwisseling van gegevens over strafrechtelijke veroordelingen tussen de lidstaten kan worden opgebouwd en ontwikkeld.

Artikel 2

Definities

In dit kaderbesluit wordt verstaan onder

a)

„veroordeling”, iedere definitieve beslissing die door een strafgerecht jegens een natuurlijk persoon met betrekking tot een strafbaar feit wordt uitgesproken en die in de lidstaat van veroordeling in het strafregister wordt vermeld;

b)

„strafrechtelijke procedure”, de fase die aan het strafproces voorafgaat, het strafproces zelf en de tenuitvoerlegging van de veroordeling;

c)

„strafregister”, het nationale register of de nationale registers waarin de veroordelingen overeenkomstig het nationale recht worden opgetekend.

Artikel 3

Centrale autoriteit

1.   Voor de toepassing van dit kaderbesluit wijst elke lidstaat een centrale autoriteit aan. Voor de mededeling van gegevens in de zin van artikel 4 en voor de in artikel 7 bedoelde beantwoording van het in artikel 6 bedoelde verzoek kunnen de lidstaten evenwel een of meer centrale autoriteiten aanwijzen.

2.   Elke lidstaat deelt aan het secretariaat-generaal van de Raad en aan de Commissie mee welke de overeenkomstig lid 1 aangewezen centrale autoriteiten zijn. Het secretariaat-generaal van de Raad brengt deze informatie ter kennis van de lidstaten en Eurojust.

Artikel 4

Verplichtingen van de lidstaat van veroordeling

1.   Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen opdat iedere vermelding in zijn strafregister van een op zijn grondgebied uitgesproken veroordeling jegens een onderdaan van een andere lidstaat vergezeld gaat van informatie betreffende diens nationaliteit of nationaliteiten.

2.   Elke centrale autoriteit van de lidstaat van veroordeling stelt de centrale autoriteiten van de andere lidstaten zo spoedig mogelijk in kennis van de op haar grondgebied uitgesproken strafrechtelijke veroordelingen jegens onderdanen van die andere lidstaten, zoals zij in het strafregister zijn vermeld.

Indien bekend is dat de veroordeelde onderdaan van verschillende lidstaten is, worden de gegevens aan al deze lidstaten doorgegeven, ook indien de veroordeelde onderdaan is van de lidstaat van veroordeling.

3.   Informatie over wijziging of schrapping van de in het strafregister opgenomen gegevens wordt door de centrale autoriteit van de lidstaat van veroordeling onverwijld aan de centrale autoriteit van de lidstaat van nationaliteit meegedeeld.

4.   De lidstaat die informatie in de zin van de leden 2 en 3 heeft verstrekt, stuurt de centrale autoriteit van de lidstaat van nationaliteit, per geval en op diens verzoek, een afschrift van de veroordelingen en de daaropvolgende maatregelen, evenals alle overige informatie ter zake, zodat de autoriteit kan beoordelen of op grond daarvan een maatregel op nationaal niveau geboden is.

Artikel 5

Verplichtingen van de lidstaat van nationaliteit

1.   Alle op grond van artikel 4, leden 2 en 3, meegedeelde informatie wordt door de centrale autoriteit van de lidstaat van nationaliteit overeenkomstig artikel 11, leden 1 en 2, opgeslagen, om overeenkomstig artikel 7 te kunnen worden doorgegeven.

2.   In geval van wijziging of schrapping van de informatie die overeenkomstig artikel 4, lid 3, is meegedeeld, wordt de informatie die de lidstaat van nationaliteit overeenkomstig lid 1 van onderhavig artikel met het oog op doorgifte overeenkomstig artikel 7 heeft opgeslagen, door hem dienovereenkomstig gewijzigd of geschrapt.

3.   De door de lidstaat van nationaliteit overeenkomstig artikel 7 doorgegeven informatie moet overeenkomstig lid 2 van onderhavig artikel zijn bijgewerkt.

Artikel 6

Verzoek om gegevens over veroordelingen

1.   Indien voor een strafrechtelijke procedure tegen een persoon of voor een ander doel gegevens uit het strafregister van een lidstaat zijn vereist, kan de centrale autoriteit van die lidstaat zich overeenkomstig zijn nationale recht tot de centrale autoriteit van een andere lidstaat richten met een verzoek om gegevens en desbetreffende informatie uit het strafregister.

2.   De centrale autoriteit van de lidstaat waar iemand een verzoek om hemzelf betreffende informatie uit het strafregister indient, kan overeenkomstig zijn nationale recht een verzoek om gegevens en desbetreffende informatie uit het strafregister richten tot de centrale autoriteit van een andere lidstaat, op voorwaarde dat de betrokkene ingezetene of onderdaan van de verzoekende of de aangezochte lidstaat is of is geweest.

3.   Na het verstrijken van de in artikel 11, lid 7, gestelde termijn, wordt, in het geval van een verzoek dat door een betrokken persoon wordt gedaan tot het verkrijgen van hemzelf betreffende gegevens uit het strafregister en dat is ingediend bij de centrale autoriteit van een andere lidstaat dan de lidstaat van nationaliteit, door die autoriteit aan de centrale autoriteit van de lidstaat van nationaliteit een verzoek om gegevens uit het strafregister gericht, zodat deze de gegevens kan opnemen in het aan de betrokkene te verstrekken uittreksel.

4.   Ieder aan de centrale autoriteit van een lidstaat gericht verzoek om gegevens geschiedt door middel van het formulier dat in de bijlage wordt vastgesteld.

Artikel 7

Antwoord op een verzoek om gegevens over veroordelingen

1.   De centrale autoriteit van de lidstaat van nationaliteit die op grond van artikel 6 een verzoek om gegevens uit het strafregister ten behoeve van een strafrechtelijke procedure ontvangt, verstrekt aan de centrale autoriteit van de verzoekende lidstaat de volgende informatie:

a)

de in een strafregister vermelde nationale veroordelingen;

b)

de in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen die haar na 27 april 2012 overeenkomstig artikel 4 zijn meegedeeld en overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, zijn opgeslagen;

c)

de in een andere lidstaat uitgesproken veroordelingen die haar uiterlijk op 27 april 2012 zijn meegedeeld en die in het strafregister zijn opgenomen;

d)

de in een derde land uitgesproken veroordelingen die haar zijn meegedeeld en die in het strafregister zijn opgetekend.

2.   De centrale autoriteit van de lidstaat van nationaliteit, die op grond van artikel 6 een verzoek om informatie uit het strafregister voor een ander doel dan een strafrechtelijke procedure ontvangt, beantwoordt dit verzoek, ten aanzien van nationale veroordelingen en in derde landen uitgesproken veroordelingen waarvan hij in kennis is gesteld en die in zijn strafregister zijn vermeld, overeenkomstig het nationale recht.

Met betrekking tot de veroordelingen die in een andere lidstaat zijn uitgesproken en aan de lidstaat van nationaliteit zijn meegedeeld, zendt de centrale autoriteit van de lidstaat van nationaliteit de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, opgeslagen informatie, en de aan deze centrale autoriteit uiterlijk op 27 april 2012 meegedeelde en in zijn strafregister opgenomen gegevens overeenkomstig het nationale recht aan de verzoekende lidstaat toe.

Bij het toezenden van informatie volgens artikel 4 kan de centrale autoriteit van de lidstaat van veroordeling de centrale autoriteit van de lidstaat van nationaliteit meedelen dat de aan deze laatstbedoelde centrale autoriteit toegezonden informatie over de in de eerstbedoelde lidstaat uitgesproken veroordelingen uitsluitend ten behoeve van een strafrechtelijke procedure mag worden doorgegeven. De centrale autoriteit van de lidstaat van nationaliteit deelt in het bedoelde geval aan de verzoekende lidstaat mee van welke andere lidstaat zij de informatie betreffende de veroordelingen heeft ontvangen, zodat de verzoekende lidstaat zich rechtstreeks tot de lidstaat van veroordeling kan richten.

3.   Het door een derde land aan de centrale autoriteit van de lidstaat van nationaliteit gerichte verzoek om strafregistergegevens betreffende veroordelingen die deze lidstaat door een andere lidstaat zijn meegedeeld, kan door de lidstaat van nationaliteit slechts worden beantwoord binnen de in de leden 1 en 2 gestelde beperkingen op het doorgeven van informatie aan andere lidstaten.

4.   Het op grond van artikel 6 aan de centrale autoriteit van een andere lidstaat dan de lidstaat van nationaliteit gerichte verzoek om strafregistergegevens betreffende nationale veroordelingen en veroordelingen van onderdanen van derde landen en staatlozen, wordt door de aangezochte lidstaat beantwoord binnen de perken van artikel 13 van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken.

5.   Het antwoord wordt door middel van het in de bijlage vastgestelde formulier verstrekt. Het gaat vergezeld van een uittreksel uit het strafregister, met inachtneming van het nationale recht.

Artikel 8

Antwoordtermijnen

1.   Het antwoord op het in artikel 6, lid 1, bedoelde verzoek wordt onverwijld, en in ieder geval binnen tien werkdagen na de datum van ontvangst, door middel van het in de bijlage vastgestelde formulier en overeenkomstig de nationale wet- of regelgeving of de nationale praktijk, door de centrale autoriteit van de aangezochte lidstaat aan de centrale autoriteit van de verzoekende lidstaat toegezonden.

Indien de aangezochte lidstaat meer informatie omtrent de identiteit van de betrokkene nodig heeft, raadpleegt hij onverwijld de verzoekende lidstaat, en antwoordt hij binnen tien werkdagen na de aanvullende informatie te hebben ontvangen.

2.   Het antwoord op het in artikel 6, lid 2, bedoelde verzoek wordt binnen twintig werkdagen na de datum van ontvangst van het verzoek meegedeeld.

Artikel 9

Voorwaarden voor het gebruik van persoonsgegevens

1.   De op grond van artikel 7, leden 1 en 4, ten behoeve van een strafrechtelijke procedure verstrekte persoonsgegevens mogen door de verzoekende lidstaat uitsluitend, in overeenstemming met het verzoek op het in de bijlage vastgestelde formulier, voor die strafrechtelijke procedure worden gebruikt.

2.   Persoonsgegevens die op grond van artikel 7, leden 2 en 4, voor andere doeleinden dan een strafrechtelijke procedure zijn verstrekt, mogen door de verzoekende lidstaat, met inachtneming van het nationale recht, uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor om deze gegevens is verzocht, en binnen de door de aangezochte lidstaat op het in de bijlage vastgestelde formulier bepaalde grenzen.

3.   In afwijking van de leden 1 en 2 mogen op grond van artikel 7, leden 1, 2 en 4, verstrekte persoonsgegevens door de verzoekende lidstaat worden gebruikt ter voorkoming van een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid.

4.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de persoonsgegevens die zij op grond van artikel 4 van een andere lidstaat hebben ontvangen en overeenkomstig artikel 7, lid 3, aan een derde staat meedelen, onderworpen zijn aan de gebruiksbeperkingen die krachtens lid 2 van dit artikel voor verzoekende lidstaten gelden. De lidstaten schrijven voor dat persoonsgegevens die ten behoeve van een strafrechtelijke procedure aan een derde land worden toegezonden, door dat derde land verder alleen voor strafprocesrechtelijke doeleinden mogen worden gebruikt.

5.   Dit artikel is niet van toepassing op de door een lidstaat op grond van dit kaderbesluit verkregen persoonsgegevens welke uit die lidstaat afkomstig zijn.

Artikel 10

Talen

Het in de bijlage vastgestelde formulier, gebruikt bij de toezending van het in artikel 6, lid 1, bedoelde verzoek door de verzoekende lidstaat aan de aangezochte lidstaat, is gesteld in de officiële taal of een van de officiële talen van de aangezochte lidstaat.

De aangezochte lidstaat antwoordt in een van zijn officiële talen of in een andere taal die door beide lidstaten wordt aanvaard.

Elke lidstaat kan bij de goedkeuring van dit kaderbesluit of later in een tot het secretariaat-generaal van de Raad gerichte verklaring aangeven welke officiële taal of talen van de instellingen van de Europese Unie hij aanvaardt. Het secretariaat-generaal van de Raad deelt deze informatie aan de lidstaten mee.

Artikel 11

Formaat en andere regelingen inzake het organiseren en faciliteren van de uitwisseling van gegevens inzake veroordelingen

1.   De door de centrale autoriteit van de lidstaat van veroordeling overeenkomstig artikel 4, leden 2 en 3, meegedeelde informatie houdt het volgende in:

a)

gegevens die altijd worden meegedeeld — behoudens individuele gevallen waarin zij niet bekend zijn bij de centrale autoriteit — (verplichte gegevens) betreffende:

i)

de veroordeelde (volledige naam, geboortedatum, geboorteplaats (stad en land), geslacht, nationaliteit en, indien van toepassing, vroegere namen),

ii)

de aard van de veroordeling (datum van de veroordeling, naam van de rechtbank, datum waarop de rechterlijke beslissing definitief is geworden),

iii)

het aan de veroordeling ten grondslag liggende strafbaar feit (datum waarop het is gepleegd, omschrijving of rubricering, en vermelding van de toepasselijke wetgeving), en

iv)

de inhoud van de veroordeling, met name de opgelegde maatregel of straf, eventuele bijkomende straffen, veiligheidsmaatregelen en latere beslissingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de straf;

b)

gegevens die wordt meegedeeld voor zover zij in het strafregister zijn vermeld (facultatieve gegevens), betreffende:

i)

de namen van de ouders van de veroordeelde,

ii)

het referentienummer van de veroordeling,

iii)

de plaats waar het strafbaar feit is gepleegd, en

iv)

ontzettingen als gevolg van de veroordeling;

c)

gegevens die aan de centrale autoriteit worden meegedeeld indien zij voorhanden zijn (aanvullende gegevens):

i)

het identiteitsnummer van de veroordeelde of de soort en het nummer van zijn identificatiedocument,

ii)

vingerafdrukken van de betrokkene,

iii)

voor zover van toepassing, pseudoniemen en/of bijnamen.

Daarnaast kan de centrale autoriteit ook andere in het strafregister vermelde gegevens over veroordelingen meedelen.

2.   Alle in lid 1, onder a) en b), bedoelde gegevens die een centrale autoriteit overeenkomstig artikel 5, lid 1, ontvangt, worden door haar opgeslagen met het oog op doorzending overeenkomstig artikel 7. De in lid 1, in de eerste alinea onder c), en in de tweede alinea bedoelde gegevens kunnen door haar met hetzelfde doel worden opgeslagen.

3.   Tot het verstrijken van de in lid 7 vastgestelde termijn delen de centrale autoriteiten van de lidstaten die de in lid 6 bedoelde kennisgeving niet hebben verricht, elkaar de informatie in de zin van artikel 4, de verzoeken in de zin van artikel 6, de antwoorden in de zin van artikel 7 en andere relevante informatie mee in een schriftelijke of potentieel schriftelijke vorm, zodanig dat de centrale autoriteit van de ontvangende lidstaat de echtheid ervan kan vaststellen.

Na het verstrijken van de in lid 7 vastgestelde termijn delen de centrale autoriteiten van de lidstaten elkaar deze informatie langs elektronische weg in een standaardformaat mee.

4.   Het in lid 3 bedoelde formaat en de andere regelingen ter organisatie en facilitering van de uitwisseling van informatie over strafrechtelijke veroordelingen tussen de centrale autoriteiten van de lidstaten worden door de Raad, volgens de desbetreffende procedures van het Verdrag betreffende de Europese Unie, uiterlijk op 27 april 2012 vastgesteld.

De andere regelingen omvatten:

a)

al hetgeen de gegevens begrijpelijker kan maken, en de automatische vertaling ervan kan vergemakkelijken;

b)

de wijze waarop de gegevens elektronisch kunnen worden uitgewisseld, vooral wat betreft de te gebruiken technische specificatie en, voor zover nodig, de uitwisselingsprocedures;

c)

de eventuele aanpassingen die in het bij dit kaderbesluit gevoegde formulier worden aangebracht.

5.   Zolang de in de leden 3 en 4 bedoelde wijze van mededeling niet beschikbaar is, blijft de eerste alinea van lid 3 van toepassing.

6.   Elke lidstaat verricht de technische aanpassingen die voor het gebruik van het formaat en voor de elektronische toezending ervan aan de andere lidstaten zijn vereist. Hij brengt de Raad ter kennis vanaf welke datum hij in staat is deze vorm van toezending te gebruiken.

7.   De lidstaten voeren de in lid 6 bedoelde technische aanpassingen uit binnen drie jaar nadat is vastgesteld in welk formaat en op welke wijze de informatie over strafrechtelijke veroordelingen elektronisch kan worden uitgewisseld.

Artikel 12

Verhouding tot andere instrumenten

1.   In de betrekkingen tussen de lidstaten geldt dit kaderbesluit als aanvulling op het bepaalde in artikel 13 van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken en de aanvullende protocollen van 17 maart 1978 en 8 november 2001, alsmede de Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie en het protocol van 16 oktober 2001 (8).

2.   Voor de toepassing van dit kaderbesluit zien de lidstaten onderling af van het recht om voorbehoud te maken ten aanzien van artikel 13 van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken.

3.   Onverminderd de toepassing ervan in de betrekkingen tussen lidstaten en derde staten vervangt dit kaderbesluit in de betrekkingen tussen de lidstaten die de noodzakelijke maatregelen hebben genomen om te voldoen aan dit kaderbesluit en uiterlijk met ingang van 27 april 2012 het bepaalde in artikel 22 van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, zoals aangevuld door artikel 4 van het aanvullende protocol van 17 maart 1978.

4.   Besluit 2005/876/JBZ wordt ingetrokken.

5.   Dit kaderbesluit laat de toepassing van gunstiger bepalingen van bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten onverlet.

Artikel 13

Uitvoering

1.   De lidstaten treffen de nodige maatregelen om uiterlijk op 27 april 2012 aan dit kaderbesluit te voldoen.

2.   De lidstaten delen het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie de tekst mee van de bepalingen waarmee zij hun verplichtingen uit hoofde van dit kaderbesluit in hun nationaal recht omzetten.

3.   Op basis van de door het secretariaat-generaal van de Raad verstrekte informatie dient de Commissie uiterlijk op 27 april 2015 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag over de toepassing van dit kaderbesluit in, alsmede, zo nodig, wetgevingsvoorstellen.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit kaderbesluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 26 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

I. LANGER


(1)  Advies uitgebracht op 17 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 12 van 15.1.2001, blz. 10.

(3)  PB C 216 van 1.8.2001, blz. 14.

(4)  PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.

(5)  PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3.

(6)  PB L 220 van 15.8.2008, blz. 32.

(7)  PB L 322 van 9.12.2005, blz. 33.

(8)  PB C 326 van 21.11.2001, blz. 1.


BIJLAGE

Formulier bedoeld in de artikelen 6, 7, 8, 9 en 10 van Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten

Verzoek om informatie uit het strafregister

Om dit formulier goed te kunnen invullen moeten de lidstaten kennis nemen van de procedurehandleiding

a)

Gegevens over de verzoekende lidstaat:

Lidstaat:

Centrale autoriteit(en):

Contactpersoon:

Telefoon (met kengetal):

Fax (met kengetal):

E-mailadres:

Postadres:

Dossiernummer, indien bekend:

b)

Gegevens over de identiteit van de persoon op wie het verzoek betrekking heeft (1):

Volledige naam (voornaam en alle familienamen):

Vroegere namen:

Voor zover van toepassing, pseudoniemen en/of bijnamen:

Geslacht: M  V 

Nationaliteit:

Geboortedatum (in cijfers: dd/mm/jjjj):

Geboorteplaats (stad en land):

Naam vader:

Naam moeder:

Verblijfplaats of bekend adres:

Persoonlijk identiteitsnummer of type en nummer van het identiteitsdocument:

Vingerafdrukken:

Andere beschikbare identiteitsgegevens:

c)

Doel van het verzoek:

Gelieve aan te kruisen wat van toepassing is.

1.

strafrechtelijke procedure (gelieve de naam van de autoriteit waarbij de strafzaak aanhangig is en, indien bekend, het referentienummer te vermelden)…

2.

verzoek buiten het kader van een strafrechtelijke procedure (gelieve de naam van de autoriteit waarbij de strafzaak aanhangig is en, indien bekend, het referentienummer te vermelden; gelieve het betreffende vakje aan te kruisen):

i)

van een gerechtelijke autoriteit …

ii)

verzoek van een bevoegde administratieve autoriteit …

iii)

verzoek van de betrokkene om gegevens uit zijn strafregister …

Doel van het verzoek om informatie/inlichtingen:

Verzoekende autoriteit:

De betrokkene stemt niet toe in de verstrekking van de gegevens (indien de betrokkene volgens de wetgeving van de verzoekende lidstaat om toestemming is verzocht).

Contactpersoon voor het geval dat aanvullende informatie vereist is:

Naam:

Telefoon:

E-mailadres:

Andere informatie (bv. urgentie van het verzoek):

Antwoord op het verzoek

Informatie over de betrokkene

Gelieve aan te kruisen wat van toepassing is.

De ondergetekende autoriteit bevestigt:

dat het strafregister geen gegevens over veroordelingen jegens de betrokkene bevat;

dat het strafregister gegevens over veroordelingen jegens de betrokkene vermeldt; een uittreksel uit het strafregister is bij dit antwoord gevoegd;

dat het strafregister andere gegevens over veroordelingen jegens de betrokkene vermeldt; deze gegevens zijn bijgevoegd (facultatief);

dat het strafregister gegevens over veroordelingen jegens de betrokkene vermeldt, maar dat de lidstaat van veroordeling verbiedt deze gegevens voor enig ander doel dan strafrechtelijke vervolging mee te delen. Het verzoek om nadere inlichtingen kan rechtstreeks worden gericht aan … (gelieve de lidstaat van veroordeling te vermelden);

dat volgens de wetgeving van de aangezochte lidstaat geen gevolg kan worden gegeven aan een verzoek voor andere doeleinden dan een strafrechtelijke procedure.

Contactpersoon voor het geval dat aanvullende informatie vereist is:

Naam:

Telefoon:

E-mailadres:

Andere informatie (beperkingen op het gebruik van de gegevens voor verzoeken buiten het kader van een strafrechtelijke procedure):

Gelieve te vermelden hoeveel bladzijden aan het antwoordformulier zijn gehecht:

Gedaan te

(datum)

Handtekening en officieel stempel (in voorkomend geval):

Naam en functie/organisatie:

Voeg in voorkomend geval een uittreksel uit het strafregister bij en zend dit samen met het antwoord aan de verzoekende lidstaat toe. Het formulier en het uittreksel uit het strafregister behoeven niet te worden vertaald in de taal van de verzoekende lidstaat.


(1)  Om de identiteit van de betrokkene te kunnen bepalen, moeten zoveel mogelijk gegevens worden verstrekt.