EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007R0864

Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ( Rome II )

OJ L 199, 31.7.2007, p. 40–49 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 19 Volume 006 P. 73 - 82

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2007/864/oj

31.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/40


VERORDENING (EG) nr. 864/2007 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 juli 2007

betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen („Rome II”)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 61, onder c), en artikel 67,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 25 juni 2007 door het Bemiddelingscomité is goedgekeurd (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te handhaven en te ontwikkelen. Met het oog op geleidelijke totstandbrenging van een dergelijke ruimte dient de Gemeenschap onder meer de maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken vast te stellen die voor de goede werking van de interne markt nodig zijn.

(2)

Overeenkomstig artikel 65, onder b), van het Verdrag omvatten deze maatregelen maatregelen ter bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor toepasselijk recht en jurisdictie.

(3)

Tijdens de bijeenkomst in Tampere van 15 en 16 oktober 1999 heeft de Europese Raad bevestigd dat het beginsel van wederzijdse erkenning van vonnissen en andere beslissingen van gerechtelijke autoriteiten de hoeksteen van de justitiële samenwerking in burgerrechtelijke zaken zou moeten worden, en de Commissie en de Raad verzocht een pakket maatregelen vast te stellen om gestalte te geven aan dit beginsel.

(4)

Op 30 november 2000 heeft de Raad een programma van maatregelen voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken aangenomen (3). In dit programma worden de maatregelen voor de harmonisatie van de collisieregels aangemerkt als maatregelen die de wederzijdse erkenning van beslissingen helpen te bevorderen.

(5)

In het op 5 november 2004 door de Europese Raad goedgekeurde Haagse Programma (4) wordt opgeroepen om voortvarend verder te werken aan het conflictenrecht inzake niet-contractuele verbintenissen („Rome II”).

(6)

De goede werking van de interne markt vereist, ter bevordering van de voorspelbaarheid van de uitslag van rechtsgedingen, de rechtszekerheid en het vrije verkeer van vonnissen, dat de in de lidstaten geldende collisieregels hetzelfde nationale recht aanwijzen, ongeacht bij welke rechter het geding aanhangig wordt gemaakt.

(7)

Het materiële toepassingsgebied en de bepalingen van de verordening moeten stroken met Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (5) („Brussel I”) en met de instrumenten betreffende het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.

(8)

Deze verordening is van toepassing ongeacht de aard van het aangezochte gerecht.

(9)

Onder vorderingen wegens acta iure imperii dienen ook te vallen vorderingen jegens ambtenaren die namens de staat optreden, alsmede de aansprakelijkheid van publieke autoriteiten, waaronder begrepen van overheidswege benoemde ambtsdragers. Zulke vorderingen vallen dus ook buiten het toepassingsgebied van de verordening.

(10)

Familierechtelijke betrekkingen omvatten bloedverwantschap, huwelijk en aanverwantschap. De verwijzing in artikel 1, lid 2, naar relatievormen die met het huwelijk en andere familierechtelijke betrekkingen vergelijkbare gevolgen hebben, zal worden uitgelegd overeenkomstig het recht van de lidstaat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt.

(11)

Het begrip „niet-contractuele verbintenis” verschilt per lidstaat. Derhalve dient het in deze verordening als een autonoom begrip te worden opgevat. De in deze verordening vastgestelde collisieregels dienen ook voor niet-contractuele verbintenissen wegens risicoaansprakelijkheid te gelden.

(12)

Het recht dat van toepassing is dient tevens de vraag naar de mogelijkheid om aansprakelijk te worden gehouden uit onrechtmatige daad, te beheersen.

(13)

Eenvormige regels die worden toegepast ongeacht het recht dat zij aanwijzen, kunnen concurrentievervalsing tussen communautaire justitiabelen voorkomen.

(14)

De eis van rechtszekerheid en de noodzaak om recht te doen in individuele gevallen zijn wezenlijke onderdelen van een ruimte van rechtvaardigheid. Deze verordening voorziet in de aanknopingsfactoren die het meest geschikt zijn om deze doelstellingen te verwezenlijken. Derhalve schrijft deze verordening een algemene regel voor, maar voorziet zij ook in specifieke regels en, in sommige bepalingen, in een „ontsnappingsclausule” waardoor mag afgeweken worden van deze regels voor het geval dat uit alle omstandigheden van het geval blijkt dat de onrechtmatige daad een kennelijk nauwere band heeft met een andere lidstaat. Dit geheel van regels schept aldus een flexibel kader van collisieregels. Eveneens kunnen de rechtbanken waarbij individuele geschillen aanhangig zijn gemaakt, deze op een passende wijze behandelen.

(15)

Weliswaar is de lex loci delicti commissi in nagenoeg alle lidstaten het basisbeginsel met betrekking tot niet-contractuele verbintenissen, maar indien de elementen van de zaak verspreid zijn over meerdere lidstaten, leidt de concrete toepassing van dit principe niettemin tot verschillende oplossingen. Dit zorgt voor rechtsonzekerheid.

(16)

Eenvormigheid van de regels moet de voorspelbaarheid van rechterlijke uitspraken vergroten en een redelijk evenwicht garanderen tussen de belangen van de persoon die aansprakelijk wordt gesteld, en die van de persoon die schade lijdt. De aanknoping met het land van de plaats waar de directe schade zich heeft voorgedaan (lex loci damni), zorgt voor een billijk evenwicht tussen de belangen van de persoon die aansprakelijk wordt gesteld, en van de persoon die schade lijdt, en ligt tevens in de lijn van de moderne opvatting van het aansprakelijkheidsrecht en van de ontwikkeling van stelsels van risicoaansprakelijkheid.

(17)

Het toepasselijke recht moet worden bepaald volgens de plaats waar de schade zich voordoet, ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen. In geval van letselschade en vermogensschade moet bijgevolg het land waar het letsel of de materiële schade is opgelopen, gelden als het land waar de schade zich voordoet.

(18)

Zoals bepaald in artikel 4, lid 1, is de algemene regel in deze verordening de lex loci damni. Artikel 4, lid 2, dat beschouwd moet worden als een uitzondering op dit algemene beginsel, geeft voor het geval dat beide partijen hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben, een bijzonder aanknopingspunt. Artikel 4, lid 3, dient te worden opgevat als een ontsnappingsclausule ten opzichte van artikel 4, leden 1 en 2, voor het geval dat uit alle omstandigheden van het geval blijkt dat de onrechtmatige daad een kennelijk nauwere band heeft met een andere lidstaat.

(19)

Er dient te worden voorzien in specifieke regels voor bijzondere soorten van onrechtmatige daden waarvoor op grond van de algemene regel geen billijk evenwicht kan worden bereikt tussen de in het geding zijnde belangen.

(20)

Inzake productaansprakelijkheid moet de collisieregel beantwoorden aan doelstellingen zoals een billijke verdeling van de risico's die verbonden zijn aan een moderne, technisch geavanceerde samenleving, bescherming van de gezondheid van de consument, bevordering van innovatie, het garanderen van niet-vervalste concurrentie en vergemakkelijking van het handelsverkeer. Een systeem van hiërarchisch geordende aanknopingspunten, in combinatie met een clausule inzake voorspelbaarheid, biedt in het licht van deze doelstellingen een evenwichtige oplossing. Het eerste element waarmee rekening wordt gehouden is het recht van het land waar degene die schade lijdt, zijn gewone verblijfplaats had op het tijdstip dat de schade zich voordeed, mits het product in dat land op de markt is gebracht. Onverminderd het bepaalde in artikel 4, lid 2, en de mogelijkheid dat er een klaarblijkelijk nauwere samenhang met een ander land bestaat, treden de andere elementen van de hiërarchie in werking indien het product niet in dat land op de markt is gebracht.

(21)

De bijzondere regel in artikel 6 vormt geen uitzondering op de algemene regel in artikel 4, lid 1, maar juist een verduidelijking daarvan. Inzake oneerlijke concurrentie dient de collisieregel bescherming te bieden aan concurrenten, consumenten en het publiek in het algemeen en tevens garant te staan voor het goed functioneren van de markteconomie. Deze doelstellingen zijn in het algemeen te bereiken door aanknoping bij het recht van het land waar de concurrentieverhoudingen dan wel de gezamenlijke belangen van de consumenten worden of dreigen te worden aangetast.

(22)

Onder niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit beperking van de mededinging, in de zin van artikel 6, lid 3, moeten zowel inbreuken op nationale als op communautaire mededingingsregels worden verstaan. Het recht dat op dergelijke niet-contractuele verbintenissen van toepassing is, is het recht van het land waar de markt wordt of waarschijnlijk wordt beïnvloed. In het geval dat de markt in meer dan een land wordt beïnvloed of waarschijnlijk wordt beïnvloed, mag de persoon die schadevergoeding vordert, in bepaalde omstandigheden echter verkiezen zijn vordering te gronden op het recht van het gerecht waarbij hij het geschil aanhangig heeft gemaakt.

(23)

Voor de doeleinden van deze verordening moet het concept van beperking van de mededinging betrekking hebben op overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen een lidstaat of op de interne markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst, alsmede het misbruiken van een machtspositie in een lidstaat of op de interne markt, voor zover dergelijke overeenkomsten, besluiten, onderling afgestemde feitelijke gedragingen of misbruiken verboden zijn krachtens de artikelen 81 en 82 van het Verdrag of krachtens het recht van een lidstaat.

(24)

Onder „milieuschade” moet worden begrepen een negatieve verandering in de natuurlijke rijkdommen zoals water, land of lucht, of een aantasting van een functie die een natuurlijke rijkdom vervult ten behoeve van een andere natuurlijke rijkdom of het publiek, alsmede een aantasting van de verscheidenheid van levende organismen.

(25)

Met betrekking tot milieuschade vormt artikel 174 van het Verdrag — dat een hoog niveau van bescherming voorschrijft, berustend op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt — een afdoende verantwoording voor de toepassing van het beginsel van voorrang voor de persoon die schade lijdt. De vraag op welk tijdstip degene die schadevergoeding vordert het toepasselijke recht kan kiezen, dient te worden beantwoord aan de hand van het recht van de lidstaat van de aangezochte rechter.

(26)

Ten aanzien van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten dient het algemeen erkende beginsel lex loci protectionis te worden gehandhaafd. Voor de toepassing van de onderhavige verordening worden onder intellectuele-eigendomsrechten bijvoorbeeld verstaan het auteursrecht, de naburige rechten, het recht sui generis inzake de bescherming van gegevensbestanden, en de industriële-eigendomsrechten.

(27)

De precieze inhoud van het begrip collectieve actie — bijvoorbeeld een staking of uitsluiting — verschilt van lidstaat tot lidstaat en wordt door de interne regels van elke lidstaat bepaald. Daarom wordt in deze verordening als algemeen beginsel aangehouden dat, ter bescherming van de rechten en verplichtingen van werknemers en werkgevers, het recht van het land waar de actie is ondernomen, van toepassing is.

(28)

De bijzondere regel in artikel 9 inzake collectieve acties laat de voorwaarden betreffende het voeren van zulke acties, overeenkomstig het nationale recht en de in het nationale recht van de lidstaten geldende rechtspositie van de representatieve werknemersorganisaties of vakbonden, onverlet.

(29)

Er dient te worden voorzien in regels voor gevallen waarin schade wordt veroorzaakt door een feit dat geen onrechtmatige daad is, zoals ongerechtvaardigde verrijking, zaakwaarneming of precontractuele aansprakelijkheid.

(30)

Precontractuele aansprakelijkheid is, voor de toepassing van deze verordening, een autonoom begrip, dat niet noodzakelijkerwijs in de zin van het nationale recht dient te worden geïnterpreteerd. Het dient mede te omvatten het achterhouden van informatie en het afbreken van onderhandelingen. Artikel 12 geldt uitsluitend voor niet-contractuele verbintenissen die rechtstreeks samenhangen met de onderhandelingen voorafgaand aan de sluiting van een overeenkomst. Dit betekent dat, indien iemand tijdens de onderhandelingen letsel oploopt, artikel 4 of andere ter zake dienende bepalingen van de verordening op hem van toepassing zijn.

(31)

Om het beginsel van de autonomie van de partijen te eerbiedigen, alsook ter wille van de rechtszekerheid, moeten de partijen kunnen kiezen welk recht op een niet-contractuele verbintenis van toepassing is. Deze keuze dient uitdrukkelijk te worden gedaan, dan wel met redelijke zekerheid door de omstandigheden van het geval aangetoond te worden. Bij het vaststellen van het bestaan van de overeenstemming, dient de rechter de intentie van de partijen te eerbiedigen. Om zwakke partijen te beschermen, moeten aan deze vrije rechtskeuze bepaalde voorwaarden worden verbonden.

(32)

Om redenen van algemeen belang is het gerechtvaardigd dat de rechters van de lidstaten zich in uitzonderlijke omstandigheden kunnen beroepen op rechtsfiguren zoals de exceptie van openbare orde en op bepalingen van bijzonder dwingend recht. Met name kan de toepassing van een bepaling van het door deze verordening aangewezen recht, die zou leiden tot de toekenning van bovenmatige niet compensatoire of punitieve schadevergoeding, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak en de rechtsorde van de lidstaat van de rechter, worden beschouwd als zijnde in strijd met de openbare orde van het land van de rechter.

(33)

Overeenkomstig de huidige nationale regels inzake aan slachtoffers van verkeersongevallen toegekende schadevergoedingen, moet het aangezochte gerecht bij de begroting van de schade bij persoonlijk letsel in gevallen waarin het ongeval heeft plaatsgevonden in een andere staat dan die van de gewone verblijfplaats van het slachtoffer, rekening houden met alle relevante feitelijke omstandigheden van het slachtoffer in kwestie, in het bijzonder met de werkelijke kosten van nazorg en medische verzorging.

(34)

Om een billijk evenwicht tussen de partijen te bereiken moet in passende mate rekening wordt gehouden met de veiligheidsvoorschriften en gedragsregels die gelden in het land waar het schadeveroorzakende feit is gepleegd, zelfs indien op de niet-contractuele verbintenis het recht van een ander land van toepassing is. Onder „veiligheidsvoorschriften en gedragsregels” dienen alle regelingen te worden verstaan die op enigerlei wijze met veiligheid en gedrag verband houden, bijvoorbeeld ook, in geval van ongelukken, de verkeersveiligheid.

(35)

Voorkomen dient te worden dat collisieregels over verschillende instrumenten worden verspreid en dat deze regels onderling afwijken. Deze verordening belet evenwel niet dat in bepalingen van Gemeenschapsrecht op bepaalde gebieden collisieregels betreffende niet-contractuele verbintenissen worden opgenomen.

Deze verordening moet de toepassing onverlet laten van andere instrumenten waarin voorschriften ten behoeve van de goede werking van de interne markt zijn vervat, voor zover deze voorschriften niet in combinatie met het door de regels van deze verordening aangewezen recht kunnen worden toegepast. De toepassing van bepalingen van het recht dat door deze verordening als toepasselijk is aangewezen, mag niet in de weg staan aan het vrije verkeer van goederen en diensten neergelegd in Gemeenschapsinstrumenten zoals Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn inzake elektronische handel”) (6).

(36)

De eerbiediging van de internationale verplichtingen van de lidstaten vereist dat deze verordening internationale verdragen en internationale overeenkomsten waarbij op het tijdstip van de vaststelling van deze verordening één of meer lidstaten partij zijn, onverlet laat. Om de geldende regels toegankelijker te maken, zal de Commissie aan de hand van de gegevens die de lidstaten haar doorgeven, de lijst van de betrokken overeenkomsten bekendmaken in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(37)

De Commissie zal het Europees Parlement en de Raad een voorstel voorleggen over de procedures en voorwaarden volgens welke de lidstaten het recht hebben om in afzonderlijke en uitzonderlijke gevallen en met betrekking tot sectorale aangelegenheden zelf met derde landen over overeenkomsten te onderhandelen en overeenkomsten houdende bepalingen betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen te sluiten.

(38)

Aangezien de doelstelling van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van deze verordening beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te bereiken.

(39)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland laten weten dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en de toepassing van deze verordening.

(40)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, die dus niet verbindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is, in de gevallen waarin tussen de rechtsstelsels van verschillende landen moet worden gekozen, van toepassing op niet-contractuele verbintenissen in burgerlijke en in handelszaken. Zij is in het bijzonder niet van toepassing op fiscale zaken, douanezaken en administratiefrechtelijke zaken, noch op de aansprakelijkheid van de staat wegens een handeling of nalaten in de uitoefening van het openbaar gezag (acta jure imperii).

2.   Uitgesloten van het toepassingsgebied van deze verordening zijn:

a)

niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit familierechtelijke betrekkingen of uit betrekkingen die overeenkomstig het op deze betrekkingen toepasselijke recht vergelijkbare gevolgen hebben, waaronder begrepen onderhoudsverplichtingen;

b)

niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit het huwelijksvermogensrecht, uit het vermogensrecht met betrekking tot relatievormen die overeenkomstig het op deze relatievormen toepasselijke recht met het huwelijk vergelijkbare gevolgen hebben, of uit het erfrecht;

c)

niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit wisselbrieven, cheques, orderbriefjes of andere verhandelbare waardepapieren, voor zover de verbintenissen uit deze andere papieren het gevolg zijn van de verhandelbaarheid;

d)

niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit het recht inzake vennootschappen, verenigingen en rechtspersonen, zoals de oprichting door registratie of anderszins, de rechts- en handelingsbevoegdheid, het inwendige bestel en de ontbinding van vennootschappen, verenigingen en rechtspersonen, de persoonlijke aansprakelijkheid van de vennoten en de leden van de organen voor de schulden van de vennootschap, vereniging of rechtspersoon, en de persoonlijke aansprakelijkheid van de accountants jegens een vennootschap of de leden van haar organen voor de wettelijke controle op de boekhoudkundige bescheiden;

e)

niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit de betrekkingen tussen de oprichters, de trustees en de begunstigden van een trust die vrijwillig in het leven is geroepen;

f)

niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit een kernongeval;

g)

niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer of op de persoonlijkheidsrechten, waaronder begrepen smaad.

3.   Onverminderd de artikelen 21 en 22 is deze verordening niet van toepassing op de bewijsvoering en de rechtspleging.

4.   In deze verordening wordt onder „lidstaat” verstaan iedere lidstaat, behalve Denemarken.

Artikel 2

Niet-contractuele verbintenissen

1.   In deze verordening wordt onder schade verstaan ieder gevolg dat voortvloeit uit onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking, zaakwaarneming of precontractuele aansprakelijkheid.

2.   Deze verordening is tevens van toepassing op de niet-contractuele verbintenis die dreigt te ontstaan.

3.   In deze verordening wordt mede verstaan onder:

a)

schadeveroorzakende gebeurtenis, de schadeveroorzakende gebeurtenis die zich dreigt voor te doen;

b)

schade, de schade die dreigt te ontstaan.

Artikel 3

Universeel karakter

Het door deze verordening aangewezen recht is van toepassing, ongeacht of dit het recht van een lidstaat is.

HOOFDSTUK II

ONRECHTMATIGE DAAD

Artikel 4

Algemene regel

1.   Tenzij in deze verordening anders bepaald, is het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen.

2.   Indien evenwel degene wiens aansprakelijkheid in het geding is, en degene die schade lijdt, beiden hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben op het tijdstip waarop de schade zich voordoet, is het recht van dat land van toepassing.

3.   Indien uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de onrechtmatige daad een kennelijk nauwere band heeft met een ander dan het in de leden 1 en 2 bedoelde land, is het recht van dat andere land van toepassing. Een kennelijk nauwere band met een ander land zou met name kunnen berusten op een reeds eerder bestaande, nauw met de onrechtmatige daad samenhangende betrekking tussen de partijen, zoals een overeenkomst.

Artikel 5

Productaansprakelijkheid

1.   Onverminderd artikel 4, lid 2, wordt de niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit de door een product veroorzaakte schade, beheerst door:

a)

het recht van het land waar degene die schade lijdt, op het tijdstip waarop de schade zich voordeed zijn gewone verblijfplaats had, indien het product in dat land op de markt is gebracht;

b)

subsidiair, het recht van het land waar het product is verkregen, indien het product in dat land op de markt is gebracht;

c)

subsidiair, het recht van het land waar de schade zich heeft voorgedaan, indien het product in dat land op de markt is gebracht.

Indien echter de persoon wiens aansprakelijkheid in het geding is, redelijkerwijs niet kon voorzien dat het product, of een soortgelijk product, in het respectievelijk onder a), b) en c) bedoelde land op de markt zou worden gebracht, is het recht van het land waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft, van toepassing.

2.   Indien uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de onrechtmatige daad een kennelijk nauwere band heeft met een ander dan het in lid 1 bedoelde land, is het recht van dat andere land van toepassing. Een kennelijk nauwere band met een ander land zou met name kunnen berusten op een reeds eerder bestaande nauw met de onrechtmatige daad samenhangende betrekking tussen de partijen, zoals een overeenkomst.

Artikel 6

Oneerlijke concurrentie en daden die de vrije concurrentie beperken

1.   De niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een daad van oneerlijke concurrentie, wordt beheerst door het recht van het land waar de concurrentieverhoudingen of de collectieve belangen van de consumenten worden geschaad of dreigen te worden geschaad.

2.   In het geval dat een daad van oneerlijke concurrentie uitsluitend de belangen van een bepaalde concurrent schaadt, is artikel 4 van toepassing.

3.

a)

De niet-contractuele verbintenis die uit een beperking van de mededinging voortvloeit, wordt beheerst door het recht van het land waarvan de markt beïnvloed wordt of waarschijnlijk beïnvloed wordt.

b)

Wanneer de markt beïnvloed wordt of waarschijnlijk beïnvloed wordt in meer dan één land, mag de persoon die schadevergoeding vordert bij het gerecht van de woonplaats van de verweerder, echter verkiezen zijn vordering te gronden op het recht van het gerecht waarbij hij het geschil aanhangig heeft gemaakt, mits de markt in die lidstaat een van de markten is die rechtstreeks en aanzienlijk beïnvloed worden door de beperking van de mededinging waaruit de niet-contractuele verbintenis voortvloeit waarop de vordering is gebaseerd. Wanneer de eiser, overeenkomstig de toepasselijke regels betreffende de rechterlijke bevoegdheid, meer dan één verweerder voor dat gerecht daagt, kan hij uitsluitend kiezen om zijn vordering op het recht van dat gerecht te gronden indien de beperking van de mededinging, waarop de vordering tegen elk van deze verweerders berust, ook de markt van de lidstaat van dat gerecht rechtstreeks en aanzienlijk beïnvloedt.

4.   Van het recht dat krachtens dit artikel van toepassing is, kan niet bij overeenkomst op grond van artikel 14 worden afgeweken.

Artikel 7

Milieuschade

De niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit milieuschade dan wel uit letsel- of vermogensschade als gevolg van milieuschade, wordt door het overeenkomstig artikel 4, lid 1, bepaalde recht beheerst, tenzij de persoon die schadevergoeding vordert besluit zijn vordering te baseren op het recht van het land waar de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan.

Artikel 8

Inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten

1.   De niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht, wordt beheerst door het recht van het land waarvoor de bescherming wordt gevorderd.

2.   De niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een inbreuk op een unitair communautair intellectuele-eigendomsrecht, wordt, voor alle aangelegenheden die niet door het desbetreffende communautaire instrument zijn geregeld, beheerst door het recht van het land waar de inbreuk is gepleegd.

3.   Van het recht dat krachtens dit artikel van toepassing is, kan niet bij overeenkomst op grond van artikel 14 worden afgeweken.

Artikel 9

Collectieve actie bij arbeidsconflicten

Onverminderd artikel 4, lid 2, wordt de niet-contractuele verbintenis, ten aanzien van de aansprakelijkheid van een persoon als werknemer of werkgever of van de organisaties die zijn beroepsbelangen vertegenwoordigen voor de schade veroorzaakt door een aanstaande of reeds gevoerde collectieve actie, beheerst door het recht van het land waar de actie zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden.

HOOFDSTUK III

ONGERECHTVAARDIGDE VERRIJKING, ZAAKWAARNEMING EN PRECONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID

Artikel 10

Ongerechtvaardigde verrijking

1.   De niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit ongerechtvaardigde verrijking, waaronder begrepen onverschuldigde betaling, en die tevens verband houdt met een bestaande, nauw met die ongerechtvaardigde verrijking samenhangende betrekking tussen de partijen, zoals een overeenkomst of een onrechtmatige daad, wordt beheerst door het recht dat op die betrekking van toepassing is.

2.   In het geval dat het toepasselijke recht niet op grond van lid 1 kan worden bepaald en de partijen, op het tijdstip van de gebeurtenis die de ongerechtvaardigde verrijking veroorzaakt, hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben, is het recht van dat land van toepassing.

3.   Indien het toepasselijke recht niet op grond van de leden 1 en 2 kan worden bepaald, wordt de niet-contractuele verbintenis beheerst door het recht van het land waar de ongerechtvaardigde verrijking zich voordoet.

4.   Indien uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de niet-contractuele verbintenis die uit de ongerechtvaardigde verrijking voortvloeit, een kennelijk nauwere band heeft met een ander dan het respectievelijk in de leden 1, 2 en 3 bedoelde land, is het recht van dat andere land van toepassing.

Artikel 11

Zaakwaarneming

1.   Op de niet-contractuele verbintenis die uit zaakwaarneming voortvloeit en die tevens verband houdt met een reeds eerder bestaande, nauw met die niet-contractuele verbintenis samenhangende betrekking tussen de partijen, zoals een overeenkomst of een onrechtmatige daad, is het recht dat die betrekking beheerst, van toepassing.

2.   Indien het toepasselijke recht niet op grond van lid 1 kan worden bepaald en de partijen hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben op het tijdstip waarop de schade veroorzakende gebeurtenis zich voordoet, is het recht van dat land van toepassing.

3.   Indien het toepasselijke recht niet op grond van de leden 1 en 2 kan worden bepaald, wordt de niet-contractuele verbintenis beheerst door het recht van het land waar de zaakwaarneming heeft plaatsgevonden.

4.   Indien uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de niet-contractuele verbintenis die uit zaakwaarneming voortvloeit, een kennelijk nauwere band heeft met een ander dan het in de leden 1 tot en met 3 bedoelde land, is het recht van dat andere land van toepassing.

Artikel 12

Precontractuele aansprakelijkheid

1.   De niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit onderhandelingen voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst, wordt, ongeacht of de overeenkomst al dan niet daadwerkelijk is gesloten, beheerst door het recht dat van toepassing is op de overeenkomst of dat op de overeenkomst van toepassing zou zijn geweest indien zij was gesloten.

2.   Het toepasselijke recht is, indien het niet op grond van lid 1 kan worden bepaald:

a)

het recht van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich hebben voorgedaan, of

b)

het recht van het land waar de partijen beiden hun gewone verblijfplaats hebben op het tijdstip waarop de schadeveroorzakende gebeurtenis zich voordoet, of,

c)

indien uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit onderhandelingen voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst, een kennelijk nauwere band heeft met een ander dan het onder a) en b) bedoelde land, is het recht van dat andere land van toepassing.

Artikel 13

Toepasselijkheid van artikel 8

Voor de toepassing van dit hoofdstuk is artikel 8 van toepassing op de niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht.

HOOFDSTUK IV

RECHTSKEUZE DOOR DE PARTIJEN

Artikel 14

Rechtskeuze door de partijen

1.   Partijen kunnen overeenkomen om niet-contractuele verbintenissen aan het door hen gekozen recht te onderwerpen:

a)

bij overeenkomst die zij sluiten nadat de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan,

of,

b)

indien elk van hen handelsactiviteiten verricht, tevens bij een beding dat zij vrijelijk overeengekomen zijn voordat de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan.

De keuze moet uitdrukkelijk geschieden of voldoende duidelijk blijken uit de omstandigheden van het geval. De keuze laat de rechten van derden onverlet.

2.   Indien alle op het tijdstip van de schadeveroorzakende gebeurtenis mogelijke aanknopingspunten zich in een ander land bevinden dan dat waarvan het recht is gekozen, laat de rechtskeuze de toepassing van de rechtsregels van dat andere land, waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken, onverlet.

3.   Indien alle op het tijdstip van de schadeveroorzakende gebeurtenis mogelijke aanknopingspunten zich in één of meer lidstaten bevinden, laat de keuze door de partijen van het recht van een niet-lidstaat de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken, in voorkomend geval zoals deze in de lidstaat van de rechter zijn geïmplementeerd, onverlet.

HOOFDSTUK V

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS

Artikel 15

Werkingssfeer van het toepasselijke recht

Het recht dat krachtens deze verordening op de niet-contractuele verbintenis van toepassing is, regelt met name:

a)

de grond en de omvang van de aansprakelijkheid, waaronder begrepen het vaststellen wie voor een handeling aansprakelijk gesteld kan worden;

b)

de gronden tot uitsluiting van aansprakelijkheid, alsook elke beperking en verdeling van de aansprakelijkheid;

c)

het bestaan, de aard en de begroting van de schade of het gevorderde;

d)

de maatregelen die de rechter, binnen de grenzen van zijn procesrechtelijke bevoegdheid, kan treffen om letsel of schade te voorkomen, te beperken of te laten vergoeden;

e)

de mogelijkheid tot overdracht van het recht om schadevergoeding of schadeloosstelling te eisen, waaronder begrepen erfopvolging;

f)

het bepalen wie recht heeft op vergoeding van de persoonlijk geleden schade;

g)

de aansprakelijkheid voor handelingen van anderen;

h)

de wijze van tenietgaan van de verbintenis, alsmede de verjaring en het verval, waaronder begrepen de aanvang, de stuiting, en de schorsing van de verjarings- of vervaltermijn.

Artikel 16

Bepalingen van bijzonder dwingend recht

De bepalingen van deze verordening laten onverlet de toepassing van de rechtsregels van het land van de rechter die, ongeacht het recht dat op de niet-contractuele verbintenis van toepassing is, ter zake een dwingend karakter hebben.

Artikel 17

Veiligheidsvoorschriften en gedragsregels

Bij de beoordeling van het gedrag van de persoon wiens aansprakelijkheid in het geding is, moet feitelijk en in passende mate rekening worden gehouden met de veiligheidsvoorschriften en gedragsregels die van kracht zijn op het tijdstip en de plaats van de gebeurtenis welke de aansprakelijkheid veroorzaakt.

Artikel 18

Rechtstreekse vordering op de verzekeraar van de aansprakelijke persoon

Degene die schade heeft geleden, kan zijn vordering rechtstreeks tegen de verzekeraar van de aansprakelijke persoon instellen, indien het op de niet-contractuele verbintenis toepasselijke recht of het op het verzekeringscontract toepasselijke recht hierin voorziet.

Artikel 19

Subrogatie

In het geval dat een persoon („de schuldeiser”) een niet-contractuele vordering heeft jegens een andere persoon („de schuldenaar”) en een derde verplicht is de schuldeiser te voldoen of de schuldeiser reeds heeft voldaan, bepaalt het recht dat op de verplichting van de derde jegens de schuldeiser van toepassing is, of en in welke mate de derde tegen de schuldenaar de rechten kan uitoefenen die de schuldeiser jegens de schuldenaar heeft overeenkomstig het recht dat op hun betrekkingen van toepassing is.

Artikel 20

Meervoudige aansprakelijkheid

In het geval dat een schuldeiser een vordering heeft op verscheidene voor dezelfde vordering aansprakelijke schuldenaren, van wie er één de schuld reeds geheel of gedeeltelijk heeft voldaan, wordt het recht van deze schuldenaar om van de andere schuldenaren vergoeding te eisen, beheerst door het recht dat van toepassing is op de niet-contractuele verbintenis van deze schuldenaar jegens de schuldeiser.

Artikel 21

Vorm

Een eenzijdige rechtshandeling met betrekking tot een niet-contractuele verbintenis is naar de vorm geldig, indien zij voldoet aan de vormvereisten van het recht dat op de niet-contractuele verbintenis van toepassing is, of van het recht van het land waar deze rechtshandeling is verricht.

Artikel 22

Bewijs

1.   Het recht dat van toepassing is op de niet-contractuele verbintenis krachtens deze verordening is van toepassing voor zover het ter zake van niet-contractuele verbintenissen wettelijke vermoedens vestigt of de bewijslast regelt.

2.   Rechtshandelingen kunnen worden bewezen door ieder middel dat is toegelaten door het recht van het land van de rechter of voor zover het bewijs kan worden geleverd voor de rechter bij wie de zaak aanhangig is, door een van de in artikel 21 bedoelde rechtsstelsels volgens hetwelk de rechtshandeling naar de vorm geldig is.

HOOFDSTUK VI

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 23

Gelijkstelling met de gewone verblijfplaats

1.   In deze verordening wordt onder de gewone verblijfplaats van een vennootschap, vereniging of rechtspersoon verstaan de plaats waar zich de hoofdvestiging bevindt.

Indien de schadeveroorzakende gebeurtenis of de schade zich voordoet bij de exploitatie van een dochteronderneming, bijkantoor of een andere vestiging, geldt de locatie van de dochteronderneming, het bijkantoor of de andere vestiging als gewone verblijfplaats.

2.   In deze verordening wordt onder de gewone verblijfplaats van een natuurlijk persoon bij de uitoefening van zijn beroep verstaan de voornaamste plaats van bedrijvigheid.

Artikel 24

Uitsluiting van herverwijzing

Waar deze verordening de toepassing van het recht van een land voorschrijft, worden daaronder verstaan de rechtsregels die in dat land gelden, met uitsluiting van de regels van het internationale privaatrecht.

Artikel 25

Staten met meerdere rechtsstelsels

1.   In het geval van een staat die meerdere territoriale eenheden telt welke ieder hun eigen rechtsregels inzake niet-contractuele verbintenissen bezitten, wordt voor het bepalen van het overeenkomstig deze verordening toe te passen recht elke territoriale eenheid als een land beschouwd.

2.   Een lidstaat die verschillende territoriale eenheden met eigen rechtsregels inzake niet-contractuele verbintenissen telt, is niet verplicht deze verordening toe te passen in de gevallen waarin uitsluitend rechtsregels van deze territoriale eenheden voor toepassing in aanmerking komen.

Artikel 26

Openbare orde van het land van de rechter

De toepassing van een bepaling van het door deze verordening aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld, indien deze toepassing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van de rechter.

Artikel 27

Verhouding tot andere bepalingen van Gemeenschapsrecht

Deze verordening laat onverlet de toepassing van de in de bepalingen van Gemeenschapsrecht vervatte en op bepaalde gebieden geldende regels inzake het toepasselijke recht op niet-contractuele verbintenissen.

Artikel 28

Verhouding tot bestaande internationale overeenkomsten

1.   Deze verordening laat onverlet de toepassing van internationale overeenkomsten waarbij één of meer lidstaten op het tijdstip van de vaststelling van de verordening partij zijn en die regels bevatten inzake het toepasselijke recht op niet-contractuele verbintenissen.

2.   Deze verordening heeft echter tussen de lidstaten voorrang op uitsluitend tussen lidstaten gesloten overeenkomsten, voor zover deze betrekking hebben op aangelegenheden waarop deze verordening van toepassing is.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 29

Lijst van overeenkomsten

1.   De lijst van de in artikel 28, lid 1, bedoelde overeenkomsten wordt door de lidstaten uiterlijk op 11 juli 2008 aan de Commissie bezorgd. Zij delen aan de Commissie elke na die datum gedane opzegging van een overeenkomst mee.

2.   Binnen zes maanden na ontvangst ervan maakt de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend:

i)

de in lid 1 bedoelde lijst van overeenkomsten;

ii)

de opzeggingen van bovengenoemde overeenkomsten.

Artikel 30

Herzieningsclausule

1.   Uiterlijk op 20 augustus 2011 brengt de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de toepassing van deze verordening. Het verslag gaat indien nodig vergezeld van voorstellen tot aanpassing van deze verordening. Dit verslag bevat:

i)

een studie naar de gevolgen van de wijze waarop het vreemde recht in de verschillende rechtsgebieden wordt behandeld en over de mate waarin de rechters in de lidstaten vreemd recht in de praktijk overeenkomstig deze verordening toepassen;

ii)

een studie naar de gevolgen van artikel 28 van deze verordening met betrekking tot het Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg, gedaan te 's-Gravenhage op 4 mei 1971.

2.   Uiterlijk op 31 december 2008 legt de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een studie voor naar de situatie op het gebied van het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en op de persoonlijkheidsrechten, met inachtneming van regels inzake persvrijheid en vrijheid van meningsuiting in de media en kwesties inzake collisie in verband met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7).

Artikel 31

Temporele toepassing

Deze verordening is van toepassing op schadeveroorzakende gebeurtenissen die zich voordoen na de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 32

Inwerkingtreding

Deze verordening is van toepassing met ingang van 11 januari 2009, met uitzondering van artikel 29, dat van toepassing is met ingang van 11 juli 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Straatsburg, 11 juli 2007.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

M. LOBO ANTUNES


(1)  PB C 241 van 28.9.2004, blz. 1.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 6 juli 2005 (PB C 157 E van 6.7.2006, blz. 371), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 25 september 2006 (PB C 289 E van 28.11.2006, blz. 68), standpunt van het Europees Parlement van 18 januari 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 10 juli 2007 en besluit van de Raad van 28 juni 2007.

(3)  PB C 12 van 15.1.2001, blz. 1.

(4)  PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.

(5)  PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(6)  PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.

(7)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.


Verklaring van de Commissie betreffende de herzieningclausule (artikel 30)

Naar aanleiding van het verzoek van het Europees Parlement en de Raad in het kader van artikel 30 van de verordening-„Rome II”, zal de Commissie uiterlijk in december 2008 een studie voorleggen over de situatie op het gebied van het recht dat van toepassing is op niet contractuele verbintenissen die voortvloeien uit inbreuken op de persoonlijke levenssfeer of op de persoonlijkheidsrechten. De Commissie zal rekening houden met alle aspecten van de situatie en zal zo nodig passende maatregelen treffen.


Top