EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007D0815

2007/815/EG: Beschikking van de Commissie van 29 november 2007 tot uitvoering van Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de goedkeuring van strategische richtsnoeren voor de periode 2008-2013 betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5738)

OJ L 326, 12.12.2007, p. 29–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2007/815/oj

12.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/29


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 november 2007

tot uitvoering van Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de goedkeuring van strategische richtsnoeren voor de periode 2008-2013 betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5738)

(Slechts de teksten in de Bulgaarse, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2007/815/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemeen programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” en tot intrekking van Beschikking 2004/904/EG van de Raad (1), en met name op artikel 17,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor de meerjarenprogrammering met betrekking tot de periode 2008-2013 dient de Commissie strategische richtsnoeren vast te stellen die het kader vormen voor de bijstandsverlening uit het Fonds.

(2)

Die richtsnoeren dienen gestalte te geven aan de prioriteiten en aan de in artikel 14, lid 4, van Beschikking nr. 573/2007/EG bedoelde specifieke prioriteiten die het voor de lidstaten die niet onder het Cohesiefonds vallen, mogelijk maken de medefinancieringsbijdrage van de Gemeenschap voor door het Fonds medegefinancierde projecten op 75 % te brengen.

(3)

Overeenkomstig artikel 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, is deze beschikking niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken.

(4)

Overeenkomstig artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, heeft Ierland bij brief van 6 september 2005 meegedeeld te willen deelnemen aan de aanneming en toepassing van Beschikking nr. 573/2007/EG.

(5)

Overeenkomstig artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, heeft het Verenigd Koninkrijk bij brief van 27 oktober 2005 meegedeeld te willen deelnemen aan de aanneming en toepassing van Beschikking nr. 573/2007/EG.

(6)

De maatregelen waarin deze beschikking voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het gemeenschappelijk comité „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” dat is ingesteld bij artikel 56 van Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” (2),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De richtsnoeren die gestalte geven aan de prioriteiten en specifieke prioriteiten voor de meerjarenprogrammering voor de periode 2008-2013 zijn in de bijlage opgenomen.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 29 november 2007.

Voor de Commissie

Franco FRATTINI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 144 van 6.6.2007, blz. 1.

(2)  PB L 144 van 6.6.2007, blz. 22.


BIJLAGE

De hieronder geformuleerde strategische richtsnoeren maken deel uit van de ontwikkeling van een efficiënter beheer van de migratiestromen in alle fasen, waartoe de Europese Raad van Tampere in 1999 de aanzet heeft gegeven.

In deze richtsnoeren worden, voor elk van de in artikel 3, lid 1, van Beschikking nr. 573/2007/EG geformuleerde doelstellingen van het Fonds, de prioriteiten van de Gemeenschap vastgelegd met het oog op de bevordering van de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

Het gemeenschappelijk Europees asielstelsel moet uiteindelijk leiden tot gelijke regels op EU-niveau, in de vorm van een systeem dat personen die werkelijk bescherming behoeven, volgens voor alle lidstaten gelijke voorwaarden toegang biedt tot een hoog beschermingsniveau en dat eerlijk en doeltreffend omgaat met degenen die geen bescherming nodig blijken te hebben.

Het Europees Vluchtelingenfonds (hierna „het Fonds” genoemd) is een instrument dat de lidstaten ondersteunt bij de uitvoering van het EU-asielbeleid. Het geld uit het Fonds kan dienen als aanvulling, als stimulans en als katalysator voor de verwezenlijking van de doelstellingen en kan verschillen verkleinen en normen verhogen.

Bij het opstellen van hun ontwerp-meerjarenprogramma moeten de lidstaten de beschikbare middelen uit het Fonds in ieder geval bestemmen voor de eerste twee hieronder genoemde prioriteiten, de derde is optioneel.

PRIORITEIT 1:   Toepassing van de beginselen en maatregelen die zijn geformuleerd in het communautair acquis op het gebied van asiel, met inbegrip van die welke betrekking hebben op integratiedoelstellingen

Dit moet leiden tot goede opvangvoorwaarden, eerlijke en doeltreffende procedures en de volledige en niet-restrictieve toepassing van het Verdrag van Genève voor de doelgroepen van het Fonds, op basis van de volgende communautaire instrumenten:

a)

Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (Dublin-verordening) (1);

b)

Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (Eurodac-verordening) (2);

c)

Verordening (EG) nr. 407/2002 van de Raad van 28 februari 2002 tot vaststelling van sommige uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (3);

d)

Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (richtlijn tijdelijke bescherming) (4);

e)

Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (richtlijn opvangvoorzieningen) (5);

f)

Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (6), voor zover deze betrekking heeft op vluchtelingen;

g)

Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (erkenningsrichtlijn) (7);

h)

Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (procedurerichtlijn) (8).

Binnen deze prioriteit mag de bijdrage van de Gemeenschap worden verhoogd tot 75 % voor projecten die op de volgende specifieke prioriteiten zijn gericht:

1.

maatregelen om rekening te houden met de speciale behoeften van kwetsbare personen, met name alleenstaande minderjarigen, en meer in het bijzonder maatregelen ter verbetering van de definities en procedures die de lidstaten hanteren om kwetsbare asielzoekers te herkennen en om adequaat op hun behoeften in te spelen;

2.

maatregelen ter verbetering van de herkenning van personen die internationale bescherming behoeven en/of van de behandeling van hun verzoek aan de grens, met name in de vorm van de ontwikkeling van specifieke opleidingsprogramma’s.

PRIORITEIT 2:   Ontwikkeling van referentie-instrumenten en evaluatiemethoden om de kwaliteit van de procedures voor de behandeling van internationalebeschermingsverzoeken te toetsen en te verbeteren en om de administratieve structuren te versterken en zo de gevolgen van de intensievere praktische samenwerking met andere lidstaten op te vangen

Binnen deze prioriteit mag de bijdrage van de Gemeenschap worden verhoogd tot 75 % voor projecten die op de volgende specifieke prioriteiten zijn gericht:

1.

maatregelen om een onafhankelijke evaluatie van de werking van het asielstelsel te laten verrichten en na te gaan hoe het efficiënter kan worden gemaakt;

2.

ontwikkeling van instrumenten die moeten leiden tot een consequentere nationale besluitvorming over de toepassing van het acquis, zoals een database voor de rechtspraak die toegankelijk is voor alle betrokken partijen;

3.

maatregelen om het vermogen van nationale asieldiensten om samen te werken met de asieldiensten van andere lidstaten te vergroten, in het bijzonder waar het gaat om het verzamelen, analyseren en beoordelen van informatie over landen of regio’s van herkomst met het oog op het uitwisselen ervan met andere lidstaten.

PRIORITEIT 3:   Maatregelen die leiden tot een meer gedeelde verantwoordelijkheid tussen de lidstaten en derde landen (optioneel)

Hierbij gaat het met name om ondersteuning van de vrijwillige pogingen van de lidstaten om onderdanen van derde landen of staatloze personen van een derde land over te brengen naar een lidstaat, waar de betrokkenen mogen verblijven met de vluchtelingenstatus of met een status die volgens het nationale en het Gemeenschapsrecht dezelfde rechten en voordelen biedt als de vluchtelingenstatus, alsmede om de overdracht van asielzoekers of personen die internationale bescherming genieten tussen de lidstaten onderling.

Binnen deze prioriteit mag de bijdrage van de Gemeenschap worden verhoogd tot 75 % voor projecten die op de volgende specifieke prioriteiten zijn gericht:

1.

maatregelen in verband met de hervestiging van personen uit een land of regio waar een regionaal beschermingsprogramma wordt uitgevoerd;

2.

maatregelen om de lidstaten waarvan het asielstelsel onder druk komt te staan, te ontlasten door asielzoekers of personen die internationale bescherming genieten, over te dragen.


(1)  PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1.

(2)  PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1.

(3)  PB L 62 van 5.3.2002, blz. 1.

(4)  PB L 212 van 7.8.2001, blz. 12.

(5)  PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18.

(6)  PB L 251 van 3.10.2003, blz. 12.

(7)  PB L 304 van 30.9.2004, blz. 12.

(8)  PB L 326 van 13.12.2005, blz. 13.


Top