EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006L0119

Richtlijn 2006/119/EG van de Commissie van 27 november 2006 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 2001/56/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de verwarming van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 330, 28.11.2006, p. 12–15 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
OJ L 314M, 1.12.2007, p. 358–361 (MT)
Special edition in Bulgarian: Chapter 13 Volume 055 P. 6 - 9
Special edition in Romanian: Chapter 13 Volume 055 P. 6 - 9
Special edition in Croatian: Chapter 13 Volume 014 P. 111 - 114

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/10/2014; stilzwijgende opheffing door 32009R0661

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2006/119/oj

28.11.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/12


RICHTLIJN 2006/119/EG VAN DE COMMISSIE

van 27 november 2006

tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 2001/56/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de verwarming van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (1), en met name op artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2001/56/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) is een van de bijzondere richtlijnen in het kader van de bij Richtlijn 70/156/EEG vastgestelde EG-typegoedkeuringsprocedure. Richtlijn 2001/56/EG bevat voorschriften voor de typegoedkeuring van voertuigen die met een verwarmingssysteem op brandstof zijn uitgerust en van verwarmingssystemen op brandstof als onderdeel.

(2)

Reglement nr. 122 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende de goedkeuring van voertuigen van de categorieën M, N en O wat hun verwarmingssysteem betreft is in werking getreden op 18 januari 2006. Omdat het reglement van toepassing is op de Gemeenschap, moeten de voorschriften van Richtlijn 2001/56/EG en die van VN/ECE-Reglement nr. 122 worden gelijkgetrokken. Daarom worden de specifieke voorschriften van bijlage 9 bij VN/ECE-Reglement nr. 122 betreffende het verwarmingssysteem van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren, opgenomen in Richtlijn 2001/56/EG.

(3)

Richtlijn 2001/56/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG ingestelde Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Richtlijn 2001/56/EG

Richtlijn 2001/56/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Overgangsbepalingen

1.   Met betrekking tot een type voertuig dat is uitgerust met een verwarmingssysteem op LPG dat voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 2001/56/EG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, mogen de lidstaten, om redenen die verband houden met verwarmingssystemen, met ingang van 1 oktober 2007:

a)

niet weigeren EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen;

b)

de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van een voertuig van dat type niet verbieden.

2.   Met betrekking tot een type verwarmingssysteem op LPG als onderdeel dat voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 2001/56/EG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, mogen de lidstaten met ingang van 1 oktober 2007:

a)

niet weigeren EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen;

b)

de verkoop of de ingebruikname van een onderdeel van dat type niet verbieden.

3.   Met ingang van 1 april 2008 weigeren de lidstaten EG-typegoedkeuring te verlenen en mogen zij weigeren nationale typegoedkeuring te verlenen voor een type voertuig met een verwarmingssysteem op LPG of een type verwarmingssysteem op LPG als onderdeel, dat niet voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 2001/56/EG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn.

Artikel 3

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 september 2007 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 november 2006.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 161 van 14.6.2006, blz. 12).

(2)  PB L 292 van 9.11.2001, blz. 21. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/78/EG van de Commissie (PB L 231 van 30.6.2004, blz. 69).


BIJLAGE

Richtlijn 2001/56/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende regel wordt toegevoegd aan het einde van de „Lijst van bijlagen”:

„Bijlage IX

Aanvullende bepalingen van toepassing op bepaalde voertuigen zoals gedefinieerd in Richtlijn 94/55/EG”.

2)

Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:

a)

De titel van deel 1 wordt vervangen door:

„1.   

VERWARMINGSSYSTEMEN OP LPG VOOR GEBRUIK IN MOTORVOERTUIGEN OP DE WEG”.

b)

Punt 1.1.6.2 wordt vervangen door:

„1.1.6.2.

bij een loskoppeling door ongeval geen ongecontroleerd LPG-verlies kan ontstaan. Om de LPG-stroom tegen te houden, wordt direct achter of in de op de cilinder of tank gemonteerde drukregelaar een inrichting geïnstalleerd; als de drukregelaar verder van de cilinder of de tank is gemonteerd, wordt een dergelijke inrichting direct voor de slang of leiding van de cilinder of tank geïnstalleerd en wordt in of achter de drukregelaar nog een inrichting geïnstalleerd.”.

c)

De titel van deel 2 wordt vervangen door:

„2.   

VERWARMINGSSYSTEMEN OP LPG DIE UITSLUITEND VOOR STATIONAIR GEBRUIK ZIJN BESTEMD IN MOTORVOERTUIGEN EN AANHANGWAGENS DAARVAN”.

3)

De volgende bijlage IX wordt toegevoegd:

„BIJLAGE IX

AANVULLENDE BEPALINGEN VAN TOEPASSING OP BEPAALDE VOERTUIGEN ZOALS GEDEFINIEERD IN RICHTLIJN 94/55/EG (1)

1.   TOEPASSINGSGEBIED

Deze bijlage is van toepassing op voertuigen waarvoor de in Richtlijn 94/55/EG vastgestelde specifieke voorschriften inzake verwarmingssystemen op brandstof en de installatie ervan gelden.

2.   DEFINITIES

De voertuigaanduidingen EX/II, EX/III, AT, FL en OX in deze bijlage zijn zoals gedefinieerd in hoofdstuk 9.1 van bijlage B bij Richtlijn 94/55/EG.

3.   TECHNISCHE BEPALINGEN

3.1.   Algemeen (voertuigen van de categorieën EX/II, EX/III, AT, FL en OX)

3.1.1.   De verwarmingssystemen op brandstof en het traject van de uitlaatgassen moeten zo ontworpen, geplaatst, beschermd of afgedekt zijn dat het risico dat de lading opwarmt of ontvlamt, aanvaardbaar is. Aan dit voorschrift wordt geacht te zijn voldaan als de brandstoftank en het uitlaatsysteem van de installatie voldoen aan de voorwaarden van de punten 3.1.1.1 en 3.1.1.2. De naleving van deze voorwaarden wordt geverifieerd op het complete voertuig.

3.1.1.1.   Alle tanks die de installatie van brandstof voorzien, moeten aan de volgende voorschriften beantwoorden:

a)

in het geval van lekken moet de brandstof op de grond terechtkomen zonder met hete delen van het voertuig of de lading in contact te komen;

b)

met benzine gevulde brandstoftanks moeten voorzien zijn van een doeltreffende vlamdemper aan de vulopening of van een afsluiting waarmee de opening hermetisch kan worden afgesloten.

3.1.1.2.   Het uitlaatsysteem en de uitlaatpijpen moeten zo gericht of beschermd zijn dat er geen gevaar is voor opwarming of ontvlamming van de lading. Als delen van het uitlaatsysteem zich direct onder de brandstoftank (diesel) bevinden, moet een vrije ruimte van minstens 100 mm zijn gerespecteerd of moeten die delen door een hitteschild zijn afgeschermd.

3.1.2.   Het verwarmingssysteem op brandstof moet manueel worden ingeschakeld. Programmeersystemen zijn verboden.

3.2.   Voertuigen van de categorieën EX/II en EX/III

Verwarmingssystemen op gasvormige brandstoffen zijn niet toegestaan.

3.3.   Voertuigen van categorie FL

3.3.1.   De verwarmingssystemen op brandstof moeten minstens volgens de volgende methoden kunnen worden uitgeschakeld:

a)

opzettelijke manuele uitschakeling vanaf de bestuurdersplaats;

b)

het stilleggen van de motor van het voertuig; in dit geval mag het verwarmingssysteem door de bestuurder opnieuw manueel worden ingeschakeld;

c)

het opstarten van een aanvoerpomp op het motorvoertuig voor de gevaarlijke goederen die worden vervoerd.

3.3.2.   Nadat de verwarmingssystemen op brandstof zijn uitgeschakeld, mogen zij nog even blijven nawerken. Voor de methoden van punt 3.3.1, onder b) en c), moet de toevoer van verbrandingslucht door passende maatregelen worden onderbroken nadat het systeem maximaal 40 seconden is blijven nawerken. Er mag alleen gebruik worden gemaakt van verwarmingssystemen waarvoor is aangetoond dat de warmtewisselaar voor zijn normale levensduur bestand is tegen de beperkte nawerkingscyclus van 40 s.

(1)  PB L 319 van 21.12.1994, blz. 7.”."



Top