27.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 376/21


RICHTLIJN 2006/114/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 12 december 2006

inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame

(gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

De in de lidstaten geldende wettelijke bepalingen om misleidende reclame tegen te gaan lopen sterk uiteen. Reclame vindt ook over de grenzen van een lidstaat weerklank en beïnvloedt daardoor rechtstreeks de goede werking van de interne markt.

(3)

Misleidende reclame en ongeoorloofde vergelijkende reclame kunnen de mededinging in de interne markt verstoren.

(4)

Reclame, ongeacht de vraag of zij al dan niet tot de sluiting van een overeenkomst leidt, is van invloed op de economische situatie van de consumenten en de handelaren.

(5)

De bestaande verschillen in de nationale wettelijke bepalingen aangaande reclame die misleidend is voor ondernemingen, hinderen het voeren van reclamecampagnes over de nationale grenzen en beïnvloeden daardoor het vrije verkeer van goederen en diensten.

(6)

Met de voltooiing van de interne markt wordt het aanbod gevarieerd. Aangezien de consumenten en de handelaren zoveel mogelijk profijt van de interne markt kunnen en moeten trekken en aangezien reclame een zeer belangrijk middel is om overal in de Gemeenschap voor alle goederen en diensten reële afzetmogelijkheden te scheppen, dienen de basisbepalingen die de vorm en inhoud van reclame regelen, uniform te zijn en dienen de voorwaarden voor het gebruik van vergelijkende reclame in de lidstaten geharmoniseerd te worden. Onder die voorwaarden moet dit ertoe bijdragen dat de voordelen van de verschillende vergelijkbare producten objectief kunnen worden belicht. Vergelijkende reclame kan voorts in het belang van de consument een stimulans vormen voor de concurrentie tussen de leveranciers van goederen en diensten.

(7)

Het is noodzakelijk objectieve minimumcriteria uit te werken aan de hand waarvan wordt beoordeeld of reclame misleidend is.

(8)

Vergelijkende reclame waarin wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken worden vergeleken en die niet misleidend is, kan een gewettigd middel zijn om de consumenten over hun voordelen voor te lichten. Het is wenselijk in een ruime opvatting van vergelijkende reclame te voorzien teneinde alle vormen van vergelijkende reclame te bestrijken.

(9)

Er moeten voorwaarden voor - wat de vergelijking betreft - geoorloofde vergelijkende reclame worden vastgesteld om te bepalen welke praktijken in verband met vergelijkende reclame de concurrentie kunnen verstoren, de concurrenten schade kunnen berokkenen en een negatieve invloed kunnen hebben op de keuze van de consument. Die voorwaarden voor geoorloofde reclame moeten criteria omvatten voor een objectieve vergelijking van de kenmerken van goederen en diensten.

(10)

De internationale overeenkomsten inzake auteursrecht alsmede de nationale bepalingen inzake contractuele en niet-contractuele aansprakelijkheid moeten van toepassing zijn wanneer in vergelijkende reclame wordt verwezen naar of een weergave wordt gegeven van de resultaten van vergelijkende tests die zijn uitgevoerd door derden.

(11)

De voorwaarden voor vergelijkende reclame moeten cumulatief zijn en moeten in hun geheel worden nageleefd. In overeenstemming met het Verdrag moet de keuze van de vorm en de middelen voor tenuitvoerlegging van deze voorwaarden aan de lidstaten worden overgelaten, voor zover deze vorm en middelen niet reeds zijn vastgelegd in deze richtlijn.

(12)

In deze voorwaarden dient met name rekening dient te worden gehouden met de voorschriften die voortvloeien uit Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (5), inzonderheid artikel 13 daarvan, en met de andere communautaire bepalingen op landbouwgebied.

(13)

Bij artikel 5 van de Eerste Richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (6) worden de houder van een ingeschreven merk exclusieve rechten verleend waaronder het recht derden te verbieden in het economisch verkeer hetzelfde of een vergelijkbaar teken te gebruiken voor dezelfde producten of diensten, of in voorkomend geval zelfs voor andere producten.

(14)

Voor een doeltreffende vergelijkende reclame kan het evenwel noodzakelijk zijn de producten of diensten van een concurrent aan te duiden door melding te maken van een merk waarvan deze laatste de houder is of van diens handelsnaam.

(15)

Een dergelijk gebruik van het merk, de handelsnaam of een ander onderscheidingsteken van een derde, voor zover daarbij de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden worden nageleefd, vormt geen inbreuk op het exclusieve recht van die derde, aangezien er uitsluitend naar wordt gestreefd deze van elkaar te onderscheiden en aldus verschillen op objectieve wijze te doen uitkomen.

(16)

Aan personen of aan organisaties die krachtens de nationale wetgeving een rechtmatig belang bij de zaak hebben, moet de mogelijkheid ter beschikking staan, tegen misleidende reclame en ongeoorloofde vergelijkende reclame op te treden, hetzij voor een rechterlijke hetzij voor een administratieve instantie die bevoegd is om zelf een uitspraak te doen over een klacht of om de passende gerechtelijke procedures in te leiden.

(17)

De rechterlijke of administratieve instanties moeten de bevoegdheid hebben om beëindiging van de misleidende reclame en ongeoorloofde vergelijkende reclame te bevelen of te bewerkstelligen. Het kan in bepaalde gevallen wenselijk zijn misleidende reclameboodschappen en ongeoorloofde vergelijkende reclameboodschappen te verbieden nog voordat deze onder het publiek zijn gebracht. Dit betekent echter geenszins dat de lidstaten verplicht zijn een regeling in te voeren waarbij reclame systematisch vooraf wordt gecontroleerd.

(18)

Vrijwillig toezicht door zelfreguleringscolleges om misleidende reclame of ongeoorloofde vergelijkende reclame tegen te gaan, kan administratieve of gerechtelijke maatregelen voorkomen en moet dus worden aangemoedigd.

(19)

Ofschoon de bewijslast op grond van de nationale wetgeving wordt vastgesteld, is het wenselijk om rechterlijke en administratieve autoriteiten de bevoegdheid te geven om van handelaren te verlangen dat zij bewijzen aandragen voor de juistheid van hun feitelijke beweringen.

(20)

Het reguleren van vergelijkende reclame is noodzakelijk voor de goede werking van de interne markt. Optreden op communautair niveau is derhalve vereist. De aanneming van een richtlijn is het geschikte middel aangezien deze uniforme algemene beginselen vastlegt, terwijl het aan de lidstaten wordt overgelaten de vorm en de geschikte methode te kiezen om de doelen te bereiken. Het is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

(21)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze richtlijn beoogt handelaren te beschermen tegen misleidende reclame en de onbillijke gevolgen daarvan, en de voorwaarden vast te stellen waaronder vergelijkende reclame is geoorloofd.

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

„reclame”: iedere mededeling bij de uitoefening van een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of van een vrij beroep ter bevordering van de afzet van goederen of diensten, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen;

b)

„misleidende reclame”: elke vorm van reclame die op enigerlei wijze, daaronder begrepen haar opmaak, de personen tot wie zij zich richt of die zij bereikt, misleidt of kan misleiden en die door haar misleidende karakter hun economische gedrag kan beïnvloeden, of die om die redenen een concurrent schade toebrengt of kan toebrengen;

c)

„vergelijkende reclame”: elke vorm van reclame waarbij een concurrent dan wel door een concurrent aangeboden goederen of diensten uitdrukkelijk of impliciet worden genoemd;

d)

„handelaar”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die handelt voor doeleinden welke betrekking hebben op zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit, alsook eenieder die in naam van of namens een handelaar optreedt;

e)

„houder van een gedragscode”: een instantie, met inbegrip van een handelaar of een groep handelaren, die verantwoordelijk is voor het opstellen en herzien van een gedragscode en/of voor het toezicht op de naleving ervan door degenen die zich eraan hebben gebonden.

Artikel 3

Bij de beoordeling van de vraag of een bepaalde reclame misleidend is, moeten alle bestanddelen, in het bijzonder de daarin voorkomende mededelingen omtrent de volgende punten, in aanmerking worden genomen:

a)

de kenmerken van de goederen of diensten, zoals beschikbaarheid, aard, uitvoering, samenstelling, procédé en datum van fabricage of levering, geschiktheid voor het gebruik, de gebruiksmogelijkheden, hoeveelheid, specificatie, geografische of commerciële oorsprong of van het gebruik te verwachten resultaten, of de uitslagen en essentiële uitkomsten van onderzoek van de goederen of diensten;

b)

de prijs of de wijze van prijsberekening, alsmede de voorwaarden waarop de goederen worden geleverd of de diensten worden verricht;

c)

de hoedanigheid, kwalificaties en rechten van de adverteerder, zoals zijn identiteit en zijn vermogen, zijn bekwaamheden en zijn industriële, commerciële of intellectuele eigendomsrechten of zijn bekroningen en onderscheidingen.

Artikel 4

Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd op voorwaarde dat deze:

a)

niet misleidend is in de zin van artikel 2, onder b), artikel 3 en artikel 8, lid 1, van deze richtlijn of de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (Richtlijn oneerlijke handelspraktijken) (7);

b)

goederen of diensten vergelijkt die in dezelfde behoeften voorzien of voor hetzelfde doel zijn bestemd;

c)

op objectieve wijze een of meer wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken van deze goederen en diensten, waartoe ook de prijs kan behoren, met elkaar vergelijkt;

d)

niet de goede naam schaadt van en zich niet kleinerend uitlaat over de merken, handelsnamen, andere onderscheidende kenmerken, goederen, diensten, activiteiten of omstandigheden van een concurrent;

e)

voor producten met een oorsprongsbenaming in elk geval betrekking heeft op producten met dezelfde benaming;

f)

geen oneerlijk voordeel oplevert ten gevolge van de bekendheid van een merk, handelsnaam of andere onderscheidende kenmerken van een concurrent dan wel van de oorsprongsbenamingen van concurrerende producten;

g)

niet goederen of diensten voorstelt als een imitatie of namaak van goederen of diensten met een beschermd handelsmerk of beschermde handelsnaam;

h)

er niet toe leidt dat onder handelaren de adverteerder met een concurrent wordt verward of dat de merken, handelsnamen, andere onderscheidende kenmerken, goederen of diensten van de adverteerder met die van een concurrent worden verward.

Artikel 5

1.   De lidstaten zorgen voor de invoering van passende en doeltreffende middelen ter bestrijding van misleidende reclame en voor de naleving van de bepalingen inzake vergelijkende reclame in het belang van handelaren en concurrenten.

Daartoe behoren wettelijke bepalingen op grond waarvan personen of organisaties die volgens de nationale wetgeving een rechtmatig belang hebben bij het bestrijden van misleidende reclame of het reguleren van vergelijkende reclame:

a)

in rechte kunnen optreden tegen dergelijke reclame,

of

b)

deze reclame kunnen voorleggen aan een administratieve instantie die bevoegd is, hetzij zelf een uitspraak te doen over een klacht, hetzij een passende gerechtelijke procedure in te leiden.

2.   Elke lidstaat beslist welke van de in lid 1, tweede alinea, bedoelde procedures wordt gevolgd en of de rechterlijke of administratieve instantie mag eisen dat afdoening van de klacht eerst langs andere wegen, waaronder die vermeld in artikel 6, wordt beproefd.

Elke lidstaat beslist

a)

of deze rechtsmiddelen afzonderlijk of gezamenlijk tegen een aantal handelaren uit dezelfde economische sector mogen worden gebruikt,

en

b)

of deze rechtsmiddelen tegen de houder van een gedragscode mogen worden gebruikt als de gedragscode het niet-naleven van wettelijke voorschriften bevordert.

3.   In het kader van de in lid 1 en lid 2 bedoelde bepalingen verlenen de lidstaten aan rechterlijke of administratieve instanties bevoegdheden om, ingeval zij deze maatregelen, rekening houdend met alle belangen die op het spel staan en met name het algemeen belang, nodig achten:

a)

te bevelen dat de misleidende reclame of ongeoorloofde vergelijkende reclame wordt gestaakt dan wel een gerechtelijke procedure in te leiden ter verkrijging van een dergelijk bevel,

of

b)

indien de misleidende reclame of ongeoorloofde vergelijkende reclame nog niet onder het publiek is gebracht, doch zulks op het punt staat te gebeuren, de publicatie te verbieden of een gerechtelijke procedure in te leiden ter verkrijging van een dergelijk verbod.

De eerste alinea is ook van toepassing wanneer er geen bewijs is van daadwerkelijk geleden verlies of schade dan wel van opzet of onachtzaamheid van de adverteerder.

De lidstaten bepalen dat de in de eerste alinea bedoelde maatregelen in het kader van een versnelde procedure worden getroffen hetzij bij wege van voorlopige voorziening, hetzij bij wege van definitieve voorziening, al naar gelang hun bevinden.

4.   De lidstaten kunnen aan rechterlijke of administratieve instanties bevoegdheden verlenen om, ter ondervanging van het voortdurend effect van misleidende reclame of ongeoorloofde vergelijkende reclame waarvan de stopzetting bij een definitieve beslissing is bevolen:

a)

de volledige of gedeeltelijke bekendmaking van die beslissing te bevelen in een door hen passend geachte vorm;

b)

bovendien de publicatie van een rechtzetting te bevelen.

5.   De in lid 1, tweede alinea, onder b), bedoelde administratieve instanties moeten:

a)

samengesteld zijn op een wijze die geen twijfel omtrent hun onpartijdigheid kan doen ontstaan;

b)

over voldoende bevoegdheden beschikken om doeltreffende controle te kunnen uitoefenen en om hun beslissingen te doen naleven wanneer zij een uitspraak over klachten doen;

c)

hun beslissingen in beginsel met redenen omkleden.

6.   Wanneer de in de leden 3 en 4 bedoelde bevoegdheden uitsluitend door een administratieve instantie worden uitgeoefend, dienen de beslissingen altijd met redenen omkleed te zijn. In dat geval dient te worden voorzien in procedures die de mogelijkheid bieden van beroep bij de rechter tegen onjuist of onredelijk uitoefenen van de bevoegdheden van de administratieve instantie en tegen onjuist of onredelijk verzuim om deze bevoegdheden uit te oefenen.

Artikel 6

Deze richtlijn sluit vrijwillig toezicht - dat door de lidstaten gestimuleerd kan worden - op misleidende reclame of vergelijkende reclame door zelfreguleringscolleges en het inschakelen van deze colleges door de in artikel 5, lid 1, tweede alinea, genoemde personen of organisaties niet uit, op voorwaarde dat de mogelijkheid van procedures bij zulke colleges bestaat naast de gerechtelijke of de administratieve procedure bedoeld in dat artikel.

Artikel 7

De lidstaten verlenen de rechterlijke of administratieve instanties bevoegdheden om tijdens een in artikel 5 bedoelde burgerlijke of administratieve procedure:

a)

te eisen dat de adverteerder bewijzen aandraagt voor de materiële juistheid van de feitelijke gegevens in de reclame, indien, met inachtneming van de rechtmatige belangen van de adverteerder en van elke andere partij bij de procedure, die eis passend lijkt, gelet op de omstandigheden van het betrokken geval, en in geval van vergelijkende reclame te eisen dat de adverteerder dergelijke bewijzen binnen een korte termijn aandraagt;

en

b)

feitelijke gegevens als onjuist te beschouwen, indien de overeenkomstig het bepaalde onder a) geëiste bewijzen niet worden aangedragen dan wel door de rechterlijke of administratieve instanties onvoldoende worden geacht.

Artikel 8

1.   Deze richtlijn belet de lidstaten niet voorschriften te handhaven of aan te nemen met het oog op een verdergaande bescherming van handelaren en concurrenten met betrekking tot misleidende reclame.

De eerste alinea is niet van toepassing op vergelijkende reclame voor zover het de vergelijking betreft.

2.   De bepalingen van deze richtlijn doen geen afbreuk aan de communautaire regelgeving betreffende reclame voor specifieke producten en/of diensten of aan beperkingen of verbodsbepalingen inzake reclame in specifieke media.

3.   De bepalingen van deze richtlijn betreffende vergelijkende reclame houden voor lidstaten, die, met inachtneming van de verdragsbepalingen, een reclameverbod voor bepaalde goederen of diensten handhaven of introduceren dat rechtstreeks wordt opgelegd dan wel door een instantie of organisatie die volgens de wetgeving van de lidstaten bevoegd is om de uitoefening van een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of een vrij beroep te reguleren, niet de verplichting in om vergelijkende reclame voor deze diensten of goederen toe te staan. Als het reclameverbod beperkt is tot specifieke media, is deze richtlijn van toepassing op de media waarvoor het reclameverbod niet geldt.

4.   Niets in deze richtlijn belet de lidstaten om, met inachtneming van de bepalingen van het Verdrag, verbodsbepalingen of beperkingen voor het gebruik van vergelijkingen in reclame voor beroepsmatige dienstverlening te handhaven of te introduceren, die rechtstreeks worden opgelegd dan wel door een instantie of organisatie die volgens de wetgeving van de lidstaten verantwoordelijk is voor het reguleren van de uitoefening van een beroepsactiviteit.

Artikel 9

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 10

Richtlijn 84/450/EEG wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 11

Deze richtlijn treedt in werking op 12 december 2007.

Artikel 12

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 12 december 2006.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES

Voor de Raad

De voorzitter

M. PEKKARINEN


(1)  Advies van 26 oktober 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van het Europees Parlement van 12 oktober 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 30 november 2006.

(3)  PB L 250 van 19.9.1984, blz. 17. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).

(4)  Zie bijlage I, deel A.

(5)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(6)  PB L 40 van 11.2.1989, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Beschikking 92/10/EEG (PB L 6 van 11.1.1992, blz. 35).

(7)  PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22.


BIJLAGE I

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Richtlijn 84/450/EEG van de Raad

(PB L 250 van 19.9.1984, blz. 17)

 

Richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 290 van 23.10.1997, blz. 18)

 

Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22)

uitsluitend artikel 14

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing

(bedoeld in artikel 10)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Toepassingsdatum

84/450/EEG

1 oktober 1986

97/55/EG

23 april 2000

2005/29/EG

12 juni 2007

12 december 2007


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 84/450/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, aanhef

Artikel 2, aanhef

Artikel 2, punt 1

Artikel 2, onder a)

Artikel 2, punt 2

Artikel 2, onder b)

Artikel 2, punt 2 bis

Artikel 2, onder c)

Artikel 2, punt 3

Artikel 2, onder d)

Artikel 2, punt 4

Artikel 2, onder e)

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 3 bis, lid 1

Artikel 4

Artikel 4, lid 1, eerste alinea, eerste zin

Artikel 5, lid 1, eerste alinea

Artikel 4, lid 1, eerste alinea, tweede zin

Artikel 5, lid 1, tweede alinea

Artikel 4, lid 1, tweede alinea

Artikel 5, lid 2, eerste alinea

Artikel 4, lid 1, derde alinea

Artikel 5, lid 2, tweede alinea

Artikel 4, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 5, lid 3, eerste alinea, aanhef

Artikel 4, lid 2, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 5, lid 3, eerste alinea, onder a)

Artikel 4, lid 2, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 5, lid 3, eerste alinea, onder b)

Artikel 4, lid 2, eerste alinea, laatste zinsnede

Artikel 5, lid 3, tweede alinea

Artikel 4, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 5, lid 3, derde alinea

Artikel 4, lid 2, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 5, lid 3, derde alinea

Artikel 4, lid 2, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 5, lid 3, derde alinea

Artikel 4, lid 2, tweede alinea, laatste zinsnede

Artikel 5, lid 3, derde alinea

Artikel 4, lid 2, derde alinea, aanhef

Artikel 5, lid 4, aanhef

Artikel 4, lid 2, derde alinea, eerste streepje

Artikel 5, lid 4, onder a)

Artikel 4, lid 2, derde alinea, tweede streepje

Artikel 5, lid 4, onder b)

Artikel 4, lid 3, eerste alinea

Artikel 5, lid 5

Artikel 4, lid 3, tweede alinea

Artikel 5, lid 6

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7, lid 1

Artikel 8, lid 1, eerste alinea

Artikel 7, lid 2

Artikel 8, lid 1, tweede alinea

Artikel 7, lid 3

Artikel 8, lid 2

Artikel 7, lid 4

Artikel 8, lid 3

Artikel 7, lid 5

Artikel 8, lid 4

Artikel 8, eerste alinea

Artikel 8, tweede alinea

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 9

Artikel 12

Bijlage I

Bijlage II