EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005R1056

Verordening (EG) nr. 1056/2005 van de Raad van 27 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten

OJ L 174, 7.7.2005, p. 5–9 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
OJ L 352M, 31.12.2008, p. 187–191 (MT)
Special edition in Bulgarian: Chapter 10 Volume 003 P. 156 - 160
Special edition in Romanian: Chapter 10 Volume 003 P. 156 - 160
Special edition in Croatian: Chapter 10 Volume 003 P. 83 - 87

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2005/1056/oj

7.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 174/5


VERORDENING (EG) Nr. 1056/2005 VAN DE RAAD

van 27 juni 2005

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 14, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het stabiliteits- en groeipact bestond aanvankelijk uit Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (3), Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (4) en de resolutie van de Europese Raad van 17 juni 1997 betreffende het stabiliteits- en groeipact (5). Het stabiliteits- en groeipact heeft zijn nut bewezen bij het vestigen van begrotingsdiscipline en op deze wijze bijgedragen tot een hoge mate van macro-economische stabiliteit met een lage inflatie en lage rentetarieven, hetgeen noodzakelijk is voor een duurzame groei en het scheppen van werkgelegenheid.

(2)

Op 20 maart 2005 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan een verslag met als titel „De uitvoering van het stabiliteits- en groeipact verbeteren”, dat erop gericht is de governance van en de nationale zeggenschap in het begrotingskader te verbeteren door middel van de versterking van de economische onderbouwing en de doeltreffendheid van het pact, zowel wat zijn preventieve als wat zijn correctieve instrumenten betreft, de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen, de groei te bevorderen en buitensporige lasten voor de toekomstige generaties te voorkomen. De Europese Raad heeft dit verslag bekrachtigd in zijn conclusies van 23 maart 2005 (6), waarin wordt verklaard dat het verslag een bijwerking en aanvulling vormt van het stabiliteits- en groeipact, waarvan het thans integraal deel uitmaakt.

(3)

Overeenkomstig het verslag van de Raad Ecofin van 20 maart 2005, dat de Europese Raad in zijn voorjaarsbijeenkomst 2005 heeft onderschreven, verklaren de lidstaten, de Raad en de Commissie dat zij zich eraan committeren het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact effectief en te gepasten tijde uit te voeren door middel van collegiale ondersteuning en collegiale pressie, en bij het economisch en begrotingstoezicht nauw en constructief samen te werken, teneinde te waarborgen dat de bepalingen van het pact zeker en doeltreffend zijn.

(4)

Verordening (EG) nr. 1467/97 moet worden gewijzigd om de overeengekomen verbeterde uitvoering van het stabiliteits- en groeipact volledig te kunnen toepassen.

(5)

Het grondbeginsel voor de toepassing van de buitensporigtekortprocedure is dat een buitensporig tekort onmiddellijk gecorrigeerd wordt. De procedure moet eenvoudig, transparant en billijk blijven.

(6)

Het concept „uitzonderlijke overschrijding van de referentiewaarde welke door een ernstige economische neergang wordt veroorzaakt”, zou moeten worden herzien. Daarbij dient terdege rekening te worden gehouden met de economische heterogeniteit in de Europese Unie.

(7)

De Commissie zou altijd een verslag krachtens artikel 104, lid 3, van het Verdrag moeten opstellen. In haar verslag zou zij moeten onderzoeken of een of meer van de in artikel 104, lid 2, bedoelde uitzonderingen van toepassing zijn. Het verslag van de Commissie krachtens artikel 104, lid 3, zou een deugdelijke afspiegeling moeten vormen van de middellangetermijnontwikkelingen in de economische situatie alsook van de middellangetermijnontwikkelingen in de begrotingssituatie. Voorts zouden andere factoren in aanmerking moeten worden genomen die naar het oordeel van de betrokken lidstaat relevant zijn om een algemene kwalitatieve evaluatie van de overschrijding van de referentiewaarde te kunnen maken.

(8)

Bij alle begrotingsbeoordelingen in het kader van een buitensporigtekortprocedure moet zorgvuldig worden gekeken naar een overschrijding die dicht bij de referentiewaarde ligt en die het gevolg is van de toepassing van pensioenhervormingen waarbij een meerpijlersysteem wordt ingevoerd dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat, aangezien de uitvoering van deze hervormingen tot een verslechtering van de begrotingssituatie op de korte termijn leidt, terwijl de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn er duidelijk mee gebaat is. Met name bij de beoordeling op grond van artikel 104, lid 12, van het Verdrag van de vraag of het buitensporig tekort is gecorrigeerd, zouden de Commissie en de Raad de ontwikkelingen in de EDP-tekorten moeten beoordelen en daarbij tevens rekening moeten houden met de nettokosten van de hervorming van de openbaar beheerde pijler.

(9)

De termijnen voor de besluitvorming door de Raad in de buitensporigtekortprocedure zouden moeten worden verlengd om de betrokken lidstaat in staat te stellen zijn optreden beter in de nationale begrotingsprocedure in te passen en een coherenter pakket aan maatregelen uit te werken. Meer in het bijzonder zou de termijn waarbinnen de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag moet besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat, doorgaans moeten worden bepaald op uiterlijk vier maanden na de data voor het verstrekken van gegevens die zijn vastgelegd in artikel 4, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (7). Dit zou een oplossing bieden voor de gevallen waarin de begrotingsgegevens vlak na de in Verordening (EG) nr. 3605/93 vastgelegde data nog niet door de Commissie (Eurostat) zijn gevalideerd.

(10)

Met het oog op een onmiddellijke correctie van buitensporige tekorten is het noodzakelijk dat lidstaten die zich in een buitensporigtekortsituatie bevinden, effectieve maatregelen nemen en jaarlijks een minimale verbetering van hun conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, eenmalige en tijdelijke maatregelen niet meegerekend, bewerkstelligen. Landen met een buitensporig tekort zullen, als ijkpunt, een jaarlijkse minimumbegrotingsinspanning moeten leveren na correctie voor conjunctuurschommelingen en ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen.

(11)

De maximale termijnen waarbinnen lidstaten effectieve maatregelen moeten nemen, dienen te worden verlengd zodat zij de maatregelen beter in de nationale begrotingsprocedure kunnen inpassen en een meer gestructureerd pakket aan maatregelen kunnen uitwerken.

(12)

Indien de betrokken lidstaat effectief gevolg heeft gegeven aan een aanbeveling krachtens artikel 104, lid 7, van het Verdrag dan wel een aanmaning krachtens artikel 104, lid 9, en onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën beletten dat het buitensporige tekort binnen de door de Raad vastgestelde termijn wordt gecorrigeerd, zou de Raad een herziene aanbeveling krachtens artikel 104, lid 7, of een herziene aanmaning krachtens artikel 104, lid 9, tot deze lidstaat moeten kunnen richten.

(13)

De huidige totale termijn van ten hoogste tien maanden tussen de in artikel 4, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 3605/93 vastgelegde data voor het verstrekken van gegevens en het besluit om sancties op te leggen, sluit niet meer aan bij de gewijzigde termijnen die gelden voor elke fase van de procedure en voor de mogelijkheid om herziene aanbevelingen krachtens artikel 104, lid 7, van het Verdrag of herziene aanmaningen krachtens artikel 104, lid 9, uit te vaardigen. De totale maximumtermijn zou daarom met deze gewijzigde termijnen in overeenstemming moeten worden gebracht.

(14)

Ook de bepalingen die gelden voor de toepassing van de procedure bij buitensporige tekorten op het Verenigd Koninkrijk en die zijn vervat in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1467/97, moeten worden aangepast om met deze wijzigingen rekening te houden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1467/97 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

„2.   De Commissie en de Raad kunnen, wanneer zij overeenkomstig artikel 104, leden 3 tot en met 6, van het Verdrag een evaluatie maken en besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat, een overschrijding van de referentiewaarde welke door een ernstige economische neergang wordt veroorzaakt, als een overschrijding van uitzonderlijke aard in de zin van artikel 104, lid 2, onder a), tweede streepje, aanmerken indien de overschrijding van de referentiewaarde het gevolg is van een negatief BBP-groeipercentage in volume of van een gecumuleerd productieverlies tijdens een langdurige periode van zeer geringe BBP-groei in volume ten opzichte van de potentiële groei.

3.   Bij de opstelling van een verslag krachtens artikel 104, lid 3, van het Verdrag houdt de Commissie rekening met alle andere relevante factoren zoals vermeld in dat artikel. Het verslag dient een deugdelijke afspiegeling te vormen van de middellangetermijnontwikkelingen in de economische situatie (met name potentiële groei, heersende conjunctuuromstandigheden, uitvoering van beleidsmaatregelen in het kader van de agenda van Lissabon en beleidsmaatregelen om O&O en innovatie te bevorderen) en van de middellangetermijnontwikkelingen in de begrotingssituatie (met name begrotingsconsolidatie in „goede tijden”, houdbaarheid van de schuldpositie, overheidsinvesteringen en de algemene kwaliteit van de overheidsfinanciën). Bovendien houdt de Commissie terdege rekening met alle andere factoren die naar het oordeel van de betrokken lidstaat relevant zijn om een uitvoerige kwalitatieve evaluatie van de overschrijding van de referentiewaarde te kunnen maken die deze lidstaat aan de Commissie en de Raad kenbaar heeft gemaakt. In dat verband moet bijzondere aandacht uitgaan naar begrotingsinspanningen om financiële bijdragen op een hoog niveau te brengen of te handhaven die gericht zijn op bevordering van de internationale solidariteit en verwezenlijking van Europese beleidsdoelstellingen, met name de eenmaking van Europa, indien de groei en de begrotingslast van een lidstaat daardoor nadelig worden beïnvloed. Een evenwichtige algehele evaluatie omvat al deze factoren.

4.   Indien volledig is voldaan aan de tweeledige voorwaarde van het overkoepelende principe dat, voordat de in lid 3 genoemde relevante factoren in aanmerking worden genomen, het algemene overheidstekort dicht bij de referentiewaarde blijft en de overschrijding van de referentiewaarde slechts van tijdelijke aard is, worden deze factoren ook in aanmerking genomen bij de in artikel 104, leden 4, 5 en 6, van het Verdrag genoemde stappen die leiden naar een besluit over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort. De evenwichtige algehele evaluatie door de Raad omvat al deze factoren.

5.   Bij alle begrotingsevaluaties in het kader van de buitensporigtekortprocedure zien de Commissie en de Raad zorgvuldig toe op de toepassing van pensioenhervormingen waarbij een meerpijlersysteem wordt ingevoerd dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat.

6.   Indien de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag, heeft besloten dat in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat, houden de Commissie en de Raad in de daaropvolgende fasen van de procedure van artikel 104 van het Verdrag rekening met de in lid 3 bedoelde relevante factoren, inclusief die welke vermeld zijn in artikel 3, lid 5, en in artikel 5, lid 2, van deze verordening. Deze relevante factoren worden evenwel niet in aanmerking genomen in het door de Raad krachtens artikel 104, lid 12, van het Verdrag, te nemen besluit tot intrekking van sommige of alle van de in artikel 104, leden 6 tot en met 9 en lid 11, van het Verdrag, bedoelde besluiten

7.   In het geval van lidstaten waarvan het tekort de referentiewaarde overschrijdt, doch dicht bij de referentiewaarde ligt, en wanneer dat tekort het gevolg is van de toepassing van pensioenhervormingen waarbij een meerpijlersysteem wordt ingevoerd dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat, nemen de Commissie en de Raad bij hun beoordeling van ontwikkelingen in de EDP-tekorten ook de kosten van de openbaar beheerde pijler in aanmerking. Daartoe worden de nettokosten van de hervorming gedurende een overgangsperiode van vijf jaar op een lineair degressieve basis in aanmerking genomen. Deze nettokosten worden ook in aanmerking genomen in het door de Raad krachtens artikel 104, lid 12, van het Verdrag, te nemen besluit tot intrekking van sommige of alle van de in artikel 104, leden 6 tot en met 9 en lid 11, van het Verdrag, bedoelde besluiten, indien het tekort in aanzienlijke mate en voortdurend is afgenomen en een niveau heeft bereikt dat de referentiewaarde benadert.”.

2)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag, besluit de Raad, doorgaans uiterlijk vier maanden na de data voor het verstrekken van gegevens die zijn vastgelegd in artikel 4, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 3605/93, of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat. Wanneer de Raad besluit dat er een buitensporig tekort bestaat, richt hij terzelfder tijd overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het Verdrag, aanbevelingen tot de betrokken lidstaat.”.

b)

Lid 4 wordt vervangen door:

„4.   In de aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het Verdrag, wordt een termijn van ten hoogste zes maanden bepaald waarbinnen de betrokken lidstaat daaraan effectief gevolg moet geven. In de aanbeveling van de Raad wordt tevens een termijn bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort, dat, behoudens bijzondere omstandigheden, binnen het jaar nadat het is geconstateerd, verholpen moet zijn. In de aanbeveling verzoekt de Raad de lidstaat een minimale jaarlijkse verbetering van het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, van ten minste 0,5 % BBP als benchmark te bewerkstelligen, teneinde het buitensporige tekort binnen de in de aanbeveling gestelde termijn te corrigeren.

5.   Indien effectief gevolg is gegeven aan een aanbeveling krachtens artikel 104, lid 7, van het Verdrag, en indien zich na de goedkeuring van de aanbeveling onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen, kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie, een herziene aanbeveling krachtens artikel 104, lid 7, van het Verdrag, aannemen. Bij de herziene aanbeveling, waarin rekening wordt gehouden met de in artikel 2, lid 3, van deze verordening genoemde relevante factoren, mag met name de termijn die is bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort met een jaar worden verlengd. De Raad beoordeelt op basis van de in zijn aanbeveling vervatte economische prognoses of er sprake is van onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën.”.

3)

Artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

1.   Een besluit van de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 9, van het Verdrag, om de betrokken deelnemende lidstaat aan te manen maatregelen te treffen om het tekort te verminderen, wordt genomen binnen twee maanden nadat de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 8, van het Verdrag heeft vastgesteld dat geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen is gegeven. In de aanmaning verzoekt de Raad de lidstaat een minimale jaarlijkse verbetering van het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, van ten minste 0,5 % BBP als benchmark te bewerkstelligen, teneinde het buitensporige tekort binnen de in de aanmaning gestelde termijn te corrigeren.

2.   Indien effectief gevolg is gegeven aan een aanmaning krachtens artikel 104, lid 9, van het Verdrag en indien er zich na de goedkeuring van de aanmaning onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen, kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie, een herziene aanmaning krachtens artikel 104, lid 9, van het Verdrag aannemen. Bij de herziene aanmaning, waarin rekening wordt gehouden met de in artikel 2, lid 3, van deze verordening genoemde relevante factoren, mag met name de termijn die is bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort met een jaar worden verlengd. De Raad beoordeelt op basis van de in zijn aanmaning vervatte economische prognoses of er sprake is van onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën.”.

4)

In artikel 6, tweede zin, worden de woorden „twee maanden” vervangen door de woorden „vier maanden”.

5)

Artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

Indien een deelnemende lidstaat zich niet voegt naar de opeenvolgende besluiten van de Raad overeenkomstig artikel 104, leden 7 en 9, van het Verdrag, wordt het besluit van de Raad om sancties op te leggen, overeenkomstig artikel 104, lid 11, van het Verdrag, doorgaans genomen binnen zestien maanden na de in artikel 4, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 3605/93 vastgelegde data voor het verstrekken van gegevens. Ingeval artikel 3, lid 5, of artikel 5, lid 2, van deze verordening wordt toegepast, wordt de termijn van zestien maanden dienovereenkomstig gewijzigd. In geval van een opzettelijk tekort, waarvan de Raad besluit dat het buitensporig is, wordt een spoedprocedure gevolgd.”.

6)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 2 komt als volgt te luiden:

„2.   De periode gedurende welke de procedure is opgeschort, wordt niet meegerekend bij de in artikel 6 bedoelde periode, noch bij de in artikel 7 bedoelde periode.”.

b)

Het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

„3.   Indien de Commissie na het verstrijken van de in artikel 3, lid 4, eerste zin, bedoelde termijn en na het verstrijken van de in artikel 6, tweede zin, bedoelde termijn van oordeel is dat de getroffen maatregelen, mits zij volledig ten uitvoer worden gelegd en op voorwaarde dat de economische ontwikkelingen sporen met de prognoses, lijken te volstaan voor het boeken van voldoende vooruitgang om het buitensporige tekort binnen de door de Raad vastgestelde termijn te corrigeren, stelt zij de Raad daarvan in kennis. De kennisgeving van de Commissie wordt openbaar gemaakt.”.

7)

De in de verordening voorkomende verwijzingen naar de artikelen 104 C, 109 E, 109 F en 201 van het Verdrag worden respectievelijk gelezen als verwijzingen naar de artikelen 104, 116, 117 en 269. Een verwijzing naar artikel D van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt gelezen als een verwijzing naar artikel 4.

8)

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1467/97 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 27 juni 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J.-C. JUNCKER


(1)  PB C 144 van 14.6.2005, blz. 16.

(2)  Advies van 9 juni 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(4)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

(5)  PB C 236 van 2.8.1997, blz. 1.

(6)  Bijlage 2 bij de conclusies van de Europese Raad van 22-23 maart 2005.

(7)  PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 351/2002 (PB L 55 van 26.2.2002, blz. 23).


BIJLAGE

„BIJLAGE

TIJDSLIMIETEN DIE GELDEN VOOR HET VERENIGD KONINKRIJK

1.

Om een gelijke behandeling van alle lidstaten te waarborgen, houdt de Raad bij het nemen van besluiten uit hoofde van de afdelingen 2, 3 en 4 van deze verordening op zodanige wijze rekening met het afwijkende begrotingsjaar van het Verenigd Koninkrijk, dat de besluiten met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk worden genomen op een tijdstip in het begrotingsjaar dat aansluit bij het tijdstip waarop de besluiten met betrekking tot de andere lidstaten genomen zijn of zullen worden.

2.

De bepalingen in kolom I worden vervangen door de bepalingen in kolom II.

Kolom I

Kolom II

„doorgaans binnen vier maanden na de in artikel 4, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad bepaalde data voor het verstrekken van gegevens”

(artikel 3, lid 3)

„doorgaans zes maanden na afloop van het begrotingsjaar waarin het tekort optrad”

„het jaar nadat het is geconstateerd”

(artikel 3, lid 4)

„het begrotingsjaar nadat het is geconstateerd”

„doorgaans binnen zestien maanden na de in artikel 4, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 3605/93 bepaalde data voor het verstrekken van gegevens”

(artikel 7)

„doorgaans binnen 18 maanden na afloop van het begrotingsjaar waarin het tekort optrad”

„het voorgaande jaar”

(artikel 12, lid 1)

„het voorgaande begrotingsjaar” ”


Top