EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003R0223

Verordening (EG) nr. 223/2003 van de Commissie van 5 februari 2003 houdende etiketteringsvoorschriften in verband met de biologische productiemethode voor diervoeders, mengvoeders en voedermiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 31, 6.2.2003, p. 3–8 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 15 Volume 007 P. 340 - 345
Special edition in Estonian: Chapter 15 Volume 007 P. 340 - 345
Special edition in Latvian: Chapter 15 Volume 007 P. 340 - 345
Special edition in Lithuanian: Chapter 15 Volume 007 P. 340 - 345
Special edition in Hungarian Chapter 15 Volume 007 P. 340 - 345
Special edition in Maltese: Chapter 15 Volume 007 P. 340 - 345
Special edition in Polish: Chapter 15 Volume 007 P. 340 - 345
Special edition in Slovak: Chapter 15 Volume 007 P. 340 - 345
Special edition in Slovene: Chapter 15 Volume 007 P. 340 - 345
Special edition in Bulgarian: Chapter 15 Volume 009 P. 165 - 170
Special edition in Romanian: Chapter 15 Volume 009 P. 165 - 170

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2008; opgeheven door 32008R0889

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2003/223/oj

32003R0223

Verordening (EG) nr. 223/2003 van de Commissie van 5 februari 2003 houdende etiketteringsvoorschriften in verband met de biologische productiemethode voor diervoeders, mengvoeders en voedermiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 031 van 06/02/2003 blz. 0003 - 0008


Verordening (EG) nr. 223/2003 van de Commissie

van 5 februari 2003

houdende etiketteringsvoorschriften in verband met de biologische productiemethode voor diervoeders, mengvoeders en voedermiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 473/2002 van de Commissie(2), en met name op artikel 1, lid 3, en artikel 13, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op grond van artikel 1, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 moet een verordening worden vastgesteld houdende etiketterings- en controlevoorschriften alsmede voorzorgsmaatregelen voor diervoeders, mengvoeders en voedermiddelen, voorzover die voorschriften specifiek verband houden met de biologische productiemethode.

(2) De markt voor voeder voor gezelschaps- en pelsdieren verschilt van die voor voeder voor andere landbouwhuisdieren. Voorts zijn de etiketterings-, de productie- en de controlevoorschriften die in respectievelijk artikel 5, artikel 6 en de artikelen 8 en 9 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 zijn vastgesteld, niet van toepassing op aquacultuurdieren of -producten. Bijgevolg mag deze verordening slechts gelden voor voeder voor dieren die volgens de biologische productiemethode worden gehouden, met uitzondering van voeder voor gezelschapsdieren, pelsdieren en aquacultuurdieren.

(3) De bijzondere etiketteringsvoorschriften voor voeder voor volgens de biologische productiemethode gehouden dieren moeten de producenten in staat stellen te bepalen welk voeder zij volgens de voorschriften inzake de biologische productiemethode mogen gebruiken. De aanduiding waarmee naar de biologische productiemethode wordt verwezen, mag niet opvallender zijn dan de omschrijving of de naam van het diervoeder als bedoeld in respectievelijk Richtlijn 79/373/EEG van de Raad van 2 april 1979 betreffende de handel in mengvoeders(3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/2/EG van het Europees Parlement en de Raad(4), en Richtlijn 96/25/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verkeer en het gebruik van voedermiddelen, tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 82/471/EEG en 93/74/EEG, en tot intrekking van Richtlijn 77/101/EEG(5), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/46/EG van het Europees Parlement en de Raad(6).

(4) Voorts moet, opdat de producenten de in bijlage I, deel B, bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 bedoelde dagrantsoenen in acht kunnen nemen, worden vermeld, in procent droge stof, wat het gehalte is aan voedermiddelen die van de biologische landbouw afkomstig zijn, wat het gehalte aan omschakelingsproducten is, en wat het totale gehalte aan diervoeders van agrarische oorsprong is. Bijgevolg moet bijlage I, deel B, van die verordening worden aangepast.

(5) Verschillende handelsmerken van voor de diervoeding bestemde producten die niet aan Verordening (EEG) nr. 2092/91 voldoen, bevatten aanduidingen waarvan de marktdeelnemer kan denken dat zij verwijzen naar de biologische productiemethode. Er moet in een overgangsperiode worden voorzien om de houders van die handelsmerken in staat te stellen zich aan de nieuwe voorschriften aan te passen. Een dergelijke overgangsperiode voor handelsmerken die de genoemde aanduidingen bevatten, mag evenwel slechts worden toegestaan als een registratieaanvraag is ingediend vóór de bekendmaking van Verordening (EG) nr. 1804/1999 van de Raad van 19 juli 1999 waarbij Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen wordt aangevuld met betrekking tot de dierlijke productie(7), en als de marktdeelnemer naar behoren erover wordt ingelicht dat de producten niet volgens de biologische productiemethode zijn verkregen.

(6) Gelet op de minimale controle-eisen en de voorzorgsmaatregelen die gelden voor de eenheden voor de bereiding van diervoeders, moeten specifieke maatregelen ten uitvoer worden gelegd, die in bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 moeten worden opgenomen.

(7) Het principe dat alle installaties in de eenheden waar van de biologische landbouw afkomstige mengvoeders worden bereid, moeten worden gescheiden van de installaties die in dezelfde eenheden worden gebruikt om conventionele mengvoeders te bereiden, wordt beschouwd als een efficiënt middel om de aanwezigheid te voorkomen van producten en stoffen die volgens de biologische productiemethode niet zijn toegestaan. Bijgevolg zou dit principe in bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 moeten worden opgenomen. Er wordt evenwel verondersteld dat onmiddellijke uitvoering van deze bepaling grote economische gevolgen zou hebben voor de mengvoederbedrijven in verschillende lidstaten en dus voor de sector van de biologische landbouw. Daarom en om de biologische sector de kans te geven zich aan de nieuwe regel inzake gescheiden productieketens aan te passen, moet de mogelijkheid worden geboden om gedurende een periode van vijf jaar van dit voorschrift af te wijken. Voorts moet deze aangelegenheid in de nabije toekomst op grondige wijze opnieuw worden onderzocht op basis van nadere gegevens en de opgedane ervaring.

(8) Verordening (EEG) nr. 2092/91 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2092/91,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze verordening is van toepassing op diervoeders, mengvoeders en voedermiddelen als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2092/91, voorzover daarop aanduidingen voorkomen of zullen worden aangebracht die verwijzen naar de biologische productiemethode. Diervoeders voor gezelschapsdieren, pelsdieren en aquacultuurdieren vallen niet onder deze verordening.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2092/91.

Voorts wordt verstaan onder:

1. "voedermiddelen die van de biologische landbouw afkomstig zijn": voedermiddelen uit de biologische landbouw of voedermiddelen die op basis van dergelijke voedermiddelen zijn bereid;

2. "voedermiddelen die afkomstig zijn van in de periode van omschakeling naar de biologische landbouw verkregen producten": omschakelingsvoedermiddelen of voedermiddelen die op basis van omschakelingsvoedermiddelen zijn bereid.

Artikel 3

1. Voor de in artikel 1 bedoelde producten mag bij de etikettering, in de reclame of in de handelsdocumenten slechts naar de biologische productiemethode worden verwezen als:

a) de producten zijn geproduceerd, bereid of ingevoerd door marktdeelnemers die zijn onderworpen aan de controlemaatregelen als bedoeld in de artikelen 8 en 9 van Verordening (EEG) nr. 2092/91;

b) de producten, met inbegrip van de voedermiddelen en alle andere stoffen die voor de bereiding ervan zijn gebruikt, niet met ioniserende stralen zijn behandeld;

c) is voldaan, voorzover nodig, aan de voorschriften die zijn vastgesteld in bijlage I, deel B, onder 4.12, 4.13, 4.14, 4.16, 4.17 en 4.18, van Verordening (EEG) nr. 2092/91;

d) bij de samenstelling van het product geen voedermiddelen die van de biologische landbouw afkomstig zijn, worden gecombineerd met dezelfde conventionele voedermiddelen;

e) bij de samenstelling van het product geen voedermiddelen die afkomstig zijn van in de periode van omschakeling naar de biologische landbouw verkregen producten, worden gecombineerd met dezelfde conventionele voedermiddelen.

2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4 en 5 wordt voor de in lid 1 bedoelde verwijzing naar de biologische productiemethode uitsluitend gebruikgemaakt van de volgende aanduidingen:

a) "afkomstig van de biologische landbouw": in dit geval moet ten minste 95 % van de droge stof van het product bestaan uit voedermiddelen die van de biologische landbouw afkomstig zijn;

b) "kan in de biologische landbouw worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2092/91": deze aanduiding geldt voor producten die in wisselende hoeveelheden voedermiddelen die van de biologische landbouw afkomstig zijn en/of voedermiddelen die afkomstig zijn van in de periode van omschakeling naar de biologische landbouw verkregen producten en/of conventionele voedermiddelen bevatten.

Artikel 4

1. De in artikel 3, lid 2, bedoelde aanduiding:

a) moet worden gescheiden van de vermeldingen als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 79/373/EEG of in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 96/25/EG;

b) mag niet worden weergegeven in kleuren, lettergroottes of lettertypes die opvallender zijn dan de omschrijving of de naam van het diervoeder als bedoeld in respectievelijk artikel 5, lid 1, onder a), van Richtlijn 79/373/EEG en artikel 5, lid 1, onder b), van Richtlijn 96/25/EG;

c) moet in hetzelfde gezichtsveld worden gecombineerd met de opgave, uitgedrukt in droge stof, van:

i) het gehalte aan voedermiddelen die van de biologische landbouw afkomstig zijn,

ii) het gehalte aan voedermiddelen die afkomstig zijn van in de periode van omschakeling naar de biologische landbouw verkregen producten,

iii) het totale gehalte aan diervoeders van agrarische oorsprong.

d) moet vergezeld gaan van de naam en/of het codenummer van de controle-instantie of controleorganisatie waaronder de marktdeelnemer die de laatste bereiding heeft verricht, ressorteert,

e) moet vergezeld gaan van een opsomming van de namen van de voedermiddelen die van de biologische landbouw afkomstig zijn,

f) moet vergezeld gaan van een opsomming van de namen van de voedermiddelen die afkomstig zijn van in de periode van omschakeling naar de biologische landbouw verkregen producten.

2. De in artikel 3, lid 2, bedoelde aanduiding mag ook vergezeld gaan van een verwijzing naar de verplichting om de diervoeders te gebruiken volgens de voorschriften inzake de samenstelling van de dagrantsoenen die zijn vastgesteld in bijlage I, deel B, van Verordening (EEG) nr. 2092/91.

3. De betrokken lidstaat bepaalt op welke wijze de naam en/of het codenummer van de controle-instantie of controleorganisatie als bedoeld in lid 1, onder d), moeten worden vermeld en stelt de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 5

De handelsmerken en verkoopbenamingen die een aanduiding als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 bevatten, mogen slechts worden gebruikt als ten minste 95 % van de droge stof van het product bestaat uit voedermiddelen die van de biologische landbouw afkomstig zijn.

Artikel 6

In afwijking van de artikelen 3, 4 en 5 mogen handelsmerken die een in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 bedoelde aanduiding bevatten, nog tot 1 juli 2006 worden gebruikt bij de etikettering van en in de reclame voor producten als bedoeld in artikel 1 die niet aan deze verordening voldoen, voorzover de volgende voorwaarden worden vervuld:

a) de registratie van het merk werd aangevraagd vóór 24 augustus 1999 en het merk is in overeenstemming met Richtlijn 89/104/EEG van de Raad(8), en

b) het merk gaat altijd vergezeld van een duidelijke, goed zichtbare en gemakkelijk leesbare vermelding die aangeeft dat de producten niet zijn vervaardigd volgens de in Verordening (EEG) nr. 2092/91 omschreven biologische productiemethode.

Artikel 7

Bijlage I, deel B, en bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 6 augustus 2003.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2003.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1.

(2) PB L 75 van 16.3.2002, blz. 21.

(3) PB L 86 van 6.4.1979, blz. 30.

(4) PB L 63 van 6.3.2002, blz. 23.

(5) PB L 125 van 23.5.1996, blz. 35.

(6) PB L 234 van 1.9.2001, blz. 55.

(7) PB L 222 van 24.8.1999, blz. 1.

(8) PB L 40 van 11.2.1989, blz. 1.

BIJLAGE

1. In bijlage I, deel B, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt aan het einde van punt 4.4. de volgende zin toegevoegd:

"Deze percentages worden uitgedrukt in procent droge stof van diervoeders van agrarische oorsprong.".

2. Bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt als volgt gewijzigd:

2.1. Punt 2 van de algemene bepalingen wordt vervangen door:

"De marktdeelnemers die op de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2491/2001 bedoelde datum reeds de betrokken activiteiten uitoefenen, zijn eveneens onderworpen aan het bepaalde in punt 3 en aan de bepalingen betreffende de eerste controle in de afdelingen A, B, C, D en E van de specifieke bepalingen van deze bijlage.".

2.2. Punt 4 van de algemene bepalingen wordt vervangen door:

"De verantwoordelijke marktdeelnemer moet de controleorganisatie of -instantie tijdig in kennis stellen van iedere wijziging in de beschrijving of de concrete maatregelen als bedoeld in punt 3 en in de bepalingen betreffende de eerste controle die zijn opgenomen in de afdelingen A, B, C, D en E van de specifieke bepalingen van deze bijlage.".

2.3. In punt 3, derde alinea, eerste streepje, van de algemene bepalingen wordt na "11" het volgende ingevoegd:

"en/of Verordening (EG) nr. 223/2003.".

2.4. In punt 6 van de algemene bepalingen wordt aan het einde van het tweede streepje het volgende toegevoegd:

"alsmede, in voorkomend geval, de samenstelling van de mengvoeders;".

2.5. Punt 7, onder b), van de algemene bepalingen wordt vervangen door:

"de naam van het product en, bij mengvoeders, de omschrijving ervan, vergezeld van een verwijzing naar de biologische productiemethode overeenkomstig, naar gelang van het geval, artikel 5 van deze verordening of artikel 3 van Verordening (EG) nr. 223/2003;".

2.6. De titel van deel C van de specifieke bepalingen wordt vervangen door:

"C. C. Invoer uit derde landen van planten, plantaardige producten, dieren, dierlijke producten en levensmiddelen die uit plantaardige en/of dierlijke producten bestaan, diervoeders, mengvoeders en voedermiddelen".

2.7. Het volgende deel E wordt toegevoegd:

"E - Eenheden voor de bereiding van diervoeders, mengvoeders en voedermiddelen

Deze afdeling geldt voor alle eenheden die voor eigen rekening of voor rekening van een derde betrokken zijn bij de bereiding als omschreven in artikel 4, punt 3, van producten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder c).

1. Eerste controle

De in punt 3 van de algemene bepalingen van deze bijlage bedoelde volledige beschrijving van de eenheid moet het volgende bevatten:

- de installaties voor de ontvangst, de bereiding en de opslag van de voor de diervoeding bestemde producten (vóór en na de behandelingen);

- de installaties voor de opslag van andere producten die voor de bereiding van de diervoeders worden gebruikt;

- de installaties voor de opslag van reinigings- en ontsmettingsproducten;

- in voorkomend geval, de omschrijving overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder a), van Richtlijn 79/373/EEG, van de mengvoeders die de marktdeelnemer van plan is te bereiden, alsmede de diersoort of -categorie waarvoor het mengvoeder is bestemd;

- in voorkomend geval, de naam van de voedermiddelen die de marktdeelnemer van plan is te bereiden.

De in punt 3 van de algemene bepalingen van deze bijlage genoemde maatregelen die de marktdeelnemer moet nemen om de naleving van de verordening te garanderen, moeten het volgende omvatten:

- met name de voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen om het risico op verontreiniging door niet-toegestane stoffen of niet-toegestane producten te verminderen, alsmede de te nemen reinigingsmaatregelen en de controle op de efficiëntie daarvan;

- de vaststelling van alle aspecten van zijn activiteiten die bepalend zijn om te waarborgen dat de in artikel 1, lid 1, onder c), bedoelde producten die in deze eenheden worden bereid, op elk ogenblik in overeenstemming zijn met deze verordening en met Verordening (EG) nr. 223/2003;

- de invoering, toepassing, naleving en bijwerking van geschikte procedures, waarbij hij zich moet baseren op de beginselen van het HACCP-systeem (Hazard Analysis and Critical Control Points - risicoanalyse en kritische controlepunten).

De controle-instantie of controleorganisatie gaat uit van deze procedures om een algemene evaluatie te maken van de risico's in elke bereidingseenheid en om een controleplan op te stellen. Dit controleplan moet voorzien in een minimumaantal aselecte monsternemingen voor de analyse, dat wordt bepaald op basis van de verwachte risico's.

2. Administratie

Met het oog op een adequate controle van de behandelingen moet de in punt 6 van de algemene bepalingen van deze bijlage genoemde administratie gegevens bevatten over de oorsprong, de aard en de hoeveelheden voedermiddelen en toevoegingsmiddelen, alsmede gegevens over de verkochte hoeveelheden eindproducten.

3. Bereidingseenheden

Bij de bereiding van de producten ziet de marktdeelnemer erop toe dat:

a) de via de biologische productiemethode verkregen diervoeders of derivaten daarvan, de omschakelingsdiervoeders of derivaten daarvan en de conventionele diervoeders op efficiënte wijze fysiek van elkaar worden gescheiden;

b) alle installaties die worden gebruikt in de eenheden waar onder deze verordening vallende mengvoeders worden bereid, volledig worden gescheiden van de installaties die worden gebruikt voor mengvoeders die niet onder deze verordening vallen.

In afwijking van de eerste alinea, onder b), mogen de behandelingen tot en met 31 december 2007 in dezelfde installaties plaatsvinden op voorwaarde dat:

- ze in de tijd worden gescheiden en dat pas met de bereiding van onder deze verordening vallende producten wordt begonnen na een adequate reiniging en nadat de efficiëntie van die reiniging is gecontroleerd; de marktdeelnemer moet deze handelingen met bewijsstukken staven;

- de marktdeelnemer erop toeziet dat alle passende maatregelen worden genomen in verband met de risico's die overeenkomstig punt 1 zijn geëvalueerd, en dat hij in voorkomend geval garandeert dat producten die niet aan de voorschriften van deze verordening voldoen, niet in de handel kunnen worden gebracht met een aanduiding die naar de biologische landbouw verwijst.

Voor de in de tweede alinea vermelde afwijking is de voorafgaande toestemming van de controle-instantie of controleorganisatie vereist. Deze toestemming kan betrekking hebben op één of meer onderdelen van de bereiding.

De Commissie moet vóór 31 december 2003 beginnen met het onderzoek van het bepaalde in punt b) van de eerste alinea. Indien nodig kan na afloop van dit onderzoek de datum van 31 december 2007 worden herzien.

4. Controlebezoeken

Naast de jaarlijkse volledige controle voert de controleorganisatie of -instantie gerichte controles uit op basis van een algemene evaluatie van de risico's op niet-overeenstemming met deze verordening; de controleorganisatie of -instantie besteedt bijzondere aandacht aan de door de marktdeelnemer aangewezen kritieke controlepunten om te bepalen of naar behoren wordt bewaakt en gecontroleerd; alle ruimten die de marktdeelnemer voor zijn activiteiten gebruikt, kunnen worden gecontroleerd met een frequentie die in verhouding staat tot de desbetreffende risico's.

5. Vervoer van producten naar andere productie-eenheden/bereidingseenheden of opslagruimten

De marktdeelnemer garandeert dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) de via de biologische productiemethode verkregen diervoeders of derivaten daarvan, de omschakelingsdiervoeders of derivaten daarvan en de conventionele diervoeders worden bij het vervoer op efficiënte wijze fysiek van elkaar gescheiden;

b) de voertuigen en/of containers waarmee producten zijn vervoerd die niet onder deze verordening vallen, mogen alleen voor het vervoer van onder deze verordening vallende producten worden gebruikt als:

- ze adequaat zijn gereinigd en de efficiëntie van die reiniging is gecontroleerd voordat de onder deze verordening vallende producten ermee worden vervoerd; de marktdeelnemer moet deze handelingen met bewijsstukken staven,

- de marktdeelnemer erop toeziet dat alle passende maatregelen zijn genomen in verband met de risico's die overeenkomstig punt 1 zijn geëvalueerd, en dat hij in voorkomend geval garandeert dat producten die niet aan de voorschriften van deze verordening voldoen, niet in de handel kunnen worden gebracht met een aanduiding die naar de biologische landbouw verwijst,

- de controleorganisatie of -instantie van de marktdeelnemer van deze transportverrichtingen op de hoogte is gebracht en zich ermee akkoord heeft verklaard. Deze toestemming kan betrekking hebben op één of meer transportverrichtingen;

c) de onder deze verordening vallende eindproducten worden fysiek of in de tijd gescheiden vervoerd van andere eindproducten;

d) de hoeveelheid product bij het begin van het vervoer en de hoeveelheden die tijdens de ronde op elke leveringsplaats zijn geleverd, worden geregistreerd.

6. Ontvangst van de producten

Bij de ontvangst van een in artikel 1 bedoeld product verifieert de marktdeelnemer de sluiting van de verpakking of de container in die gevallen waarin dit vereist is, en gaat hij na of de in punt 7 van de algemene bepalingen van deze bijlage vermelde gegevens aanwezig zijn. De marktdeelnemer verricht een kruiscontrole waarbij hij de gegevens op de etiketten als bedoeld in punt 7 van de algemene bepalingen, vergelijkt met de gegevens op de begeleidende documenten. Het resultaat van deze verificatie wordt uitdrukkelijk vermeld in de boekhouding als bedoeld in punt 6 van de algemene bepalingen."

Top