EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003F0577

Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken

OJ L 196, 2.8.2003, p. 45–55 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 19 Volume 006 P. 185 - 195
Special edition in Estonian: Chapter 19 Volume 006 P. 185 - 195
Special edition in Latvian: Chapter 19 Volume 006 P. 185 - 195
Special edition in Lithuanian: Chapter 19 Volume 006 P. 185 - 195
Special edition in Hungarian Chapter 19 Volume 006 P. 185 - 195
Special edition in Maltese: Chapter 19 Volume 006 P. 185 - 195
Special edition in Polish: Chapter 19 Volume 006 P. 185 - 195
Special edition in Slovak: Chapter 19 Volume 006 P. 185 - 195
Special edition in Slovene: Chapter 19 Volume 006 P. 185 - 195
Special edition in Bulgarian: Chapter 19 Volume 006 P. 125 - 135
Special edition in Romanian: Chapter 19 Volume 006 P. 125 - 135
Special edition in Croatian: Chapter 19 Volume 008 P. 59 - 69

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_framw/2003/577/oj

32003F0577

Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken

Publicatieblad Nr. L 196 van 02/08/2003 blz. 0045 - 0055


Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad

van 22 juli 2003

inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 31, onder a), en artikel 34, lid 2, onder b),

Gezien het initiatief van de Franse Republiek, het Koninkrijk Zweden en het Koninkrijk België(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 heeft het beginsel van wederzijdse erkenning onderschreven, dat de hoeksteen van de justitiële samenwerking binnen de Unie zou moeten worden in zowel burgerlijke als strafzaken.

(2) Het beginsel van wederzijdse erkenning moet ook van toepassing zijn op gerechtelijke beslissingen die tijdens het vooronderzoek worden gegeven, in het bijzonder die op grond waarvan de bevoegde rechterlijke autoriteiten snel bewijsstukken veilig kunnen stellen en beslag kunnen leggen op gemakkelijk verplaatsbare voorwerpen.

(3) Op 29 november 2000 heeft de Raad overeenkomstig de conclusies van Tampere een programma van maatregelen goedgekeurd om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning in strafzaken, met als eerste prioriteit (maatregelen 6 en 7) de aanneming van een instrument ter toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning bij bevriezing van bewijsstukken en voorwerpen.

(4) Samenwerking tussen de lidstaten, op basis van het beginsel van wederzijdse erkenning en onmiddellijke tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, veronderstelt dat erop vertrouwd wordt dat de te erkennen en ten uitvoer te leggen beslissingen steeds zullen worden gegeven overeenkomstig de beginselen van wettelijkheid, subsidiariteit en evenredigheid.

(5) De rechten van partijen of van derden te goeder trouw moeten geëerbiedigd worden.

(6) Dit kaderbesluit eerbiedigt de grondrechten en voldoet aan de beginselen die worden erkend bij artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en zijn weergegeven in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name in hoofdstuk VI. Niets in dit kaderbesluit staat eraan in de weg dat de bevriezing kan worden geweigerd van voorwerpen waarvoor een beslissing tot bevriezing is gegeven, indien er objectieve redenen bestaan om aan te nemen dat de beslissing tot bevriezing is gegeven met het oog op vervolging of bestraffing van een persoon op grond van zijn geslacht, ras, godsdienst, etnische afstamming, nationaliteit, politieke overtuiging of seksuele geaardheid of dat de positie van die persoon kan worden aangetast om een van deze redenen.

Dit kaderbesluit laat de toepassing door de lidstaten van hun grondwettelijke bepalingen betreffende een eerlijke rechtsgang, vrijheid van vereniging, vrijheid van drukpers en vrijheid van meningsuiting in andere media, onverlet,

HEEFT HET VOLGENDE KADERBESLUIT VASTGESTELD:

TITEL I TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Doel

Met dit kaderbesluit wordt beoogd de regels vast te stellen volgens welke een lidstaat een door een rechterlijke autoriteit van een andere lidstaat in een strafprocedure gegeven beslissing tot bevriezing op zijn grondgebied erkent en ten uitvoer legt. Het laat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen, zoals neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, onverlet.

Artikel 2

Begripsomschrijvingen

In dit kaderbesluit wordt verstaan onder:

a) "beslissingsstaat": de lidstaat waarin een rechterlijke autoriteit zoals omschreven in het nationale recht van de beslissingsstaat, in een strafprocedure een beslissing tot bevriezing heeft gegeven, geldig heeft verklaard of op enigerlei wijze heeft bevestigd;

b) "tenuitvoerleggingsstaat": de lidstaat op het grondgebied waarvan de voorwerpen of bewijsstukken zich bevinden;

c) "beslissing tot bevriezing": elke door een bevoegde rechterlijke autoriteit van de beslissingsstaat getroffen maatregel ter voorkoming van vernietiging, verwerking, verplaatsing, overdracht of vervreemding van voorwerpen die door de beslissingsstaat geconfisqueerd zouden kunnen worden of als bewijsstukken zouden kunnen dienen;

d) "voorwerpen": goederen van enigerlei aard, lichamelijk of onlichamelijk, roerend of onroerend, alsmede rechtsbescheiden waaruit de eigendom of andere rechten ten aanzien van die goederen blijken, en ten aanzien waarvan de bevoegde rechterlijke autoriteit van de beslissingsstaat van mening is:

- dat deze de opbrengst zijn van een in artikel 3 genoemd strafbaar feit dan wel in waarde geheel of gedeeltelijk met die opbrengst overeenstemmen, of

- dat deze een hulpmiddel voor of het voorwerp van het strafbare feit uitmaken;

e) "bewijsstuk": objecten, documenten of gegevens die als overtuigingsstuk kunnen dienen in een strafprocedure inzake een in artikel 3 genoemd strafbaar feit.

Artikel 3

Strafbare feiten

1. Dit kaderbesluit is van toepassing op beslissingen tot bevriezing met het oog op:

a) de veiligstelling van bewijs, of

b) de daaropvolgende confiscatie van voorwerpen.

2. De volgende strafbare feiten zoals omschreven in het recht van de beslissingsstaat en indien daarop in de beslissingsstaat een vrijheidsstraf staat met een maximum van ten minste drie jaar, zullen niet op dubbele strafbaarheid van het feit worden getoetst:

- deelneming aan een criminele organisatie;

- terrorisme;

- mensenhandel;

- seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie;

- illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;

- illegale handel in wapens, munitie en explosieven;

- corruptie;

- fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen;

- het witwassen van opbrengsten van misdrijven;

- vervalsing met inbegrip van namaak van de euro;

- informaticacriminaliteit;

- milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en bedreigde planten- en boomsoorten;

- hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf;

- moord en doodslag, zware mishandeling;

- illegale handel in menselijke organen en weefsels;

- ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling;

- racisme en vreemdelingenhaat;

- georganiseerde of gewapende diefstal;

- illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen;

- oplichting;

- racketeering en afpersing;

- namaak van producten en productpiraterij;

- vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten;

- vervalsing van betaalmiddelen;

- illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars;

- illegale handel in nucleaire en radioactieve stoffen;

- handel in gestolen voertuigen;

- verkrachting;

- opzettelijke brandstichting;

- misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen;

- kaping van vliegtuigen/schepen;

- sabotage.

3. De Raad kan te allen tijde, met eenparigheid van stemmen, besluiten andere categorieën van strafbare feiten toe te voegen aan de lijst in lid 2, na raadpleging van het Europees Parlement onder de voorwaarden van artikel 39, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De Raad overweegt in het licht van het door de Commissie overeenkomstig artikel 14 van dit kaderbesluit ingediende verslag, of de lijst moet worden uitgebreid dan wel aangepast.

4. Voor gevallen die niet onder lid 2 vallen, kan de tenuitvoerleggingsstaat de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing tot bevriezing die gegeven is voor de doeleinden bedoeld in lid 1, onder a), afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de gedraging waarvoor de beslissing gegeven is, naar het recht van die staat een strafbaar feit vormt, ongeacht de bestanddelen ervan of de wijze waarop ze zijn omschreven in het recht van de beslissingsstaat.

Voor gevallen die niet onder lid 2 vallen, kan de tenuitvoerleggingsstaat de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing tot bevriezing die gegeven is voor de doeleinden bedoeld in lid 1, onder b), afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de gedraging waarvoor de beslissing gegeven is, een strafbaar feit vormt waarvoor naar het recht van die staat de bevriezing is toegestaan, ongeacht de bestanddelen ervan of de wijze waarop ze zijn omschreven.

TITEL II PROCEDURE VOOR DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN TOT BEVRIEZING

Artikel 4

Toezending van beslissingen tot bevriezing

1. Elke beslissing tot bevriezing in de zin van dit kaderbesluit, vergezeld van het in artikel 9 bedoelde certificaat, wordt door de rechterlijke autoriteit die haar heeft gegeven, op een dusdanige wijze rechtstreeks toegezonden aan de voor de tenuitvoerlegging bevoegde rechterlijke autoriteit dat in alle gevallen een schriftelijk document kan worden voorgelegd op grond waarvan de tenuitvoerleggingsstaat de echtheid kan vaststellen.

2. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland kunnen vóór de in artikel 14, lid 1, genoemde datum in een verklaring meedelen dat de beslissing tot bevriezing, vergezeld van het bedoelde certificaat, via een door hen in die verklaring genoemde centrale autoriteit of autoriteiten moet worden toegezonden. Een dergelijke verklaring kan te allen tijde worden gewijzigd door een latere verklaring of worden ingetrokken. Elke verklaring of intrekking wordt neergelegd bij het secretariaat-generaal van de Raad; de Commissie wordt hiervan in kennis gesteld. Deze lidstaten kunnen te allen tijde door een nieuwe verklaring het toepassingsgebied van zo'n verklaring beperken teneinde de toepassing van lid 1 te verruimen. Zij moeten zulks doen wanneer de bepalingen inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken van de Schengenuitvoeringsovereenkomst voor hen in werking treden.

3. Als de voor tenuitvoerlegging bevoegde rechterlijke autoriteit niet bekend is, verzoekt de rechterlijke autoriteit van de beslissingsstaat langs alle mogelijke kanalen, waaronder de contactpunten van het Europees justitieel netwerk(3), de tenuitvoerleggingsstaat om inlichtingen.

4. Wanneer de rechterlijke autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat die een beslissing tot bevriezing ontvangt, geen rechtsmacht heeft om deze beslissing te erkennen en de nodige maatregelen te nemen om haar ten uitvoer te leggen, zendt zij de beslissing ambtshalve toe aan de voor tenuitvoerlegging bevoegde rechterlijke autoriteit en stelt zij de rechterlijke autoriteit in de beslissingsstaat die de beslissing heeft gegeven, hiervan in kennis.

Artikel 5

Erkenning en onmiddellijke tenuitvoerlegging

1. De bevoegde rechterlijke autoriteiten van de tenuitvoerleggingsstaat erkennen elke overeenkomstig artikel 4 toegezonden beslissing tot bevriezing zonder verdere formaliteiten en nemen de nodige maatregelen voor de onmiddellijke tenuitvoerlegging daarvan op dezelfde wijze als met betrekking tot een door een autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat gegeven beslissing tot bevriezing, tenzij die autoriteit een van de in artikel 7 genoemde gronden aanvoert om de beslissing niet te erkennen of niet ten uitvoer te leggen, dan wel een van de in artikel 8 genoemde gronden voor uitstel.

Telkens wanneer moet worden gewaarborgd dat de verkregen bewijsstukken geldig zijn en voorzover deze formaliteiten en procedures niet strijdig zijn met de grondbeginselen van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat neemt de rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat ook de formaliteiten en procedures in acht die door de bevoegde rechterlijke autoriteit van de beslissingsstaat uitdrukkelijk zijn aangegeven in de beslissing tot bevriezing.

Aan de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat wordt onverwijld op een dusdanige wijze kennis gegeven van de tenuitvoerlegging van de beslissing tot bevriezing dat in alle gevallen een schriftelijk document kan worden voorgelegd.

2. Alle aanvullende dwangmaatregelen waartoe de beslissing tot bevriezing noopt, worden genomen volgens de toepasselijke procedurele regels van de tenuitvoerleggingsstaat.

3. Zo spoedig mogelijk en, indien mogelijk, binnen 24 uur na de ontvangst van een beslissing tot bevriezing, nemen de bevoegde rechterlijke autoriteiten van de tenuitvoerleggingsstaat een besluit over de beslissing tot bevriezing en delen zij dat besluit mee.

Artikel 6

Duur van de bevriezing

1. De bevriezing van de voorwerpen wordt in de tenuitvoerleggingsstaat gehandhaafd totdat de tenuitvoerleggingsstaat definitief aan het in artikel 10, lid 1, onder a) of b), bedoelde verzoek heeft voldaan.

2. De beslissingsstaat gehoord hebbende, kan de tenuitvoerleggingsstaat evenwel overeenkomstig zijn nationale wetgeving en praktijken naar gelang van de concrete omstandigheden van de zaak passende voorwaarden stellen om de duur van de bevriezing van de voorwerpen te beperken. Indien de tenuitvoerleggingsstaat overeenkomstig deze voorwaarden intrekking van de maatregel overweegt, stelt hij de beslissingsstaat daarvan in kennis en geeft hij hem de gelegenheid opmerkingen te maken.

3. De rechterlijke autoriteiten van de beslissingsstaat geven de rechterlijke autoriteiten van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld kennis van de intrekking van de beslissing tot bevriezing. In dat geval trekt de tenuitvoerleggingsstaat de maatregel zo spoedig mogelijk in.

Artikel 7

Gronden voor niet-erkenning of niet-tenuitvoerlegging

1. De bevoegde rechterlijke autoriteiten van de tenuitvoerleggingsstaat kunnen de erkenning of de tenuitvoerlegging van de beslissing tot bevriezing alleen weigeren:

a) indien het in artikel 9 bedoelde certificaat niet wordt overgelegd, onvolledig is of kennelijk niet met de beslissing tot bevriezing overeenstemt;

b) in geval van een voorrecht of een immuniteit uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, waardoor de beslissing tot bevriezing niet ten uitvoer kan worden gelegd;

c) indien uit de informatie die in het certificaat wordt verstrekt, zonder meer blijkt dat het verlenen van rechtshulp krachtens artikel 10 voor het strafbare feit waarvoor de beslissing tot bevriezing is gegeven, het "ne bis in idem"-beginsel zou schenden;

d) indien, in één van de in artikel 3, lid 4, bedoelde gevallen, het feit dat aan de beslissing tot bevriezing ten grondslag ligt, naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat niet strafbaar is; terzake van retributies en belastingen, douane en deviezen mag de tenuitvoerlegging van de beslissing tot bevriezing niet worden geweigerd op grond van het feit dat de tenuitvoerleggingsstaat niet dezelfde soort retributies of belastingen heft of niet dezelfde soort regelgeving inzake retributies, belastingen, douane en deviezen kent als de beslissingsstaat.

2. In het in lid 1, onder a), bedoelde geval kan de bevoegde rechterlijke autoriteit:

a) een termijn bepalen waarbinnen het certificaat moet worden overgelegd, aangevuld of gecorrigeerd, of

b) een gelijkwaardig document aanvaarden, of

c) de beslissingsstaat van deze verplichting ontslaan, indien zij zich voldoende geïnformeerd acht.

3. Elke beslissing tot niet-erkenning of niet-tenuitvoerlegging wordt onverwijld genomen en op een dusdanige wijze ter kennis gebracht van de bevoegde rechterlijke autoriteiten van de beslissingsstaat dat in alle gevallen een schriftelijk document kan worden voorgelegd.

4. Ook indien de beslissing tot bevriezing in de praktijk onmogelijk ten uitvoer kan worden gelegd omdat het betrokken voorwerp of bewijsstuk is verdwenen of vernietigd of niet kan worden gevonden op de in het certificaat aangegeven plaats of omdat de plaats waar het voorwerp of bewijsstuk zich bevindt niet nauwkeurig genoeg is aangegeven, zulks zelfs na raadpleging van de beslissingsstaat, worden de bevoegde rechterlijke autoriteiten van de beslissingsstaat daarvan onverwijld in kennis gesteld.

Artikel 8

Gronden voor uitstel van tenuitvoerlegging

1. De bevoegde rechterlijke autoriteit kan de tenuitvoerlegging van een overeenkomstig artikel 4 toegezonden beslissing tot bevriezing uitstellen:

a) indien de tenuitvoerlegging een lopend strafrechtelijk onderzoek kan schaden, zolang zij dat nodig acht;

b) indien met betrekking tot de voorwerpen of bewijsstukken in kwestie reeds een beslissing tot bevriezing in een strafrechtelijke procedure is gegeven, zolang deze beslissing niet is ingetrokken;

c) indien, in geval van een beslissing tot bevriezing van voorwerpen met het oog op de latere confiscatie ervan, met betrekking tot die voorwerpen in de loop van een andere procedure in de tenuitvoerleggingsstaat reeds een beslissing is gegeven en zolang deze beslissing niet is ingetrokken. Deze bepaling is echter alleen van toepassing indien deze beslissing voorrang heeft boven latere nationale beslissingen tot bevriezing in een strafrechtelijke procedure krachtens het nationale recht.

2. Aan de bevoegde rechterlijke autoriteit van de beslissingsstaat wordt op een dusdanige wijze onverwijld kennis gegeven van het uitstel van de tenuitvoerlegging van de beslissing tot bevriezing, met inbegrip van de gronden voor het uitstel en, zo mogelijk, de verwachte duur van het uitstel, dat in alle gevallen een schriftelijk document kan worden voorgelegd.

3. Zodra de gronden voor uitstel zijn vervallen, neemt de bevoegde rechterlijke autoriteit onverwijld de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de beslissing tot bevriezing en stelt zij de bevoegde rechterlijke autoriteit in de beslissingsstaat daarvan op een dusdanige wijze in kennis dat in alle gevallen een schriftelijk document kan worden voorgelegd.

4. De bevoegde rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat geeft de bevoegde rechterlijke autoriteit van de beslissingsstaat kennis van alle andere beperkende maatregelen die op het betrokken voorwerp van toepassing zijn.

Artikel 9

Certificaat

1. Het certificaat, waarvan het model in de bijlage staat, wordt ondertekend door de bevoegde rechterlijke autoriteit van de beslissingsstaat die de maatregel bevolen heeft; deze autoriteit verklaart dat de inhoud ervan juist is.

2. Het certificaat wordt vertaald in de officiële taal of in één van de officiële talen van de tenuitvoerleggingsstaat.

3. Elke lidstaat kan bij de aanneming van dit kaderbesluit of later, in een bij het secretariaat-generaal van de Raad neergelegde verklaring, meedelen dat hij een vertaling in één of meer andere officiële talen van de instellingen van de Europese Gemeenschappen aanvaardt.

Artikel 10

Verdere behandeling van het bevroren voorwerp

1. De in artikel 4 bedoelde toezending:

a) gaat vergezeld van een verzoek tot overgave van het bewijsstuk aan de beslissingsstaat,

of

b) gaat vergezeld van een verzoek tot confiscatie strekkende tot hetzij tenuitvoerlegging van een beslissing tot confiscatie die in de beslissingsstaat is gegeven, hetzij tot confiscatie in de tenuitvoerleggingsstaat en daaropvolgende tenuitvoerlegging van deze beslissing,

of

c) bevat in het certificaat een instructie dat het voorwerp in de tenuitvoerleggingsstaat blijft in afwachting van een verzoek zoals bedoeld onder a) of b). De beslissingsstaat vermeldt in het certificaat de (verwachte) datum van indiening van dit verzoek. Artikel 6, lid 2, is van toepassing.

2. Verzoeken zoals bedoeld in lid 1, onder a) of b), worden door de beslissingsstaat ingediend en door de tenuitvoerleggingsstaat behandeld overeenkomstig de geldende voorschriften voor wederzijdse rechtshulp in strafzaken en voor internationale samenwerking op het vlak van confiscatie.

3. In afwijking van de in lid 2 bedoelde voorschriften voor wederzijdse rechtshulp kan de tenuitvoerleggingsstaat de in lid 1, onder a), bedoelde verzoeken niet weigeren wegens het ontbreken van dubbele strafbaarheid, wanneer de verzoeken betrekking hebben op de in artikel 3, lid 2, bedoelde feiten die in de beslissingsstaat strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar.

Artikel 11

Rechtsmiddelen

1. De lidstaten treffen de nodige regelingen teneinde elke betrokkene, met inbegrip van derden te goeder trouw, in staat te stellen bij een rechter in de beslissingsstaat of in de tenuitvoerleggingsstaat, overeenkomstig de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat, tegen een overeenkomstig artikel 5 tenuitvoergelegde beslissing tot bevriezing een vordering zonder schorsende werking in te stellen om zijn rechtmatige belangen te beschermen.

2. De materiële gronden voor het geven van de beslissing tot bevriezing kunnen alleen bij een rechter in de beslissingsstaat worden aangevochten.

3. Indien de vordering in de tenuitvoerleggingsstaat wordt ingesteld, wordt de rechterlijke autoriteit van de beslissingsstaat van de ingestelde vordering en de aangevoerde middelen in kennis gesteld, zodat zij de argumenten naar voren kan brengen die zij nodig acht. Zij wordt in kennis gesteld van het resultaat van de vordering.

4. De beslissings- en de tenuitvoerleggingsstaat nemen de nodige maatregelen om de uitoefening van de in lid 1 bedoelde vordering te vergemakkelijken, in het bijzonder door de betrokkenen passende informatie te verstrekken.

5. De beslissingsstaat zorgt ervoor dat de termijnen voor de uitoefening van het in lid 1 bedoelde vorderingsrecht zodanig worden toegepast dat ze de betrokkenen de mogelijkheid van een doeltreffende voorziening in rechte waarborgen.

Artikel 12

Schadevergoeding

1. Indien de tenuitvoerleggingsstaat krachtens zijn wetgeving aansprakelijk is voor schade die een van de in artikel 11 bedoelde personen heeft geleden ten gevolge van de tenuitvoerlegging van een krachtens artikel 4 aan hem toegezonden beslissing tot bevriezing, betaalt de beslissingsstaat, onverminderd artikel 11, lid 2, de tenuitvoerleggingsstaat alle bedragen terug die krachtens die aansprakelijkheid aan deze persoon als schadevergoeding zijn betaald, tenzij en voorzover de schade of een gedeelte daarvan uitsluitend het gevolg is van de gedraging van de tenuitvoerleggingsstaat.

2. Lid 1 laat de nationale wetgeving van de lidstaten inzake vorderingen van natuurlijke of rechtspersonen tot schadevergoeding onverlet.

TITEL III SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Territoriale werkingssfeer

Dit kaderbesluit is van toepassing op Gibraltar.

Artikel 14

Toepassing

1. De lidstaten nemen de maatregelen die nodig zijn om uiterlijk op 2 augustus 2005 aan dit kaderbesluit te voldoen.

2. De lidstaten delen het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie uiterlijk op dezelfde datum de tekst mee van de voorschriften waarmee zij hun verplichtingen uit hoofde van dit kaderbesluit in nationaal recht omzetten. Uiterlijk op 2 augustus 2006 beoordeelt de Raad, aan de hand van een op grond van deze gegevens opgesteld verslag en van een schriftelijk verslag van de Commissie, in hoeverre de lidstaten de nodige maatregelen hebben getroffen om aan dit kaderbesluit te voldoen.

3. Het secretariaat-generaal van de Raad stelt de lidstaten en de Commissie in kennis van de ingevolge artikel 9, lid 3, neergelegde verklaringen.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Dit kaderbesluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2003.

Voor de Raad

De voorzitter

G. Alemanno

(1) PB C 75 van 7.3.2001, blz. 3.

(2) Advies van 11 juni 2002 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3) Gemeenschappelijk Optreden 98/428/JBZ van 29 juni 1998 door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, tot oprichting van een Europees justitieel netwerk (PB L 191 van 7.7.1998, blz. 4).

BIJLAGE

CERTIFICAAT BEDOELD IN ARTIKEL 9

>PIC FILE= "L_2003196NL.005102.TIF">

>PIC FILE= "L_2003196NL.005201.TIF">

>PIC FILE= "L_2003196NL.005301.TIF">

>PIC FILE= "L_2003196NL.005401.TIF">

>PIC FILE= "L_2003196NL.005501.TIF">

Top