EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003D0253

Beschikking nr. 253/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2003 houdende goedkeuring van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap ("Douane 2007")

OJ L 36, 12.2.2003, p. 1–6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 02 Volume 013 P. 229 - 234
Special edition in Estonian: Chapter 02 Volume 013 P. 229 - 234
Special edition in Latvian: Chapter 02 Volume 013 P. 229 - 234
Special edition in Lithuanian: Chapter 02 Volume 013 P. 229 - 234
Special edition in Hungarian Chapter 02 Volume 013 P. 229 - 234
Special edition in Maltese: Chapter 02 Volume 013 P. 229 - 234
Special edition in Polish: Chapter 02 Volume 013 P. 229 - 234
Special edition in Slovak: Chapter 02 Volume 013 P. 229 - 234
Special edition in Slovene: Chapter 02 Volume 013 P. 229 - 234
Special edition in Bulgarian: Chapter 02 Volume 015 P. 83 - 88
Special edition in Romanian: Chapter 02 Volume 015 P. 83 - 88

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2007; einde programma en opgeheven door 32007D0624

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2003/253(2)/oj

32003D0253

Beschikking nr. 253/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2003 houdende goedkeuring van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap ("Douane 2007")

Publicatieblad Nr. L 036 van 12/02/2003 blz. 0001 - 0006
Publicatieblad Nr. L 095 van 11/04/2003 blz. 0036 - 0037


Beschikking nr. 253/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 11 februari 2003

houdende goedkeuring van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap ("Douane 2007")

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De ervaring die is opgedaan met eerdere programma's op douanegebied, in het bijzonder het programma "Douane 2002", neergelegd in Beschikking nr. 210/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 houdende goedkeuring van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap Douane 2000(4), duidt erop dat de Gemeenschap er groot belang bij zou hebben dit programma voort te zetten en zelfs uit te breiden. Met het nieuwe programma moet worden voortgebouwd op de resultaten van de eerdere programma's. Uit de eerdere programma's is gebleken dat meer gerichte en meetbare doelstellingen nodig zijn.

(2) Bij het nieuwe programma dient rekening te worden gehouden met de mededeling van de Commissie en de resolutie van de Raad van 30 mei 2001 betreffende een strategie voor de douane-unie(5).

(3) De douaneadministraties vervullen een essentiële rol bij het beschermen van de belangen van de Gemeenschap, in het bijzonder de financiële belangen. Zij moeten de burgers en de deelnemers aan het economisch verkeer in de Gemeenschap overal binnen het douanegebied waar douaneformaliteiten worden vervuld een gelijkwaardig beschermingsniveau bieden en bijdragen tot het concurrentievermogen van bedrijven van de Europese Unie op de wereldmarkt. In dit verband moet het douanebeleid door de Groep douanebeleid voortdurend aan de ontwikkelingen worden aangepast om ervoor te zorgen dat de nationale douaneadministraties samen even efficiënt en effectief functioneren, als ging het om één enkele administratie.

(4) Bij deze beschikking moeten de doelstellingen voor de uitvoering van het programma worden vastgesteld alsook de prioriteiten die de komende vijf jaar als leidraad voor het programma dienen. De beschikking dient tevens de door de lidstaten getroffen maatregelen op douanegebied te ondersteunen en aan te vullen. De uitvoering van dit programma wordt door de Commissie en de lidstaten in partnerschap gecoördineerd en georganiseerd, binnen het gemeenschappelijk beleid zoals dat door de Groep douanebeleid is ontwikkeld.

(5) De betrokkenheid van de Gemeenschap bij het toetredingsproces van de kandidaat-lidstaten vereist dat de Gemeenschap de praktische middelen verstrekt die de douaneadministraties van die landen in staat stellen om het volledige scala van taken te vervullen dat op het moment van toetreding volgens het Gemeenschapsrecht vereist is, waaronder begrepen het beheer van de toekomstige buitengrens. Om dit te bereiken zou het programma voor de kandidaat-lidstaten moeten opengesteld worden.

(6) Voor het bereiken van de doelstellingen van dit programma kan een scala van instrumenten worden gebruikt, waaronder systemen voor communicatie en informatie-uitwisseling, beheers- en projectgroepen, benchmarking, uitwisseling van ambtenaren, seminars, workshops, toezicht, externe acties en opleidingsactiviteiten. Met betrekking tot de beroepsopleiding wordt in artikel 150 van het Verdrag bepaald dat het optreden van de Gemeenschap zou moeten plaatsvinden met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de organisatie van de beroepsopleiding.

(7) Het is nodig dat in het optreden van de douane prioriteit wordt gegeven aan het verbeteren van antifraudecontroles, het minimaliseren van de kosten die voor de economische subjecten aan de uitvoering van de douanewetgeving zijn verbonden, en het voorbereiden van de uitbreiding. De Gemeenschap moet derhalve in staat zijn om, binnen de grenzen van haar bevoegdheden, het optreden van de douaneadministraties van de lidstaten te ondersteunen. Elke door de Gemeenschapsvoorschriften voorziene mogelijkheid tot administratieve samenwerking dient tevens volledig te worden benut.

(8) De toenemende mondialisering van de handel, de ontwikkeling van nieuwe markten, en veranderingen in de wijze waarop en de snelheid waarmee goederen worden getransporteerd, maken het nodig dat douaneadministraties hun onderlinge betrekkingen versterken alsook die met het bedrijfsleven van de Gemeenschap, de juridische en de wetenschappelijke kringen en de deelnemers aan het internationale handelsverkeer.

(9) In een vroeg stadium van het programma dienen indicatoren te worden vastgesteld om te zorgen voor een efficiënt systeem inzake algemene evaluatie van het programma. Om na te gaan of er sprake is van een effectief en efficiënt programmabeheer dienen voor elke actie indicatoren te worden vastgesteld.

(10) Het is van essentieel belang dat de douaneadministraties gebruik blijven maken van het ontwikkelingspotentieel op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie met het oog op het aanbieden van meer efficiënte en toegankelijke elektronische diensten die de kosten voor de deelnemers aan het economisch verkeer beperken en het concurrentievermogen van Europa en een meer efficiënte interne markt bevorderen.

(11) Deze beschikking stelt voor de gehele duur van het programma de financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(6).

(12) De voor de uitvoering van deze beschikking vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld volgens Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7),

HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I REIKWIJDTE EN DOELSTELLINGEN

Artikel 1

Vaststelling van het programma

Bij deze beschikking wordt, voor de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2007, een meerjarig communautair actieprogramma ("Douane 2007"), hierna "het programma" genoemd, vastgesteld ter ondersteuning en aanvulling van de maatregelen die de lidstaten hebben genomen om de doeltreffende werking van de interne markt op douanegebied te waarborgen.

Artikel 2

Deelname aan het programma

1. Deelnemende landen zijn de lidstaten en de in lid 2 bedoelde landen die daadwerkelijk aan het programma deelnemen.

2. Het programma wordt opengesteld voor elk land dat als kandidaat-lidstaat voor toetreding tot de Europese Unie wordt erkend in overeenstemming met de voorwaarden voor een dergelijke deelname.

Artikel 3

Doelstellingen

1. In het kader van het beheer van de douane-unie zijn de doelstellingen van het programma ervoor te zorgen dat de douaneadministraties van de lidstaten:

a) gecoördineerd optreden om ervoor te zorgen dat de douaneactiviteiten in overeenstemming zijn met de behoeften van de interne markt van de Gemeenschap, middels uitvoering van de strategie als omschreven in de eerder genoemde mededeling van de Commissie en resolutie van de Raad;

b) net zo efficiënt met elkaar samenwerken en hun taken net zo efficiënt uitvoeren als betrof het één enkele administratie, en dat overal in het douanegebied gelijkwaardige resultaten worden bereikt;

c) voldoen aan de uit de mondialisering en toenemende handelsvolumes voortvloeiende vereisten en bijdragen aan de versterking van het concurrentievermogen van de Europese Unie;

d) de noodzakelijke bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie bieden alsook een stabiel en veilig klimaat voor de burgers;

e) de noodzakelijke stappen ondernemen als voorbereiding op de uitbreiding en de integratie van nieuwe lidstaten steunen.

2. De gemeenschappelijke aanpak van het douanebeleid wordt voortdurend aan de nieuwe ontwikkelingen aangepast in partnerschap tussen de Commissie en de lidstaten in de Groep douanebeleid die bestaat uit de directeuren-generaal douanezaken van de Commissie en de lidstaten of hun vertegenwoordigers. De Commissie stelt de Groep douanebeleid op gezette tijden in kennis van de maatregelen met betrekking tot de uitvoering van het programma.

Artikel 4

Prioriteiten van het programma

Voor de uitvoering van het programma worden de volgende prioriteiten bepaald:

a) het verlagen van de kosten die voor de deelnemers aan het economisch verkeer aan de uitvoering van de douanewetgeving zijn verbonden, door maatregelen zoals betere standaardisering, en het ontwikkelen van een steeds meer open en transparante samenwerking met de handelssector;

b) het identificeren, ontwikkelen en toepassen van beste werkmethoden, vooral op het terrein van auditcontrole a posteriori, risicoanalyse en vereenvoudigde procedures;

c) het opzetten van een systeem voor het beoordelen van de prestaties van de douaneadministraties van de lidstaten;

d) het ondersteunen van acties ter voorkoming van onregelmatigheden, bijvoorbeeld door een snelle verstrekking van controle-informatie aan de eerstelijnsdouanekantoren;

e) het verbeteren van de standaardisering en vereenvoudiging van douaneprocedures, -systemen en -controles;

f) het verbeteren van de coördinatie en de samenwerking tussen de laboratoria die analyses voor douanedoeleinden verrichten, teneinde met name een uniforme en ondubbelzinnige tariefindeling in heel de Europese Unie te bewerkstelligen;

g) het ondersteunen van de totstandkoming van een elektronische douaneomgeving met papierloze douaneprocedures en continue toegang voor de deelnemers aan het economisch verkeer tot de douane, door het ontwikkelen van communicatiesystemen, gekoppeld aan de noodzakelijke veranderingen op wetgevend- en administratief gebied;

h) het waarborgen van de goede werking van bestaande communicatie- en informatiesystemen en, waar nodig, het ontwikkelen en invoeren van nieuwe;

i) het ondernemen van acties om de douanediensten van de kandidaat-lidstaten te ondersteunen bij de voorbereiding op de toetreding;

j) het bijstaan van derde landen bij de modernisering van douanediensten en -procedures;

k) het ontwikkelen van gemeenschappelijke opleidingsmaatregelen en van het organisatorisch kader voor douaneopleiding die beantwoorden aan de door de programma-acties geschapen behoeften.

HOOFDSTUK II PROGRAMMA-ACTIES

Artikel 5

Systemen voor communicatie en informatie-uitwisseling

1. De Commissie en de deelnemende landen zorgen ervoor dat de volgende systemen voor communicatie en informatie-uitwisseling, samen met handboeken en gidsen, operationeel zijn, voorzover de werking van deze systemen ingevolge de Gemeenschapswetgeving noodzakelijk is:

a) het gemeenschappelijk communicatienetwerk/de gemeenschappelijke systeeminterface (CCN/CSI), voorzover noodzakelijk ter ondersteuning van de werking van de in dit lid beschreven systemen;

b) het systeem voor gegevensverspreiding (DDS);

c) het nieuwe geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (NCTS/NSTI);

d) het informatiesysteem betreffende het geïntegreerde tarief van de Gemeenschap (Taric);

e) het informatiesysteem voor het overbrengen van oorsprongsstempels en de verzending van douanevervoerstempels (TCO/TCT);

f) de Europese Douanelijst van chemische stoffen (EDCS);

g) het Europees informatiesysteem betreffende bindende tariefinlichtingen (EBTI/RTCE);

h) het beheersysteem voor de bewaking van de naleving van tariefcontingenten (TQS);

i) het systeem inzake de vrijstelling van douanerechten op grond van de regeling actieve veredeling (IPR);

j) het informatiesysteem betreffende WAARDEN PER EENHEID;

k) het informatiesysteem inzake ONTHEFFINGEN;

l) andere bestaande communautaire IT-systemen op douanegebied om de continuïteit te waarborgen.

2. De Commissie kan, in partnerschap met de lidstaten, aanvullende systemen voor communicatie en informatie-uitwisseling tot stand brengen wanneer zij deze nodig achten.

3. De communautaire elementen van de systemen voor communicatie en informatie-uitwisseling zijn: de uitrusting, de programmatuur en netwerkverbindingen, waarover de deelnemende landen gemeenschappelijk moeten beschikken, zodat de interconnectie en interoperabiliteit van de systemen is gewaarborgd, of deze elementen nu bij de Commissie (of bij een aangewezen onderaannemer) zijn geïnstalleerd of in de deelnemende landen (of bij een aangewezen onderaannemer). De Commissie sluit de noodzakelijke contracten om te verzekeren dat deze elementen operationeel zijn.

4. De niet-communautaire elementen van de systemen voor communicatie en informatie-uitwisseling omvatten: de nationale databanken die deel uitmaken van deze systemen, de netwerkverbindingen tussen de communautaire en niet-communautaire elementen, en de programmatuur en uitrusting die de deelnemende landen nuttig achten voor een optimaal gebruik van deze systemen in de gehele administratie. De deelnemende landen zorgen ervoor dat de niet-communautaire elementen operationeel blijven en interoperabel zijn met de communautaire.

5. De Commissie coördineert in samenwerking met de deelnemende landen de aspecten van het opzetten en van de werking van de communautaire en niet-communautaire elementen van de systemen en infrastructuur als bedoeld in lid 1.

Artikel 6

Benchmarking

Er kunnen activiteiten op het gebied van benchmarking worden georganiseerd waarbij één of meer deelnemende landen of derde landen, met name de belangrijkste handelspartners van de Gemeenschap, zijn betrokken, teneinde de prestaties van de douaneadministraties van de betreffende landen op specifieke gebieden te verbeteren.

Voor de toepassing van deze beschikking wordt onder "benchmarking" verstaan, het vergelijken van werkmethoden of het gebruik van overeengekomen, gemeenschappelijke indicatoren voor prestatiebeoordeling, die worden gebruikt voor het vaststellen van verschillen in prestatieniveaus en betrokken processen, om op basis daarvan ervaringen te kunnen uitwisselen en van goede werkwijzen te leren om de efficiëntie en effectiviteit te kunnen verbeteren.

Artikel 7

Uitwisseling van ambtenaren

1. De Commissie en de deelnemende landen organiseren uitwisselingen van douaneambtenaren ter ondersteuning van de doelstellingen van het programma. Elke uitwisseling is gewijd aan een specifieke beroepsactiviteit, wordt voldoende voorbereid en wordt achteraf geëvalueerd door de betrokken ambtenaren en diensten. Uitwisselingen kunnen een operationeel karakter hebben of op specifieke prioritaire activiteiten zijn gericht.

2. Indien van toepassing nemen de deelnemende landen de nodige stappen om de uitwisselingsambtenaren in staat te stellen in de ontvangende dienst operationeel te zijn. Daartoe worden de uitwisselingsambtenaren gemachtigd om de formaliteiten te verrichten in verband met de hun opgedragen taken. Indien de omstandigheden zulks vereisen, en met name om rekening te houden met de specifieke eisen van de rechtsorde van elk deelnemend land, kunnen de bevoegde autoriteiten in de deelnemende landen de bedoelde machtiging beperken.

3. Tijdens de uitwisseling wordt de burgerlijke aansprakelijkheid van de ambtenaren in de uitoefening van hun functie gelijkgesteld aan die van de nationale ambtenaren van de ontvangende dienst. Voor ambtenaren die deelnemen aan de uitwisseling gelden dezelfde regels op het gebied van beroepsgeheim als voor de nationale ambtenaren.

4. De Commissie en de deelnemende landen kunnen ter ondersteuning van de doelstellingen van het programma ook uitwisselingen met derde landen organiseren.

5. Volgens de eisen van de Commissie worden de uitwisselingen, inclusief het effect ervan op de administratie, periodiek door de deelnemende landen geëvalueerd.

Artikel 8

Seminars, workshops en projectgroepen

De Commissie en de deelnemende landen organiseren seminars, workshops en conferenties waaraan ambtenaren van de deelnemende landen en de Commissie deelnemen en, indien van toepassing, andere deskundigen op het terrein. Seminars, workshops en conferenties kunnen ook door ambtenaren van andere administraties worden bijgewoond als dit gezien de doelstellingen van de activiteit wenselijk is.

De Commissie kan, in partnerschap met de lidstaten, projectgroepen oprichten voor het uitvoeren van specifieke taken binnen een vastgestelde termijn.

Artikel 9

Opleidingsactiviteiten

1. Teneinde een gestructureerde samenwerking te stimuleren tussen de voor de opleiding van douaneambtenaren verantwoordelijke nationale opleidingsinstituten en ambtenaren zullen de deelnemende landen, in samenwerking met de Commissie:

a) opleidingsnormen vaststellen, bestaande opleidingsprogramma's verder ontwikkelen en, indien nodig, nieuwe programma's ontwerpen, teneinde ambtenaren een gemeenschappelijke opleidingsbasis te kunnen geven met betrekking tot het volledige scala van communautaire douanevoorschriften en -procedures, zodat zij de noodzakelijke gemeenschappelijke beroepskennis en -vaardigheden kunnen verwerven;

b) indien van toepassing, de voor de eigen douaneambtenaren bedoelde opleidingscursussen openstellen voor ambtenaren van alle deelnemende landen;

c) de noodzakelijke gemeenschappelijke instrumenten ontwikkelen voor douaneopleidingen en het beheer van deze opleidingen, inclusief het opzetten van een organisatorisch kader.

2. De deelnemende landen zorgen er ook voor dat hun ambtenaren de basisopleiding en permanente bijscholing ontvangen die nodig is voor het verwerven van de gemeenschappelijke beroepskennis en -vaardigheden als vastgelegd in de gemeenschappelijke opleidingsprogramma's, alsook een toereikende talenopleiding genieten om een toereikend niveau van taalvaardigheid te bereiken.

Artikel 10

Monitoring

1. De Commissie zorgt in partnerschap met de lidstaten en, indien van toepassing, in nauw overleg met de deelnemers aan het economisch verkeer, voor monitoring op specifieke sectoren van de communautaire douaneregelgeving en -procedures.

2. Deze monitoring wordt uitgevoerd door gemeenschappelijke teams bestaande uit douaneambtenaren van de lidstaten en de Commissie. Deze teams bezoeken op basis van een thematische of regionale benadering verschillende plaatsen binnen het douanegebied van de Gemeenschap waar douaneadministraties hun taken uitoefenen. Na afloop van deze bezoeken stellen zij een verslag op waarin de beste werkmethoden en eventuele moeilijkheden bij de uitvoering van de voorschriften worden omschreven en geanalyseerd. Verder zal het verslag, indien van toepassing, aanbevelingen bevatten voor de aanpassing van zowel Gemeenschapsregelgeving als werkmethoden, met als doel de efficiëntie van het douaneoptreden als geheel te verbeteren. Deze deskundigenverslagen worden gezonden aan de lidstaten en de Commissie.

Artikel 11

Externe acties in de vorm van technische bijstand en opleiding

1. De Commissie coördineert de acties op het gebied van technische opleiding, bijstand en samenwerking van de Gemeenschap en de lidstaten ten behoeve van de douaneadministraties van derde landen, teneinde de coherentie van de communautaire maatregelen zowel extern als intern, te waarborgen.

2. De Commissie zorgt ook voor de uitvoering van de acties op het gebied van technische opleiding, bijstand en samenwerking ten behoeve van:

a) de kandidaat-lidstaten, teneinde deze landen in staat te stellen om zich te conformeren aan de communautaire douanewetgeving. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de interconnectiviteit van de douane-IT-systemen;

b) derde landen, om deze te ondersteunen bij de modernisering van hun douaneadministraties teneinde zowel de voorwaarden voor de ontwikkeling van legitieme handel als de samenwerking met de douaneadministraties in de Europese Unie te verbeteren.

Artikel 12

Overige acties

De Commissie kan in partnerschap met de lidstaten alle mogelijke andere acties ontwikkelen en gebruiken die voor het bereiken van de doelstellingen van het programma noodzakelijk zijn.

Artikel 13

Vaststellen van doelstellingen en indicatoren

Voor alle acties in het kader van dit programma moeten duidelijk omschreven doelstellingen worden gegeven alsook meetbare indicatoren om een gepaste evaluatie mogelijk te maken en een duidelijke kostenindicatie. Ook moeten de acties zodanig zijn ontworpen dat met de resultaten het verwachte effect van de actie wordt bereikt.

HOOFDSTUK III FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 14

Financieel kader

1. De financiële middelen voor de uitvoering van dit programma voor de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2007 worden vastgesteld op 133 miljoen EUR.

2. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 15

Uitgaven

1. De noodzakelijke uitgaven in verband met de uitvoering van het programma worden over de Gemeenschap en de deelnemende landen verdeeld overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 en 3.

2. De Gemeenschap draagt de volgende uitgaven:

a) de kosten van de ontwikkeling, aankoop, installatie en het onderhoud van de in artikel 5 beschreven communautaire elementen van de systemen voor communicatie- en informatie-uitwisseling, en de kosten van het dagelijks beheer c.q. de bediening van de bij de Commissie of een aangewezen onderaannemer geïnstalleerde communautaire elementen;

b) de reis- en verblijfkosten die deelnemende landen maken in verband met benchmarking-activiteiten, de uitwisseling van ambtenaren, seminars, workshops, projectgroepen en opleiding en monitoring als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 10;

c) de organisatiekosten van seminars en workshops;

d) de kosten in verband met de in artikelen 11 en 12 bedoelde acties.

De Commissie bepaalt, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom nr. 1605/2002, van 25 juni 2002, betreffende het financieel reglement dat van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(8), de regels met betrekking tot de betaling van uitgaven en stelt de deelnemende landen van deze regels in kennis.

3. De deelnemende landen dragen de volgende kosten:

a) uitgezonderd de in lid 2, onder a), genoemde kosten, alle kosten in verband met het opzetten en de werking van de in artikel 5 bedoelde niet-communautaire elementen van de systemen voor communicatie en informatie-uitwisseling, en de kosten van het dagelijks beheer c.q. de bediening van de in hun land of bij een aangewezen onderaannemer geïnstalleerde communautaire elementen van die systemen;

b) het verschil tussen de door de Gemeenschap overeenkomstig lid 2, onder b), c) en d), betaalde kosten en de feitelijke kosten van de activiteit;

c) de kosten in verband met de in artikel 9, lid 2, omschreven basisopleiding en permanente bijscholing, inclusief de talenopleiding, van hun ambtenaren;

Artikel 16

Financiële controle

Financieringsbesluiten en enigerlei overeenkomsten of contracten die voortvloeien uit deze beschikking, zijn onderworpen aan financiële controle en, indien nodig, controles ter plaatse door de Commissie, waaronder begrepen het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer. Enigerlei subsidie die uit hoofde van deze beschikking wordt verstrekt, is onderworpen aan een vooraf door begunstigden te tekenen schriftelijke overeenkomst. Deze overeenkomst bevat een akkoordverklaring van de begunstigden met een door de Rekenkamer te verrichten audit op het gebruik dat van de subsidie wordt gemaakt.

HOOFDSTUK IV OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 17

Uitvoering

De voor de uitvoering van dit programma vereiste maatregelen worden vastgesteld volgens de beheersprocedure van artikel 18, lid 2.

Artikel 18

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité Douane 2007 (hierna "het Comité" genoemd).

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 19

Evaluatie en verslagen

1. Dit programma wordt voortdurend geëvalueerd door de Commissie in samenwerking met de deelnemende landen. Dit geschiedt door middel van de in lid 2 bedoelde verslagen en door specifieke activiteiten. De evaluatie zal geschieden op basis van een model, criteria en indicatoren welke worden vastgesteld tijdens het eerste jaar van het programma.

2. De deelnemende landen doen de Commissie:

a) uiterlijk op 30 juni 2005 een tussentijds rapport en;

b) uiterlijk op 31 december 2007 een eindrapport over de effectiviteit en efficiëntie van het programma toekomen.

3. De Commissie zal het Europees Parlement en de Raad:

a) uiterlijk op 31 december 2005 een tussentijds rapport over de effectiviteit en efficiëntie van het programma doen toekomen en;

b) uiterlijk op 30 juni 2008 een eindrapport over de effecten van het programma doen toekomen.

Deze rapporten zullen eveneens ter informatie aan het Economisch en Sociaal Comité worden voorgelegd.

4. In het eindverslag als bedoeld in lid 3 worden alle resultaten van iedere actie van het programma geanalyseerd; een analyse van de kracht en zwakte van de bij de werking van de interne markt betrokken douane- en informatiesystemen, van welke aard ook, maakt hiervan deel uit. In het verslag worden voorstellen geformuleerd die moeten leiden tot gelijke behandeling voor de deelnemers aan het economisch verkeer op ieder punt van het communautaire douanegebied en het verzamelen van informatie die moet dienen ter ondersteuning van een degelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze beschikking treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2003.

Artikel 21

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Deze beschikking is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 februari 2003.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

P. Efthymiou

(1) PB C 126 E van 28.5.2002, blz. 268.

(2) PB C 241 van 7.10.2002, blz. 8.

(3) Advies van het Europees Parlement van 3 september 2002 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 16 december 2002.

(4) PB L 33 van 4.2.1997, blz. 24. Beschikking gewijzigd bij Beschikking nr. 105/2000/EG (PB L 13 van 19.1.2000, blz. 1).

(5) PB C 171 van 15.6.2001, blz. 1.

(6) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(8) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

Top