EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002L0054

Richtljn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad

OJ L 193, 20.7.2002, p. 12–32 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 03 Volume 036 P. 292 - 312
Special edition in Estonian: Chapter 03 Volume 036 P. 292 - 312
Special edition in Latvian: Chapter 03 Volume 036 P. 292 - 312
Special edition in Lithuanian: Chapter 03 Volume 036 P. 292 - 312
Special edition in Hungarian Chapter 03 Volume 036 P. 292 - 312
Special edition in Maltese: Chapter 03 Volume 036 P. 292 - 312
Special edition in Polish: Chapter 03 Volume 036 P. 292 - 312
Special edition in Slovak: Chapter 03 Volume 036 P. 292 - 312
Special edition in Slovene: Chapter 03 Volume 036 P. 292 - 312
Special edition in Bulgarian: Chapter 03 Volume 043 P. 150 - 170
Special edition in Romanian: Chapter 03 Volume 043 P. 150 - 170
Special edition in Croatian: Chapter 03 Volume 056 P. 223 - 243

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/09/2022

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2002/54/oj

32002L0054

Richtljn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad

Publicatieblad Nr. L 193 van 20/07/2002 blz. 0012 - 0032


Richtljn 2002/54/EG van de Raad

van 13 juni 2002

betreffende het in de handel brengen van bietenzaad

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

Na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Richtlijn 66/400/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad(2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd(3). Codificatie van genoemde richtlijn is nodig om een duidelijke en rationeel geordende tekst te verkrijgen.

(2) De voortbrenging van suiker- en voederbieten, hierna bieten genoemd, neemt een belangrijke plaats in de landbouw van de Gemeenschap in.

(3) De bevredigende resultaten van de bietenteelt hangen grotendeels van het gebruik van geschikt zaad af.

(4) De productiviteit van de bietenteelt in de Gemeenschap zal stijgen, indien de lidstaten eenvormige en zo streng mogelijke regels toepassen bij de keuze van de tot de handel toegelaten rassen. Derhalve is bij Richtlijn 2002/53/EG van de Raad(4) een gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen vastgesteld.

(5) Er dient voor de Gemeenschap een eenvormige keuringsregeling te worden opgesteld die berust op de ervaringen opgedaan bij het toepassen van de regelingen van de lidstaten en van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. In het kader van de consolidatie van de interne markt dient de communautaire regeling van toepassing te zijn op de productie met het oog op het in de handel brengen en op het in de handel brengen in de Gemeenschap, met uitsluiting van de mogelijkheid voor de lidstaten om hiervan eenzijdig af te wijken, mogelijkheid waardoor het vrije verkeer van zaaizaad en pootgoed in de Gemeenschap zou kunnen worden verhinderd.

(6) Bietenzaad mag in het algemeen slechts in de handel worden gebracht, indien het volgens de keuringsregeling officieel is onderzocht en goedgekeurd als basiszaad of gecertificeerd zaad. De keuze van de technische termen "basiszaad" en "gecertificeerd zaad" berust op een reeds bestaande internationale terminologie. Onder bepaalde voorwaarden moeten kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan en niet-bewerkt zaad in de handel kunnen worden gebracht.

(7) De communautaire bepalingen dienen niet van toepassing te zijn op zaad waarvan is aangetoond dat het bestemd is voor uitvoer naar derde landen.

(8) Teneinde de kwaliteit van het bietenzaad in de Gemeenschap te verhogen, moeten bepaalde voorwaarden worden gesteld ten aanzien van onder meer de polyploïdie, de eenkiemigheid, alsmede ten aanzien van het segmenteren, de mechanische zuiverheid, de kiemkracht en het vochtgehalte.

(9) Ter vastlegging van de identiteit, moeten communautaire bepalingen worden vastgesteld betreffende de verpakking, de bemonstering, de sluiting en de aanduiding. De etiketten moeten hiertoe de voor de uitoefening van het officiële toezicht alsmede voor de voorlichting van de landbouwer noodzakelijke gegevens vermelden en moeten het communautaire karakter van de goedkeuring tot uitdrukking brengen.

(10) Er dienen voorschriften te worden vastgesteld die betrekking hebben op het in de handel brengen van chemisch behandeld zaad en van voor biologische teelt geschikt zaad evenals regels voor de instandhouding van plantaardige genetische bronnen met het oog op de instandhouding, door gebruik in situ, van rassen die met genetische erosie worden bedreigd.

(11) Afwijkingen moeten onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan zonder aan het bepaalde in artikel 14 van het Verdrag afbreuk te doen. De lidstaten die van die afwijkingen gebruikmaken, moeten elkaar voor de controle wederzijdse administratieve bijstand verlenen.

(12) De lidstaten moeten passende controlemaatregelen vaststellen teneinde te waarborgen dat bij het in de handel brengen is voldaan aan de voorwaarden betreffende de kwaliteit van het zaad en aan de bepalingen betreffende de waarborging van de identiteit.

(13) Zaad dat aan deze voorwaarden voldoet mag, onverminderd de toepassing van artikel 30 van het Verdrag, slechts worden onderworpen aan de beperkingen ten aanzien van het in de handel brengen die in de communautaire bepalingen zijn opgenomen.

(14) Het is noodzakelijk onder bepaalde voorwaarden zaad goed te keuren dat in een ander land is vermeerderd, uitgaande van in een lidstaat goedgekeurd basiszaad zoals het in die lidstaat vermeerderde zaad.

(15) Voorts dient te worden bepaald dat bietenzaad dat in derde landen is geoogst, in de Gemeenschap slechts in de handel mag worden gebracht, indien het dezelfde waarborgen biedt als in de Gemeenschap officieel goedgekeurd zaad dat beantwoordt aan de communautaire bepalingen.

(16) Voor perioden waarin de voorziening met goedgekeurd zaad van verschillende categorieën op moeilijkheden stuit, dient tijdelijk zaad te worden toegelaten waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, evenals zaden van rassen die noch in de gemeenschappelijke rassenlijst, noch in een nationale rassenlijst voorkomen.

(17) Het verdient aanbeveling, teneinde de technische methoden voor de keuring in de lidstaten te harmoniseren en over mogelijkheden te beschikken voor een vergelijking tussen het in de Gemeenschap goedgekeurde zaad en het uit derde landen afkomstige zaad, in de lidstaten communautaire vergelijkingsproeven vast te leggen voor een jaarlijkse nacontrole van het gecertificeerde zaad.

(18) Het is gewenst dat tijdelijke experimenten kunnen worden opgezet om betere alternatieven voor sommige bepalingen van de onderhavige richtlijn te vinden.

(19) De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig het Besluit van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(5).

(20) Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de verplichtingen van de lidstaten wat de in bijlage V, deel B, genoemde omzettingstermijnen van de richtlijnen betreft,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen van bietenzaad binnen de Gemeenschap.

Zij geldt niet voor bietenzaad waarvan is aangetoond dat het bestemd is voor uitvoer naar derde landen.

Artikel 2

1. In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) In de handel brengen: de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden, tegen of zonder vergoeding, met het oog op commercieel gebruik.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen:

- de beschikbaarstelling van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;

- de levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de levering van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de dienstverlener geen rechten op het geleverde zaaizaad of op de opbrengst van de oogst verwerft. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaaad op dat moment voldoet.

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepaling worden volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

b) Bieten: suikerbieten en voederbieten van de soort Beta vulgaris L.

c) Basiszaad: zaad

i) dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens strenge selectievoorschriften ten aanzien van het ras,

ii) dat bestemd is voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad,

iii) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, voldoet aan de in bijlage I voor basiszaad opgesomde voorwaarden en

iv) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.

d) Gecertificeerd zaad: zaad

i) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad,

ii) dat bestemd is voor de voortbrenging van bieten,

iii) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, onder b), voldoet aan de in bijlage I voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en

iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of

- waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I, deel A, vastgestelde voorwaarden voldoet.

e) Eenkiemig zaad: genetisch eenkiemig zaad.

f) Precisiezaad: zaad dat bestemd is voor precisiezaaimachines en dat overeenkomstig het bepaalde in bijlage I, deel B, punt 3, onder b), onder bb) en cc), slechts één zaadkiem geeft.

g) Officiële maatregelen: maatregelen die genomen zijn

i) door autoriteiten van een staat, of

ii) onder verantwoordelijkheid van een staat, door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen, of

iii) voor hulpwerkzaamheden, eveneens onder toezicht van een staat, door beëdigde natuurlijke personen,

mits de onder ii) en iii) genoemde personen, geen bijzonder voordeel ontlenen aan het resultaat van deze maatregelen.

h) Kleine EG-verpakkingen: gecertificeerd zaad bevattende verpakkingen

i) voor eenkiemig zaad of precisiezaad: met ten hoogste 100000 kluwens of zaden, of een nettogewicht van ten hoogste 2,5 kg, korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat, indien deze aanwezig zijn, daarin niet begrepen;

ii) voor ander zaad dan eenkiemig zaad of precisiezaad: met een nettogewicht van ten hoogste 10 kg, korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat, indien deze aanwezig zijn, daarin niet begrepen.

2. Volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure kan worden gespecificeerd en bepaald welke typen rassen, met inbegrip van de kruisingspartners, in aanmerking komen voor goedkeuring volgens het bepaalde in deze richtlijn.

3. Het in lid 1, onder d), iv), tweede streepje, bedoelde onderzoek onder officieel toezicht moet aan de volgende eisen voldoen:

a) de keurmeesters:

i) moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;

ii) mogen geen persoonlijk voordeel halen uit de door hen uitgevoerde keuringen;

iii) moeten officieel zijn erkend door de voor certificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, waarbij deze erkenning ofwel de beëdiging van de keurmeesters moet omvatten dan wel een door de keurmeesters ondertekende verklaring dat zij zich ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen;

iv) moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;.

b) het te keuren zaadgewas moet worden geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;

c) een gedeelte van de zaadgewassen wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd. Voor zelfbestuivende gewassen is dat gedeelte 10 % en voor kruisbestuivende gewassen 20 %; voor rassen waarvoor de lidstaten bepalen dat officiële laboratoriumtests moeten worden uitgevoerd om door morfologische, fysiologische of, in voorkomend geval, biochemische identificatie de rasechtheid en zuiverheid van het zaad na te gaan, gelden controlepercentages van respectievelijk 5 % en 15 %;

d) een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtests om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren.

De lidstaten stellen de straffen vast voor overtredingen van de in de eerste alinea neergelegde regels inzake onderzoeken onder officieel toezicht. Deze straffen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Een straf kan intrekking inhouden van de in de eerste alinea, onder a), iii), bedoelde erkenning van de officieel erkende keurmeesters die schuldig worden bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. Bij dergelijke overtredingen wordt de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.

4. Volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure kunnen nadere regels worden vastgesteld voor de onderzoeken onder officieel toezicht.

Zolang geen andere regels zijn vastgesteld, gelden de in artikel 2 van Beschikking 89/540/EEG van de Commissie(6) vastgestelde voorwaarden.

Artikel 3

1. De lidstaten schrijven voor dat bietenzaad slechts in de handel mag worden gebracht indien het officieel als basiszaad of gecertificeerd zaad is goedgekeurd.

2. De lidstaten dragen er zorg voor dat het officiële zaadonderzoek plaatsvindt volgens de gebruikelijke internationale methoden, voorzover die methoden bestaan.

Artikel 4

In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 1, schrijven de lidstaten voor dat:

- kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, en

- niet-bewerkt zaad dat in de handel wordt gebracht met het oog op bewerking, voorzover de identiteit van dit zaad wordt gewaarborgd,

in de handel mogen worden gebracht.

Artikel 5

De lidstaten mogen, in afwijking van artikel 3, machtiging verlenen tot:

a) officiële goedkeuring en het in de handel brengen van basiszaad dat niet voldoet aan de in bijlage I opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht; daartoe worden alle dienstige maatregelen getroffen, opdat de leverancier een bepaalde kiemkracht waarborgt die hij bij het in de handel brengen vermeldt op een speciaal etiket met zijn naam en adres en het nummer van de partij;

b) officiële goedkeuring en het in de handel brengen tot en met de eerste commerciële afnemer, in het belang van een snelle voorziening met zaad, van basiszaad of gecertificeerd zaad, waarbij het officiële onderzoek in verband met de in bijlage I opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht nog niet is voltooid. De goedkeuring geschiedt uitsluitend, indien een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt overgelegd en indien de naam en het adres van de eerste afnemer worden vermeld; alle dienstige maatregelen worden getroffen, opdat de leverancier de kiemkracht waarborgt die is vastgesteld bij de voorlopige analyse; de aanduiding van deze kiemkracht moet bij het in de handel brengen voorkomen op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het nummer van de partij.

Deze bepalingen zijn niet van toepassing op zaad dat wordt ingevoerd uit derde landen, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 22 betreffende de vermeerdering buiten de Gemeenschap.

De lidstaten die gebruikmaken van de onder a) of b) bedoelde afwijking, verlenen elkaar voor de controle administratieve bijstand.

Artikel 6

1. In afwijking van artikel 3, lid 1, kunnen de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten toestemming verlenen om:

a) kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden in de handel te brengen;

b) passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden in de handel te brengen, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor in de betrokken lidstaat een aanvraag tot opneming op de rassenlijst is ingediend.

In het geval van genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend wanneer alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu. Voor de milieurisicobeoordeling die in dit verband moet worden uitgevoerd, is artikel 7, lid 4, van Richtlijn 2002/53/EG van overeenkomstige toepassing.

2. De doeleinden waarvoor de in lid 1, onder b), bedoelde toestemming mag worden verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakking alsmede de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder de lidstaten deze toestemming mogen verlenen, worden volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

3. Toestemmingen die voor 14 december 1998 door de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten voor de in lid 1 genoemde doeleinden zijn verleend, blijven in afwachting van de vaststelling van de in lid 2 bedoelde bepalingen van kracht. Daarna moeten al deze toestemmingen voldoen aan de overenkomstig lid 2 vastgestelde bepalingen.

Artikel 7

De lidstaten mogen, wat de in bijlage I opgesomde voorwaarden betreft, aanvullende voorwaarden of strengere voorwaarden voor de goedkeuring van hun eigen productie vaststellen.

Artikel 8

De lidstaten schrijven voor dat de eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen op verzoek van de kweker geheim wordt gehouden.

Artikel 9

1. De lidstaten schrijven voor dat bij de uitoefening van de controle van rassen en bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring, de bemonstering officieel geschiedt volgens geschikte methoden.

2. Bij het onderzoek van het zaad voor de goedkeuring geschiedt de bemonstering uit homogene partijen; het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage II vermeld.

Artikel 10

1. De lidstaten schrijven voor dat basiszaad en gecertificeerd zaad slechts in de handel mogen worden gebracht in voldoende homogene partijen en in een gesloten verpakking, die overeenkomstig, de artikelen 11, 12 of 13 is voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding.

2. De lidstaten mogen afwijkingen van lid 1 vaststellen voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker voor wat verpakking, sluitingssysteem en aanduiding betreft.

Artikel 11

1. De lidstaten schrijven voor, dat verpakkingen van basiszaad en gecertificeerd zaad, behalve kleine EG-verpakkingen van gecertificeerd zaad, officieel of onder officieel toezicht zodanig worden gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in artikel 12 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.

Voor een goede sluiting moet ten minste het officiële etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt ofwel moet op de sluiting een officieel zegel worden aangebracht.

De in de tweede alinea bedoelde maatregelen zijn niet beslist noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt.

Volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure kan worden vastgesteld of een bepaald sluitingssysteem aan de bepalingen van dit lid voldoet.

2. De lidstaten schrijven voor dat, behalve bij het verdelen in kleine EG-verpakkingen, een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting slechts officieel of onder officieel toezicht mag geschieden. In dat geval moet eveneens op het in artikel 12 bedoelde etiket melding worden gemaakt van de laatste nieuwe sluiting, van de datum daarvan en van de dienst die haar heeft verricht.

3. De lidstaten schrijven voor dat kleine EG-verpakkingen zodanig worden gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of de aanduiding of de verpakking sporen van manipulatie vertoont. Volgens de procedure van artikel 28, lid 2, kan worden vastgesteld of een bepaald sluitingssysteem aan de bepalingen van dit lid voldoet. Een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting mag slechts onder officieel toezicht gechieden.

Artikel 12

De lidstaten schrijven voor dat verpakkingen van basiszaad en gecertificeerd zaad, behalve kleine EG-verpakkingen van gecertificeerd zaad:

a) aan de buitenkant worden voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage III, deel A, en waarvan de gegevens gesteld zijn in een van de officiële talen van de Gemeenschap. De kleur van het etiket is wit voor basiszaad en blauw voor gecertificeerd zaad. Indien in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt. Indien, in het geval als bedoeld in artikel 5, onder a), het basiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage I, met betrekking tot de kiemkracht, wordt dit op het etiket vermeld. Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan. Volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure mag worden toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket;

b) een officieel certificaat bevatten in de kleur van het etiket en met ten minste de in bijlage III, deel A I, punten 3, 5, 6, 11 en 12, voor het etiket voorgeschreven gegevens. Het certificaat moet een zodanige vorm hebben dat het niet kan worden verward met het onder a) bedoelde etiket. Het certificaat is niet vereist wanneer de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of wanneer overeenkomstig het bepaalde onder a) een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal wordt gebruikt.

Artikel 13

1. De lidstaten schrijven voor dat kleine EG-verpakkingen:

a) aan de buitenkant overeenkomstig bijlage III, deel B, worden voorzien van een etiket van de leverancier of een gedrukte of gestempelde tekst in een van de officiële talen van de Gemeenschap; bij doorzichtige verpakkingen mag het etiket zich binnenin bevinden, op voorwaarde dat het door de verpakking heen kan worden gelezen; de kleur van het etiket is wit voor basiszaad en blauw voor gecertificeerd zaad;

b) aan de buitenkant of op het onder a) bedoelde etiket van de leverancier, worden voorzien van een officieel volgnummer; bij gebruik van een officieel gometiket is de kleur van het etiket wit voor basiszaad en blauw voor gecertificeerd zaad; de wijze van aanbrenging van genoemd volgnummer kan overeenkomstig de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure worden vastgesteld.

2. De lidstaten kunnen voor het aanbrengen van de aanduidingen op kleine EG-verpakkingen die op hun grondgebied worden gevuld, het gebruik voorschrijven van een officieel gometiket waarop de in bijlage III, deel B, bedoelde gegevens ten dele zijn overgenomen; indien de gegevens zijn overgenomen op dit gometiket is de in lid 1, onder a), bedoelde aanduiding niet vereist.

Artikel 14

De lidstaten kunnen bepalen dat kleine EG-verpakkingen op aanvraag officieel of onder officieel toezicht worden gesloten en van een aanduiding worden vorzien overeenkomstig artikel 11, lid 1, en artikel 12.

Artikel 15

De lidstaten treffen alle nodige maatregelen opdat, met name bij splitsing van partijen, de controle op de echtheid van het zaad in kleine verpakkingen wordt verzekerd. Te dien einde kunnen zij voorschrijven dat de op hun grondgebied gesplitste kleine verpakkingen officieel of onder officiële controle worden gesloten.

Artikel 16

1. Volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure kan worden voorgeschreven dat in andere dan de in deze richtlijn bedoelde gevallen, verpakkingen van basiszaad of gecertificeerd zaad van alle soorten steeds moeten zijn voorzien van een etiket van de leverancier (in de vorm van een apart etiket, naast het officiële etiket, of van op de verpakking zelf gedrukte informatie van de leverancier). Welke gegevens op dat etiket moeten worden vermeld, wordt eveneens volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

2. Het in lid 1 bedoelde etiket moet zo zijn opgesteld dat het niet kan worden verward met het in artikel 12 bedoelde officiële etiket.

Artikel 17

Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in deze richtlijn op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.

Artikel 18

De lidstaten schrijven voor dat, in geval van een chemische behandeling van het basiszaad of van het gecertificeerde zaad, hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier, alsmede op of in de verpakking melding wordt gemaakt.

Artikel 19

Om betere alternatieven te vinden voor sommige bepalingen van deze richtlijn, kan volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure worden besloten onder nader bepaalde voorwaarden op communautair niveau tijdelijke experimenten te organiseren.

In het kader van dergelijke experimenten kunnen de lidstaten worden vrijgesteld van bepaalde verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld. In deze vrijstelling wordt aangegeven op welke bepalingen zij betrekking heeft. De duur van een experiment mag niet meer bedragen dan zeven jaar.

Artikel 20

De lidstaten zien erop toe dat zaad dat overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn in de handel wordt gebracht, ten aanzien van eigenschappen, onderzoek, aanduiding en sluiting aan geen andere dan de in deze richtlijn of in andere richtlijnen vastgestelde beperkingen voor het in de handel brengen wordt onderworpen.

Artikel 21

Onder de volgende voorwaarden mag kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan op grond van artikel 4, eerste streepje, in de handel worden gebracht:

a) het zaad moet officieel door de tot certificering bevoegde dienst onderzocht zijn volgens de voor de certificering van basiszaad geldende voorschriften;

b) het zaad moet worden aangeboden in verpakkingen die voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn, en

c) de verpakkingen moeten voorzien zijn van een officieel etiket met ten minste de volgende gegevens:

- de certificeringsdienst en de lidstaat of desbetreffend kenteken,

- het partijnummer,

- de maand en het jaar van sluiting, of

- de maand en het jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering,

- de soort, aangegeven met ten minste, in Latijns schrift, de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide; voorts de aanduiding "suikerbieten" of "voederbieten",

- het ras, ten minste in Latijns schrift,

- de aanduiding "pre-basiszaad",

- het aantal generaties dat aan het zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" voorafgaat.

Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep.

Artikel 22

1. De lidstaten schrijven voor dat bietenzaad:

- dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een of meerdere lidstaten of in een derde land dat krachtens artikel 23, lid 1, onder b), gelijkstelling heeft verkregen en

- dat in een andere lidstaat is geoogst,

op verzoek en onverminderd de bepalingen van Richtlijn 2002/53/EG in elke lidstaat officieel wordt goedgekeurd als gecertificeerd zaad, wanneer het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I, deel A, voor de betrokken categorie vermelde voorwaarden en wanneer bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage I, deel B, voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Wanneer in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, kunnen de lidstaten ook machtiging verlenen voor de officiële goedkeuring als basiszaad, wanneer voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden.

2. Bietenzaad dat in de Gemeenschap geoogst is en bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig lid 1, moet:

- worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage IV, delen A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 11, lid 1, en

- vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage IV, deel C.

De bepalingen van de eerste alinea inzake verpakking en etikettering behoeven niet te worden toegepast indien de voor de veldkeuring verantwoordelijke autoriteiten, de autoriteiten die de documenten voor niet definitief gecertificeerde zaden met het oog op certificering opstellen en de voor de certificering verantwoordelijke autoriteiten dezelfde zijn of indien deze autoriteiten het over de ontheffing eens zijn.

3. De lidstaten schrijven eveneens voor dat bietenzaad:

- dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een of meerdere lidstaten of in een derde land dat krachtens artikel 23, lid 1, onder b), de gelijkstelling heeft verkregen en

- dat in een derde land is geoogst,

op verzoek in iedere lidstaat waarin het basiszaad is voortgebracht of officieel goedgekeurd, officieel wordt goedgekeurd als gecertificeerd zaad, indien het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de betrokken categorie zijn vastgesteld in een overeenkomstig artikel 23, lid 1, onder a), vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling, en indien bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage I, deel B, voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden. Ook andere lidstaten kunnen toestaan dat dergelijk zaad officieel wordt goedgekeurd.

Artikel 23

1. Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vast:

a) of, in het geval bedoeld in artikel 22, de veldkeuring in een derde land voldoet aan de in bijlage I, deel A, opgesomde voorwaarden;

b) of het in een derde land geoogste bietenzaad dat dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is aan basiszaad of gecertificeerd zaad dat in de Gemeenschap is geoogst en voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn.

2. Lid 1 vindt eveneens toepassing op iedere nieuwe lidstaat gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij de nodige wettelijke en bestuursrechtlijke bepalingen in werking moet doen treden teneinde aan de bepalingen van deze richtlijn te voldoen.

Artikel 24

1. Teneinde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich bij de algemene voorziening met basiszaad of gecertificeerd zaad binnen de Gemeenschap voordoen en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure worden besloten dat de lidstaten voor een bepaalde tijd toestemming verlenen voor het in de handel brengen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap van de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van een ras dat noch in de "Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen" noch in de nationale rassenlijsten van de lidstaten voorkomt.

2. Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie voorgeschreven is; in geval van zaad van rassen die niet op bovengenoemde rassenlijsten voorkomen, is het officiële etiket bruin van kleur. Op het etiket moet steeds worden vermeld dat het zaad betreft van een categorie waarvoor minder strenge eisen gelden.

3. Volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure kunnen regels ter uitvoering van de bepalingen van lid 1 worden vastgesteld.

Artikel 25

1. De lidstaten zien erop toe dat bij het in de handel brengen van bietenzaad ten minste steekproefsgewijs officiële controles worden verricht om na te gaan of het zaad voldoet aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn.

2. Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Gemeenschap nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat zij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis worden gesteld:

a) soort,

b) ras,

c) categorie,

d) producerend land en officiële keuringsdienst,

e) land van verzending,

f) importeur,

g) hoeveelheid zaad.

Volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure kan nader worden vastgesteld hoe deze gegevens moeten worden verstrekt.

Artikel 26

1. Binnen de Gemeenschap worden communautaire vergelijkingsproeven gedaan met het oog op een nacontrole door middel van steekproefsgewijs genomen monsters van gecertificeerd bietenzaad. Bij de nacontrole kunnen eveneens de voorwaarden worden onderzocht waaraan dit zaad moet voldoen. De organisatie van de proeven en de resultaten daarvan worden aan het in artikel 28, lid 1, bedoelde comité ter beoordeling voorgelegd.

2. De vergelijkingsproeven zijn bedoeld voor de harmonisatie van de technische keuringsmethoden, teneinde gelijkwaardigheid van de resultaten te bereiken. Zodra dit doel is bereikt, wordt over de vergelijkingsproeven jaarlijks een verslag opgemaakt, dat vertrouwelijk aan de lidstaten en aan de Commissie wordt toegezonden. De Commissie stelt volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure de datum vast, waarop het verslag voor de eerste maal wordt opgemaakt.

3. De Commissie stelt overeenkomstig de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure de bepalingen vast die nodig zijn voor de uitvoering van de vergelijkingsproeven. Bietenzaad dat in derde landen is geoogst, kan eveneens bij de vergelijkingsproeven worden betrokken.

Artikel 27

De in verband met de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis in de bijlagen aan te brengen wijzigingen worden volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

Artikel 28

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 1 van Besluit 66/399/EEG van de Raad(7) ingestelde Permanente Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op een maand.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast

Artikel 29

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bepalingen van de nationale wetgevingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van het leven en de gezondheid van personen, dieren of planten of ter bescherming van de industriële of commerciële eigendom.

Artikel 30

1. Volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure kunnen specifieke voorwaarden worden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen op het gebied van:

a) de voorwaarden waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;

b) de voorwaarden waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van Richtlijn 2002/53/EG en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en seminatuurlijke habitats en worden bedreigd door genetische erosie;

c) de voorwaarden waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht.

2. De in lid 1, onder b), bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten:

a) het zaad van deze soorten is van een bekende herkomst die is erkend door de autoriteit die in elke lidstaat bevoegd is voor het in de handel brengen van het zaad in bepaalde gebieden;

b) passende kwantitatieve beperkingen.

Artikel 31

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de tekst van de bepalingen van nationaal recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis.

Artikel 32

De Commissie legt ten laatste op 1 februari 2004 een gedetailleerde evaluatie van de bij artikel 1 van Richtlijn 98/96/EG vastgestelde vereenvoudigingen van de certificeringsprocedure voor. Bij deze evaluatie dient de klemtoon te worden gelegd op de eventuele gevolgen voor de kwaliteit van het zaaizaad.

Artikel 33

1. Richtlijn 66/400/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage V, deel A, genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten wat de in bijlage V, deel B, opgenomen omzettingstermijnen betreft.

2. De verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in bijlage VI opgenomen concordantietabel.

Artikel 34

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 35

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 13 juni 2002.

Voor de Raad

De voorzitter

M. Rajoy Brey

(1) Advies uitgebracht op 9 april 2002 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).

(2) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2290/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/96/EG (PB L 25 van 1.2.1999, blz. 27).

(3) Zie bijlage V, deel A.

(4) Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(5) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(6) PB L 286 van 4.10.1989, blz. 24. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 96/336/EG (PB L 128 van 29.5.1996, blz. 23).

(7) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2289/66.

BIJLAGE I

VOORWAARDEN VOOR GOEDKEURING

A. Gewas

1. Het vorige gewas op dat veld mag niet onverenigbaar zijn met de productie van zaaizaad van Beta vulgaris van het desbetreffende ras en het veld moet voldoende vrij zijn van spontaan opgeschoten planten van het vorige gewas.

2. Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.

3. De zaadproducent moet alle vermeerderingen van een bepaald ras aan de controle van de keuringsdienst onderwerpen.

4. Voor alle categorieën "gecertificeerd zaaizaad" dient ten minste één veldkeuring - hetzij een officiële keuring, hetzij een keuring onder officieel toezicht - plaats te vinden; voor basiszaad moeten ten minste twee officiële veldkeuringen plaatsvinden waarvan er een betrekking heeft op stekkelingen en een op de zaaddragende planten.

5. De staat waarin het vermeerderingsveld zich bevindt en de stand van het gewas moeten een voldoende controle van de rasechtheid en de raszuiverheid mogelijk maken.

6. De minimumafstand tot in de buurt liggende bestuivingsbronnen bedraagt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Met bovengenoemde afstanden hoeft geen rekening te worden gehouden wanneer er voldoende bescherming is tegen ongewenste vreemdbestuiving. Zaaizaadgewassen waarbij dezelfde bestuiver wordt gebruikt, behoeven niet van elkaar te worden gescheiden.

De ploïdie van zowel zaaddragende als stuifmeel afscheidende componenten van het zaaizaad producerende gewas moet worden bepaald aan de hand van de gemeenschappelijke rassenlijst die is vastgesteld bij Richtlijn 2002/53/EG of van de krachtens die richtlijn vastgestelde nationale rassenlijsten. Indien dit gegeven voor een bepaald ras niet vermeld is, moet worden aangenomen dat de ploïdie onbekend is en is derhalve een minimumafstand van 600 m vereist.

B. Zaad

1. Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.

2. De aanwezigheid van ziekten die de waarde voor het gebruik als zaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn.

3. Het zaad moet bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Aanvullende voorwaarden voor eenkiemig zaad en precisiezaad:

aa) Eenkiemig zaad:

ten minste 90 % van de gekiemde kluwens mogen slechts één zaadkiem geven.

Het percentage kluwens met drie of meer kiemen mag niet meer dan vijf bedragen berekend op de gekiemde kluwens.

bb) Precisiezaad van suikerbieten:

ten minste 70 % van de gekiemde kluwens mogen slechts één zaadkiem geven. Het percentage kluwens met drie of meer kiemen mag niet meer dan vijf bedragen berekend op de gekiemde kluwens.

cc) Precisiezaad van voederbieten:

voor de rassen waarbij het percentage diploïde zaden meer bedraagt dan 85, mogen ten minste 58 % van de gekiemde kluwens slechts één zaadkiem geven; voor al het overige zaad mogen ten minste 63 % van de gekiemde kluwens slechts één zaadkiem geven. Het percentage kluwens met drie of meer kiemen mag niet meer dan vijf bedragen berekend op de gekiemde kluwens.

dd) Voor zaad van de categorie "basiszaad" bedraagt het gewichtspercentage aan inerte stof niet meer dan 1,0. Voor zaad van de categorie "gecertificeerd zaaizaad" bedraagt het gewichtspercentage aan inerte stof niet meer dan 0,5. Voor ingehuld zaad van beide categorieën wordt geconstateerd of aan deze voorwaarde wordt voldaan aan de hand van overeenkomstig artikel 9, lid 1, uit bewerkt zaad, dat gedeeltelijk is gepeld (geslepen of gebroken), maar dat nog niet werd ingehuld, getrokken monsters, zonder dat hiermee wordt vooruitgelopen op het officiële onderzoek van de minimale analytische zuiverheid van het ingehulde zaad.

c) Andere bijzondere voorwaarden:

De lidstaten zorgen ervoor dat geen bietenzaad met een gewichtspercentage aan inerte stof van meer dan 0,5 wordt binnengebracht in gebieden die op basis van passende communautaire procedures als "rhizomanie-vrije zones" zijn erkend.

BIJLAGE II

Maximumgewicht van een partij: 20 ton

Minimumgewicht van een monster: 500 gram

Het maximumgewicht van een partij mag ten hoogste met 5 % worden overschreden.

BIJLAGE III

AANDUIDINGEN

A. Officieel etiket

I. Te vermelden gegevens

1. "EG-systeem".

2. Keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken.

3. Partijnummer.

4. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven: "gesloten in ..." (maand en jaar), maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van het besluit van certificering, op de volgende wijze aangegeven: "monster genomen in ..." (maand en jaar).

5. Soort, ten minste in Latijns schrift aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide; voorts de aanduiding suikerbieten of voederbieten.

6. Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift.

7. Categorie.

8. Producerend land.

9. Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal kluwens of zuiverde zaden.

10. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht an de kluwens of zuivere zaden en het totale gewicht.

11. Voor eenkiemig zaad, de vermelding: "Eenkiemig".

12. Voor precisiezaad, de vermelding: "Precisiezaad".

13. Waar ten minste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden "Nacontrole verricht ... (maand en jaar)" en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket.

II. Minimumafmetingen

110 mm × 67 mm.

B. Etiket van de leverancier of tekst op de verpakking (kleine EG-verpakking)

Te vermelden gegevens

1. "Kleine EG-verpakking"

2. Naam en adres of kenmerk van de voor de aanduiding verantwoordelijke leverancier.

3. Officieel volgnummer.

4. Dienst die het volgnummer heeft toegekend en lidstaat of desbetreffend kenteken.

5. Partijnummer indien de partij niet door het officiële volgnummer kan worden geïdentificeerd.

6. Soort, ten minste vermeld in Latijns schrift; voorts de aanduiding suikerbieten of voederbieten.

7. Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift

8. Categorie.

9. Netto- of brutogewicht of aantal kluwens of zuivere zaden.

10. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der kluwens of zuivere zaden en het totale gewicht.

11. Voor eenkiemig zaad, de vermelding: "Eenkiemig".

12. Voor precisiezaad, de vermelding: "Precisiezaad".

BIJLAGE IV

ETIKET EN DOCUMENT VOOR NIET DEFINITIEF GOEDGEKEURD ZAAD DAT IS GEOOGST IN EEN ANDERE LIDSTAAT

A. Op het etiket te vermelden gegevens

- Voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en lidstaat of hun kenteken.

- Soort, ten minste in Latijns schrift, aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide; voorts de aanduiding suikerbieten of voederbieten.

- Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift.

- Categorie.

- Referentienummer van het veld of van de partij.

- Opgegeven netto- of brutogewicht.

- De vermelding "Niet definitief goedgekeurd zaad".

B. Kleur van het etiket

Grijs.

C. Op het document te vermelden gegevens

- Instantie die het document afgeeft.

- Soort, ten minste in Latijns schrift, aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide; voorts de aanduiding suikerbieten of voederbieten.

- Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift.

- Categorie.

- Referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land of de landen dat/die dit zaad heeft/hebben goedgekeurd.

- Referentienummer van het veld of van de partij.

- oppervlakte die is beteeld voor de productie van de bij het document behorende partij.

- Geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen.

- Verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan.

- In voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.

BIJLAGE V

DEEL A

INGETROKKEN RICHTLIJN EN HAAR OPEENVOLGENDE WIJZIGINGEN

(bedoeld in artikel 33)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL B

LIJST VAN DE TERMIJNEN VOOR OMZETTING IN NATIONAAL RECHT

(zoals bedoeld in artikel 33)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE VI

CONCORDANTIETABEL

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top