EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R2529

Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad van 19 december 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees

OJ L 341, 22.12.2001, p. 3–14 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 03 Volume 034 P. 344 - 355
Special edition in Estonian: Chapter 03 Volume 034 P. 344 - 355
Special edition in Latvian: Chapter 03 Volume 034 P. 344 - 355
Special edition in Lithuanian: Chapter 03 Volume 034 P. 344 - 355
Special edition in Hungarian Chapter 03 Volume 034 P. 344 - 355
Special edition in Maltese: Chapter 03 Volume 034 P. 344 - 355
Special edition in Polish: Chapter 03 Volume 034 P. 344 - 355
Special edition in Slovak: Chapter 03 Volume 034 P. 344 - 355
Special edition in Slovene: Chapter 03 Volume 034 P. 344 - 355
Special edition in Bulgarian: Chapter 03 Volume 040 P. 95 - 106
Special edition in Romanian: Chapter 03 Volume 040 P. 95 - 106

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2008; opgeheven door 32007R1234

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/2529/oj

32001R2529

Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad van 19 december 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees

Publicatieblad Nr. L 341 van 22/12/2001 blz. 0003 - 0014


Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad

van 19 december 2001

houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 36 en 37,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De bepalingen inzake de gemeenschappelijke marktordening voor schapen- en geitenvlees zijn vastgesteld in een aantal verordeningen. Duidelijkheidshalve dienen die verordeningen te worden ingetrokken en door een nieuwe verordening te worden vervangen. Verordening (EEG) nr. 2644/80 van de Raad van 14 oktober 1980 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende interventie in de sector schapen- en geitenvlees(4), Verordening (EEG) nr. 3901/89 van de Raad van 12 december 1989 tot vaststelling van de definitie van tot zware dieren gemeste lammeren(5), Verordening (EEG) nr. 1323/90 van de Raad van 14 mei 1990 tot vaststelling van een bijzondere steun voor de schapen- en geitenhouderij in bepaalde probleemgebieden van de Gemeenschap(6), Verordening (EEG) nr. 3493/90 van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van de algemene voorschriften voor de toekenning van de premie aan de producenten van schapen- en geitenvlees(7), Verordening (EEG) nr. 338/91 van de Raad van 5 februari 1991 tot vaststelling van de communautaire standaardkwaliteit van geslachte schapen, vers of gekoeld(8) en Verordening (EG) nr. 2467/98 van de Raad van 3 november 1998 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees(9) worden door nieuwe regelingen in de onderhavige verordening vervangen en moeten bijgevolg worden ingetrokken.

(2) Een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten kan verschillende vormen aannemen naar gelang van het product.

(3) Om de in artikel 33 van het Verdrag omschreven doelstellingen te bereiken, en meer in het bijzonder om de markten te stabiliseren en de betrokken landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te verzekeren, moeten bepaalde regelingen ter vergemakkelijking van de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt worden ingesteld. Er dient te worden voorzien in maatregelen betreffende de interne markt die met name premies voor de producenten van schapen- en geitenvlees en een regeling voor particuliere opslag omvatten.

(4) Bij de vaststelling van het bedrag van de aan de producenten toe te kennen premie moet rekening worden gehouden met de uiteenlopende specialisaties van de productie-systemen in de Gemeenschap. De premie voor geiten moet worden toegekend aan de producenten in bepaalde gebieden waar de geitenhouderij voornamelijk op de productie van geitenvlees is gericht en de houderijtechnieken voor geiten en schapen vergelijkbaar zijn.

(5) Ook dient te worden voorzien in de betaling van een aanvullende premie aan de producenten in de gebieden waar de productie van schapen- en geitenvlees een traditionele activiteit is of aanzienlijk bijdraagt aan de plattelandseconomie. De aanvullende premie dient uitsluitend te worden toegekend aan de producenten met een bedrijf waarvan de oppervlakte cultuurgrond voor ten minste 50 % ligt in probleemgebieden als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 27 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen(10).

(6) Om beheersredenen is het dienstig dat de premies niet vroeger dan op de eerste dag van het begrotingsjaar worden betaald. Voor het gewenste economische effect moeten de premies binnen een bepaalde termijn worden toegekend.

(7) Het is noodzakelijk te voorzien in de mogelijkheid dat de bedragen van de premies in het licht van de ontwikkelingen op het gebied van de productie, de productiviteit en de markten worden gewijzigd.

(8) Om te voorkomen dat de productie wordt bevorderd en de uitgaven stijgen, is het wenselijk de individuele maxima voor de producenten te handhaven. Het totale aantal premierechten van elke lidstaat dient te worden vastgesteld op basis van de reeds bepaalde aantallen.

(9) Nieuwe producenten en bestaande producenten van wie het individuele maximum om uiteenlopende redenen niet in overeenstemming is met de veranderde situatie van hun kudde, mogen niet van het recht op de premie worden uitgesloten. Daarom dient te worden bepaald dat wordt gewerkt met nationale reserves die worden aangelegd en beheerd volgens communautaire criteria. Om dezelfde reden is het dienstig voor de overdracht van premierechten zonder dat het betrokken bedrijf wordt overgedragen, regels te stellen op grond waarvan een deel van de overgedragen rechten wordt ingetrokken zonder compenserende betaling en wordt toegevoegd aan de nationale reserve.

(10) Omdat de producenten hun productie gedurende een beperkte periode moeten kunnen verminderen, dienen de lidstaten te worden gemachtigd om de mogelijkheid te bieden van een tijdelijke overdracht van premierechten.

(11) Een koppeling tussen gevoelige gebieden of plaatsen en de productie van schapen- en geitenvlees is wenselijk om ervoor te zorgen dat deze productie vooral in gebieden waar die productie belangrijk is voor de plaatselijke economie blijft bestaan.

(12) De omstandigheden voor de schapen- en geitenvleesproductie en de inkomenssituatie van de producenten in de onderscheiden productiegebieden van de Gemeenschap verschillen sterk. Het is daarom dienstig een flexibel kader te scheppen voor extra communautaire betalingen die de lidstaten binnen vastgestelde totaalbedragen dienen vast te stellen en te verrichten overeenkomstig bepaalde gemeenschappelijke criteria om adequaat te kunnen inspelen op de structurele en natuurlijke verschillen en op de uiteenlopende behoeften die daaruit voortvloeien. De totaalbedragen aan de lidstaten moeten worden toegewezen op basis van hun aandeel in de betaalde premies. De gemeenschappelijke criteria hebben onder meer tot doel te voorkomen dat de extra betalingen discriminerend werken, en volledig rekening te houden met de desbetreffende multilaterale verbintenissen van de Gemeenschap. Het is met name van essentieel belang de lidstaten ertoe te verplichten uitsluitend op basis van objectieve criteria te handelen, het beginsel van gelijke behandeling volledig in acht te nemen en markt- en concurrentiedistorsies te voorkomen.

(13) Interventiemaatregelen dienen te bestaan in steun voor particuliere opslag, die de normale afzet van de producten het minst beïnvloedt. Voor een behoorlijke toepassing van deze steun moet de Commissie volledig worden geïnformeerd over de ontwikkeling van de prijzen op de gemeenschappelijke markt voor schapen- en geitenvlees.

(14) In de regel dient, telkens wanneer aan bepaalde criteria inzake de marktprijs is voldaan, het besluit tot toekenning van steun voor particuliere opslag te worden genomen in het kader van een inschrijvingsprocedure. Moet echter met spoed gebruik van particuliere opslag worden gemaakt wegens een bijzonder moeilijke marktsituatie in één of meer noteringszones, dan kan de effectiviteit van de steun voor particuliere opslag worden vergroot door vaststelling vooraf van het steunbedrag. Daarom moet de Commissie worden gemachtigd om de steun vooraf vast te stellen wanneer een dergelijke marktsituatie zich voordoet, ook al is daarbij niet voldaan aan de betrokken criteria inzake de marktprijs.

(15) Een regeling van het handelsverkeer die met een prijsregeling, de toekenning van premies en interventiemaatregelen wordt gecombineerd en een stelsel van invoerrechten omvat, mag worden geacht de markt van de Gemeenschap stabiel te helpen houden.

(16) De bevoegde autoriteiten moeten in staat worden gesteld het handelsverkeer voortdurend te volgen zodat zij de marktontwikkeling kunnen beoordelen en eventueel de door die ontwikkeling noodzakelijk geworden maatregelen waarin deze verordening voorziet, kunnen toepassen. Daartoe dient te worden voorzien in de afgifte van invoercertificaten en, in voorkomend geval, uitvoercertificaten, waarbij moet kunnen worden verlangd dat een zekerheid wordt gesteld als garantie dat de transacties waarvoor deze certificaten worden aangevraagd, zullen plaatsvinden.

(17) Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde landbouwproducten, te voorkomen of te beperken, moet in bepaalde situaties de invoer van één of meer van deze producten aan een aanvullend invoerrecht worden onderworpen.

(18) Op bepaalde voorwaarden dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden verleend om de tariefcontingenten te openen en te beheren die voortvloeien uit de overeenkomstig het Verdrag gesloten internationale overeenkomsten of uit andere besluiten van de Raad.

(19) Ter aanvulling van het hierboven beschreven stelsel dient de mogelijkheid te worden geopend om, voorzover nodig voor de goede werking van dat stelsel, de toepassing van de regeling actieve veredeling of de regeling passieve veredeling geheel of gedeeltelijk te verbieden wanneer de marktsituatie zulks vereist.

(20) Het stelsel van douanerechten maakt het mogelijk af te zien van iedere andere beschermende maatregel aan de buitengrenzen van de Gemeenschap. Het mechanisme van gemeenschappelijke prijzen en douanerechten kan echter in buitengewone omstandigheden tekortschieten. Om, nu de invoerbelemmeringen zijn weggenomen, de markt van de Gemeenschap in dergelijke gevallen niet zonder bescherming te laten tegen verstoringen die daaruit kunnen voortvloeien, moet de Gemeenschap in staat worden gesteld om snel alle vereiste maatregelen te nemen. Deze maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de verplichtingen van de Gemeenschap, inclusief haar internationale verplichtingen.

(21) Er moeten ook maatregelen kunnen worden getroffen wanneer een aanzienlijke prijsstijging of -daling de markt van de Gemeenschap verstoort of dreigt te verstoren.

(22) Beperkingen van het vrije verkeer die voortvloeien uit de toepassing van maatregelen om de verbreiding van dierziekten tegen te gaan, kunnen moeilijkheden op de markt van één of meer lidstaten veroorzaken. Voorzien dient te worden in de mogelijkheid om een dergelijke situatie te verhelpen door buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de markt.

(23) De goede werking van een op gemeenschappelijke prijzen gebaseerde interne markt zou door sommige soorten steunverlening in gevaar worden gebracht. Daarom moeten de Verdragsbepalingen inzake steunmaatregelen van de staten van toepassing worden verklaard voor schapen- en geitenvlees.

(24) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(11).

(25) De uitgaven die de lidstaten verrichten om aan verplichtingen in het kader van deze verordening te voldoen, vallen binnen de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(12).

(26) Er bestaat bezorgdheid over de milieueffecten van de productie van schapen- en geitenvlees in bepaalde gebieden van de Gemeenschap. De Commissie dient daarover op basis van de opgedane ervaring een verslag op te stellen dat zo nodig vergezeld gaat van voorstellen.

(27) Bij de overgang van de bij Verordening (EG) nr. 2467/98 vastgestelde regelingen naar de regelingen van deze verordening kunnen zich moeilijkheden voordoen die in deze verordening niet worden behandeld. Voor het aanpakken van dergelijke moeilijkheden moet de Commissie overgangsmaatregelen kunnen vaststellen. De Commissie dient ook te worden gemachtigd om specifieke praktische problemen op te lossen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees omvat een regeling voor de interne markt en een regeling van het handelsverkeer en geldt voor de volgende producten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TITEL I

INTERNE MARKT

Artikel 2

Ter aanmoediging van de initiatieven van het betrokken bedrijfsleven om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt te vergemakkelijken, kunnen voor de in artikel 1 bedoelde producten de volgende communautaire maatregelen worden genomen:

a) maatregelen waardoor een betere oriëntatie van de schapen- en geitenhouderij mogelijk wordt gemaakt;

b) maatregelen die kunnen bijdragen tot een betere organisatie van de productie, de verwerking en de afzet;

c) maatregelen ter verbetering van de kwaliteit;

d) maatregelen om aan de hand van gegevens betreffende de gebruikte productiemiddelen het opstellen van ramingen op korte en lange termijn mogelijk te maken;

e) maatregelen om de waarneming van het prijsverloop op de markt te vergemakkelijken.

De algemene voorschriften betreffende deze maatregelen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag.

HOOFDSTUK I

RECHTSTREEKSE BETALINGEN

Artikel 3

In deze titel wordt verstaan onder:

a) producent: een individuele landbouwer, natuurlijke persoon of rechtspersoon, of een groepering van natuurlijke personen of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van die groepering en van haar leden volgens het nationale recht, van wie, respectievelijk waarvan, het bedrijf zich op het grondgebied van de Gemeenschap bevindt en die schapen en geiten houdt;

b) bedrijf: het geheel van door de producent beheerde productie-eenheden op het grondgebied van eenzelfde lidstaat;

c) ooi: elk vrouwelijk schaap dat ten minste één keer heeft gelammerd of ten minste één jaar oud is;

d) geit: elke vrouwelijke geit die ten minste één keer heeft gelammerd of ten minste één jaar oud is.

Afdeling 1

Ooien- en geitenpremie

Artikel 4

1. Aan producenten die ooien houden op hun bedrijf, kan op hun verzoek een premie voor het aanhouden van ooien worden verleend (ooienpremie).

2. Aan producenten die geiten houden op hun bedrijf, kan op hun verzoek een premie voor het aanhouden van geiten worden verleend (geitenpremie). Deze premie wordt toegekend aan producenten in specifieke gebieden waar de productie aan de volgende twee criteria voldoet:

1. de geitenhouderij is voornamelijk gericht op de productie van geitenvlees,

2. de houderijtechnieken zijn vergelijkbaar voor schapen en geiten.

Een lijst van deze gebieden wordt vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 24, lid 2.

3. De ooienpremie en de geitenpremie worden toegekend in de vorm van een jaarlijkse betaling per in aanmerking komend dier, per kalenderjaar en per producent binnen de grenzen van individuele maxima. Het minimumaantal dieren waarvoor een premieaanvraag wordt ingediend, wordt vastgesteld door de lidstaat. Dit minimum bedraagt niet minder dan 10 en niet meer dan 50.

4. Per ooi bedraagt de premie 21 EUR. Voor producenten die melk van ooien of zuivelproducten op basis van melk van ooien verkopen, bedraagt de premie per ooi evenwel 16,8 EUR.

5. Per geit bedraagt de premie 16,8 EUR.

6. De uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 25, lid 2.

Afdeling 2

Aanvullende premie

Artikel 5

1. Er wordt een aanvullende premie betaald aan de producenten in de gebieden waar de productie van schapen- en geitenvlees een traditionele activiteit is of aanzienlijk bijdraagt aan de plattelandseconomie. De lidstaten stellen deze gebieden vast. In ieder geval wordt de aanvullende premie slechts toegekend aan producenten met een bedrijf waarvan de oppervlakte cultuurgrond voor ten minste 50 % ligt in probleemgebieden als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1257/1999.

2. De aanvullende premie wordt eveneens aan verweidende producenten toegekend op voorwaarde dat:

a) ten minste 90 % van de dieren waarvoor de premie wordt aangevraagd, gedurende ten minste 90 opeenvolgende dagen wordt geweid in een in aanmerking komend gebied dat overeenkomstig lid 1 is vastgesteld, en

b) de vestigingsplaats van het bedrijf ligt in een welomschreven geografisch gebied waarvoor de lidstaat heeft vastgesteld dat het verweiden er van oudsher in de schapen- en/of de geitenhouderij wordt toegepast en dat de betrokken verplaatsingen van dieren noodzakelijk zijn wegens het ontbreken van voldoende voedergewassen gedurende de verweidingsperiode.

3. Het bedrag van de aanvullende premie wordt vastgesteld op 7 EUR per ooi en per geit. De aanvullende premie wordt toegekend op dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de toekenning van de ooien- en geitenpremie.

4. De uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 25, lid 2.

Afdeling 3

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 6

1. De premies worden aan de begunstigde producenten betaald op basis van het aantal ooien en/of geiten die op hun bedrijf zijn gehouden gedurende een minimumperiode waarvan de duur wordt bepaald volgens de procedure als bedoeld in artikel 25, lid 2.

De betalingen geschieden zodra de controles als voorgeschreven bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen(13) zijn verricht, maar niet eerder dan 16 oktober van het kalenderjaar waarvoor zij zijn aangevraagd, en niet later dan 31 maart van het daaropvolgende kalenderjaar.

2. Zodra een verordening met nieuwe voorschriften inzake de identificatie en registratie van schapen en geiten van toepassing wordt, moeten de dieren overeenkomstig die voorschriften worden geïdentificeerd en geregistreerd om in aanmerking te komen voor de premie.

Artikel 7

De bedragen van de premies kunnen volgens de procedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag worden gewijzigd in het licht van de ontwikkelingen op het gebied van de productie, de productiviteit en de markten.

Afdeling 4

Individuele maxima

Artikel 8

1. Op 1 januari 2002 is, behoudens het bepaalde in de leden 2 en 3, het individuele maximum van elke producent gelijk aan het aantal premierechten waarover hij op 31 december 2001 overeenkomstig de desbetreffende communautaire voorschriften beschikte.

2. De lidstaten doen het nodige om ervoor te zorgen dat de som van de premierechten voor hun grondgebied vanaf 1 januari 2002 het in bijlage I vastgestelde nationale maximum niet overschrijdt en dat de in artikel 10 bedoelde nationale reserve kan worden gehandhaafd.

3. Als voor de overeenkomstig lid 2 genomen maatregelen individuele maxima van producenten moeten worden verlaagd, gebeurt dit zonder compensatiebetaling en op grond van objectieve criteria.

Tot deze criteria behoren:

a) de mate waarin de producenten hun individuele maxima hebben gebruikt gedurende de drie referentiejaren die aan het jaar 2001 zijn voorafgegaan;

b) specifieke natuurlijke omstandigheden of de toepassing van sancties waardoor de premie gedurende ten minste één referentiejaar niet of slechts gedeeltelijk is betaald;

c) andere uitzonderlijke omstandigheden waardoor de betalingen voor ten minste één referentiejaar niet stroken met de werkelijke situatie zoals geconstateerd gedurende de voorgaande jaren.

4. De premierechten die op grond van de overeenkomstig lid 2 genomen maatregel zijn ingetrokken, worden geannuleerd.

5. De uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 25, lid 2.

Artikel 9

1. Wanneer een producent zijn bedrijf verkoopt of anderszins overdraagt, kan hij al zijn premierechten overdragen aan degene die zijn bedrijf overneemt.

2. Een producent kan zijn rechten ook geheel of gedeeltelijk aan andere producenten overdragen zonder zijn bedrijf over te dragen.

In geval van een overdracht van rechten zonder overdracht van het bedrijf wordt een deel van de overgedragen premierechten dat ten hoogste 15 % bedraagt, zonder compensatie aan de nationale reserve van de lidstaat waar het bedrijf zich bevindt, afgestaan voor kosteloze herverdeling.

De lidstaten kunnen premierechten verwerven van producenten die er vrijwillig mee instemmen hun rechten geheel of gedeeltelijk af te staan. In dat geval kunnen betalingen voor de verwerving van die rechten aan die producenten worden verricht, hetzij uit de nationale begrotingen, hetzij zoals bepaald in artikel 11, lid 2, vijfde streepje.

In afwijking van het bepaalde in lid 1 en in naar behoren gemotiveerde omstandigheden kunnen de lidstaten bepalen dat de overdracht van rechten in geval van verkoop of andere overdracht van het bedrijf wordt uitgevoerd via de nationale reserve.

3. De lidstaten kunnen de nodige maatregelen nemen om te voorkomen dat premierechten wegvloeien uit gevoelige zones of regio's waar de productie van schapenvlees van bijzonder belang is voor de plaatselijke economie.

4. De lidstaten kunnen vóór een vast te stellen datum tijdelijke overdrachten toestaan van dat deel van de premierechten dat de producent die erover beschikt, niet zal doen gelden.

5. De uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 25, lid 2.

Deze uitvoeringsbepalingen kunnen met name omvatten:

a) bepalingen die het de lidstaten mogelijk maken specifieke problemen in verband met de overdracht van premierechten door producenten die geen eigenaar zijn van de oppervlakten waarop hun bedrijf ligt, op te lossen, en

b) specifieke voorschriften inzake het voor een gedeeltelijke overdracht van premierechten vereiste minimumaantal.

Artikel 10

1. Elke lidstaat houdt een nationale reserve van premierechten aan.

2. Premierechten die op grond van artikel 9, lid 2, of andere communautaire bepalingen zijn ingetrokken, worden toegevoegd aan de nationale reserve.

3. De lidstaten kunnen de premierechten binnen de grenzen van hun nationale reserve toekennen aan de producenten. Bij die toekenning geven zij voorrang aan met name nieuwkomers, jonge landbouwers of andere prioritaire producenten.

4. De uitvoeringsbepalingen voor dit artikel, met name de bepalingen met betrekking tot de intrekking en herverdeling van ongebruikte rechten, worden vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 24, lid 2.

HOOFDSTUK II

AANVULLENDE BETALINGEN

Artikel 11

1. De lidstaten verrichten jaarlijks aanvullende betalingen ten belope van de totaalbedragen in bijlage II.

De lidstaten kunnen besluiten de in bijlage II vermelde totaalbedragen aan te vullen door de in artikel 4 bedoelde bedragen te verlagen. Deze verlaging kan regionaal worden toegepast en is niet hoger dan 1 euro.

De betalingen geschieden jaarlijks op basis van objectieve criteria, met inbegrip van met name de relevante productiestructuren en -voorwaarden, en op een wijze die de gelijke behandeling van de producenten waarborgt en verstoring van de markt en de mededinging vermijdt. De betalingen geschieden binnen de in artikel 6 vastgestelde termijn. Bovendien worden die betalingen niet gekoppeld aan schommelingen van de marktprijzen. Zij kunnen op regionale basis worden gedaan.

2. Betalingen kunnen in het bijzonder de volgende elementen omvatten:

- betalingen aan producenten die specifieke productievormen, met name met betrekking tot kwaliteit, toepassen welke van belang zijn voor de plaatselijke economie of de bescherming van het milieu,

- aanvullende bedragen per premie als bepaald in artikel 4. Deze aanvullende bedragen kunnen afhankelijk worden gesteld van de toepassing van vereisten inzake veebezetting, die worden vastgesteld door de lidstaat naargelang van de plaatselijke omstandigheden,

- steun voor de herstructurering van de bedrijven van producenten of de ontwikkeling van organisaties van producenten,

- areaalbetalingen aan producenten, die worden toegekend per hectare voederareaal waarover een producent tijdens het betrokken kalenderjaar beschikt en waarvoor geen betalingen voor hetzelfde jaar worden aangevraagd uit hoofde van de steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, de steunregeling voor gedroogde voedergewassen en communautaire steunregelingen voor andere gewassen in de sector meerjarige teelten of de sector tuinbouw,

- betalingen aan producenten die hun rechten krachtens artikel 9, lid 2, vrijwillig afstaan,

- steun om de verwerking en afzet van schapen- en geitenvlees te verbeteren en te rationaliseren.

3. De uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 25, lid 2.

HOOFDSTUK III

PARTICULIERE OPSLAG

Artikel 12

1. De Commissie kan besluiten steun voor particuliere opslag toe te kennen indien zich in één of meer noteringszones een bijzonder moeilijke marktsituatie voordoet. Onder noteringszone wordt verstaan:

a) Groot-Brittannië,

b) Noord-Ierland,

c) elke andere lidstaat afzonderlijk.

De steunverlening wordt ingesteld in het kader van een inschrijvingsprocedure.

Er kan evenwel tot steunverlening in het kader van een procedure voor vaststelling vooraf van het steunbedrag worden besloten indien het noodzakelijk blijkt om met spoed van de particuliere opslag gebruik te maken.

2. De uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden vastgesteld en tot toekenning van steun voor particuliere opslag wordt besloten volgens de procedure als bedoeld in artikel 24, lid 2.

TITEL II

HANDELSVERKEER MET DERDE LANDEN

Artikel 13

1. Voor alle invoer in of uitvoer uit de Gemeenschap van de in artikel 1 bedoelde producten kan een invoer- of uitvoercertificaat verplicht worden gesteld.

Het invoer- of uitvoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap.

De certificaten worden, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van artikel 16, door de lidstaten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

De afgifte van deze certificaten kan afhankelijk worden gesteld van het stellen van een zekerheid als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; behalve in geval van overmacht wordt deze zekerheid geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd.

2. De lijst van de producten waarvoor uitvoercertificaten zijn vereist, de geldigheidsduur van de certificaten en de overige uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 25, lid 2.

Artikel 14

Voor de in artikel 1 bedoelde producten gelden de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 15

1. Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde in artikel 1 bedoelde producten te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van één of meer van deze producten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast indien is voldaan aan de door de Commissie overeenkomstig lid 4 vast te stellen voorwaarden, behalve wanneer de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding staan tot het beoogde doel.

2. Op invoer tegen een prijs die lager is dan het niveau dat de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie heeft gemeld ("reactieprijs"), kan een aanvullend invoerrecht worden toegepast.

Indien het volume van de invoer in enig jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of dreigen zich voor te doen, groter is dan een op de markttoegang, gedefinieerd als de invoer in procenten van het betrokken interne verbruik gedurende de voorgaande drie jaren, gebaseerd niveau ("reactievolume"), kan een aanvullend invoerrecht worden toegepast.

3. De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht overeenkomstig lid 2, eerste alinea, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken product op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor het product.

4. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast volgens de procedure als bedoeld in artikel 25, lid 2. Deze bepalingen specificeren met name de producten waarvoor aanvullende invoerrechten kunnen worden toegepast.

Artikel 16

1. De tariefcontingenten voor de in artikel 1 bedoelde producten die voortvloeien uit de overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten of enig ander besluit van de Raad, worden geopend en beheerd overeenkomstig uitvoeringsbepalingen die worden vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 25, lid 2.

2. De contingenten worden beheerd door toepassing van één van de onderstaande methoden of een combinatie van deze methoden:

a) op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt");

b) evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de "methode van het gelijktijdige onderzoek");

c) rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de "methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers").

Andere passende methoden kunnen worden vastgesteld. Deze methoden moeten elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen.

3. Bij de vaststelling van de beheersmethode wordt, indien zulks passend is, rekening gehouden met de voorzieningsbehoeften van de markt van de Gemeenschap en met de noodzaak het evenwicht op deze markt te vrijwaren.

4. De in lid 1 bedoelde uitvoeringsbepalingen:

a) voorzien in de opening van de contingenten op jaarbasis en, waar nodig, op passende wijze gespreid;

b) geven de toe te passen beheersmethode aan;

c) bevatten, zo nodig, bepalingen die de aard, de herkomst en de oorsprong van het product, alsmede, waar zulks passend blijkt, de handhaving van de traditionele handelsstromen waarborgen;

d) bevatten bepalingen betreffende de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder c) bedoelde waarborgen kunnen worden gecontroleerd;

e) stellen de voorwaarden voor de afgifte van de invoercertificaten en de geldigheidsduur van deze certificaten.

Artikel 17

1. Voorzover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening voor de in artikel 1 bedoelde producten kan de Raad op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag in bijzondere gevallen de in artikel 1 bedoelde producten geheel of gedeeltelijk uitsluiten van toepassing van de regeling actieve of passieve veredeling.

2. In afwijking van lid 1 besluit de Commissie, indien de in lid 1 bedoelde situatie zich uitzonderlijk dringend laat aanzien en de communautaire markt verstoord wordt of dreigt te worden door de regeling actief of passief veredelingsverkeer, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief tot de noodzakelijke maatregelen, die aan de Raad en aan de lidstaten worden meegedeeld en die niet langer dan zes maanden geldig mogen blijven en onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer bij de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen een week na ontvangst van het verzoek.

3. Iedere lidstaat kan binnen een week volgende op de dag waarop van het besluit van de Commissie mededeling wordt gedaan, dit besluit aan de Raad voorleggen. De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of intrekken.

Indien de Raad binnen drie maanden geen besluit heeft genomen, wordt het besluit van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 18

1. De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de in artikel 1 bedoelde producten. De tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening, wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.

2. Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van één van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:

a) de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en

b) de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 19

1. Als in de Gemeenschap de markt voor één of meer van de in artikel 1 bedoelde producten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de lidstaten conservatoire maatregelen kunnen treffen, een en ander op voorstel van de Commissie en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

2. Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen. Zij deelt deze maatregelen, die onmiddellijk van toepassing zijn, aan de lidstaten mee. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.

3. Iedere lidstaat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen, volgende op de dag van de mededeling daarvan, aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betrokken maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.

4. De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen van de Gemeenschap, met inbegrip van haar internationale verplichtingen.

TITEL III

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 20

De lidstaten noteren de prijzen van schapen en van vlees daarvan overeenkomstig door de Commissie volgens de procedure als bedoeld in artikel 25, lid 2, vast te stellen regels.

Artikel 21

1. Wanneer een aanmerkelijke prijsstijging of -daling op de markt van de Gemeenschap wordt geconstateerd, kunnen, als deze toestand waarschijnlijk zal voortduren en daardoor de markt verstoort of dreigt te verstoren, de nodige maatregelen worden genomen volgens de procedure als bedoeld in artikel 25, lid 2.

2. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast volgens de procedure als bedoeld in artikel 25, lid 2.

Artikel 22

Om rekening te houden met de beperkingen van het vrije verkeer die zouden kunnen voortvloeien uit de toepassing van maatregelen om de verbreiding van dierziekten tegen te gaan, kunnen volgens de procedure als bedoeld in artikel 25, lid 2, buitengewone maatregelen worden genomen ter ondersteuning van de markt die door deze beperkingen wordt getroffen; deze maatregelen kunnen echter slechts worden genomen in de mate en voor het tijdvak die strikt noodzakelijk zijn voor de ondersteuning van deze markt.

Artikel 23

Behoudens andersluidende bepalingen van deze verordening zijn de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag van toepassing op de productie van en de handel in de in artikel 1 van deze verordening bedoelde producten.

Artikel 24

De lidstaten en de Commissie verstrekken elkaar de voor de toepassing van deze verordening benodigde gegevens.

De wijze waarop deze gegevens worden meegedeeld en verspreid, wordt vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 25, lid 2.

Artikel 25

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité van beheer voor schapen en geiten, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. Indien naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 26

Naar behoren gemotiveerde en noodzakelijke maatregelen om in geval van nood praktische en bijzondere problemen op te lossen, worden vastgesteld volgens de procedure bedoeld in artikel 25, lid 2.

Deze maatregelen mogen afwijken van bepaalde delen van deze verordening, maar slechts voorzover en voor zo lang dat strikt noodzakelijk is.

Artikel 27

Verordening (EG) nr. 1258/1999 en de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen zijn van toepassing voor de uitgaven die de lidstaten verrichten ter nakoming van de verplichtingen op grond van deze verordening.

Artikel 28

Uiterlijk op 31 december 2005 brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de gevolgen voor het milieu van de schapen- en geitenhouderij in bepaalde gebieden van de Gemeenschap en over het effect van de premieregeling. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen. In het verslag wordt met name rekening gehouden met de verslagen die de lidstaten hebben uitgebracht over de toepassing van de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1259/1999 bedoelde maatregelen.

Artikel 29

De Verordeningen (EEG) nr. 2644/80, (EEG) nr. 3901/89, (EEG) nr. 1323/90, (EEG) nr. 3493/90, (EEG) nr. 338/91 en (EG) nr. 2467/98 worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 30

De maatregelen die nodig zijn om de overgang te vergemakkelijken van de regelingen die zijn vervat in de in artikel 30 genoemde verordeningen, naar de bij de onderhavige verordening vastgestelde regelingen, worden vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 25, lid 2.

Artikel 31

1. Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2002.

3. De Verordeningen (EEG) nr. 2644/80, (EEG) nr. 3901/89, (EEG) nr. 1323/90, (EEG) nr. 3493/90, (EEG) nr. 338/91 en (EG) nr. 2467/98 blijven van toepassing voor het verkoopseizoen 2001.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

A. Neyts-Uyttebroeck

(1) PB C 213 E van 31.7.2001, blz. 275.

(2) Advies uitgebracht op 25 oktober 2001 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3) Advies uitgebracht op 17 oktober 2001 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4) PB L 275 van 18.10.1980, blz. 8.

(5) PB L 375 van 23.12.1989, blz. 4. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1266/95 (PB L 123 van 3.6.1995, blz. 3).

(6) PB L 132 van 23.5.1990, blz. 17. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 193/98 (PB L 20 van 27.1.1998, blz. 18).

(7) PB L 337 van 4.12.1990, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2825/2000 (PB L 328 van 23.12.2000, blz. 1).

(8) PB L 41 van 14.2.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2536/97 (PB L 347 van 18.12.1997, blz. 6).

(9) PB L 312 van 20.11.1998, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1669/2000 (PB L 193 van 29.7.2000, blz. 8).

(10) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

(11) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(12) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(13) PB L 355 van 5.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 495/2001 (PB L 72 van 14.3.2001, blz. 6).

BIJLAGE I

INDIVIDUELE RECHTEN OP OOIEN- EN GEITENPREMIES

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

IN ARTIKEL 11 BEDOELDE TOTAALBEDRAGEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top