EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995L0002

Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 20 februari 1995 betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen

OJ L 61, 18.3.1995, p. 1–40 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 13 Volume 015 P. 50 - 89
Special edition in Estonian: Chapter 13 Volume 015 P. 50 - 89
Special edition in Latvian: Chapter 13 Volume 015 P. 50 - 89
Special edition in Lithuanian: Chapter 13 Volume 015 P. 50 - 89
Special edition in Hungarian Chapter 13 Volume 015 P. 50 - 89
Special edition in Maltese: Chapter 13 Volume 015 P. 50 - 89
Special edition in Polish: Chapter 13 Volume 015 P. 50 - 89
Special edition in Slovak: Chapter 13 Volume 015 P. 50 - 89
Special edition in Slovene: Chapter 13 Volume 015 P. 50 - 89
Special edition in Bulgarian: Chapter 13 Volume 016 P. 3 - 42
Special edition in Romanian: Chapter 13 Volume 016 P. 3 - 42

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 20/01/2010; opgeheven door 32008R1333

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1995/2/oj

31995L0002

Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 20 februari 1995 betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen

Publicatieblad Nr. L 061 van 18/03/1995 blz. 0001 - 0040


RICHTLIJN 95/2/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 20 februari 1995 betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Overeenkomstig de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (3),

Gelet op Richtlijn 89/107/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake levensmiddelenadditieven die in voor menselijke voeding bestemde waren mogen worden gebruikt (4), inzonderheid op artikel 3, lid 2,

Overwegende dat de verschillen tussen de nationale wetgevingen inzake conserveermiddelen, antioxidanten en diverse additieven en de gebruiksvoorwaarden daarvan een belemmering voor het vrije verkeer van levensmiddelen vormen; dat zij oneerlijke concurrentie in de hand kunnen werken;

Overwegende dat ten aanzien van het gebruik en de gebruiksvoorwaarden van deze levensmiddelenadditieven in de eerste plaats dient te worden gelet op de noodzaak de consument te beschermen;

Overwegende dat algemeen wordt erkend dat onbewerkte levensmiddelen en bepaalde andere levensmiddelen vrij dienen te zijn van levensmiddelenadditieven;

Overwegende dat gezien de meest recente wetenschappelijke en toxicologische gegevens over deze stoffen sommige daarvan slechts voor bepaalde levensmiddelen en onder bepaalde gebruiksvoorwaarden dienen te worden toegelaten;

Overwegende dat het noodzakelijk is strenge regels vast te stellen voor het gebruik van levensmiddelenadditieven in volledige zuigelingenvoeding, opvolgzuigelingenvoeding en babyvoeding, zoals vermeld in Richtlijn 89/398/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen (5), inzonderheid in artikel 4, lid 1, onder e);

Overwegende dat deze richtlijn niet bedoeld is om afbreuk te doen aan de regels betreffende zoetstoffen en kleurstoffen;

Overwegende dat, in afwachting van specifieke maatregelen krachtens Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (6) en krachtens Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde produkten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (7), sommige stoffen van deze categorie voorlopig onder deze richtlijn vallen;

Overwegende dat de Commissie de communautaire voorschriften zal aanpassen zodat deze in overeenstemming zijn met de in deze richtlijn vastgestelde regels;

Overwegende dat het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding is geraadpleegd voor die stoffen die nog niet onder communautaire voorschriften vallen;

Overwegende dat het noodzakelijk is om in deze richtlijn bepaalde voorschriften op te nemen betreffende additieven die reeds vermeld worden in andere communautaire voorschriften;

Overwegende dat het wenselijk is dat, wanneer moet worden besloten of een bepaald levensmiddel tot een bepaalde categorie levensmiddelen behoort, de procedure van raadpleging van het Permanent Comité voor levensmiddelen wordt gevolgd;

Overwegende dat wijzigingen in bestaande zuiverheidseisen voor andere voedingsadditieven dan kleurstoffen en zoetstoffen alsmede nieuwe specificaties voor stoffen waarvoor geen zuiverheidseisen bestaan, zullen worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 11 van Richtlijn 89/107/EEG;

Overwegende dat het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding zich nog niet over meelverbeteraars heeft uitgesproken; dat deze in een afzonderlijke richtlijn zullen worden behandeld;

Overwegende dat deze richtlijn in de plaats komt van de Richtlijnen 64/54/EEG (8), 70/357/EEG (9), 74/329/EEG (10) en 83/463/EEG (11), die hierbij worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Deze richtlijn is een bijzondere richtlijn inzake additieven met uitzondering van kleurstoffen, zoetstoffen en meelverbeteraars en maakt deel uit van de algemene richtlijn in de zin van artikel 3 van Richtlijn 89/107/EEG.

2. Alleen additieven die beantwoorden aan de door het SCF (Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding) opgelegde voorwaarden mogen in levensmiddelen worden gebruikt.

3. In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) conserveermiddelen: stoffen die de houdbaarheid van levensmiddelen vergroten door deze te beschermen tegen bederf door micro-organismen;

b) antioxidanten: stoffen die de houdbaarheid van levensmiddelen vergroten door deze te beschermen tegen bederf door oxidatie, zoals het ranzig worden van vet en kleurveranderingen;

c) draagstoffen, hieronder begrepen de oplosmiddelen die als draagstoffen fungeren: stoffen die gebruikt worden om een levensmiddelenadditief op te lossen, te verdunnen, te dispergeren of op een andere wijze fysisch te wijzigen zonder de technologische functie daarvan te veranderen (en zonder zelf enig technologisch effect uit te oefenen), teneinde de verwerking, de toepassing of het gebruik van het additief te vergemakkelijken;

d) voedingszuren: stoffen die de zuurtegraad van levensmiddelen verhogen en/of er een zure smaak aan geven;

e) zuurteregelaars: stoffen die de zuurte of alkaliteit van levensmiddelen veranderen of regelen;

f) antiklontermiddelen: stoffen die de neiging van afzonderlijke levensmiddelendeeltjes om aan elkaar te kleven, verkleinen;

g) antischuimmiddelen: stoffen die schuimvorming verhinderen of verminderen;

h) vulstoffen: stoffen die het volume van een levensmiddel vergroten zonder noemenswaardig tot de beschikbare energiewaarde ervan bij te dragen;

i) emulgatoren: stoffen die een homogene menging van twee of meer onmengbare fasen, zoals olie en water, in een levensmiddel mogelijk maken of in stand houden;

j) smeltzouten: stoffen die de kaaseiwitten in gedispergeerde vorm omzetten en zodoende een homogene verdeling van vet en andere bestanddelen bewerkstelligen;

k) verstevigingsmiddelen: stoffen die de vezels van fruit of groenten stevig of knapperig maken of houden of een wisselwerking met geleermiddelen aangaan om een gel te vormen of te verstevigen;

l) smaakversterkers: stoffen die de bestaande smaak en/of geur van een levensmiddel versterken;

m) schuimmiddelen: stoffen die het mogelijk maken een homogene dispersie van een gasvormige fase in een vloeibaar of vast levensmiddel te vormen;

n) geleermiddelen: stoffen die een levensmiddel vorm geven door de vorming van een gel;

o) glansmiddelen (glijmiddelen daaronder begrepen): stoffen die, wanneer zij aangebracht worden op het oppervlak van een levensmiddel, dit een glanzend uiterlijk geven of een beschermende deklaag vormen;

p) bevochtigingsmiddelen: stoffen die uitdroging van levensmiddelen beletten door de gevolgen van een lage luchtvochtigheid tegen te gaan, of de oplossing van een poeder in een waterig medium bevorderen;

q) gemodificeerde zetmelen: stoffen die door een of meer chemische behandelingen worden verkregen uit eetbare zetmelen, die eventueel een fysische behandeling of een behandeling met enzymen hebben ondergaan, en eventueel met zuur of loog verdund of gebleekt zijn;

r) verpakkingsgasssen: gassen die vóór, tijdens of na het in de verpakking brengen van een levensmiddel in die verpakking worden gebracht, met uitzondering van lucht;

s) drijfgassen: gassen die een levensmiddel uit zijn houder drukken, met uitzondering van lucht;

t) rijsmiddelen: stoffen of combinaties van stoffen die gas vrijmaken en daardoor het volume van deeg en beslag vergroten;

u) complexvormers: stoffen die chemische complexen vormen met metaalionen;

v) stabilisatoren: stoffen die het mogelijk maken de fysisch-chemische toestand van een levensmiddel te handhaven. Stabilisatoren omvatten stoffen die het mogelijk maken een homogene dispersie van twee of meer onmengbare stoffen in een levensmiddel te handhaven en voorts stoffen die een bestaande kleur van een levensmiddel stabiliseren, fixeren of intensifiëren;

w) verdikkingsmiddelen: stoffen die de viscositeit van een levensmiddel vergroten.

4. Meelverbeteraars, met uitzondering van emulgatoren, zijn stoffen die aan meel of aan deeg worden toegevoegd om de bakeigenschappen ervan te verbeteren.

5. In deze richtlijn worden niet als levensmiddelenadditieven beschouwd:

a) stoffen die gebruikt worden voor de behandeling van drinkwater als bedoeld in Richtlijn 80/778/EEG (12);

b) produkten die pectine bevatten en die door middel van een behandeling met verdund zuur, gevolgd door een gedeeltelijke neutralisatie met natrium- of kaliumzouten, worden verkregen uit gedroogde appelpulp, schillen van citrusvruchten of een mengsel daarvan ("vloeibare pectine");

c) kauwgombasis;

d) witte of gele dextrine, geroost of gedextrineerd zetmeel, zetmeel dat gemodificeerd is door een behandeling met zuur of base, gebleekt zetmeel, fysisch gemodificeerd zetmeel en zetmeel dat behandeld is met enzymen die zetmeel afbreken;

e) ammoniumchloride;

f) bloedplasma, voedingsgelatine, eiwithydrolysaten en hun zouten, melkeiwit en gluten;

g) aminozuren en hun zouten, die geen functie als voedingsmiddeladditief hebben, met uitzondering van glutaminezuur, glycine, cysteïne en cystine en hun zouten;

h) caseïnaten en caseïne;

i) inuline.

Artikel 2

1. Alleen de in de bijlagen I, III, IV en V opgesomde stoffen mogen voor de in artikel 1, lid 3, vermelde doeleinden in levensmiddelen worden gebruikt.

2. Voor de in artikel 1, lid 3, vermelde doeleinden mogen de in bijlage I opgesomde stoffen volgens het "quantum satis"-principe worden toegevoegd aan levensmiddelen, met uitzondering van de in bijlage II opgesomde levensmiddelen.

3. Tenzij anders bepaald, is lid 2 niet van toepassing op:

a) - onbewerkte levensmiddelen,

- honing als omschreven in Richtlijn 74/409/EEG (13),

- niet-geëmulgeerde oliën en vetten van dierlijke of plantaardige oorsprong,

- boter,

- gepasteuriseerde en gesteriliseerde (inclusief UHT) melk en room (inclusief volle, halfvolle en magere),

- niet-gearomatiseerde met levende fermenten gefermenteerde melkprodukten,

- natuurlijk mineraalwater als omschreven in Richtlijn 80/777/EEG (14), alsmede bronwater,

- koffie (met uitzondering van oploskoffie met smaakstoffen) en koffie-extract,

- niet-gearomatiseerde bladthee,

- suikers als omschreven in Richtlijn 73/437/EEG (15),

- droge dreegwaren,

- niet-gearomatiseerde natuurlijke karnemelk (met uitzondering van gesteriliseerde karnemelk).

In deze richtlijn wordt onder "onbewerkt" verstaan dat de levensmiddelen geen behandeling hebben ondergaan welke een ingrijpende wijziging veroorzaakt in de oorspronkelijke staat ervan. Zij mogen echter bij voorbeeld gesneden, verdeeld, uitgebeend, gehakt, gepeld, gewassen, geschild, gemalen, schoongemaakt, diepgevroren of ingevroren, gekoeld, ontkorst of gedopt, verpakt of niet verpakt zijn;

b) levensmiddelen voor zuigelingen en peuters als omschreven in Richtlijn 89/398/EEG, met inbegrip van levensmiddelen voor zuigelingen en peuters die niet in goede gezondheid verkeren. Voor deze levensmiddelen gelden de bepalingen van bijlage VI;

c) de in bijlage II genoemde levensmiddelen, die alleen de in die bijlage bedoelde additieven en de in bijlage III of bijlage IV bedoelde additieven mogen bevatten, mits voldaan wordt aan de aldaar gestelde voorwaarden.

4. De in de bijlagen III en IV opgesomde additieven mogen alleen worden gebruikt in de levensmiddelen die aldaar zijn vermeld, mits voldaan wordt aan de aldaar gestelde voorwaarden.

5. Alleen de in bijlage V opgesomde additieven kunnen voor levensmiddelenadditieven worden gebruikt als draagstoffen c.q. oplosmiddelen die als draagstoffen fungeren, mits voldaan wordt aan de aldaar gestelde voorwaarden.

6. Deze richtlijn is eveneens van toepassing op de overeenkomstige levensmiddelen bestemd voor specifieke voeding overeenkomstig Richtlijn 89/398/EEG.

7. De in de bijlagen genoemde maximumconcentraties hebben, tenzij anders bepaald, betrekking op levensmiddelen zoals deze in de handel worden gebracht.

8. In de bijlagen bij deze richtlijn betekent "quantum satis" dat geen maximumhoeveelheid wordt aangegeven. Additieven dienen echter toegepast te worden overeenkomstig goede produktiemethoden, in hoeveelheden die niet groter zijn dan voor het beoogde doel nodig is en op voorwaarde dat de consument niet wordt misleid.

Artikel 3

1. De aanwezigheid van een levensmiddelenadditief in een levensmiddel is toegestaan:

- in een niet in artikel 2, lid 3, vermeld samengesteld levensmiddel, voor zover het levensmiddelenadditief in een van de ingrediënten van het samengestelde levensmiddel is toegestaan, of

- als het levensmiddel uitsluitend bestemd is voor gebruik bij de bereiding van een samengesteld levensmiddel, voor zover het samengestelde levensmiddel beantwoordt aan de bepalingen van deze richtlijn.

2. Tenzij specifiek bepaald, is lid 1 niet van toepassing op volledige zuigelingenvoeding, opvolgzuigelingenvoeding en babyvoeding, zoals vermeld in Richtlijn 89/398/EEG.

Artikel 4

Deze richtlijn is van toepassing onverminderd bijzondere richtlijnen waarbij het gebruik van in de bijlagen vermelde additieven als zoetstof of kleurstof wordt toegestaan.

Artikel 5

Indien nodig kan overeenkomstig de procedure van artikel 6 worden vastgesteld

- of een bepaald levensmiddel tot een in artikel 2 of in een van de bijlagen genoemde levensmiddelencategorie behoort, dan wel

- of een in de bijlage genoemd en volgens de "quantum satis"-regel toegestaan levensmiddelenadditief wordt gebruikt volgens de in artikel 2 vermelde criteria, dan wel

- of een stof een levensmiddelenadditief is in de zin van artikel 1.

Artikel 6

1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure wordt de Commissie bijgestaan door het bij Besluit 69/414/EEG (16) opgerichte Permanent Comité voor levensmiddelen, hierna het comité te noemen.

2. De voorzitter leidt deze procedure bij het comité in, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat.

3. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

4. a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

b) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad drie maanden na de indiening van het voorstel geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 7

De Lid-Staten richten binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn systemen in voor het registreren van het gebruik en het verbruik van levensmiddelenadditieven en rapporteren hun bevindingen aan de Commissie.

De Commissie brengt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn verslag uit aan de Raad en aan het Europees Parlement over de wijzigingen die zich hebben voorgedaan op de markt voor levensmiddelenadditieven en in de ge- en verbruiksniveaus.

In overeenstemming met de algemene criteria van bijlage II, punt 4, van Richtlijn 89/107/EEG herziet de Commissie binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn de in deze richtlijn gestelde gebruiksvoorwaarden en stelt zij de nodige wijzigingen voor.

Artikel 8

1. De Richtlijnen 64/54/EEG, 70/357/EEG, 74/329/EEG en 83/463/EEG worden hierbij ingetrokken.

2. Verwijzingen naar deze ingetrokken richtlijnen en naar de daarin vervatte zuiverheidscriteria voor bepaalde levensmiddelenadditieven gelden voortaan als verwijzingen naar deze richtlijn.

Artikel 9

De Lid-Staten doen uiterlijk op 25 september 1996 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen, teneinde:

- uiterlijk op 25 september 1996 het in de handel brengen en het gebruik van aan deze richtlijn beantwoordende produkten toe te staan;

- uiterlijk op 25 maart 1997 het in de handel brengen en het gebruik van niet aan deze richtlijn beantwoordende produkten te verbieden; vóór die datum in de handel gebrachte of geëtiketteerde produkten die niet aan deze richtlijn beantwoorden, mogen evenwel worden verkocht zolang de voorraad strekt.

Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

Artikel 10

Deze richtlijn treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 11

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 20 februari 1995.

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

K. HÄNSCH Voor de Raad

De Voorzitter

J. PUECH

(1) PB nr. C 206 van 13. 8. 1992, blz. 12, en PB nr. C 189 van 13. 7. 1993, blz. 11.

(2) PB nr. C 108 van 19. 4. 1993, blz. 26.

(3) Advies van het Europees Parlement van 26 mei 1993 (PB nr. C 176 van 28. 6. 1993, blz. 117), bekrachtigd op 2. 12. 1993 (PB nr. C 342 van 20. 12. 1993), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 10 maart 1994 (PB nr. C 172 van 24. 6. 1994, blz. 4) en besluit van het Europees Parlement van 16 november 1994 (nog niet bekendgemaakt in het Publikatieblad).

(4) PB nr. L 40 van 11. 2. 1989, blz. 27.

(5) PB nr. L 186 van 30. 6. 1989, blz. 27.

(6) PB nr. L 230 van 19. 8. 1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie (PB nr. L 366 van 15. 12. 1992, blz. 10).

(7) PB nr. L 350 van 14. 12. 1990, blz. 71.

(8) PB nr. 12 van 27. 1. 1964, blz. 161.

(9) PB nr. L 157 van 18. 7. 1970, blz. 31.

(10) PB nr. L 189 van 12. 7. 1974, blz. 1.

(11) PB nr. L 255 van 15. 9. 1983, blz. 1.

(12) PB nr. L 229 van 30. 8. 1980, blz. 11. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG (PB nr. L 377 van 31. 12. 1991, blz. 48).

(13) PB nr. L 221 van 12. 8. 1974, blz. 10.

(14) PB nr. L 229 van 30. 8. 1980, blz. 1.

(15) PB nr. L 356 van 27. 12. 1973, blz. 71.

(16) PB nr. L 291 van 19. 11. 1969, blz. 9.

BIJLAGE I

LEVENSMIDDELENADDITIEVEN DIE ALGEMEEN ZIJN TOEGESTAAN VOOR GEBRUIK IN NIET IN ARTIKEL 2, LID 3, GENOEMDE LEVENSMIDDELEN

Noten:

1. Stoffen van deze lijst mogen aan alle levensmiddelen, behalve de in artikel 2, lid 3, genoemde, worden toegevoegd volgens het "quantum satis"-beginsel.

2. De onder de nummers E 407 en E 440 vermelde stoffen mogen met suikers worden gestandaardiseerd onder de voorwaarde dat dit samen met hun nummer en aanduiding vermeld wordt.

3. Verklaring van gebruikte tekens:

*De stoffen E 290, E 938, E 939, E 941, E 942 en E 948 mogen ook worden gebruikt in de levensmiddelen genoemd in artikel 2, lid 3.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> De stoffen E 410, E 412, E 415 end E 417 mogen niet worden gebruikt voor de produktie van gedehydrateerde levensmiddelen die bedoeld zijn voor rehydratering bij inname.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

LEVENSMIDDELEN WAARIN EEN BEPERKT AANTAL IN BIJLAGE I GENOEMDE ADDITIEVEN MOGEN WORDEN GEBRUIKT

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

ONDER VOORWAARDEN TOEGESTANE CONSERVEERMIDDELEN EN ANTI-OXIDANTEN

DEEL A Sorbaten, benzoaten en p-hydroxybenzoaten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL B Zwaveldioxide en sulfieten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL C Andere conserveermiddelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL D Andere antioxidanten

Opmerking

Het teken * in de tabel wijst op de evenredigheidsregel: als combinaties van gallaten, BHA en BHT gebruikt worden, moeten de afzonderlijke concentraties evenredig verminderd worden.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

ANDERE TOEGESTANE ADDITIEVEN

Opmerking

De aangegeven maximale gebruiksconcentraties doelen op levensmiddelen die gebruiksklaar zijn en bereid zijn volgens de voorschriften van de producent.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE V

TOEGESTANE DRAAGSTOFFEN EN OPLOSMIDDELEN DIE ALS DRAAGSTOF FUNGEREN

Opmerking

Niet inbegrepen in deze lijst zijn:

1. stoffen die algemeen als levensmiddel worden beschouwd;

2. de stoffen bedoeld in artikel 1, lid 5;

3. stoffen die hoofdzakelijk als voedingszuur of zuurteregelaar fungeren, zoals citroenzuur en ammoniumhydroxide.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE VI

LEVENSMIDDELENADDITIEVEN DIE ZIJN TOEGESTAAN IN VOEDING VOOR ZUIGELINGEN EN PEUTERS

Opmerkingen

Zuigelingenvoeding en bijvoedingsmiddelen bij de overgang op vast voedsel voor zuigelingen en peuters mogen E 414 (acaciagom, Arabische gom) en E 551 (siliciumdioxide) bevatten afkomstig van de toevoeging van preparaten van voedingsstoffen die niet meer dan 10 g/kg van elk van deze stoffen bevatten, evenals E 421 (mannitol) als dit gebruikt wordt als draagstof voor vitamine B12 (ten minste 1 deel vitamine B12 op 1 000 delen mannitol).

De aangegeven maximale gebruiksconcentraties hebben betrekking op levensmiddelen die gebruiksklaar zijn en bereid zijn volgens de voorschriften van de producent.

DEEL 1 LEVENSMIDDELENADDITIEVEN TOEGESTAAN IN VOLLEDIGE ZUIGELINGENVOEDING VOOR GEZONDE ZUIGELINGEN

Opmerkingen

1. Voor de bereiding van aangezuurde melk is het gebruik van niet-pathogene L(+)-melkzuur producerende culturen toegestaan.

2. Als meer dan een van de stoffen E 322 en E 471 aan een levensmiddel wordt toegevoegd, wordt de vastgestelde maximumconcentratie in dat levensmiddel voor elk van deze stoffen verlaagd naar rato van de hoeveelheid van de andere stof die in het levensmiddel aanwezig is.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL 2 LEVENSMIDDELENADDITIEVEN DIE ZIJN TOEGESTAAN IN OPVOLGVOEDING VOOR GEZONDE ZUIGELINGEN

Opmerkingen

1. Voor de bereiding van aangezuurde melk is het gebruik van niet-pathogene L(+)-melkzuur producerende culturen toegestaan.

2. Als meer dan een van de stoffen E 322 en E 471 aan een levensmiddel wordt toegevoegd, wordt de vastgestelde maximumconcentratie in dat levensmiddel voor elk van deze stoffen verlaagd naar rato van de hoeveelheid van de andere stof die in het levensmiddel aanwezig is.

3. Als meer dan een van de stoffen E 407, E 410 en E 412 aan een levensmiddel wordt toegevoegd, wordt de vastgestelde maximumconcentratie in dat levensmiddel voor elk van deze stoffen verlaagd naar rato van de hoeveelheid van de andere stoffen die in het levensmiddel aanwezig zijn.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL 3 LEVENSMIDDELENADDITIEVEN DIE ZIJN TOEGESTAAN IN BIJVOEDINGSMIDDELEN BIJ DE OVERGANG OP VAST VOEDSEL VOOR GEZONDE ZUIGELINGEN EN PEUTERS

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL 4 LEVENSMIDDELENADDITIEVEN DIE ZIJN TOEGESTAAN IN VOEDING VOOR ZUIGELINGEN EN PEUTERS VOOR SPECIALE MEDISCHE DOELEINDEN

De tabellen in de delen 1 tot en met 3 van bijlage VI zijn van toepassing.

Top