EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992L0081

Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën

OJ L 316, 31.10.1992, p. 12–15 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
Special edition in Finnish: Chapter 09 Volume 002 P. 91 - 94
Special edition in Swedish: Chapter 09 Volume 002 P. 91 - 94

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/12/2003; opgeheven door 32003L0096

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1992/81/oj

31992L0081

Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën

Publicatieblad Nr. L 316 van 31/10/1992 blz. 0012 - 0015
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 9 Deel 2 blz. 0091
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 9 Deel 2 blz. 0091


RICHTLIJN 92/81/EEG VAN DE RAAD van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 99,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat in Richtlijn 92/12/EEG (4) bepalingen betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten zijn neergelegd;

Overwegende dat in Richtlijn 92/82/EEG (5) bepalingen met betrekking tot de minimumaccijnzen op bepaalde minerale oliën zijn neergelegd;

Overwegende dat het voor de goede werking van de interne markt van belang is dat er gemeenschappelijke definities worden vastgesteld voor alle minerale oliën die vallen onder de algemene regeling voor accijnsprodukten;

Overwegende dat het nuttig is deze definities te baseren op die van de gecombineerde nomenclatuur die van kracht is op de datum waarop deze richtlijn wordt vastgesteld;

Overwegende dat bepaalde verplichte vrijstellingen op communautair niveau moeten worden vastgelegd;

Overwegende dat het evenwel dienstig is de Lid-Staten toe te staan op facultatieve basis bepaalde andere vrijstellingen of verlaagde tarieven toe te passen op hun nationale grondgebied, mits dit geen verstoring van de mededinging tot gevolg heeft;

Overwegende dat er in een procedure moet worden voorzien voor het toestaan van verdere vrijstellingen of tariefverlagingen;

Overwegende dat er een procedure moet worden vastgesteld om alle vrijstellingen en verlaagde tarieven waarin deze richtlijn voorziet opnieuw te bezien, ten einde na te gaan of zij nog verenigbaar zijn met de goede werking van de interne markt,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: I. Toepassingsgebied

Artikel 1

1. De Lid-Staten heffen een geharmoniseerde accijns op minerale oliën overeenkomstig deze richtlijn.

2. De Lid-Staten stellen hun tarieven vast overeenkomstig Richtlijn 92/82/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën.

Artikel 2

1. In deze richtlijn wordt onder "minerale oliën" verstaan:

a) produkten van GN-code 2706;

b) produkten van de GN-codes 2707 10, 2707 20, 2707 30, 2707 50, 2707 91 00 en 2707 99 (behalve 2707 99 30, 2707 99 50 en 2707 99 70);

c) produkten van GN-code 2709;

d) produkten van GN-code 2710;

e) produkten van GN-code 2711, chemisch zuiver methaan en propaan daaronder begrepen, maar met uitzondering van aardgas;

f) produkten van de GN-codes 2712 10, 2712 20 00, 2712 90 31, 2712 90 33, 2712 90 39 en 2712 90 90;

g) produkten van GN-code 2713, met uitzondering van harsachtige produkten, gebruikte bleekaarde, zure residuen en basische residuen;

h) produkten van GN-code 2715;

i) produkten van GN-code 2901;

j) produkten van de GN-codes 2902 11 00, 2902 19 90, 2902 20, 2902 30, 2902 41 00, 2902 42 00, 2902 43 00 en 2902 44;

k) produkten van de GN-codes 3403 11 00 en 34 03 19;

l) produkten van GN-code 3811;

m) produkten van GN-code 3817.

2. Minerale oliën waarvoor in Richtlijn 92/82/EEG geen accijnstarief is bepaald, zijn aan accijns onderworpen indien zij zijn bestemd voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt als brandstof voor verwarming of als motorbrandstof. Het toe te passen tarief wordt, naar gelang van het gebruik, vastgesteld op het tarief voor de gelijkwaardige brandstof voor verwarming of motorbrandstof.

3. Naast de in lid 1 genoemde accijnsprodukten wordt eveneens als motorbrandstof belast, elk produkt dat is bestemd voor gebruik, wordt aangeboden voor verkoop of wordt gebruikt als motorbrandstof, als additief of als vulstof in motorbrandstoffen. Alle andere koolwaterstoffen, met uitzondering van steenkool, bruinkool, turf en andere soortgelijke vaste koolwaterstoffen alsmede aardgas, die zijn bestemd voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt voor verwarmingsdoeleinden, worden belast volgens het tarief dat voor de gelijkwaardige minerale olie geldt.

Steenkool, bruinkool, turf en andere soortgelijke vaste koolwaterstoffen, alsmede aardgas mogen echter belast worden overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Richtlijn 92/12/EEG.

4. De in lid 1 vervatte verwijzingen naar codes van de gecombineerde nomenclatuur zijn verwijzingen naar de versie van de gecombineerde nomenclatuur die van kracht is op het tijdstip waarop deze richtlijn wordt vastgesteld.

II. Vaststelling van de accijns

Artikel 3

1. In elke Lid-Staat wordt op minerale oliën een specifieke accijns geheven die wordt berekend per 1 000 liter produkt bij een temperatuur van 15 °C. Voor de in artikel 2, lid 1, genoemde produkten die als zware stookoliën worden gebruikt, alsmede voor vloeibaar petroleumgas en methaan, wordt de specifieke accijns evenwel berekend per 1 000 kilogram.

2. De Lid-Staten mogen de specifieke accijns voor zware stookoliën, vloeibaar petroleumgas en methaan anders berekenen dan in lid 1 is bepaald. In dat geval maken zij de berekening naar rato van de hoeveelheden.

Artikel 4

1. Ongeacht de algemene bepalingen ter omschrijving van het belastbare feit en de bepalingen betreffende de betaling van de accijns in Richtlijn 92/12/EEG, is accijns op minerale oliën eveneens verschuldigd wanneer een van de in artikel 2, lid 3, van deze richtlijn genoemde belastbare feiten zich voordoet.

2. De Lid-Staten kunnen ook bepalen dat accijns op minerale oliën verschuldigd is wanneer wordt aangetoond dat aan een voorwaarde inzake eindgebruik die in de nationale regeling is gesteld voor de toepassing van een verlaagd tarief of het verlenen van vrijstelling, niet of niet langer wordt voldaan.

3. Het verbruik van minerale oliën binnen een bedrijf dat minerale oliën produceert, wordt niet beschouwd als een belastbaar feit waardoor accijns verschuldigd wordt, voor zover het om verbruik ten behoeve van die produktie gaat.

Verbruik voor doeleinden die geen verband houden met die produktie en met name voor de voortbeweging van motorvoertuigen, wordt beschouwd als een belastbaar feit waardoor accijns verschuldigd wordt.

Artikel 5

1. Onverminderd artikel 6 wordt een bedrijf waarin de in artikel 2, lid 1, genoemde produkten worden vervaardigd of waarin deze een aangewezen behandeling ondergaan in de zin van aanvullende aantekening 4 bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur, beschouwd als een bedrijf dat minerale oliën produceert.

2. Onverminderd de voorschriften inzake het verkeer van accijnsprodukten van Richtlijn 92/12/EEG, zijn de Lid-Staten niet verplicht bedrijven waar uitsluitend minerale oliën worden vervaardigd waarvoor in Richtlijn 92/82/EEG geen accijnstarief is bepaald aan te merken als "bedrijven die minerale oliën produceren".

Artikel 6

De Lid-Staten zijn niet verplicht als "produktie van minerale oliën" aan te merken:

a) handelingen waarbij kleine hoeveelheden minerale oliën als bijprodukt worden verkregen;

b) handelingen waardoor de gebruiker van een minerale olie hergebruik daarvan in zijn eigen onderneming mogelijk maakt, mits het op deze olie reeds betaalde bedrag aan accijns niet lager is dan het bedrag aan accijns dat verschuldigd zou zijn indien de hergebruikte olie opnieuw aan accijns werd onderworpen;

c) de handeling die bestaat in het mengen, buiten een produktiebedrijf of een douane-entrepot, van minerale oliën met andere minerale oliën of andere stoffen, mits:

i) tevoren op de bestanddelen accijns is betaald, en

ii) het betaalde bedrag niet lager is dan het bedrag aan accijns dat op het mengsel verschuldigd ware.

De eerste voorwaarde is niet van toepassing wanneer het mengsel voor een specifiek gebruik is vrijgesteld.

Artikel 7

Bij wijziging van een of meer van de tarieven van de accijns kan op voorraden minerale olie die tot verbruik zijn uitgeslagen een verhoging of een verlaging van de accijns worden toegepast.

Artikel 8

1. Ongeacht de algemene bepalingen inzake vrijgesteld gebruik van accijnsprodukten van Richtlijn 92/12/EEG en onverminderd andere communautaire bepalingen, verlenen de Lid-Staten vrijstelling van de geharmoniseerde accijns voor de onderstaande produkten, op voorwaarden die zij vaststellen met het doel een juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen te verzekeren en fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen:

a) minerale oliën die worden gebruikt voor andere doeleinden dan als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming;

b) minerale oliën die worden geleverd voor gebruik als brandstof voor andere luchtvaart dan particuliere plezierluchtvaart.

In deze richtlijn wordt onder "particuliere plezierluchtvaart" verstaan: het gebruik van een luchtvaartuig door de eigenaar daarvan of door de natuurlijke of rechtspersoon die het gebruik daarvan geniet door huur of anderszins, voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of voor het verrichten van diensten onder bezwarende titel, dan wel ten behoeve van overheidsinstanties.

De Lid-Staten kunnen deze vrijstelling beperken tot leveringen van reactiemotorbrandstof (GN-code 2710 00 51);

c) minerale oliën die worden geleverd voor gebruik als brandstof voor de vaart op communautaire wateren (met inbegrip van visserij), en die niet voor gebruik aan boord van particuliere pleziervaartuigen zijn bestemd.

In deze richtlijn wordt onder "particuliere pleziervaartuigen" verstaan, vaartuigen die worden gebruikt door de eigenaar daarvan of door de natuurlijke of rechtspersoon die het gebruik daarvan geniet door huur of anderszins, voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of voor het verrichten van diensten onder bezwarende titel, dan wel ten behoeve van overheidsinstanties.

2. Onverminderd andere communautaire bepalingen mogen de Lid-Staten geheel of gedeeltelijk vrijstelling of verlaging verlenen van de accijns op minerale oliën die onder belastingcontrole worden gebruikt:

a) bij de produktie van elektriciteit en in warmte-krachtcentrales,

b) voor de binnenvaart, met uitzondering van de particuliere pleziervaart,

c) voor het personen- en goederenvervoer per spoor,

d) bij proefprojecten voor de technologische ontwikkeling van milieuvriendelijker produkten, met name met betrekking tot brandstoffen uit hernieuwbare bronnen,

e) bij de vervaardiging, de ontwikkeling, het testen en het onderhoud van luchtvaartuigen en schepen,

f) uitsluitend voor land- en tuinbouwwerkzaamheden, en in de bosbouw en de zoetwatervisteelt,

g) bij baggerwerken in bevaarbare waterlopen en in havens.

3. De Lid-Staten mogen ook voor alle of bepaalde van de onderstaande industriële en commerciële toepassingen een verlaagd accijnstarief hanteren voor gasolie en/of vloeibaar petroleumgas en/of methaan en/of kerosine die onder belastingcontrole wordt gebruikt, mits het toegepaste tarief niet lager is dan het minimumtarief dat in Richtlijn 92/82/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën is bepaald:

a) voor stationaire motoren,

h) voor installaties en machines die gebruikt worden in de bouw, de weg- en waterbouw en voor openbare werken,

c) voor voertuigen die door hun bestemming buiten de openbare weg worden gebruikt of waarvoor geen vergunning is verleend voor overwegend gebruik op de openbare weg.

4. De Raad kan op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten dat een Lid-Staat uit specifieke beleidsoverwegingen verdere vrijstellingen of verlagingen mag invoeren.

Een Lid-Staat die een dergelijke maatregel wenst in te voeren, dient de Commissie daarvan in kennis te stellen en deze tevens alle relevante of benodigde gegevens te verstrekken. De Commissie stelt de andere Lid-Staten binnen één maand in kennis van de voorgestelde maatregel.

De Raad wordt geacht met de voorgestelde vrijstelling of verlaging te hebben ingestemd, indien binnen een termijn van twee maanden na de in de tweede alinea bedoelde kennisgeving aan de andere Lid-Staten, de Commissie noch een van de Lid-Staten heeft verzocht de aangelegenheid aan de Raad voor te leggen.

5. Indien de Commissie van oordeel is dat de in lid 4 bedoelde vrijstellingen of verlagingen niet langer aanvaardbaar zijn, met name uit een oogpunt van eerlijke mededinging, distorsie van de werking van de interne markt of communautair milieubeleid, dient zij bij de Raad passende voorstellen in. De Raad spreekt zich met eenparigheid van stemmen over deze voorstellen uit.

6. In ieder geval en uiterlijk op 31 december 1996 onderwerpt de Raad de situatie met betrekking tot de in lid 4 bedoelde vrijstellingen en verlagingen aan een onderzoek op basis van een verslag van de Commissie. Hij besluit, op voorstel van de Commissie, en na raadpleging van het Europese Parlement, met eenparigheid van stemmen of deze vrijstellingen en verlagingen, geheel of gedeeltelijk moeten worden afgeschaft, gewijzigd of uitgebreid.

7. Uiterlijk op 31 december 1997 onderwerpt de Raad de in lid 1, onder b), en lid 2, onder b), bedoelde vrijstellingen aan een onderzoek op basis van een verslag van de Commissie, rekening houdend met de door deze vervoermiddelen teweeggebrachte externe kosten en met de gevolgen voor het milieu, en besluit hij op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen of deze vrijstellingen moeten worden afgeschaft of gewijzigd.

8. De Lid-Staten kunnen de in lid 4 bedoelde vrijstellingen of verlagingen van de accijns ten uitvoer leggen door middel van teruggaaf van betaalde accijns.

III. Controles

Artikel 9

Uiterlijk op 31 december 1992 stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen communautaire voorschriften vast voor het kleuren en het merken van minerale oliën die vrijstelling van accijns genieten of die als brandstof voor verwarming of als motorbrandstof onder een verlaagd tarief vallen.

IV. Slotbepalingen

Artikel 10

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 1992 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 11

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten. Gedaan te Luxemburg, 19 oktober 1992. Voor de Raad

De Voorzitter

J. COPE

(1) PB nr. C 322 van 21. 12. 1990, blz. 18. (2) PB nr. C 183 van 15. 7. 1991, blz. 289. (3) PB nr. C 69 van 18. 3. 1991, blz. 25. (4) PB nr. L 76 van 23. 3. 1992, blz. 1. (5) Zie bladzijde 19 van dit Publikatieblad.

Top