31983R0056

Verordening (EEG) nr. 56/83 van de Raad van 16 december 1982 inzake de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst betreffende internationaal ongeregeld personenvervoer over de weg met autobussen (ASOR)

Publicatieblad Nr. L 010 van 13/01/1983 blz. 0001 - 0003
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 10 blz. 0154
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 07 Deel 3 blz. 0151
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 10 blz. 0154
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 07 Deel 3 blz. 0151


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 56/83 VAN DE RAAD

van 16 december 1982

inzake de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst betreffende internationaal ongeregeld personenvervoer over de weg met autobussen (ASOR)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 75,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de Gemeenschap krachtens Besluit 82/505/EEG (4) de Overeenkomst betreffende internationaal ongeregeld personenvervoer over de weg met autobussen (ASOR) heeft gesloten en dat deze Overeenkomst bijgevolg van toepassing is op dit vervoer tussen de Gemeenschap en de andere overeenkomstsluitende partijen die de Overeenkomst hebben bekrachtigd;

Overwegende dat krachtens artikel 13 van de ASOR de overeenkomstsluitende partijen de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van die Overeenkomst vaststellen;

Overwegende dat voor de tenuitvoerlegging van de ASOR in de Gemeenschap bepaalde bevoegdheden van de Raad, de Commissie en de Lid-Staten nader dienen te worden bepaald;

Overwegende dat het in artikel 14, lid 2, van de ASOR neergelegde beginsel dat de bevoegde instanties elkaar op de hoogte brengen van de inbreuken die op hun grondgebied zijn begaan door een op het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij gevestigde vervoerder, en, in voorkomend geval, van de getroffen sanctie, ook moet gelden voor inbreuken op de ASOR die op het grondgebied van een Lid-Staat zijn begaan door een in een andere Lid-Staat gevestigde vervoerder,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

De bevoegde instanties bedoeld in artikel 2, lid 2, artikel 4, lid 4, de artikelen 6 en 10, artikel 13, lid 1, en artikel 14 van de ASOR zijn de bevoegde instanties van de betrokken Lid-Staten. Deze instanties wijzen, in voorkomend geval, de in artikel 6 van de ASOR bedoelde instellingen aan.

Artikel 2

De vervoervergunning die krachtens artikel 5, lid 3, van de ASOR kan worden vereist voor het in artikel 2, lid 1, sub c), bedoelde ongeregelde vervoer voor zover aan de in artikel 5, lid 2, van de ASOR vermelde voorwaarden niet is voldaan, wordt afgegeven door de bevoegde instanties van de betrokken Lid-Staat.

Artikel 3

Het in artikel 11 van de ASOR bedoelde groene model met kartonnen omslag, dat in alle officiële talen van alle overeenkomstsluitende partijen de tekst bevat van het omslagblad, voorzijde en ommezijde, van het controledocument, wordt uitgereikt door de bevoegde instanties van de Lid-Staat waarin het voertuig is ingeschreven of door een daartoe gemachtigde instelling.

Artikel 4

De in artikel 13, lid 1, van de ASOR bedoelde maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de ASOR, worden genomen door de bevoegde instanties van de Lid-Staten.

Artikel 5

Indien de bevoegde instanties van de Lid-Staten overeenkomstig artikel 10 van de ASOR met de bevoegde instanties van andere overeenkomstsluitende partijen, bilateraal of multilateraal, overeenkomen dat de reizigerslijst niet behoeft te worden opgesteld, stellen de betrokken Lid-Staten de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 6

Naast de in artikel 14, lid 2, van de ASOR bedoelde mededelingen, brengen de bevoegde instanties van de Lid-Staten elkaar op de hoogte van de inbreuken op de ASOR die op hun grondgebied zijn begaan door een in een andere Lid-Staat gevestigde vervoerder, en, in voorkomend geval, van de getroffen sanctie.

Artikel 7

1. De Commissie stelt de Lid-Staten in kennis van iedere verklaring als bedoeld in artikel 17, lid 1, van de ASOR, die bij de ondertekening van de ASOR door een overeenkomstsluitende partij wordt afgelegd en volgens welke deze laatste zich niet gebonden acht door artikel 5, lid 2, sub b), van de ASOR.

2. Evenzo stelt de Commissie de Lid-Staten in kennis van iedere intrekking van een dergelijke verklaring overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de ASOR.

Artikel 8

1. Wanneer een Lid-Staat moeilijkheden ondervindt bij de toepassing van de ASOR of van de krachtens artikel 13 van de ASOR genomen maatregelen, stelt hij de Commissie en de andere Lid-Staten daarvan in kennis. De Commissie stelt een onderzoek in en pleegt overleg met de betrokken Lid-Staten over mogelijke oplossingen.

2. In voorkomend geval verzoekt de Commissie, overeenkomstig artikel 16, lid 1, van de ASOR om bijeenroeping van een vergadering van de overeenkomstsluitende partijen.

3. Wanneer de Commissie door het Secretariaat van de Europese Conferentie van ministers van verkeer (CEMT) ervan in kennis wordt gesteld dat een andere overeenkomstsluitende partij overeenkomstig artikel 16, lid 1, van de ASOR om bijeenroeping van een vergadering van de overeenkomstsluitende partijen heeft verzocht, is de procedure van lid 1 van het onderhavige artikel eveneens van toepassing.

Artikel 9

1. Wanneer een Lid-Staat herziening van de ASOR nodig acht, dient hij bij de Commissie een met redenen omkleed verzoek in en stelt hij de andere Lid-Staten daarvan in kennis. De Commissie onderzoekt het verzoek en raadpleegt de Lid-Staten.

2. De Commissie legt de Raad een verslag voor over de resultaten van dit onderzoek, vergezeld, in voorkomend geval, van een voorstel om haar te machtigen om namens de Gemeenschap met de andere overeenkomstsluitende partijen te onderhandelen.

3. In voorkomend geval verzoekt de Commissie overeenkomstig artikel 19, lid 1, de ASOR om bijeenroeping van een conferentie met het oog op een herziening van de ASOR.

4. Wanneer de Commissie door het Secretariaat van de CEMT ervan in kennis wordt gesteld, dat een andere overeenkomstsluitende partij overeenkomstig artikel 19, lid 1, van de ASOR om bijeenroeping van een conferentie met het oog op een herziening van de ASOR verzoekt, is de procedure van de leden 1 en 2 van het onderhavige artikel eveneens van toepassing.

Artikel 10

1. Wanneer een Lid-Staat opzegging van de ASOR nodig acht, dient hij bij de Commissie een met redenen omkleed verzoek in en stelt hij de andere Lid-Staten daarvan in kennis. De Commissie onderzoekt het verzoek en raadpleegt de Lid-Staten.

2. De Commissie legt de Raad een verslag voor over de resultaten van dit onderzoek, vergezeld, in voorkomend geval, van een voorstel voor een besluit tot opzegging van de ASOR overeenkomstig artikel 20, lid 2, van de ASOR.

3. De Commissie verricht, in voorkomend geval, de kennisgeving van de opzegging van de ASOR overeenkomstig artikel 20, lid 2, van de ASOR.

Artikel 11

De Commissie stelt de Lid-Staten in kennis:

- van iedere goedkeuring of bekrachtiging van de ASOR door een overeenkomstsluitende partij nadat deze in werking is getreden, overeenkomstig artikel 18, lid 3, van de ASOR;

- van iedere opzegging door een andere overeenkomstsluitende partij van de ASOR, waarvan kennis is gegeven overeenkomstig artikel 20, lid 2, van de ASOR. Artikel 12

1. Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van de ASOR brengt de Commissie deze verordening ter kennis van het Secretariaat van de CEMT.

2. Iedere Lid-Staat deelt de Commissie mede welke maatregelen krachtens deze verordening zijn genomen en met name welke instanties voor de tenuitvoerlegging van de ASOR zijn aangewezen. De Commissie stelt de andere Lid-Staten evenals, ingevolge artikel 13, lid 2, van de ASOR, het Secretariaat van de CEMT hiervan in kennis.

3. De Commissie stelt de Lid-Staten in kennis van de in artikel 13, lid 1, van de ASOR bedoelde, door de andere overeenkomstsluitende partijen genomen maatregelen, waarover het Secretariaat van de CEMT haar overeenkomstig artikel 13, lid 2, van de ASOR heeft ingelicht.

Artikel 13

De Lid-Staten stellen de krachtens deze verordening nodige maatregelen op een zodanig tijdstip vast dat de tenuitvoerlegging van de ASOR, met ingang van de datum waarop deze in werking treedt (1), wordt verzekerd.

Artikel 14

Deze verordening treedt in werking op 1 februari 1983.

De artikelen 1 tot en met 12 zijn van toepassing vanaf de inwerkingtreding van de ASOR.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 16 december 1982.

Voor de Raad

De Voorzitter

A. MELCHIOR

(1) PB nr. C 265 van 9. 10. 1982, blz. 3.

(2) PB nr. C 304 van 22. 11. 1982, blz. 252.

(3) Advies uitgebracht op 15 december 1982 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(4) PB nr. L 230 van 5. 8. 1982, blz. 38.

(1) De datum van inwerkingtreding van de ASOR zal door het Secretariaat-generaal van de Raad in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt.