17.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 252/69


Beroep ingesteld op 25 mei 2023 — OT / Raad

(Zaak T-286/23)

(2023/C 252/83)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: OT (vertegenwoordigers: J.-P. Hordies, C. Sand en P. Blanchetier, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

verordening (EU) 2023/571 van de Raad 13 maart 2023 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2023, L 75 I, blz. 1), nietig te verklaren voor zover deze verzoeker betreft;

besluit (GBVB) 2023/572 van de Raad van 13 maart 2023 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2023, L 75 I, blz. 134), nietig te verklaren voor zover het verzoeker betreft;

dientengevolge, de Raad te gelasten de naam van verzoeker te verwijderen uit de bijlagen bij besluit 2023/572/GBVB van de Raad van 13 maart 2023 en bij uitvoeringsverordening (EU) 2023/571 van de Raad van 14 maart 2023 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen;

de Raad te verwijzen in de kosten, met inbegrip van de kosten van verzoeker.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker drie middelen aan.

1.

Eerste middel: kennelijk onjuiste beoordeling van de feiten.

2.

Tweede middel: onrechtmatigheid van artikel 1, punten d) en g), van verordening (EU) 2022/330 van de Raad van 25 februari 2022 tot wijziging van verordening (EU) 269/2014, in zoverre deze bepalingen de in artikel 2 VWEU neergelegde waarden van vrijheid en van de rechtstaat en het beginsel van voorzienbaarheid van de Uniehandelingen en het evenredigheidsbeginsel ondermijnt.

3.

Derde middel: schending van het recht van verdediging, het recht op effectieve rechterlijke bescherming en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte.