31.7.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 271/30


Beroep ingesteld op 13 maart 2023 — Institut Jožef Stefan / Commissie

(Zaak T-134/23)

(2023/C 271/44)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Institut Jožef Stefan (Ljubljana, Slovenië) (vertegenwoordiger: A. Bochon, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het beroep ontvankelijk te verklaren;

het besluit van 3 januari 2023 van het beoordelingscomité van de Europese Commissie tot afwijzing van verzoekers voorstel met referentie EDF-2021-MCBRN-R-CBRNDIM-101075036-PANDORA, dat is ingediend in het kader van de door het Europees Defensiefonds uitgeschreven oproep tot het indienen van voorstellen EDF-2021-MCBRN-R, nietig te verklaren, op grond dat de Europese Commissie een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt, de motiveringsplicht van artikel 296 VWEU niet is nagekomen, het beginsel van behoorlijk bestuur en het recht om te worden gehoord heeft geschonden;

de Europese Commissie te verwijzen in verzoekers kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker vier middelen aan.

1.

Kennelijke beoordelingsfout:

het Gerecht is bevoegd om te onderzoeken of de Europese Commissie een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt bij de uitoefening van haar bevoegdheden;

verweerster heeft de vijf documenten die als bijlage 6 zijn overgelegd voor het volledige PANDORA-consortium, waartoe ook verzoeker behoort, kennelijk onjuist beoordeeld en is derhalve ten onrechte tot het besluit gekomen dat het voorstel onvolledig was en dat het om die reden ontoelaatbaar moest worden verklaard.

2.

Niet-nakoming van de motiveringsplicht:

overeenkomstig artikel 296 VWEU worden rechtshandelingen met redenen omkleed en verwijzen zij naar de voorstellen, initiatieven, aanbevelingen, verzoeken of adviezen waarin de Verdragen voorzien;

de in het bestreden besluit gegeven motivering is ontoereikend om verzoeker in staat te stellen de redenering van verweerster te begrijpen. In het deel van het bestreden besluit waarin de afwijzing van het voorstel wordt gemotiveerd, wordt het voorstel slechts in drie zinnen volledig afgewezen;

door het bestreden besluit niet duidelijk en ondubbelzinnig te motiveren, heeft verweerster artikel 296 VWEU geschonden.

3.

Schending van het beginsel van behoorlijk bestuur:

de door de rechtsorde van de Unie gewaarborgde rechten in administratieve procedures omvatten in het bijzonder het beginsel van behoorlijk bestuur, dat de verplichting van de bevoegde instelling inhoudt om alle relevante aspecten van het individuele geval zorgvuldig en onpartijdig te onderzoeken;

volgens het beginsel van behoorlijk bestuur had verweerster, alvorens het bestreden besluit vast te stellen, verzoeker om nadere verduidelijking kunnen vragen. Dit wordt nog versterkt door het feit dat, zelfs indien enige verduidelijking noodzakelijk was, verzoeker alle vereiste documenten tijdig heeft overgelegd;

overeenkomstig de procedure die in haar eigen richtsnoeren voor de indiening van voorstellen staat omschreven, had verweerster contact moeten opnemen met het PANDORA-consortium indien zij de in bijlage 6 van het voorstel verstrekte informatie ontoereikend vond;

door haar eigen richtsnoeren niet na te leven, heeft verweerster ontegensprekelijk het beginsel van behoorlijk bestuur geschonden.

4.

Schending van het recht om te worden gehoord:

het recht om te worden gehoord vloeit voort uit het oude algemene beginsel van Unierecht op grond waarvan de adressaten van overheidsbeslissingen die aanmerkelijk in hun belangen worden getroffen, in staat moeten worden gesteld hun standpunt behoorlijk kenbaar te maken;

in casu doet het bestreden besluit de vraag rijzen of het recht om te worden gehoord is geschonden. Het is immers pas door het bestreden besluit dat verzoeker gedeeltelijk kon begrijpen dat het vermeende probleem erin bestond dat bijlage 6 van zijn voorstel onvoldoende was gedetailleerd. Het bestreden besluit was echter niet vatbaar voor een toelaatbaarheidstoetsing, waardoor verzoeker zich niet kon verdedigen;

doordat in het bestreden besluit voorbij is gegaan aan de eigen richtsnoeren van de Commissie betreffende bijlage 6 — – zoals hierboven reeds is vermeld — en door het oneigenlijke gebruik dat is gemaakt van de beoordelingsprocedure, is verzoekers recht om te worden gehoord geschonden.