24.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 261/10 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Ustavni sud Republike Hrvatske (Kroatië) op 28 april 2023 — E. P. / Ministarstvo financija Republike Hrvatske, Samostalni sektor za drugostupanjski upravni postupak
(Zaak C-277/23, Ministarstvo financija)
(2023/C 261/17)
Procestaal: Kroatisch
Verwijzende rechter
Ustavni sud Republike Hrvatske
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: E. P.
Andere partij in de procedure: Ministarstvo financija Republike Hrvatske, Samostalni sektor za drugostupanjski upravni postupak
Prejudiciële vragen
1) |
Moeten artikel 18, artikel 20, artikel 21 en artikel 165, lid 2, tweede streepje, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB 2016, C 202, blz. 1) aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat op grond waarvan een ouder het recht verliest om het bedrag van de jaarlijkse belastingvrije som voor de inkomstenbelasting voor een ten laste komend kind te verhogen omdat dit kind voor een bedrag boven de vaste inkomensgrens steun voor studentenmobiliteit heeft ontvangen, als ten laste komend student die zijn recht om voor onderwijsdoeleinden naar een andere lidstaat te reizen en daar te verblijven heeft uitgeoefend door via de nationale uitvoeringshandelingen gebruik te maken van de acties als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), van verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van “Erasmus +”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van besluiten nr. 1719/2006/EG, nr. 1720/2006/EG en nr. 1298/2008/EG (PB 2013, L 347, blz. 50) om studentenmobiliteit van een lidstaat met lagere of middelhoge kosten voor levensonderhoud naar een lidstaat met hogere kosten voor levensonderhoud mogelijk te maken, welke acties zijn vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 7, van deze verordening genoemde criteria van de Europese Commissie? |
2) |
Moet artikel 67 van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB 2004, L 166, blz. 1) aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat volgens welke een ouder het recht verliest om het bedrag van de jaarlijkse belastingvrije som voor de inkomstenbelasting te verhogen voor een ten laste komende student die tijdens zijn studie in een andere lidstaat steun voor studentenmobiliteit als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), van verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van “Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van besluiten nr. 1719/2006/EG, nr. 1720/2006/EG en nr. 1298/2008/EG (PB 2013, L 347, blz. 50) heeft ontvangen? |