15.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 173/27 |
Beroep ingesteld op 21 maart 2023 — Europese Commissie/Republiek Malta
(Zaak C-181/23)
(2023/C 173/37)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Ladenburger, E. Montaguti, J. Tomkin, gemachtigden)
Verwerende partij: Republiek Malta
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Hof:
— |
vast te stellen dat de Republiek Malta haar verplichtingen uit hoofde van artikel 20 VWEU en artikel 4, lid 3, VEU niet is nagekomen door een geïnstitutionaliseerd programma als “Verkrijging van de Maltese nationaliteit door naturalisatie voor uitzonderlijke diensten door directe investeringen” vast te stellen en ten uitvoer te leggen op grond van artikel 10, lid 9, van de Maltese Citizenship Act (wet betreffende het Maltese staatsburgerschap), zoals gewijzigd bij de Maltese Citizenship (Amendment No. 2) Act, 2020 (wet van 2020 houdende wijziging nr. 2 van de wet betreffende het Maltese staatsburgerschap), en de Granting of citizenship for Exceptional Services Regulations, 2020 (regeling van 2020 betreffende de toekenning van het staatsburgerschap voor uitzonderlijke diensten) waarbij aanvragers kunnen worden genaturaliseerd in ruil voor vooraf bepaalde betalingen en investeringen, zonder dat er een daadwerkelijke band bestaat tussen die aanvragers en de staat; |
— |
de Republiek Malta te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Na een wijziging van de wet betreffende het Maltese staatsburgerschap in november 2013, introduceerde Malta in 2014 zijn eerste burgerschapsregeling voor investeerders.
De regeling van 2014 werd vervolgens in 2020 vervangen door het programma “Verkrijging van de Maltese nationaliteit door naturalisatie voor uitzonderlijke diensten door directe investeringen” dat werd vastgesteld door de wet van 2020 houdende wijziging nr. 2 van de wet betreffende het Maltese staatsburgerschap en de regeling van 2020 betreffende de toekenning van het staatsburgerschap voor uitzonderlijke diensten.
Het Unierecht verzet zich tegen nationale burgerschapsregelingen voor investeerders waarbij de nationaliteit van een lidstaat systematisch wordt toegekend in ruil voor vooraf bepaalde betalingen en investeringen en zonder dat als voorwaarde wordt gesteld dat er een daadwerkelijke band tussen de staat en de betrokken individuen bestaat.
De Commissie stelt dat de regeling van 2020 betreffende de verkrijging van de Maltese nationaliteit door naturalisatie voor uitzonderlijke diensten door directe investeringen een dergelijke onrechtmatige burgerschapsregeling voor investeerders is. Door een dergelijke regeling vast te stellen en in stand te houden, doet Malta afbreuk aan de essentie en integriteit van het Unieburgerschap in strijd met artikel 20 VWEU en schendt zij het beginsel van loyale samenwerking dat is neergelegd in artikel 4, lid 3, VEU.