17.4.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 134/3


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State (België) op 16 januari 2023 — XXX / Belgische Staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie

(Zaak C-14/23, Perle)

(2023/C 134/05)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: XXX

Verwerende partij: Belgische Staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie

Prejudiciële vragen

1)

Moet, gelet op artikel 288 [VWEU], de artikelen 14 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, de artikelen 3, 5, 7, 11, 20, 34, 35 en 40 en de overwegingen 2 en 60 van richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (herschikking) (1), en de beginselen van rechtszekerheid en transparantie, de door artikel 20, lid 2, onder f), van richtlijn 2016/801 aan de lidstaat toegekende bevoegdheid tot weigering van de verblijfsaanvraag uitdrukkelijk in zijn wetgeving zijn opgenomen om door die staat te kunnen worden gebruikt? Zo ja, moeten de ernstige en objectieve redenen dan in de wetgeving worden gespecificeerd?

2)

Vereist het onderzoek van de aanvraag voor een studievisum dat de lidstaat de wens en het voornemen van de vreemdeling om te studeren verifieert, ofschoon artikel 3 van richtlijn 2016/801 een student definieert als iemand die door een instelling voor hoger onderwijs is aangenomen en de weigeringsgronden van artikel 20, lid 2, onder f), van richtlijn 2016/801 — anders dan die van artikel 20, lid 1, van die richtlijn — facultatief en niet bindend zijn?

3)

Vereisen artikel 47 van het Handvest van de grondrechten, het doeltreffendheidsbeginsel en artikel 34, lid 5, van richtlijn 2016/801 dat het in het nationaal recht geregelde beroep tegen een besluit tot weigering van een aanvraag om toelating tot het grondgebied voor studiedoeleinden het de rechter toestaat zijn beoordeling in de plaats te stellen van die van het bestuursorgaan en het besluit van dit orgaan te herzien, of volstaat een wettigheidstoetsing waarbij de rechter een onrechtmatigheid, met name een kennelijke beoordelingsfout, kan bestraffen door het besluit van het bestuursorgaan nietig te verklaren?


(1)  PB 2016, L 132, blz. 21.