20.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 104/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 12 december 2022 — QY / Bondsrepubliek Duitsland

(Zaak C-753/22)

(2023/C 104/18)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: QY

Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland

Prejudiciële vraag

Moeten, in een geval dat een lidstaat geen gebruik mag maken van de door artikel 33, lid 2, onder a), van richtlijn 2013/32 (1) geboden mogelijkheid om een verzoek om internationale bescherming met het oog op de toekenning van de vluchtelingenstatus in een andere lidstaat niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de levensomstandigheden in die lidstaat de verzoeker zouden blootstellen aan een ernstig risico op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest, artikel 3, lid 1, tweede volzin, van verordening nr. 604/2013 (2), artikel 4, lid 1, tweede volzin, en artikel 13 van richtlijn 2011/95 (3) alsook artikel 10, leden 2 en 3, artikel 33, lid 1 en lid 2, onder a) van richtlijn 2013/32 aldus worden uitgelegd dat het feit dat de vluchtelingenstatus reeds is toegekend de lidstaat belet om het bij hem ingediende verzoek om internationale bescherming in behandeling te nemen zonder dat de uitkomst reeds op voorhand vaststaat, en hem ertoe verplicht om de verzoeker de vluchtelingenstatus toe te kennen zonder de materiële voorwaarden voor deze bescherming te onderzoeken?


(1)  Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking) (PB 2013, L 180, blz. 60).

(2)  Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking) (PB 2013, L 180, blz. 31).

(3)  Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) (PB 2011, L 337, blz. 9).