6.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 45/10


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione (Italië) op 21 november 2022 — LivaNova/Ministero dell'Economia e delle Finanze e.a.

(Zaak C-713/22)

(2023/C 45/17)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte suprema di cassazione

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: LivaNova plc

Verwerende partijen: Ministero dell'Economia e delle Finanze, Ministero dell’Ambiente e della Tutela del Territorio e del Mare, Presidenza del Consiglio dei ministri

Prejudiciële vraag

Verzet artikel 3 van de Zesde richtlijn [82/891/EEG] (1), dat ingevolge artikel 22 daarvan ook van toepassing is op splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen — voor zover daarin is bepaald dat (a) ,[w]anneer een gedeelte van de passiva van het vermogen niet in het splitsingsvoorstel wordt toegescheiden en interpretatie van dit voorstel geen uitsluitsel geeft over de verdeling ervan, […] alle verkrijgende vennootschappen daarvoor hoofdelijk aansprakelijk [zijn]’, en (b) “[d]e lidstaten kunnen bepalen dat deze hoofdelijke aansprakelijkheid wordt beperkt tot het aan elke verkrijgende vennootschap toegescheiden nettoactief” — zich tegen de uitlegging van een bepaling van nationaal recht als artikel 2506-bis, derde alinea, van de codice civile, volgens welke de hoofdelijke aansprakelijkheid van de verkrijgende vennootschap voor een, gedeelte van de passiva’ dat niet in het voorstel wordt toegescheiden, niet alleen betrekking heeft op de reeds vastgestelde passiva, maar ook op (i) de passiva die bestaan in de na de splitsing ontstane schadelijke gevolgen van gedragingen (handelen of nalaten) die vóór de splitsing hebben plaatsgevonden of op (ii) de latere gedragingen die daaruit zijn voortgekomen en die naar hun aard een voortdurende onrechtmatige daad zijn, waardoor milieuschade is ontstaan waarvan de gevolgen op het tijdstip van de splitsing nog niet volledig kunnen worden vastgesteld?


(1)  Zesde Richtlijn 82/891/EEG van de Raad van 17 december 1982 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen (PB 1982, L 378, blz. 47).