27.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 112/16 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Supremo (Spanje) op 16 november 2022 — Asociación Española de Productores de Vacuno de Carne — ASOPROVAC / Administración General del Estado
(Zaak C-708/22)
(2023/C 112/23)
Procestaal: Spaans
Verwijzende rechter
Tribunal Supremo
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Asociación Española de Productores de Vacuno de Carne — ASOPROVAC
Verwerende partij: Administración General del Estado
Prejudiciële vragen
1) |
Moeten artikel 4 en artikel 32, lid 2, van verordening (EU) nr. 1307/2013 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 en artikel 60 van verordening (EU) nr. 1306/2013 (2) van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling als Real Decreto 41/2021, die, om te voorkomen dat er kunstmatige voorwaarden worden gecreëerd in verband met de verlening van een concessie voor openbaar blijvend grasland voor gemeenschappelijk gebruik aan begunstigden die daar geen gebruik van maken, bepaalt dat de activiteit van begrazing alleen subsidiabel is indien deze wordt uitgevoerd met dieren van het eigen bedrijf? |
2) |
Moet artikel 60 van verordening (EU) nr. 1306/2013 inzake het creëren van kunstmatige voorwaarden om in aanmerking te komen voor steun aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling als Real Decreto 41/2021, waarin wordt uitgegaan van een vermoeden dat er sprake is van het kunstmatig creëren van voorwaarden om toegang te krijgen tot steun wanneer de landbouwactiviteit van begrazing op openbaar blijvend grasland voor gemeenschappelijk gebruik wordt uitgeoefend met dieren die niet tot het eigen bedrijf van de steunaanvrager behoren? |
3) |
Moet artikel 4, lid 1, onder c), van verordening (EU) nr. 1307/2013 aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling als Real Decreto 1075/2014 van 19 december 2014, waarin wordt bepaald dat begrazing van landbouwarealen niet kan worden aangemerkt als een activiteit die tot doel heeft om die arealen in een voor begrazing geschikte staat te houden? |
4) |
Moet artikel 4, lid 1, onder c), van voornoemde verordening (EU) nr. 1307/2013 aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling als Real Decreto 1075/2014 van 19 december 2014, waarin wordt bepaald dat personen die uitsluitend houder zijn van een niet-exclusief recht op begrazing van arealen die niet hun eigendom zijn en die dat recht overdragen aan een derde opdat deze de graslanden kan gebruiken voor het voederen van zijn runderen, geen landbouwactiviteit uitoefenen in de zin van punt i) van dat artikel 4, lid 1, onder c)? |
5) |
Moeten de leden b) en c) van artikel 4, lid 1, van verordening (EU) nr. 1307/2013 aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling als Real Decreto 1075/2014 van 19 december 2014, waarin wordt bepaald dat personen die uitsluitend houder zijn van een niet-exclusief recht op begrazing van voor gemeenschappelijk gebruik bestemde arealen die niet hun eigendom zijn, niet kunnen worden aangemerkt als beheerders van grasland waarvoor dit begrazingsrecht bestaat, met het oog op de uitoefening van activiteiten die tot doel hebben om die arealen in een voor begrazing geschikte staat te houden? |
(1) Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB 2013 L 347, blz. 608).
(2) Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB 2013 L 347, blz. 549).