8.8.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/27


Hogere voorziening ingesteld op 9 juni 2022 door Cathay Pacific Airways Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer — uitgebreid) van 30 maart 2022 in zaak T-343/17, Cathay Pacific Airways/Commissie

(Zaak C-382/22 P)

(2022/C 303/34)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Cathay Pacific Airways Ltd (vertegenwoordigers: J. Flynn, Solicitor, M. Rees en E. Estellon, avocats)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

punt 3 van het dictum van het bestreden arrest vernietigen;

de overige conclusies in het bestreden arrest toewijzen;

elk van de resterende vaststellingen van inbreuken zoals uiteengezet in artikel 1, leden 1 tot en met 4, van besluit C(2017) 1742 final van de Commissie van 17 maart 2017 betreffende een procedure op grond van artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-Overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (zaak AT.39258 — Luchtvracht) (hierna: “besluit”) nietig verklaren voor zover deze verzoekster betreffen; en

het restant van de bij artikel 3 van het besluit aan verzoekster opgelegde boete vernietigen; of

subsidiair, het restant van de aan verzoekster opgelegde boete nietig verklaren of verlagen op basis van artikel 261 VWEU, in het kader van de uitoefening van zijn volledige rechtsmacht, op basis van objectieve onjuiste opvattingen in de gronden en de motivering van het bestreden arrest; en

de Commissie verwijzen in alle kosten van rekwirante, met inbegrip van haar kosten voor het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert zes middelen in hogere voorziening aan.

Eerste middel in hogere voorziening: het Gerecht heeft ten onrechte vastgesteld dat de Unie bevoegd was voor gedrag met betrekking tot inkomende vluchten, dat wil zeggen luchtvrachtdiensten van derde landen naar de EER.

Tweede middel in hogere voorziening: het Gerecht heeft het door rekwirante aangevoerde zogenoemde “verweer inzake overheidsdwang” onjuist gekwalificeerd en toegepast en heeft niet naar behoren rekening gehouden met de beginselen van internationale courtoisie en niet-inmenging in de aangelegenheden van een soevereine derde staat.

Derde middel in hogere voorziening: het Gerecht heeft niet over alle door rekwirante aangevoerde argumenten geoordeeld, aangezien het heeft beslist om de inbreuken gedeeltelijk nietig te verklaren op grond van verjaring.

Vierde middel in hogere voorziening: het Gerecht heeft zijn conclusie dat rekwirante heeft deelgenomen aan de enkele voortdurende inbreuk niet naar behoren gemotiveerd en het beginsel van gelijke behandeling geschonden.

Vijfde middel in hogere voorziening: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting bij zijn benadering van bewijs dat niet rechtstreeks verband houdt met de inbreuken die nu aan rekwirante worden toegeschreven en heeft geen overtuigende motivering gebruikt met betrekking tot al het bewijs bij de vaststelling dat rekwirante heeft deelgenomen aan de enkele voortdurende inbreuk.

Zesde middel in hogere voorziening: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat rekwirantes weigering om commissie te betalen artikel 101 VWEU schond en/of deel uitmaakte van de enkele voortdurende inbreuk.