29.8.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 326/6


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal da Concorrência, Regulação e Supervisão (Portugal) op 4 mei 2022 — Banco BPN/BIC Português, SA, Banco Bilbao Vizcaya Argentaria SA, bijkantoor in Portugal, Banco Português de Investimento SA (BPI), Banco Espírito Santo SA, in liquidatie, Banco Santander Totta SA, Barclays Bank Plc, Caixa Económica Montepio Geral — Caixa Económica Bancária, SA, Caixa Geral de Depósitos, SA, Unión de Creditos Imobiliarios, SA — Estabelecimento Financeiro de Crédito SOC, Caixa Central de Crédito Agrícola Mútuo CRL, Banco Comercial Português SA / Autoridade da Concorrência

(Zaak C-298/22)

(2022/C 326/09)

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Tribunal da Concorrência, Regulação e Supervisão

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Banco BPN/BIC Português, SA, Banco Bilbao Vizcaya Argentaria SA, bijkantoor in Portugal, Banco Português de Investimento SA (BPI), Banco Espírito Santo SA, in liquidatie, Banco Santander Totta SA, Barclays Bank Plc, Caixa Económica Montepio Geral — Caixa Económica Bancária, SA, Caixa Geral de Depósitos, SA, Unión de Creditos Imobiliarios, SA — Estabelecimento Financeiro de Crédito SOC, Caixa Central de Crédito Agrícola Mútuo CRL, Banco Comercial Português SA

Verwerende partij: Autoridade da Concorrência

Andere partij in de procedure: Ministério Público

Prejudiciële vragen

I.

Staat artikel 101 VWEU (oud artikel 81 EG) eraan in de weg dat een grootschalige maandelijkse uitwisseling van informatie tussen concurrenten over de handelsvoorwaarden (met name de kredietspreads en de huidige en toekomstige risicovariabelen), alsook over de (maandelijkse, geïndividualiseerde en uitgesplitste) productiecijfers met betrekking tot het aanbod van woning-, bedrijfs- en consumentenkredieten, welke op regelmatige en wederzijdse basis werden uitgewisseld in de retailbanksector in de context van een geconcentreerde markt met toegangsbelemmeringen, hetgeen de markttransparantie op kunstmatige wijze heeft doen toenemen en de onzekerheden over het strategische gedrag van concurrenten heeft doen afnemen, wordt gekwalificeerd als mededingingsbeperkend?

II.

Zo ja, staat artikel 101 VWEU in de weg aan een dergelijke kwalificatie wanneer als gevolg van deze uitwisseling van informatie geen efficiëntieverbeteringen en ambivalente of gunstige gevolgen vanuit mededingingsoogpunt zijn vastgesteld of zijn kunnen worden geïdentificeerd?