16.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 198/28 |
Hogere voorziening ingesteld op 28 maart 2022 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer — uitgebreid) van 19 januari 2022 in zaak T-610/19, Deutsche Telekom AG/Europese Commissie
(Zaak C-221/22 P)
(2022/C 198/39)
Procestaal: Duits
Partijen
Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: D. Calleja Crespo, B. Martenczuk, N. Khan, P. Rossi, L. Wildpanner, gemachtigden)
Andere partij in de procedure: Deutsche Telekom AG
Conclusies
— |
het arrest van het Gerecht van 19 januari 2022 in zaak T-610/19 vernietigen, voor zover daarbij het beroep van Deutsche Telekom AG is toegewezen; |
— |
zelf uitspraak doen over de onopgeloste geschilpunten, of |
— |
subsidiair, de zaak, voor zover deze nog niet is beslecht, terugverwijzen naar het Gerecht voor een nieuwe uitspraak; |
— |
Deutsche Telekom AG verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure en de procedure voor het Gerecht. |
Middelen en voornaamste argumenten
De onderhavige hogere voorziening, die volgens de Europese Commissie van cruciaal belang is voor de uitlegging en de toepassing van artikel 266 VWEU, heeft in wezen betrekking op de verplichting van de Commissie om rente te betalen over het bedrag van een geldboete uit hoofde van het mededingingsrecht indien die geldboete wordt terugbetaald. Ingevolge een besluit van de Commissie had Deutsche Telekom AG een geldboete wegens misbruik van een machtspositie als bedoeld in artikel 102 VWEU voorlopig betaald, die later door het Gerecht van de Europese Unie evenwel werd verlaagd (1). De Commissie komt thans op tegen de verplichting die haar door het Gerecht in het bestreden arrest is opgelegd om vertragingsrente met een punitief karakter in de zin van de rechtspraak in de zaak Printeos (2) te betalen over het deel van de geldboete dat moet worden terugbetaald.
Met haar eerste middel in hogere voorziening betoogt de Commissie dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat, indien een geldboete op het gebied van het mededingingsrecht door een rechter wordt verlaagd, artikel 266 VWEU de Commissie een absolute en onvoorwaardelijke verplichting oplegt om vertragingsrente met een punitief karakter te betalen vanaf de datum van de voorlopige betaling van de geldboete.
Dienaangaande voert de Commissie met name het volgende aan.
Het Gerecht heeft ten onrechte vastgesteld dat de Commissie artikel 266 VWEU heeft geschonden doordat zij niet het door Deutsche Telekom AG gevorderde bedrag aan vertragingsrente heeft betaald (eerste onderdeel van het eerste middel in hogere voorziening).
Het bestreden arrest is in strijd met de rechtspraak van de rechterlijke instanties van de Unie daterend van vóór het arrest in de zaak Commissie/Printeos (tweede onderdeel van het eerste middel in hogere voorziening).
Voorts wordt de kwestie van de ter uitvoering van rechterlijke beslissingen te betalen rente geregeld door het afgeleide Unierecht, dat het Gerecht had moeten toepassen dan wel ongeldig had moeten verklaren (derde onderdeel van het eerste middel in hogere voorziening).
De voorwaarden voor een schadevordering krachtens artikel 340 VWEU zijn niet vervuld, zodat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door bij wijze van schadevergoeding vertragingsrente toe te kennen (vierde onderdeel van het eerste middel in hogere voorziening).
Uit de ex-tuncwerking van arresten volgt niet dat vertragingsrente moet worden betaald vanaf het tijdstip van de voorlopige betaling van een geldboete door de betrokken onderneming (vijfde onderdeel van het eerste middel in hogere voorziening).
De betaling van vertragingsrente in de zin van het bestreden arrest doorkruist de afschrikkende werking van geldboeten (zesde onderdeel van het eerste middel in hogere voorziening).
Met haar tweede middel in hogere voorziening voert de Commissie aan dat, voor het geval haar eerste middel in hogere voorziening zou worden afgewezen, het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat naar analogie met artikel 83, lid 2, onder b), van gedelegeerde verordening (EU) nr. 1268/2012 (3), het tarief van de door de Commissie te betalen rente gelijk is aan het herfinancieringstarief van de Europese Centrale Bank, vermeerderd met drieënhalf procentpunt.
(1) Arrest van 13 december 2018, Deutsche Telekom/Commissie (T-827/14, EU:T:2018:930).
(2) Arrest van 20 januari 2021, Commissie/Printeos (C-301/19 P, EU:C:2021:39).
(3) Gedelegeerde verordening (EU) van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB 2012, L 362, blz. 1).