20.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 237/31


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesarbeitsgericht (Duitsland) op 10 maart 2022 — IK / KfH Kuratorium für Dialyse und Nierentransplantation e.V.

(Zaak C-184/22)

(2022/C 237/41)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesarbeitsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: IK

Verwerende partij: KfH Kuratorium für Dialyse und Nierentransplantation e.V.

Prejudiciële vragen

1)

Moeten artikel 157 VWEU alsmede artikel 2, lid 1, onder b), en artikel 4, eerste volzin, van richtlijn 2006/54/EG (1) aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling in een collectieve arbeidsovereenkomst, volgens welke toeslagen voor overuren alleen worden betaald voor werkuren die buiten de normale arbeidstijd van een voltijdwerker worden gepresteerd, een verschil in behandeling tussen voltijdwerkers en deeltijdwerkers inhoudt?

2)

Indien het Hof de eerste vraag bevestigend beantwoordt:

a)

Moeten artikel 157 VWEU alsmede artikel 2, lid 1, onder b), en artikel 4, eerste volzin, van richtlijn 2006/54/EG aldus worden uitgelegd dat in een dergelijk geval voor de vaststelling dat het verschil in behandeling aanzienlijk meer vrouwen dan mannen betreft, niet volstaat dat er aanmerkelijk meer vrouwelijke dan mannelijke deeltijdwerkers zijn, maar bovendien vereist is dat er onder de voltijdwerkers aanzienlijk meer mannen zijn of een aanzienlijk groter percentage ervan mannen zijn?

b)

Of volgt ook voor artikel 157 VWEU en richtlijn 2006/54/EG iets anders uit de overwegingen van het Hof van Justitie in de punten 25-36 van het arrest van 26 januari 2021 in de zaak Szpital Kliniczny im. dra J. Babińskiego Samodzielny Publiczny Zakład Opieki Zdrowotnej w Krakowie (2), volgens welke ook een verschil in behandeling binnen een groep personen met een handicap onder het begrip “discriminatie” van artikel 2 van richtlijn 2000/78/EG (3) kan vallen?

3)

Voor het geval dat het Hof van Justitie de eerste vraag bevestigend beantwoordt en de vragen 2a) en 2b) aldus beantwoordt dat in een zaak als in het hoofdgeding zou kunnen worden vastgesteld dat het verschil in behandeling op het gebied van beloning aanzienlijk meer vrouwen dan mannen betreft:

moeten artikel 157 VWEU alsmede artikel 2, lid 1, onder b), en artikel 4, eerste volzin, van richtlijn 2006/54/EG aldus worden uitgelegd dat er sprake kan zijn van een legitiem doel wanneer de partijen bij een collectieve arbeidsovereenkomst met een regeling — als die bedoeld in de eerste vraag — enerzijds weliswaar beogen de werkgever ervan te weerhouden om de werknemers te verplichten overuren te presteren en hen te belonen met een toeslag voor overuren wanneer zij meer uren presteren dan is overeengekomen, maar anderzijds ook tot doel hebben te voorkomen dat voltijdwerkers minder gunstig worden behandeld dan deeltijdwerkers, en daarom bepalen dat toeslagen alleen verschuldigd zijn voor overuren die buiten de arbeidstijd per kalendermaand van een voltijdwerker worden gepresteerd?

4)

Moet clausule 4, punt 1, van de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 97/81/EG (4), aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling in een collectieve arbeidsovereenkomst, volgens welke toeslagen voor overuren alleen worden betaald voor werkuren die buiten de normale arbeidstijd van een voltijdwerker worden gepresteerd, een verschil in behandeling tussen voltijdwerkers en deeltijdwerkers inhoudt?

5)

Voor het geval dat het Hof van Justitie de vierde vraag bevestigend beantwoordt: moet clausule 4, punt 1, van de raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 97/81/EG, aldus worden uitgelegd dat er sprake kan zijn van een objectieve reden wanneer de partijen bij een collectieve arbeidsovereenkomst met een regeling — als die bedoeld in de vierde vraag — enerzijds weliswaar beogen de werkgever ervan te weerhouden om de werknemers te verplichten overuren te presteren en hen te belonen met een toeslag voor overuren wanneer zij meer uren presteren dan is overeengekomen, maar anderzijds ook tot doel hebben te voorkomen dat voltijdwerkers minder gunstig worden behandeld dan deeltijdwerkers, en daarom bepalen dat toeslagen alleen verschuldigd zijn voor overuren die buiten de arbeidstijd per kalendermaand van een voltijdwerker worden gepresteerd?


(1)  Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking) (PB 2006, L 204, blz. 23).

(2)  Arrest van 26 januari 2021 (C-16/19, EU:C:2021:64).

(3)  Richtlijn van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB 2000, L 303, blz. 16).

(4)  Richtlijn van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid (PB 1998, L 14, blz. 9).