15.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 139/40


Hogere voorziening ingesteld op 28 februari 2019 door Biogaran tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 12 december 2018 in zaak T-677/14, Biogaran/Commissie

(Zaak C-207/19 P)

(2019/C 139/38)

Procestaal: Frans

Parties

Rekwirante: Biogaran (vertegenwoordigers: M. Utges Manley, Solicitor, A. Robert, advocate, O. de Juvigny, T. Reymond, J. Killick, J. Jourdan, avocats)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Het arrest van het Gerecht van 12 december 2018 in zaak T-677/14 in zijn geheel vernietigen;

De artikelen 1 (b) (iv), 7 (1) (b) en 8, van Commissiebesluit C(2014) 4955 final, [zaak AT.39612 — Périndopril (Servier)] nietig verklaren, voor zover deze betrekking hebben op Biogaran;

De Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel: het arrest geeft blijk van onjuiste rechtsopvattingen voor zover het vaststelt dat de licentie een inbreuk vormt omdat de minnelijke schikking een mededingingsbeperkende strekking heeft. Volgens rekwirante berust het arrest op een ruime opvatting van het begrip „inbreuk naar strekking” en negeert het de afwezigheid van ervaring en van een evidente beperking. Het arrest berust bovendien op een onjuist juridisch criterium, door zowel de context van de minnelijke schikking tussen Servier en Niche, als het feit dat laatstgenoemden geen potentiële concurrenten zijn, buiten beschouwing te laten.

Tweede middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door zijn eigen motivering in de plaats van die van de Commissie te stellen. Het Gerecht overweegt dat de vermeende impuls van Biogaran „doorslaggevend” is geweest, omdat die bepalend is geweest voor het besluit van Niche om niet toe te treden tot de markt. Noch in de mededeling van punten van bezwaar, noch in het besluit is echter betoogd of aangetoond dat die impuls, die enkel als „supplementair” was aangemerkt, „doorslaggevend” was voor de aanvaarding door Niche van de voorwaarden van de minnelijke schikking.

Derde middel: het Gerecht heeft het evenredigheidsbeginsel en de doelstellingen van artikel 101 VWEU geschonden, door Biogaran naast haar moederbedrijf aansprakelijk te stellen. Daar het Gerecht heeft geoordeeld dat het moederbedrijf rechtstreeks heeft deelgenomen aan de inbreuk en haar zeggenschap over haar dochteronderneming dusdanig heeft gebruikt dat deze deelnam aan haar eigen onwettige gedrag, waardoor de dochteronderneming totaal geen autonomie had, kan het Gerecht de dochteronderneming niet naast het moederbedrijf aansprakelijk stellen, zonder verder te gaan dan strikt noodzakelijk is voor de juiste toepassing van de mededingingsregels.

Vierde middel: het arrest moet worden vernietigd voor zover daarin de geldboete op zich alsmede de wijze van berekening ervan, worden bevestigd, ondanks de complexiteit en noviteit van de onderhavige zaak en de afwezigheid van enige doorslaggevende rol van Biogaran.