22.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 52/45


Beroep ingesteld op 30 december 2013 — Bankia/Commissie

(Zaak T-700/13)

2014/C 52/87

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Bankia, SA (Valencia, Spanje) (vertegenwoordigers: J. L. Buendía Sierra, E. Abad Valdenebro, R. Calvo Salinero, A. Lamadrid de Pablo en A. Biondi, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van het bestreden besluit, voor zover daarbij het pakket maatregelen dat volgens het besluit de zogeheten Spaanse leaseregeling („SEAF”) vormt, wordt gekwalificeerd als nieuwe staatssteun die onverenigbaar is met de interne markt;

subsidiair, nietigverklaring van de artikelen 1 en 4 van het bestreden besluit, waarbij de investeerders van de economische samenwerkingsverbanden worden aangeduid als begunstigden van de vermeende steun en als enige begunstigden van het bevel tot terugvordering;

subsidiair, nietigverklaring van artikel 4 van het bestreden besluit, voor zover daarbij terugvordering van de vermeende steun wordt gelast in strijd met algemene beginselen van het Unierecht;

nietigverklaring van artikel 4 van het bestreden besluit, voor zover daarbij uitspraak wordt gedaan over de wettigheid van de privaatrechtelijke overeenkomsten tussen de investeerders en andere entiteiten, en

verwijzing van de Commissie in de kosten van deze procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Het in de onderhavige procedure bestreden besluit komt overeen met dat in zaak T-515/13, Spanje/Commissie (PB C 336, blz. 29).

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

1)

Het bestreden besluit is in strijd met artikel 107 VWEU doordat daarbij de zogeheten SEAF en de individuele maatregelen waaruit zij bestaat, worden gekwalificeerd als staatssteun. De Commissie heeft ten onrechte een pakket afzonderlijke en autonome overheidsmaatregelen en particuliere maatregelen samen onderzocht en aan het Koninkrijk Spanje opgelegd. Voorts betwist verzoekster dat de betrokken maatregelen een selectief economisch voordeel kunnen verlenen aan de vermeende begunstigden ervan, alsook dat zij de concurrentie tussen die begunstigden en andere entiteiten kunnen verstoren en dat zij gevolgen kunnen hebben voor de handel tussen lidstaten.

2)

De Commissie heeft blijk gegeven van een kennelijk onjuiste rechtsopvatting en de artikelen 107 VWEU en 108 VWEU geschonden doordat zij de toepassing van de Spaanse tonnagebelastingregeling op bepaalde gevallen heeft gekwalificeerd als nieuwe steun in plaats van als bestaande steun. Aangezien de Commissie in 2002 de door Spanje aangemelde tonnagebelastingregeling heeft goedgekeurd, had zij, indien zij wou opkomen tegen de toepassing ervan, dat in ieder geval moeten doen volgens de procedure voor bestaande steun. De argumenten in het besluit voor het bestaan van nieuwe steun zijn kennelijk ongegrond.

3)

In haar derde middel tot nietigverklaring stelt verzoekster subsidiair schending van de artikelen 107 VWEU en 296 VWEU doordat de Commissie zich vergist en in ieder geval niet naar behoren motiveert waarom entiteiten zoals verzoekster (investeerders in economische samenwerkingsverbanden die onder het besluit vallende handelingen hebben verricht) worden aangemerkt als uiteindelijke en enige begunstigden van de bestreden maatregelen.

4)

In de vierde plaats stelt verzoekster, eveneens subsidiair, dat het in artikel 4 van het bestreden besluit vervatte bevel tot terugvordering in strijd is met het algemene beginsel van rechtszekerheid doordat daarbij de toepassing van dat beginsel ten onrechte in de tijd is beperkt.

5)

In haar vijfde middel tot nietigverklaring zet verzoekster uiteen waarom het bestreden besluit eveneens in strijd is met het beginsel van bevoegdheidstoedeling, de artikelen 107 VWEU en 108 VWEU, artikel 14 van verordening nr. 659/1999 van de Raad en artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie doordat daarbij uitspraak wordt gedaan over de geldigheid van contractuele bedingen in privaatrechtelijke overeenkomsten naar Spaans recht tussen de investeerders en andere particuliere entiteiten.