Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende een gemeenschappelijk standpunt van de Gemeenschap in de Associatieraad EU-Polen over de wijziging van Protocol 4 inzake de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking, deel uitmakend van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Polen, anderzijds /* COM/2002/0385 def. - ACC 2002/0157 */
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende een gemeenschappelijk standpunt van de Gemeenschap in de Associatieraad EU-Polen over de wijziging van Protocol 4 inzake de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking, deel uitmakend van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Polen, anderzijds (door de Commissie ingediend) TOELICHTING 1. Regels van oorsprong zijn van essentieel belang voor de goede werking van de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en haar handelspartners. De Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Polen, anderzijds, hebben op 16 december 1991 een Europaovereenkomst gesloten waarbij tussen hen een associatie tot stand werd gebracht. Protocol 4 bij die overeenkomst heeft betrekking op de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en de methoden van administratieve samenwerking [1]. [1] De Gemeenschap is deel van deze "pan-Europese" diagonale cumulatie met Bulgarije, Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein), Tsjechië, Estland, Hongarije, IJsland, Litouwen, Letland, Noorwegen, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije, de Europese Economische Ruimte en met Turkije voor industrie- en EGKS-producten. 2. Dit Protocol is verschillende malen gewijzigd, waardoor het noodzakelijk is geworden alle wijzigingen in een nieuwe tekst op te nemen die de huidige zal vervangen. Deze consolidatie is tevens de gelegenheid om taalfouten en -verschillen in de verschillende taalversies te corrigeren en de wijzigingen aan te brengen die noodzakelijk zijn geworden door de wijzigingen in het geharmoniseerde systeem voor de omschrijving en codering van goederen ("het geharmoniseerde systeem"). Voorts zal de afwijking voor producten verkregen uit Zea Indurata-maïs en derivaten daarvan (ex GS 1904) die tot en met 31 december 2002 was toegestaan, permanent worden, daar deze materialen niet worden geproduceerd in de betrokken landen. Tenslotte is een bijzondere bewerkingsregel vastgesteld voor monolitisch geïntegreerde schakelingen (ex GS 8542) ; zij zullen als van oorsprong worden beschouwd indien zij worden verkregen door een hoogtechnologische "front-end"-bewerking, namelijk diffusie op halfgeleidersubstraten, zelfs indien een beperkte "back-end"-bewerking (assemblage en/of tests) in derde landen wordt verricht; deze regel heeft ten doel de halfgeleiderindustrie, en onrechtstreeks de bedrijven in de elektronicasector die gebruiker zijn van deze producten, te steunen bij het handhaven van hun concurrentievermogen. 3. Om ervoor te zorgen dat de regels van oorsprong binnen het pan-Europese cumulatiesysteem identiek blijven, zullen de andere protocollen bij de preferentie-overeenkomsten van de Gemeenschap en haar lidstaten dezelfde wijzigingen en consolidatie ondergaan. 4. Om de Partijen bij de Overeenkomst in staat te stellen de procedure voor de goedkeuring van het besluit tijdig te voltooien, zodat dit op 1 november 2002 in werking kan treden, wordt aanbevolen dat de Raad zo spoedig mogelijk het standpunt van de Gemeenschap vaststelt. 5. De Raad wordt derhalve verzocht bijgaand voorstel goed te keuren voor een besluit over het standpunt van de Gemeenschap in de Associatieraad EU - Polen inzake de vervanging van Protocol 4 bij de Overeenkomst door een geconsolideerde versie. 2002/0157 (ACC) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende een gemeenschappelijk standpunt van de Gemeenschap in de Associatieraad EU-Polen over de wijziging van Protocol 4 inzake de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking, deel uitmakend van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Polen, anderzijds DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 133 in samenhang met artikel 300, lid 2, tweede alinea, Gezien het voorstel van de Commissie, Overwegende dat in artikel 38 van Protocol 4 betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking, opgenomen in de Europaovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Polen, anderzijds, is bepaald dat de Associatieraad kan besluiten de bepalingen van het Protocol te wijzigen; BESLUIT: Enig artikel Het standpunt van de Gemeenschap binnen de Associatieraad die is opgericht bij de op 16 december 1991 ondertekende overeenkomst [2] over de wijziging van Protocol 4 betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking is het standpunt dat in bijgaand ontwerp-besluit van de Associatieraad is omschreven. [2] PB L 348 van 31.12.1993, blz. 2. Gedaan te Brussel, Voor de Raad De Voorzitter BESLUIT nr. .../2002 van de ASSOCIATIERAAD EU-POLEN tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Polen, anderzijds van tot wijziging van Protocol 4 bij de overeenkomst betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking DE ASSOCIATIERAAD, Gelet op de op 16 december 1991 te Brussel ondertekende Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Polen, anderzijds [3], hierna 'de Overeenkomst' genoemd, met name op artikel 38 van Protocol 4; [3] PB L 348 van 31.12.1993, blz. 2. Overwegende hetgeen volgt: (1) Protocol 4 van de Overeenkomst betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking, hierna 'het Protocol' genoemd is verscheidene malen gewijzigd. Om redenen van duidelijkheid en rechtszekerheid over de toe te passen oorsprongsregels lijkt het daarom dienstig over te gaan tot een consolidatie van deze wijzigingen op het Protocol. (2) Daarnaast moeten de regels voor de be- of verwerking worden aangepast aan de wijzigingen in het geharmoniseerd systeem voor de omschrijving en codering van goederen (hierna "het geharmoniseerd systeem" genoemd) die op 1 januari 2002 in werking zijn getreden. (3) Bepaalde eisen inzake de bewerking om niet van oorsprong zijnde materialen de oorsprong te verlenen, moeten worden gewijzigd om rekening te houden met het feit dat een bepaald materiaal binnen de partijen bij de overeenkomst niet wordt vervaardigd en met de bijzondere voorwaarden waarop sommige producten ("monolitische geïntegreerde schakelingen") worden verkregen, hetgeen met zich brengt dat enkele minder belangrijke bewerkingen buiten de partijen bij de overeenkomst worden uitgevoerd. (4) Sommige technische aanpassingen zijn noodzakelijk om anomalieën recht te zetten in en tussen de verschillende taalversies van de tekst. (5) Voor de goede werking van de overeenkomst en ter vereenvoudiging van het werk van gebruikers en douane, is het gewenst alle bepalingen in kwestie in een nieuwe versie van het Protocol op te nemen. (6) De Gemeenschappelijke Verklaringen betreffende het Prinsdom Andorra, de Republiek San Marino en het onderzoek van de aanpassingen op de oorsprongsregels als gevolg van wijzigingen in het geharmoniseerd systeem moeten, tezamen met het Protocol, worden gehandhaafd. BESLUIT: Artikel 1 Protocol 4 van de Overeenkomst betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking wordt vervangen door bijgevoegde tekst, tezamen met de desbetreffende Gemeenschappelijke Verklaringen. Artikel 2 Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt goedgekeurd. Het is vanaf 1 november 2002 van toepassing. Gedaan te Brussel, Voor de Associatieraad De Voorzitter FINANCIEEL MEMORANDUM BIJ HET BESLUIT Het voorgestelde besluit heeft geen beduidende financiële gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap, daar het voornamelijk voorziet in een consolidatie van en technische wijzigingen op het Protocol inzake de regels van oorsprong. Slechts de nieuwe regel betreffende halfgeleiders (ex GS 8542) kan tot een bijkomende vrijstelling van rechten leiden bij invoer van deze producten uit partnerlanden in de "pan-Europese" zone. Deze nieuwe tariefpreferenties zouden echter ruimschoots gecompenseerd moeten worden door de voordelen die EG-producenten verkrijgen wanneer zij deze producten uitvoeren. PROTOCOL 4 BETREFFENDE DE DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" EN METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING Inhoudsopgave Tekst van het Protocol PROTOCOL 4 BETREFFENDE DE DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" EN METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING INHOUDSOPGAVE TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Definities TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" Artikel 2 Algemene voorwaarden Artikel 3 Cumulatie in de Gemeenschap Artikel 4 Cumulatie in Polen Artikel 5 Geheel en al verkregen producten Artikel 6 Toereikende be- of verwerking Artikel 7 Ontoereikende be- of verwerking Artikel 8 Determinerende eenheid Artikel 9 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen Artikel 10 Stellen of assortimenten Artikel 11 Neutrale elementen TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN Artikel 12 Territorialiteitsbeginsel Artikel 13 Rechtstreeks vervoer Artikel 14 Tentoonstellingen TITEL IV TERUGGAVE OF VRIJSTELLING Artikel 15 Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten TITEL V BEWIJS VAN OORSPRONG Artikel 16 Algemene voorwaarden Artikel 17 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 Artikel 18 Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 Artikel 19 Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 Artikel 20 Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong Artikel 20bis Gescheiden boekhouding Artikel 21 Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring Artikel 22 Toegelaten exporteur Artikel 23 Geldigheid van het bewijs van oorsprong Artikel 24 Overlegging van het bewijs van oorsprong Artikel 25 Invoer in deelzendingen Artikel 26 Vrijstelling van het bewijs van oorsprong Artikel 27 Bewijsstukken Artikel 28 Bewaring van bewijzen van oorsprong en andere bewijsstukken Artikel 29 Verschillen en vormfouten Artikel 30 In euro uitgedrukte bedragen TITEL VI REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING Artikel 31 Wederzijdse bijstand Artikel 32 Controle van de bewijzen van oorsprong Artikel 33 Regeling van geschillen Artikel 34 Sancties Artikel 35 Vrije zones TITEL VII CEUTA EN MELILLA Artikel 36 Toepassing van het Protocol Artikel 37 Bijzondere voorwaarden TITEL VII SLOTBEPALINGEN Artikel 38 Wijzigingen op het Protocol Lijst van bijlagen Bijlage I Inleidende aantekeningen bij de lijst in bijlage II Bijlage II Lijst van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het vervaardigde product de oorsprong verkrijgt Bijlage III Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag om een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 Bijlage IV Tekst van de factuurverklaring Bijlage V Lijst van producten van oorsprong uit Turkije, ingedeeld naar hoofdstuk en post van het geharmoniseerd systeem (GS), waarop de artikelen 3 en 4 niet van toepassing zijn Gemeenschappelijke verklaringen Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Prinsdom Andorra Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Marino Gemeenschappelijke verklaring betreffende de herziening van de wijzigingen in de oorsprongsregels ten gevolge van wijzingen in het geharmoniseerd systeem TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Definities Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder: a) "vervaardiging": elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen; b) "materiaal": alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaar diging van het product worden gebruikt; c) "product": het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt; d) "goederen": zowel materialen als producten; e) "douanewaarde": de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO); f) "prijs af fabriek": de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Polen in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd; g) "waarde van de materialen": de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of Polen is betaald; h) "waarde van de materialen van oorsprong": de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is; i) "toegevoegde waarde": de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen die van oorsprong zijn uit de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die in de Gemeenschap of in Polen voor deze materialen is betaald; j) "hoofdstukken" en "posten": de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomen clatuur die het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit Protocol "het geharmoniseerd systeem" of "GS" genoemd; k) "ingedeeld": de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post; l) "zending": producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur. m) "gebieden": ook de territoriale wateren. TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" Artikel 2 Algemene voorwaarden 1. Voor de toepassing van de Overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap: a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5; b) in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwer king hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6; c) goederen van oorsprong uit de Europese Economische Ruimte (EER), in de zin van Protocol 4 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. 2. Voor de toepassing van de Overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit Polen: a) geheel en al in Polen verkregen producten, in de zin van artikel 5; b) in Polen verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Polen een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6. Artikel 3 Cumulatie in de Gemeenschap 1. Onverminderd artikel 2, lid 1, worden producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Bulgarije, Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein) [4], Tsjechië, Estland, Hongarije, IJsland, Litouwen, Letland, Noorwegen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Turkije [5] of de Gemeenschap overeenkomstig het bepaalde in het protocol betreffende de oorsprongsregels dat als bijlage aan de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en elk van deze landen is gehecht, op voorwaarde dat deze materialen in de Gemeenschap be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan. [4] Het vorstendom Liechtenstein heeft een douaneunie met Zwitserland en is partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese economische ruimte. [5] De in dit artikel bedoelde cumulatie geldt niet voor materialen van oorsprong uit Turkije die in de lijst in bijlage V zijn vermeld. 2. Indien de in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen niet meer inhouden dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product slechts als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde hoger is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de Gemeenschap gebruikte materialen van oorsprong. 3. De producten van oorsprong uit een van de in lid 1 genoemde landen die in de Gemeenschap geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd. 4. De cumulatie waarin dit artikel voorziet kan uitsluitend worden toegepast op materialen en producten die de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol. De Gemeenschap zal Polen door tussenkomst van de Commissie van de Europese Gemeenschappen nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten en de daarin opgenomen oorsprongsregels die met de andere in lid 1 genoemde landen worden toegepast. De Commissie van de Europese Gemeenschap maakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen de datum bekend met ingang waarvan de in lid 1 genoemde landen die aan de gestelde voorwaarden voldoen de in dit artikel bedoelde cumulatie mogen toepassen. Artikel 4 Cumulatie in Polen 1. Onverminderd artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong uit Polen beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Bulgarije, Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein) [6], Tsjechië, Estland, Hongarije, IJsland, Litouwen, Letland, Noorwegen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Turkije [7] of de Gemeenschap overeenkomstig het bepaalde in het protocol betreffende de oorsprongsregels dat als bijlage aan de overeenkomsten tussen Polen en elk van deze landen is gehecht, op voorwaarde dat deze materialen in Polen be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan. [6] Het vorstendom Liechtenstein heeft een douaneunie met Zwitserland en is partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese economische ruimte. [7] De in dit artikel bedoelde cumulatie geldt niet voor materialen van oorsprong uit Turkije die in de lijst in bijlage V zijn vermeld. 2. Indien de in Polen verrichte be- of verwerkingen niet meer inhouden dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product slechts als van oorsprong uit Polen beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde hoger is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in Polen gebruikte materialen van oorsprong. 3. De producten van oorsprong uit een van de in lid 1 genoemde landen die in Polen geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd. 4. De cumulatie waarin dit artikel voorziet kan uitsluitend worden toegepast op materialen en producten die de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol. Polen zal de Gemeenschap door tussenkomst van de Commissie van de Europese Gemeenschappen nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten en de daarin opgenomen oorsprongsregels die met de andere in lid 1 genoemde landen worden toegepast. De Commissie van de Europese Gemeenschap maakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen de datum bekend met ingang waarvan de in lid 1 genoemde landen die aan de gestelde voorwaarden voldoen de in dit artikel bedoelde cumulatie mogen toepassen. Artikel 5 Geheel en al verkregen producten 1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Polen verkregen worden beschouwd: a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten; b) aldaar geoogste producten van het plantenrijk; c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren; d) producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren; e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij; f) producten van de zeevisserij en andere door hun schepen buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of Polen uit de zee gewonnen producten; g) producten uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieks schepen vervaardigd; h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt; i) afval afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen; j) producten, gewonnen van of vanonder de zeebodem buiten de territoriale wateren, mits zij het alleen recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond; k) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd. 2. De termen "hun schepen" en "hun fabrieksschepen" in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen a) die in een lidstaat van de Gemeenschap of Polen zijn ingeschreven of geregistreerd; b) die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Polen voeren; c) die voor ten minste 50 procent toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of van Polen of aan een onderneming die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn een lidstaat van de Gemeenschap of van Polen, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen daarvan; d) waarvan de kapitein en de officieren onderdanen zijn van lidstaten van de Gemeenschap of van Polen; en e) waarvan de bemanning voor ten minste 75 procent uit onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of van Polen bestaat. Artikel 6 Toereikende be- of verwerking 1. Voor de toepassing van artikel 2 worden producten die niet geheel en al verkregen zijn, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan indien aan de voor waarden van de lijst in Bijlage II is voldaan. In deze lijst is voor alle onder deze Overeenkomst vallende producten aangegeven welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om de oorsprong te verkrijgen en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal wordt gebruikt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt. 2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt wanneer: a) de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 procent van de prijs af fabriek van het product; b) de in de lijst aangegeven maximumpercentages voor de waarde van materialen die niet van oorsprong zijn, door de toepassing van dit lid niet worden overschreden. Dit lid is niet van toepassing op producten die onder de Hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld. 3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 7. Artikel 7 Ontoereikende be- of verwerking 1. Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan: (a) behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren; (b) het splitsen en samenvoegen van colli; (c) het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke; (d) het strijken of persen van textiel; (e) het eenvoudig schilderen of polijsten; (f) het doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten of glanzen van granen en rijst; (g) het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten; (h) het pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten; (i) het aanscherpen, eenvoudig vermalen of eenvoudig versnijden; (j) het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen); (k) het eenvoudig plaatsen in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak; (l) het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking ; (m) het eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten; (n) het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen; (o) twee of meer van de onder (a) tot en met (n) vermelde behandelingen tezamen; (p) het slachten van dieren. 2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Polen heeft ondergaan tezamen genomen.' Artikel 8 Determinerende eenheid 1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit Protocol is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerd systeem als de basiseenheid wordt beschouwd. Hieruit volgt dat: a) wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerd systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmer king te nemen eenheid vormt; b) wanneer een zending bestaat uit een aantal identieke producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerd systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit Protocol afzonderlijk moet worden genomen. 2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong. Artikel 9 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie. Artikel 10 Stellen of assortimenten Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet hoger is dan 15 procent van de prijs af fabriek van het stel of assortiment. Artikel 11 Neutrale elementen Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van: a) energie en brandstof; b) fabrieksuitrusting; c) machines en werktuigen; d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen; die bij de vervaardiging gebruikt kunnen zijn. TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN Artikel 12 Territorialiteitsbeginsel 1. Behoudens het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder c, de artikelen 3 en 4, en lid 3 van dit artikel moet aan de voorwaarden in titel II voor het verkrijgen van de oorsprong zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Polen zijn voldaan. 2. Behoudens het bepaalde in de artikelen 3 en 4 worden producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Polen naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens opnieuw worden ingevoerd, als niet van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat: a) de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen; en b) de goederen in de periode dat ze zich in dat andere land bevonden of waren uitgevoerd geen andere bewerkingen hebben ondergaan dan die welke voor hun bewaring in goede staat noodzakelijk waren. 3. Het verkrijgen van de oorsprong overeenkomstig de voorwaarden van titel II wordt niet beïnvloed door be- of verwerkingen buiten de Gemeenschap of Polen van uit de Gemeenschap of Polen uitgevoerde en later wederingevoerde materialen, indien: a) deze materialen geheel en al in de Gemeenschap of Polen zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. b) ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat: i) de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen; en ii) de totale buiten de Gemeenschap of Polen door de toepassing van dit artikel toegevoegde waarde niet hoger is dan 10% van de prijs af-fabriek van het eindproduct waarvoor de status van product van oorsprong wordt geclaimd. 4. Voor de toepassing van lid 3 is het bepaalde in titel II betreffende het verkrijgen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeenschap of Polen verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel de lijst in bijlage II de regel bevat volgens welke de gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen een bepaalde waarde niet mogen overschrijden, mogen de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in het gebied van de betrokken partij zijn be- of verwerkt, tezamen met de totale, door de toepassing van dit artikel buiten de Gemeenschap of Polen toegevoegde waarde, het vermelde percentage niet overschrijden. 5. Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt onder "totale toegevoegde waarde" verstaan alle buiten de Gemeenschap of Polen gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de aldaar toegevoegde materialen. 6. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts kunnen worden aangemerkt als toereikend te zijn be- of verwerkt door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 6, lid 2. 7. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem. 8. De in dit artikel bedoelde be- of verwerkingen buiten de Gemeenschap of Polen vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling. Artikel 13 Rechtstreeks vervoer 1. De bij deze Overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit Protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Polen of over het grondgebied van een ander in de artikelen 3 en 4 genoemd land zijn vervoerd. Goederen die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voor zover ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren. Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Polen worden vervoerd. 2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer: a) een enkel vervoerdocument dat het vervoer dekt van het land van uitvoer door het land van doorvoer, of b) een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat: i) waarin de goederen nauwkeurig zijn omschreven, ii) waarin de data zijn vermeld waarop de producten zijn gelost en opnieuw geladen, in voor komend geval onder opgave van de naam van de gebruikte schepen, of van de andere gebruikte vervoermiddelen; en iii) dat een verklaring bevat over de voorwaarden waarop de goederen in het land van doorvoer verbleven; c) hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk. Artikel 14 Tentoonstellingen 1. De Overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan een in de artikelen 3 en 4 genoemd land zijn verzonden en die na de tentoon stelling in de Gemeenschap of in Polen worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat: a) een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Polen naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld; b) deze exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Polen; c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden; en d) de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond. 2. Een bewijs van oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de gebruikelijke wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de voorwaarden waarop de producten werden tentoongesteld. 3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douane toezicht zijn gebleven. TITEL IV TERUGGAVE OF VRIJSTELLING Artikel 15 Verbod op de teruggave of vrijstelling van douanerechten 1. a) Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Polen of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarvoor overeenkomstig de bepalingen van Titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Polen niet in aanmerking voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook. b) De onder Hoofdstuk 3 en de posten 1604 en 1605 van het geharmoniseerd systeem ingedeelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), waarvoor overeenkomstig het bepaalde in Titel V een bewijs van de oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeen schap niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook. 2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor de algehele of gedeeltelijke teruggave, kwijtschelding of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Polen van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt en op de in lid 1, onder b) bedoelde producten, indien een dergelijke teruggave, kwijtschelding of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit deze materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd. 3. De exporteur van door een bewijs van oorsprong gedekte producten dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave, kwijtschelding of vrijstelling van rechten is verkregen voor de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepas sing zijn, inderdaad zijn betaald. 4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke artikelen niet van oorsprong zijn. 5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Voorts doen zij geen afbreuk aan het systeem van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst. TITEL V BEWIJS VAN OORSPRONG Artikel 16 Algemene voorwaarden 1. Producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Polen worden ingevoerd en producten van oorsprong uit Polen die in de Gemeen schap worden ingevoerd, vallen onder de toepassing van de Overeenkomst op overlegging van: a) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in Bijlage III is opge nomen; of b) in de in artikel 21, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur, waarvan de tekst in Bijlage IV is opgenomen, op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument waarin de producten voldoende gedetailleerd zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden (hierna "factuurverklaring" genoemd). 2. Niettegenstaande lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit Protocol in de in artikel 26 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze Overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd. Artikel 17 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde. 2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in, waarvan modellen in Bijlage III zijn opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de Overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist. 3. De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoekt, dient steeds in staat te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. 4. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Gemeenschap of van Polen indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Polen of uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen en indien aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. 5. De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten inderdaad van oorsprong zijn en of aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zo is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn. 6. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat. 7. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd. Artikel 18 Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 1. In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd; b) ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard. 2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag. 3. De douaneautoriteiten kunnen eerst tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan na te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het betrokken dossier. 4. Op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht: ES "EXPEDIDO A POSTERIORI" DA "UDSTEDT EFTERFØLGENDE" DE "NACHTRÄGLICH AUSGESTELLT" EL "ÅÊÄÏÈÅÍ ÅÊ ÔÙÍ ÕÓÔÅÑÙÍ" EN "ISSUED RETROSPECTIVELY" FR "DÉLIVRÉ A POSTERIORI" IT "RILASCIATO A POSTERIORI" NL "AFGEGEVEN A POSTERIORI" PT "EMITIDO A POSTERIORI" FI "ANNETTU JÄLKIKÄTEEN" SV "UTFÄRDAT I EFTERHAND" PL "WYSTAWIONE RETROSPEKTYWNIE". 5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1. Artikel 19 Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn. 2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht: ES "DUPLICADO" DA "DUPLIKAT" DE "DUPLIKAT" EL "ÁÍÔÉÃÑÁÖÏ" EN "DUPLICATE" FR "DUPLICATA" IT "DUPLICATO" NL "DUPLICAAT" PT "SEGUNDA VIA" FI "KAKSOISKAPPALE" SV "DUPLIKAT" PL "DUPLIKAT". 3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1. 4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 geldt vanaf die datum. Artikel 20 Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of Polen onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Polen. Dit certificaat of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt. Artikel 20bis Gescheiden boekhouding 1. Wanneer het aanzienlijke kosten of materiële moeilijkheden met zich brengt om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onderling verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten op schriftelijk verzoek van de betrokkene toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van gescheiden boekhouding wordt gebruikt. 2. Met behulp van deze methode moet het mogelijk zijn dat in een bepaalde referentieperiode hetzelfde aantal producten "van oorsprong" wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren gescheiden. 3. De douaneautoriteiten kunnen vergunning verlenen voor het gebruik van deze methode, op de door hen passend geachte voorwaarden. 4. De gescheiden boekhouding wordt gevoerd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd. 5. De vergunninghouder kan bewijzen van oorsprong afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd. 6. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning en kunnen deze te allen tijde intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit Protocol omschreven voorwaarden voldoet. Artikel 21 Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring 1. De in artikel 16, lid 1, onder b) genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door: a) een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22; b) een willekeurige exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet hoger is dan EUR 6000. 2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten als van oorsprong uit de Gemeenschap, Polen of een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit Protocol voldoen. 3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds bereid zijn de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. 4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in Bijlage IV is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring mag ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden geschreven. 5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verant woordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend. 6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop ze betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop ze betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden. Artikel 22 Toegelaten exporteur 1. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur (hierna 'toegelaten exporteur' genoemd) die veelvuldig producten verzendt waarop de overeenkomst van toepassing is vergunning verlenen factuur verklaringen op te stellen ongeacht de waarde van de betrokken producten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit Protocol. 2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van de door hen noodzakelijk geachte voorwaarden. 3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe dat in de factuurverklaringen wordt vermeld. 4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toege laten exporteur. 5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning steeds intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet langer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt. Artikel 23 Geldigheid van het bewijs van oorsprong 1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer. 2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van buitengewone omstandigheden. 3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht. Artikel 24 Overlegging van het bewijs van oorsprong Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen om een vertaling van dit bewijs vragen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de Overeenkomst voldoen. Artikel 25 Invoer in deelzendingen Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de Afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending. Artikel 26 Vrijstelling van bewijs van oorsprong 1. Producten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een bewijs van oorsprong over te leggen, voor zover aan zulke producten ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit Protocol voldoen en er over de juistheid van een dergelijke verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld. 2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor het persoonlijke gebruik van de geadresseerde, de reiziger of de leden van zijn gezin, voor zover noch de aard noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijzen. 3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet hoger zijn dan EUR 500 voor kleine zendingen of EUR 1200 voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers. Artikel 27 Bewijsstukken De in artikel 17, lid 3 en artikel 21, lid 3 bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring worden gedekt producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Polen of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van dit Protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn: a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen; b) in de Gemeenschap of in Polen afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt; c) in de Gemeenschap of in Polen afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de Gemeenschap of in Polen blijkt; d) certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit Protocol in de Gemeenschap of in Polen zijn afgegeven of opgesteld, of die in een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels in dit Protocol. Artikel 28 Bewaring van de bewijzen van oorsprong en de andere bewijsstukken 1. De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoekt, bewaart de in artikel 17, lid 3 bedoelde bewijsstukken gedurende een periode van ten minste drie jaar. 2. De exporteur die een factuurverklaring heeft opgesteld, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 21, lid 3, bedoelde documenten gedurende een periode van ten minste drie jaar. 3. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven bewaren het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende een periode van ten minste drie jaar. 4. De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuur verklaringen die bij hen werden ingediend gedurende een periode van ten minste drie jaar. Artikel 29 Verschillen en vormfouten 1. Geringe verschillen tussen de gegevens in het bewijs van oorsprong en de gegevens in de documenten die in verband met de formaliteiten bij invoer bij het douane kantoor worden ingediend, maken het bewijs van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat het wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt. 2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op het bewijs van oorsprong leiden niet tot weigering van dit document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens. Artikel 30 In euro uitgedrukte bedragen 1. Voor de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b), en artikel 26, lid 3, worden, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van lidstaten van de Gemeenschap, van Polen of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld. 2. Artikel 21, lid 1, onder b), en artikel 26, lid 3, zijn op een zending van toepassing op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld overeenkomstig het door het betrokken land vastgestelde bedrag. 3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn gelijk aan de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van oktober. De bedragen worden de Commissie van de Europese Gemeenschappen vóór 15 oktober medegedeeld en zijn van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt alle betrokken landen in kennis van de betrokken bedragen. 4. Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 procent afwijken van het bedrag dat het resultaat is van de omrekening. Een land kan de tegenwaarde in nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag handhaven, indien de omrekening van dat bedrag, bij de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór het afronden, leidt tot een stijging van minder dan 15 procent van de tegenwaarde in nationale valuta. De tegenwaarde in nationale valuta kan worden gehandhaafd, indien de omrekening tot een daling van die tegenwaarde leidt. 5. De in euro uitgedrukte bedragen worden op verzoek van de Gemeenschap of Polen door het Associatiecomité herzien. Bij deze herziening onderzoekt het Associatiecomité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan te dien einde besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen. TITEL VI REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING Artikel 31 Wederzijdse bijstand 1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Polen doen elkaar, via de Commissie van de Europese Gemeenschappen, afdrukken toekomen van de stempels die in hun douane kantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuur verklaringen. 2. Met het oog op de correcte toepassing van dit Protocol verlenen de Gemeenschap en Polen elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bijstand bij de controle op de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de factuurverklaringen en de juistheid van de daarin vermelde gegevens. Artikel 32 Controle van de bewijzen van oorsprong 1. De bewijzen van oorsprong worden steekproefsgewijs gecontroleerd en wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit Protocol. 2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, in voorkomend geval onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn. 3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Te dien einde zijn zij gerechtigd elk bewijsmateriaal op te vragen, elke controle van de administratie van de exporteur uit te voeren of elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten. 4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doen zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conserva toire maatregelen. 5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douane autoriteiten die deze hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Polen of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. 6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden. Artikel 33 Regeling van geschillen Geschillen ten aanzien van de in artikel 32 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden door de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit Protocol worden aan het Associatiecomité voorgelegd. In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer. Artikel 34 Sancties Tegen een ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen, worden sancties getroffen. Artikel 35 Vrije zones 1. De Gemeenschap en Polen nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van de oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 dienen de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Polen die onder dekking van een bewijs van de oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 af te geven mits deze be- of verwerking met de bepalingen van dit Protocol overeenstemt. TITEL VII CEUTA EN MELILLA Artikel 36 Toepassing van het Protocol 1. De in artikel 2 gebruikte term "Gemeenschap" heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla. 2. Producten van oorsprong uit Polen die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeen schappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Polen zal op onder de Overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toepassen als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die vanuit de Gemeenschap worden ingevoerd. 3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Mellilla, is dit Protocol van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 37. Artikel 37 Bijzondere voorwaarden 1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, worden beschouwd als: 1) producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla: a) geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten; b) in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voor zover: i) deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6, of voor zover ii) deze producten van oorsprong zijn uit Polen of de Gemeenschap en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 7 genoemde be- of verwerkingen; 2) producten van oorsprong uit Polen: a) geheel en al in Polen verkregen producten; b) in Polen verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voor zover: i) deze producten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6, of voor zover ii) deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Gemeenschap en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 7 genoemde be- of verwer kingen. 2. Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd. 3. De exporteur of zijn gemachtigde vermeldt "Polen" en "Ceuta en Melilla" in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of in factuurverklaringen. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt dit bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of in de factuurverklaring. 4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit Protocol in Ceuta en Melilla. TITEL VIII SLOTBEPALINGEN Artikel 38 Wijziging van het Protocol De Associatieraad kan besluiten de bepalingen van dit Protocol te wijzigen. BIJLAGE I INLEIDENDE Aantekeningen bij de lijst in Bijlage II Aantekening 1 In deze lijst zijn de be- en verwerkingen omschreven waardoor producten als voldoende be- of verwerkt worden beschouwd in de zin van artikel 6 van het Protocol. Aantekening 2 2.1. In de eerste twee kolommen van de lijst is het verkregen product omschreven. Kolom 1 bevat het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het geharmoniseerde systeem en kolom 2 de omschrijving van de goederen die volgens dat systeem onder die post of dat hoofdstuk vallen. Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 wordt in kolom 3 of 4 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door "ex" betekent dat de regel in kolom 3 of 4 alleen geldt voor het gedeelte van die post of dat hoofdstuk dat in kolom 2 is omschreven. 2.2. Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het product in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 of 4 van toepassing op alle producten die volgens het Geharmoniseerde Systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten worden ingedeeld. 2.3. Wanneer de lijst verschillende regels geeft voor verschillende producten die onder één post zijn ingedeeld, is bij ieder gedachtestreepje dat gedeelte van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 of 4 vermelde regel van toepassing is. 2.4. Wanneer zowel in kolom 3 als in kolom 4 een regel is gegeven voor het in de kolommen 1 en 2 omschreven product, kan de exporteur kiezen welke regel - die in kolom 3 of die in kolom 4 - hij toepast. Indien in kolom 4 geen regel is gegeven, moet de regel in kolom 3 worden toegepast. Aantekening 3 3.1. Op producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is artikel 6 van het Protocol van toepassing ongeacht het feit of de oorsprong verkregen werd in de fabriek waar deze producten worden gebruikt of in een andere fabriek in de Gemeenschap of in Polen. Bijvoorbeeld: Een motor van post 8407 waarvoor de regel geldt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die daarin worden verwerkt, niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek, is vervaardigd van "ander gelegeerd staal, enkel ruw voorgesmeed" van post ex 7224. Indien dit smeedijzer in de Gemeenschap uit niet van oorsprong zijnde ingots werd vervaardigd, heeft het reeds de oorsprong verkregen krachtens de regel voor post ex 7224 in de lijst. Bij de waardeberekening van de motor telt het smeedijzer dan als materiaal van oorsprong, of het nu in dezelfde fabriek werd vervaardigd of in een andere fabriek in de Gemeenschap. De waarde van de niet van oorsprong zijnde ingots wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn. 3.2. De regel in de lijst geeft de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprong verlenen. Mag een niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium worden gebruikt, dan kan hetzelfde materiaal in een vroeger productiestadium ook worden gebruikt. Hetzelfde materiaal mag evenwel niet worden gebruikt in een later productiestadium. 3.3. Onverminderd aantekening 3.2 geldt dat, wanneer in een regel de uitdrukking "materialen van om het even welke post" wordt gebezigd, mogen materialen van alle posten (zelfs die welke onder dezelfde omschrijving en dezelfde post vallen als het product) worden gebruikt, onder voorbehoud van de specifieke beperkingen die in een regel kunnen zijn neergelegd. Wanneer echter de uitdrukking "vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post ..." of "vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van dezelfde post als het product" wordt gebezigd, mogen materialen van alle posten worden gebruikt, met uitzondering van die welke onder dezelfde omschrijving in kolom 2 vallen als het product. 3.4. Wanneer volgens de regel in de lijst een product van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt. Bijvoorbeeld: Volgens de regel voor weefsels van de posten 5208 tot en met 5212 mogen natuurlijke vezels en andere materialen, waaronder chemische, worden gebruikt. Dit betekent niet dat beide moeten worden gebruikt; het ene of het andere materiaal of beide kunnen worden gebruikt. 3.5. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal moet worden vervaardigd, betekent dit niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen. (Zie ook aantekening 6.2 met betrekking tot textielproducten). Bijvoorbeeld: De regel voor post 1904 sluit nadrukkelijk het gebruik uit van granen en graanderivaten. Minerale zouten, chemicaliën en andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd mogen evenwel worden gebruikt. Dit geldt evenwel niet voor producten die, hoewel zij niet kunnen worden vervaardigd van het in de lijst genoemde materiaal, wel vervaardigd kunnen worden van een materiaal van dezelfde aard in een vroeger productiestadium. Bijvoorbeeld: Indien voor een kledingstuk van ex hoofdstuk 62, van gebonden textielvlies, slechts het gebruik van garen dat niet van oorsprong is, is toegestaan, dan is het niet mogelijk uit te gaan van stof van gebonden textielvlies - zelfs al kan gebonden textielvlies normalerwijze niet van garen worden vervaardigd. In een dergelijk geval zou het uitgangsmateriaal zich in het stadium vóór garen moeten bevinden, dat wil zeggen in het vezelstadium. 3.6. Indien een regel in de lijst twee of meer percentages geeft als maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages voor bepaalde materialen niet worden overschreden. Aantekening 4 4.1. De term "natuurlijke vezels" in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld omvat de term "natuurlijke vezels" vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen. 4.2. De term "natuurlijke vezels" omvat paardenhaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003 en wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305. 4.3. De termen "textielmassa", "chemische materialen" en "materialen voor het vervaardigen van papier" in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens. 4.4. De term "synthetische en kunstmatige stapelvezels" in de lijst heeft betrekking op kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507. Aantekening 5 5.1. Indien voor een bepaald product in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 10 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 5.3 en 5.4). 5.2. Deze in aantekening 5.1 genoemde afwijking is evenwel slechts van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd. Basistextielmaterialen zijn: - zijde, - wol, - grof haar, - fijn haar, - paardenhaar (crin), - katoen, - papier en materiaal voor het vervaardigen van papier, - vlas, - hennep, - jute en andere bastvezels, - sisal en andere textielvezels van het geslacht "Agave", - kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels, - synthetische filamenten, - kunstmatige filamenten, - filamenten die elektriciteit geleiden, - synthetische stapelvezels van polypropyleen, - synthetische stapelvezels van polyester, - synthetische stapelvezels van polyamide, - synthetische stapelvezels van polyacrylonitryl, - synthetische stapelvezels van polyimide, - synthetische stapelvezels van polytetrafluorethyleen, - synthetische stapelvezels van poly(fenyleensulfon), - synthetische stapelvezels van poly(vinylchloride), - andere synthetische stapelvezels, - kunstmatige stapelvezels van viscose, - andere kunstmatige stapelvezels, - garens gemaakt van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld, - garens gemaakt van polyurethaan met soepele segmenten van polyester, al dan niet omwoeld, - producten van post 5605 (metaalgaren) waarin strippen zijn verwerkt bestaande uit een kern van aluminiumfolie of van kunststoffolie, al dan niet met aluminiumpoeder bedekt, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een transparant of gekleurd kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aangebracht, - andere producten van post 5605. Bijvoorbeeld: Garen van post 5205, vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd garen. Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het garen. Bijvoorbeeld: Een weefsel van wol van post 5112, vervaardigd van garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthetische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) of garens van wol, die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging is vereist uit natuurlijke vezels die niet gekaard zijn of gekamd, noch anderszins met het oog op het spinnen bewerkt) of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het weefsel. Bijvoorbeeld: Getufte textielstoffen van post 5802, vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en van weefsels van katoen van post 5210, is slechts een gemengd product wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd product is, vervaardigd van onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn. Bijvoorbeeld: Indien de betrokken getufte textielstof is vervaardigd uit katoengarens van post 5205 en uit synthetisch weefsel van post 5407, zijn de gebruikte garens uiteraard van twee verschillende soorten basistextielmateriaal gemaakt en is de getufte textielstof bijgevolg een gemengd produkt. 5.3. Voor weefsels die garens bevatten, "gemaakt van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld", bedraagt de tolerantie voor dit garen ten hoogste 20 %. 5.4. Voor weefsels die strippen bevatten bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof, bedraagt de tolerantie voor de strippen 30 %. Aantekening 6 6.1. Wordt voor een bepaald textielprodukt in de lijst in een voetnoot naar deze aantekening verwezen, dan mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor de betreffende geconfectioneerde producten, worden gebruikt voorzover zij onder een andere post vallen dan het product en de waarde ervan niet meer bedraagt dan 8 % van de prijs af fabriek van het product. 6.2. Onverminderd aantekening 6.3 mogen materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld bij de vervaardiging van textielprodukten vrij worden gebruikt, of zij nu textiel bevatten of niet. Bijvoorbeeld: Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van bij voorbeeld ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook textiel. 6.3. Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn. Aantekening 7 7.1. Wat de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 betreft, wordt onder "specifieke behandelingen" verstaan: a) vacuümdistillatie, b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing, c) kraken, d) reforming, e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen, f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet, g) polymeriseren, h) alkyleren, i) isomeriseren. 7.2. Wat de posten 2710 tot en met 2712 betreft, wordt onder "specifieke behandelingen" verstaan: a) vacuümdistillatie, b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing, c) kraken, d) reforming, e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen, f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet, g) polymeriseren, h) alkyleren, i) isomeriseren, k) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1266-59 T), l) uitsluitend voor de producten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren, m) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht. Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bijvoorbeeld "hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een specifiek behandeling aangemerkt, n) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van het volume ervan overdistilleren bij 300 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86, o) uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading; p) uitsluitend voor ruwe producten van post ex 2712 (met uitzondering van vaseline, ozokeriet, montaanwas of turfwas, paraffine bevattende minder dan 0,75 gewichtspercenten olie): olieafscheiding door gefractioneerde kristallisatie. 7.3. Wat de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 betreft, wordt geen oorsprong verkregen door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen. BIJLAGE II LIJST VAN BE- OF VERWERKINGEN VAN MATERIALEN DIE NIET VAN OORSPRONG ZIJN WAARDOOR HET VERVAARDIGDE PRODUCT HET KARAKTER VAN PRODUCT VAN OORSPRONG VERKRIJGT Niet alle in de lijst genoemde producten vallen onder de Overeenkomst. De lijst dient daarom samen met de andere delen van de Overeenkomst te worden gelezen. >RUIMTE VOOR DE TABEL> >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE III Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag om een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 Aanwijzingen voor het drukken 1. De afmetingen van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 zijn 210 x 297 mm, waarbij in de lengte ene afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, zodanig gelijmd dat het goed beschrijfbaar is en houtvrij, met een gewicht van ten minste 25 g/m2. Het is voorzien van een groene geguillocheerde onderdruk die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt. 2. De bevoegde instanties van de lidstaten van de Gemeenschap en Polen kunnen zich het recht voorbehouden de certificaten zelf te drukken of te laten drukken door daartoe gemachtigde drukkerijen. In het laatste geval wordt op ieder certificaat van deze vergunning melding gemaakt. Op elk certificaat worden bovendien de naam en het adres van de drukker vermeld of wordt een merkteken ter identificatie van de drukker aangebracht. De certificaten worden van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien. CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER >RUIMTE VOOR DE TABEL> 13. VERZOEK OM CONTROLE, toe te zenden aan: // 14. UITSLAG VAN DE CONTROLE // Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat dit certificaat(1) | | door het daarin vermelde douanekantoor is afgegeven en dat de daarin voorkomende gegevens juist zijn | | niet voldoet aan de voorwaarden inzake echtheid en juistheid (zie bijgaande opmerkingen Er wordt verzocht de echtheid en de juistheid van dit certificaat te controleren. Gedaan te........................................, datum................................. Stempel ....................................................... (Handtekening) // Gedaan te..................................., datum............................... Stempel ....................................................... (Handtekening) (1) Aankruisen wat van toepassing is. AANTEKENINGEN 1. In het certificaat mogen geen raderingen of overschrijvingen voorkomen. Eventuele wijzigingen dienen te worden aangebracht door doorhaling van de onjuiste vermelding en, in voorkomend geval, door toevoeging van de juiste vermelding. Elke aldus aangebrachte wijziging dient te worden goedgekeurd door degene die het certificaat heeft opgesteld en te worden geviseerd door de douaneautoriteiten van het land of gebied van afgifte. 2. Tussen de in het certificaat vermelde artikelen mag geen ruimte gelaten worden en deze artikelen dienen doorlopend genummerd te worden. Onmiddellijk onder het laatste artikel dient een horizontale lijn getrokken te worden. Onbeschreven gedeelten dienen te worden doorgehaald, zodat elke latere toevoeging onmogelijk wordt. 3. De goederen worden met hun gebruikelijke handelsbenaming aangeduid onder opgaaf van de bijzonderheden, nodig voor de vaststelling van hun identiteit. AANVRAAG TOT AFGIFTE VAN EEN CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER >RUIMTE VOOR DE TABEL> VERKLARING VAN DE EXPORTEUR Ondergetekende, exporteur van de op de voorzijde omschreven goederen, VERKLAART dat deze goederen aan de voor het verkrijgen van het hierbij gevoegde certificaat gestelde voorwaarden voldoen; GEEFT de onderstaande toelichting inzake de omstandigheden waardoor deze goederen aan deze voorwaarden voldoen: LEGT de volgende bewijsstukken OVER ( [8]): [8] Bijvoorbeeld : invoerdocumenten, certificaten inzake goederenverkeer, verklaringen van de fabrikant, enz., terzake van de be- of verwerkte producten of de in ongewijzigde staat wederuitgevoerde goederen. VERPLICHT ZICH ERTOE om op verzoek van de bevoegde autoriteiten alle verdere bewijsstukken over te leggen die deze voor de afgifte van het hierbij gevoegde certificaat nodig achten, en toe te staan dat deze autoriteiten in voorkomend geval zijn boekhouding aan een onderzoek onderwerpen en de omstandigheden nagaan waaronder de vervaardiging van bovenbedoelde goederen heeft plaatsgevonden; VERZOEKT voor deze goederen de afgifte van het hierbij gevoegde certificaat. Gedaan te , datum . (Handtekening) BIJLAGE IV >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Bijlage V Lijst van materialen van oorsprong uit Turkije, naar hoofdstuk en post van het Geharmoniseerd Systeem (GS), waarop de bepalingen van de artikelen 3 en 4 niet van toepassing zijn Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 0401 tot 0402 ex 0403 - Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kéfir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen 0404 tot 0410 0504 0511 Hoofdstuk 6 0701 tot 0709 ex 0710 - Groenten behalve suikermaïs, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, met uitzondering van suikermaïs van code 0704 40 00 ex 0711 - Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie, met uitzondering van suikermaïs van code 0711 90 30 0712 tot 0714 Hoofdstuk 8 ex Hoofstuk 9 - Koffie, thee, maté en specerijen, met uitzondering van maté van code 0903 Hoofdstuk 10 Hoofdstuk 11 Hoofdstuk 12 ex 1302 - Pectinestoffen, pectinaten en pectaten 1501 tot 1514 ex 1515 - Andere plantaardige vetten en vette oliën (met uitzondering van jojoba olie en fracties daarvan), ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd ex 1516 - Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid, met uitzondering van gehydrogeneerde ricinusolie, zogenaamde "opalwax" ex 1517 en ex 1518 - Margarine, kunstreuzel en andere bereide spijsvetten ex 1522 - Afvallen afkomstig van de behandeling van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, met uitzondering van dégras Hoofdstuk 16 1701 ex 1702 - Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (lévulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel; met uitzondering van die van de codes 1702 11 00, 1702 30 51, 1702 30 59, 1702 50 00 en 1702 90 10 1703 1801 en 1802 ex 1902 - Gevulde deegwaren, bevattende meer dan twintig gewichtspercenten vis, schaal- of weekdieren of andere ongewervelde waterdieren, worst, vlees of slachtafvallen van alle soorten, met inbegrip van vet van alle soorten ex 2001 - Komkommers en augurken, uien, mangochutney, scherpsmakende vruchten van het geslacht "capsicum", paddestoelen en olijven, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur 2002 en 2003 ex 2004 - Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, met uitzondering van aardappelen in de vorm van meel, gries of vlokken en van suikermaïs ex 2005 - Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevoren, ander dan de producten bedoeld bij post 2006, met uitzondering van aardappelen in de vorm van meel, gries of vlokken en van suikermaï 2006 en 2007 ex 2008 - Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen, met uitzondering van pindakaas, palmharten, maïs, yamswortel, zoete aardappelen en eetbare delen van planten met een zetmeelgehalte van vijf gewichtspercenten of meer, wijnbladeren, hopscheuten en andere soortgelijke eetbare delen van planten 2009 ex 2106 - Suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen 2204 2206 ex 2207 - Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van 80% vol of meer, verkregen uit landbouwproducten die in deze lijst zijn opgenomen; ethylaclohol, gedenatureerd, ongeacht het gehalte, verkregen uit landbouwproducten die in deze lijst zijn opgenomen. ex 2208 - Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van minder dan 80% vol, verkregen uit landbouwproducten die in deze lijst zijn opgenomen 2209 Hoofdstuk 23 2401 4501 5301 en 5302 GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING betreffende het Prinsdom Andorra 1. Producten van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerde systeem, van oorsprong uit het Prinsdom Andorra, worden door Polen behandeld als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst. 2. Protocol nr. 4 is van overeenkomstige toepassing voor het bepalen van de oorsprong van de bovenvermelde producten. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING betreffende de Republiek San Marino 1. Producten van oorsprong uit de Republiek San Marino worden door Polen behandeld als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst. 2. Protocol nr. 4 is van overeenkomstige toepassing voor het bepalen van de oorsprong van de vorengenoemde producten. Gemeenschappelijke Verklaring betreffende de herziening van wijzigingen in de regels van oorsprong als gevolg van wijzigingen in het geharmoniseerd systeem Wanneer, ten gevolge van wijzigingen in de nomenclatuur, wijzigingen in de oorsprongsregels, zoals vastgesteld bij Besluit nr. ../.., de inhoud veranderen van een regel die voor Besluit ../.. bestond, en een dergelijke verandering nadelig lijkt te zijn voor de belangen van de betrokken sectoren, zal, indien een van de partijen bij de overeenkomst hierom in de periode tot en met 31 december 2004 verzoekt, de Associatieraad als een dringende kwestie onderzoeken of de inhoud van de betrokken regel in de toestand moet worden hersteld zoals die was voordat Besluit nr. ../.. werd vastgesteld. De Associatieraad zal binnen drie maanden na het verzoek door een van de partijen bij de overeenkomst besluiten de inhoud van de betrokken regel te herstellen of niet te herstellen. Indien de inhoud van de betrokken regel wordt hersteld, zorgen de partijen bij de overeenkomst ook voor het juridische kader dat nodig is om de terugbetaling mogelijk te maken van de douanerechten op de betrokken producten die na 1 januari 2002 zijn ingevoerd.