52001PC0617

Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1258/1999 /* COM/2001/0617 def. Deel I - CNS 2001/0256 */

Publicatieblad Nr. 051 E van 26/02/2002 blz. 0335 - 0338


Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1258/1999

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Bij Verordening (EG) nr. 1467/94 van de Raad inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw is een actieprogramma met een looptijd van vijf jaar vastgesteld, dat is afgelopen op 31 december 1999.

1. Uitvoering

Op basis van het eerste programma zijn in de eerste plaats:

* de in samenwerking met de FAO ondernomen (aanzienlijke en essentiële) activiteiten van de lidstaten gecoördineerd (inclusief opstellen van de actieplannen tot 1998).

* 21 projecten goedgekeurd voor een totaalbedrag van 10 miljoen EUR/ECU, ongeveer 2/3 van wat in de verordening noodzakelijk werd geacht voor de uitvoering van deze projecten (Bijlage II bij de verordening), waaronder 1 bosbouwproject (Elms/Elms) en 16 projecten betreffende plantaardige genetische hulpbronnen (bijvoorbeeld gerst, avena, brassica, rijst, aardappelen, beta, maïs, allium, wortelen, olijven, druiven). Het merendeel van deze projecten betreft hoofdzakelijk de karakterisering (evaluatie) van ex situ beschikbare genetische hulpbronnen, de adequate instandhouding en het gebruik daarvan. Deelnemers zijn met name genenbanken, wetenschappelijke instituten, gebruikers en soms NGO's. Het eerste programma omvatte ook vier projecten inzake dierlijke genetische hulpbronnen (landbouwhuisdieren, varkens, rundvee, konijnen), die hoofdzakelijk betrekking hadden op de coördinatie, de karakterisering en tot op zekere hoogte de verzameling en de instandhouding daarvan.

2. Evaluatie van de actie

In februari 2000 hebben onafhankelijke deskundigen een evaluatierapport over de uitvoering van de actie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1467/94 opgesteld.

Dit rapport wordt ingediend bij de Raad en het Parlement, tezamen met het huidige voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de toekomst van de actie.

Van maart tot juli 2000 heeft aanvullend overleg plaatsgehad, alsmede een vergadering van het Comité voor genetische hulpbronnen (ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1467/94) in een verruimde samenstelling met onder andere vertegenwoordigers van het Europees Parlement, talrijke NGO's, wetenschappers (projectcoördinatoren) en vertegenwoordigers van de gebruikers van genetische hulpbronnen (zaden).

De conclusies van de evaluatie door onafhankelijke deskundigen, die als volgt kunnen worden samengevat, pleiten voor:

* handhaving en versterking van de actie, met tegelijk een beter evenwicht tussen projecten inzake planten en projecten inzake dieren,

* integratie van het concept van instandhouding in situ/op het landbouwbedrijf om rekening te houden met de internationale verbintenissen en de kenmerken van de ecoregio's, waarbij ook nadruk is gelegd op een actievere deelname van NGO's,

* betere coördinatie tussen de lidstaten en de Commissie wat de onderhandelingen en de acties op het niveau van de FAO betreft,

* een sterk richten van de actie op een ruimere dekking van de deelname van de lidstaten aan een bepaalde categorie projecten.

De belangrijkste aanvullende elementen zijn destijds naar voren gekomen tijdens de diverse raadplegingen en kunnen als volgt worden samengevat:

* bevorderen van een grotere deelname van de NGO's en andere actoren, met name op het gebied van de instandhouding in situ/op het landbouwbedrijf, en deze actoren in aanmerking laten komen voor Verordening (EG) nr. 1257/1999,

* coördineren van de internationale activiteiten op het gebied van de bescherming van de genetische hulpbronnen; zelfs communautaire wetgeving inzake het eigendomsrecht in het kader van de verordening werd noodzakelijk geacht,

* voorzien in talrijker activiteiten op het gebied van voorlichting en reclame, met name met het oog op een toename van het gebruik van plaatselijke of zeldzame variëteiten of rassen,

* de markt (de gebruikers) meer laten profiteren van de resultaten,

* opmaken van een gedecentraliseerde en permanente Europese inventaris van de beschikbare genetische hulpbronnen en van de oorsprong en de kenmerken daarvan.

Concluderend kan worden gesteld dat de onafhankelijke deskundigen zich na de evaluatie van bovengenoemde actie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1467/94 duidelijk hebben uitgesproken voor een nieuw vijfjarenprogramma.

3. De nieuwe actie

De Raad heeft in zijn strategie voor de integratie van milieuoverwegingen en duurzame ontwikkeling in het gemeenschappelijk landbouwbeleid (doc. 13078/99 van 15.11.1999) gevraagd om een nieuw actieprogramma op te stellen.

Gezien het succes van het afgelopen programma, de resultaten van de onafhankelijke evaluatie en de inhoud van het document van de Raad wordt voorgesteld de actie te verlengen.

Bij de nieuwe verordening zullen nieuwe uitvoeringsbepalingen voor de actie worden vastgesteld die een grotere flexibiliteit mogelijk zullen maken, voornamelijk door middel van indirecte acties in het kader van nationale programma's met een looptijd van vijf jaar. Doel van de actie is:

- maatregelen te financieren met het oog op de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen die van belang zijn voor de landbouwproductie, en tevens bij te dragen tot de verwezenlijking van het actieplan voor biodiversiteit in de landbouw, doordat meer planten- en dierenrassen bestreken zullen worden,

- de nationale programma's te coördineren en informatie uit te wisselen tussen de lidstaten en de Commissie,

- de coördinatie op het gebied van internationale onderhandelingen te vergemakkelijken, met name in het kader van de FAO.

Aangezien de actie hoofdzakelijk gericht is op landbouwdoelstellingen en het landbouwbeleid, en betrekking heeft op genetische hulpbronnen die van belang zijn voor de ontwikkeling van de landbouwproductie, is de rechtsgrond artikel 37 van het Verdrag.

De nieuwe actie zal de volgende elementen omvatten:

- Het kader voor de programma's, met inbegrip van de doelstellingen en de richtsnoeren voor de actie en de te volgen grote lijnen. Deze zullen verder worden uitgewerkt in uitvoeringsbepalingen.

- De uitvoering via nationale programma's, waarbij de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de actie, die ook transnationale projecten zullen omvatten. De projecten zullen worden geselecteerd en beheerd in het kader van nationale programma's die door de lidstaten worden vastgesteld en bij de Commissie worden ingediend. Er moet worden voorzien in uitvoering via aanbestedingen voor de selectie van de projecten en op het niveau van de lidstaat moet er een beheersinstantie en een betaalorgaan zijn. De acties in het kader van de programma's zullen worden uitgevoerd via transnationale projecten, het belangrijkste onderdeel van de programma's, en via nationale, kleinschaliger projecten voor de instandhouding « in situ/op het landbouwbedrijf » (reproductie van genetische hulpbronnen door de landbouwers op het eigen bedrijf) en in ecoregio's.

- De taken van de diensten van de Commissie die de uitvoeringsbepalingen zullen vaststellen, de nationale programma's zullen goedkeuren, de activiteiten zullen coördineren, en als internationale vertegenwoordiging zullen optreden.

- De instelling van een comité voor genetische hulpbronnen, dat de Commissie zal bijstaan en zal fungeren als beheerscomité bij de raadpleging over de goedkeuring van de nationale programma's en als raadgevend comité voor andere vraagstukken betreffende genetische hulpbronnen.

De volgende acties komen niet in aanmerking voor financiële steun van de Gemeenschap in het kader van dit programma: theoretische studies, studies om hypothesen te toetsen, studies ter verbetering van hulpmiddelen of technieken, werkzaamheden op basis van niet-geteste technieken of "modelsystemen" en alle andere onderzoeksactiviteiten. Dergelijke acties kunnen in aanmerking komen voor steun in het kader van de Communautaire programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling.

De actie zal worden gefinancierd uit het EOGFL, afdeling Garantie (volgens de ramingen zou het gaan om een jaarlijks bedrag van maximaal 10 miljoen EUR). Momenteel worden genetische hulpbronnen niet bestreken door Verordening (EG) nr. 1258/1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Derhalve dient deze verordening te worden gewijzigd om aan de uit het EOGFL, afdeling Garantie, gefinancierde maatregelen acties voor de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen toe te voegen.

2001/0256 (CNS)

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1258/1999

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB C van , blz. .

Gezien het advies van het Europees Parlement [2],

[2] PB C van , blz. .

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [3],

[3] PB C van , blz. .

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De biologische en de genetische diversiteit in de landbouw zijn een onvervangbare factor voor de ontwikkeling van de landbouwproductie en voor de plattelandsontwikkeling. Het is derhalve dienstig alle maatregelen te nemen die nodig zijn voor de instandhouding ervan.

(2) De instandhouding van de genetische hulpbronnen in de landbouw draagt eveneens bij tot het bereiken van de doelstellingen van het Verdrag inzake biologische diversiteit, dat bij Besluit 93/626/EEG van de Raad [4] namens de Gemeenschap is goedgekeurd.

[4] PB L 309 van 13.12.1993, blz. 1.

(3) Om bij te dragen tot de verwezenlijking van deze doelstellingen is bij Verordening (EG) nr. 1467/94 van de Raad van 20 juni 1994 inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw [5] een communautair actieprogramma voor een periode van vijf jaar vastgesteld. Dit programma is op 31 december 1999 afgelopen. Het moet derhalve worden vervangen door een nieuwe communautaire actie.

[5] PB L 159 van 28.6.1994, blz. 1.

(4) Aan het einde van deze communautaire actie moet de instandhouding van genetische hulpbronnen alle voor de landbouw en de plattelandsontwikkeling nuttige of potentieel nuttige plantaardige en dierlijke genetische hulpbronnen omvatten, inclusief de genetische hulpbronnen in bossen en bosbouw.

(5) De talrijke activiteiten van de lidstaten, van de verschillende internationale organisaties zoals de Organisatie van de Verenigde Naties voor voedsel en landbouw (FAO), het Europese samenwerkingsprogramma voor genetische hulpbronnen (ECP/GR) en het Europees Programma voor genetische hulpbronnen in de bosbouw (EUFOR-GEN) vereisen een permanente uitwisseling van gegevens en een nauwe coördinatie op het gebied van de instandhouding van de genetische hulpbronnen om de positieve gevolgen daarvan voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid te versterken.

(6) De in Europa beschikbare kennis over de genetische hulpbronnen, de oorsprong en de kenmerken daarvan is nog ontoereikend. Door het aanleggen van een gedecentraliseerde en permanente inventaris met een brede toegankelijkheid kan deze kennis worden opgebouwd en kan worden gezorgd voor de beschikbaarheid daarvan.

(7) De permanente instandhouding van de genetische hulpbronnen in de landbouw in situ en op het landbouwbedrijf, en de inventarisatie en de verspreiding ervan ten behoeve van een toenemend gebruik van zeldzame soorten voor de landbouwproductie, moeten worden gesteund. Derhalve moet worden voorzien in acties die verder reiken dan het kader van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen [6].

[6] PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

(8) De maatregelen voor de instandhouding van de genetische hulpbronnen moeten gepaard gaan met informatie- en vulgarisatiemaatregelen ter verspreiding van de verkregen resultaten.

(9) Het probleem van de instandhouding van de genetische hulpbronnen in de landbouw heeft een transnationale dimensie en betreft alle lidstaten. Derhalve moeten projecten kunnen worden opgezet die het gehele grondgebied van de lidstaten en de ecoregio's of een groot deel daarvan bestrijken en die betrekking hebben op de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van de genetische hulpbronnen in de landbouw.

(10) Nationale of multinationale actieprogramma's inzake instandhouding, karakterisering, verzameling en gebruik van de genetische hulpbronnen in de landbouw vormen het passende kader voor de uitvoering en het beheer van de verschillende acties in nauwe samenhang met de op nationaal niveau of in het kader van artikel 163 van het Verdrag gesteunde onderzoeksactiviteiten.

(11) Er moeten regels worden vastgesteld voor de vaststelling van deze programma's, met name wat de voorwaarden voor de selectie van de multinationale projecten betreft.

(12) Er dient te worden voorzien in communautaire steun voor de uitvoering van de nationale of multinationale programma's.

(13) Het is dienstig te voorzien in een bijdrage van de lidstaten voor de uitvoering van de acties in het kader van een programma met het oog op hun engagement voor de instandhouding van de genetische hulpbronnen in de landbouw.

(14) In verband met de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen zal de bijdrage van de Gemeenschap ten laste van het EOGFL, afdeling garantie, worden gebracht. Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid [7] moet derhalve worden aangepast.

[7] PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(15) Met het oog op een doeltreffend gebruik van de begrotingsmiddelen van de Gemeenschap voor de uitvoering van de nationale en multinationale programma's dient te worden bepaald dat de oorspronkelijke toewijzingen voor de lidstaten moeten worden vastgesteld op basis van objectieve criteria, en met name rekening houdend met de behoeften en de eerdere resultaten.

(16) Aangezien de maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening beheersmaatregelen zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [8], moeten deze maatregelen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 4 van dat besluit.

[8] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(17) Voor de uitvoering van deze verordening en het toezicht daarop moet de Commissie een beroep kunnen doen op wetenschappelijke of technische adviseurs.

(18) Er moet worden gezorgd voor transparantie en een nuttige samenwerking bij de uitvoering van de door nationale, communautaire of andere onderzoeksprogramma's gesteunde activiteiten en de in het kader van deze verordening gesteunde activiteiten. In diezelfde geest moet de werkingssfeer van de gesteunde acties worden beperkt tot de in de Europese landbouw gebruikte soorten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Om bij te dragen tot het bereiken van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de uitvoering van het Verdrag inzake biologische diversiteit en het communautaire beleid inzake de bescherming van de genetische hulpbronnen wordt een communautaire actie voor een periode van vijf jaar ingesteld met het oog op de coördinatie en de stimulering op communautair niveau van de in de lidstaten geleverde inspanningen op het gebied van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van de genetische hulpbronnen in de landbouw.

Artikel 2

1. Voor de toepassing van deze verordening omvatten de genetische hulpbronnen in de landbouw de plantaardige genetische hulpbronnen en de dierlijke genetische hulpbronnen.

2. In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:

a) plantaardige genetische hulpbronnen, de genetische hulpbronnen van landbouwgewassen, inclusief wijnbouw- en voedergewassen, van de tuinbouw, inclusief groenten, siergewassen, geneeskrachtige planten en kruiden, van de fruitteelt, van de bosbouw, van eetbare paddestoelen, van micro-organismen en van voor de landbouw nuttige of potentieel nuttige wilde flora,

b) dierlijke genetische hulpbronnen, de genetische hulpbronnen van landbouwhuisdieren (gewervelde en ongewervelde), micro-organismen en voor de landbouw nuttige of potentieel nuttige wilde fauna.

Artikel 3

De in artikel 1 bedoelde actie omvat de volgende elementen:

a) de uitwisseling van gegevens over de nationale actieprogramma's en de uitvoering daarvan, met het oog op de coördinatie van deze programma's onderling en met de op communautair niveau te ondernemen acties en de onderhandelingen op internationaal niveau, met name met betrekking tot het Verdrag inzake biodiversiteit, de acties van de Organisatie van de Verenigde Naties voor voedsel en landbouw (FAO) en de programma's ECP/GR (het Europese samenwerkingsprogramma voor genetische hulpbronnen) en EUFORGEN (het Europees Programma voor genetische hulpbronnen in de bosbouw);

b) het opstellen van en de follow-up inzake een permanente en gedecentraliseerde Europese inventaris van de beschikbare genetische hulpbronnen en van de oorsprong en de kenmerken daarvan, waarbij het zowel gaat om biologisch materiaal dat wordt bewaard in collecties ex situ als om biologisch materiaal in collecties in situ en on farm;

c) de activiteiten op het gebied van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van de genetische hulpbronnen, die betrekking kunnen hebben op de instandhouding ex situ, in situ en on farm en die bestemd zijn om de acties inzake coördinatie die op communautair niveau of in de lidstaten op dit gebied worden ondernomen te ondersteunen of aan te vullen;

d) de maatregelen inzake coördinatie en voorlichting, die met name betrekking kunnen hebben op de organisatie van seminars, technische conferenties en periodieke bijeenkomsten met niet-gouvernementele organisaties (NGO's) en andere geïnteresseerde instanties.

Artikel 4

1. De in artikel 3, onder a), bedoelde nationale of multinationale programma's kunnen betrekking hebben op:

a) de uitvoering van multinationale projecten voor gezamenlijke rekening inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van de genetische hulpbronnen in de landbouw,

b) de acties met betrekking tot het opstellen van de in artikel 3, onder b), bedoelde inventaris,

c) acties tot bevordering van de instandhouding van de genetische hulpbronnen in situ en on farm in nader vast te stellen ecoregio's. Het mag niet gaan om steun voor de instandhouding van natuurbeschermingsgebieden en evenmin om acties op grond van Verordening (EG) nr. 1257/1999,

d) de in artikel 3, onder d), bedoelde maatregelen.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de programma's en de eventuele wijzigingen daarvan.

2. De programma's hebben een looptijd van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 5

De in artikel 3, onder a), bedoelde programma's omvatten met name:

a) een beschrijving van de genomen of geplande maatregelen voor de selectie en het beheer van de in artikel 4, lid 1, bedoelde projecten, met in het bijzonder de voorwaarden inzake de oproepen tot indiening van voorstellen voor de selectie van deze projecten,

b) een beschrijving van de genomen of geplande maatregelen voor het opstellen van de permanente inventaris,

c) een beschrijving van de genomen of geplande maatregelen voor de uitvoering van de in artikel 4, lid 1, onder c) en d), bedoelde acties, met name de steun en de lijst (op het niveau van de soorten) van plantaardige en dierlijke genetische hulpbronnen die voor deze steun in aanmerking kunnen komen, en het verband met de bovenbedoelde permanente inventaris.

Artikel 6

De Commissie kan informatie-uitwisselingen organiseren, met name daarop gerichte seminars.

Artikel 7

1. De financiële bijdrage van de lidstaten in de uitvoering van de in artikel 3, onder a), bedoelde programma's wordt vastgesteld op ten minste 15 %.

2. De financiële bijdrage van de Gemeenschap in de acties in het kader van de programma's wordt vastgesteld op 35 %.

Bovendien financiert de Gemeenschap voor 100 % de uitgaven voor de in artikel 6 bedoelde acties.

Het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, draagt bij in de financiering van de door de lidstaten of de Comissie op grond van deze verordening ondernomen acties.

Artikel 8

1. De oorspronkelijke toewijzingen voor de lidstaten worden jaarlijks door de Commissie vastgesteld op basis van objectieve criteria, waarbij rekening wordt gehouden met de inspanningen die de lidstaten leveren op het gebied van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van de genetische hulpbronnen in de landbouw.

De oorspronkelijke toewijzing moet ten minste overeenkomen met het gemiddelde bedrag dat wordt toegekend voor de multinationale projecten op grond van Verordening (EG) nr. 1467/94.

2. De oorspronkelijke toewijzing wordt aangepast aan de reële uitgaven en de door de lidstaten ingediende herziene uitgavenramingen, daarbij rekening houdend met de doelstellingen van de nationale programma's en met de beschikbare middelen.

Artikel 9

Aan artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 wordt het volgende punt f) toegevoegd:

« f) maatregelen met het oog op de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw ».

Artikel 10

De Commissie zorgt voor de uitvoering en de coördinatie van en de follow-up inzake de communautaire actie. Zij kan met name een beroep doen op wetenschappelijke of technische adviseurs.

Artikel 11

De bepalingen ter uitvoering van deze verordening worden vastgesteld volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 12

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité voor de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de beheersprocedure van artikel 4 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, in overeenstemming met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 van dat besluit.

3. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op een maand.

4. Het Comité kan elk ander relevant vraagstuk onderzoeken dat door zijn voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat, aan de orde wordt gesteld, met name met betrekking tot de coördinatie.

Artikel 13

Vóór afloop van de actie wijst de Commissie een groep onafhankelijke deskundigen aan voor de evaluatie van de resultaten van de actie. Het verslag van deze groep wordt, tezamen met de opmerkingen van de Commissie, ingediend bij het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité.

In voorkomend geval stelt de Commissie de Raad voor de actie voort te zetten.

Artikel 14

Verordening (EG) nr. 1467/94 wordt ingetrokken.

Zij is evenwel van toepassing op de maatregelen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingegaan.

Artikel 15

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

>RUIMTE VOOR DE TABEL>