51997PC0708

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen /* COM/97/0708 def. - CNS 97/0367 */

Publicatieblad Nr. C 050 van 17/02/1998 blz. 0008


Voorstel voor een Richtlijn van de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen (98/C 50/06) COM(97) 708 def. - 97/0367(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 17 december 1997)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende dat in de agrarische productie van de Gemeenschap de teelt van siergewassen een belangrijke plaats inneemt;

Overwegende dat bevredigende resultaten bij de teelt van siergewassen in ruime mate afhangen van de kwaliteit en de gezondheid van het materiaal dat voor de teelt van de siergewassen wordt gebruikt;

Overwegende dat vaststelling van geharmoniseerde voorschriften op communautair niveau de kopers in de gehele Gemeenschap de zekerheid zal geven dat het teeltmateriaal dat zij ontvangen, fytosanitair in orde en van goede kwaliteit is;

Overwegende dat, wat het fytosanitaire aspect betreft, de geharmoniseerde voorschriften coherent moeten zijn met het bepaalde in Richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen op het grondgebied van de lidstaten van voor planten of voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn . ./. . ./EG (2);

Overwegende dat communautaire voorschriften moeten worden vastgesteld voor alle geslachten en soorten van siergewassen in de Gemeenschap, behalve voor die welke worden bestreken door Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (3);

Overwegende dat het, onverminderd de plantenziektekundige voorschriften van Richtlijn 77/93/EEG, niet dienstig is de communautaire voorschriften voor het in de handel brengen toe te passen op teeltmateriaal waarvan wordt aangetoond dat dit voor uitvoer naar derde landen bestemd is, aangezien de in die landen geldende voorschriften van de bij deze richtlijn vastgestelde kunnen afwijken;

Overwegende dat voor de vaststelling van fytosanitaire eisen en kwaliteitsnormen voor bepaalde geslachten en soorten uitvoerig en gedetailleerd technisch en wetenschappelijk onderzoek vereist is; dat daartoe derhalve moet worden voorzien in een adequate procedure;

Overwegende dat het in de eerste plaats de taak van de leveranciers van teeltmateriaal is om ervoor te zorgen dat hun producten aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen;

Overwegende dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten via controles en keuringen erop moeten toezien dat de leveranciers deze voorschriften naleven;

Overwegende dat communautaire controlemaatregelen moeten worden getroffen om te garanderen dat de normen van deze richtlijn in alle lidstaten op gelijke wijze worden toegepast;

Overwegende dat het in het belang van de koper van teeltmateriaal is dat de benaming van het ras of de plantengroep bekend is en dat de identiteit wordt gevrijwaard;

Overwegende dat de specifieke kenmerken van de bedrijven in de siergewassensector een complicatie vormen; dat bovengenoemde doelstelling derhalve het best kan worden bereikt door algemene rasbekendheid of, indien het een ras of plantengroep betreft, door een beschrijving die wordt opgesteld en bewaard door de leverancier;

Overwegende dat met het oog op een correcte identificatie van en een geordende handel in teeltmateriaal communautaire voorschriften moeten worden vastgesteld met regels betreffende het apart houden van partijen en de waarmerking; dat op het waarmerkstrookje alle gegevens moeten worden vermeld die voor de officiële controle nodig zijn of waarover de teler moet kunnen beschikken;

Overwegende dat regels moeten worden vastgesteld op grond waarvan bij tijdelijke moeilijkheden op het gebied van de voorziening, teeltmateriaal in de handel mag worden gebracht dat aan minder strenge eisen voldoet dan die welke bij deze richtlijn zijn vastgesteld;

Overwegende dat moet worden bepaald dat in derde landen gekweekt teeltmateriaal in de Gemeenschap mag worden verhandeld, doch steeds op voorwaarde dat hiervoor dezelfde garanties worden gegeven als voor teeltmateriaal dat in de Gemeenschap wordt geproduceerd en aan de communautaire voorschriften voldoet;

Overwegende dat om de verschillende in de lidstaten toegepaste technische controlemethoden te harmoniseren en het in de Gemeenschap gekweekte teeltmateriaal te kunnen vergelijken moet producten uit derde landen, vergelijkingsproeven moeten worden uitgevoerd om na te gaan of het teeltmateriaal aan de bij deze richtlijn vastgestelde eisen voldoet;

Overwegende dat, om de bij deze richtlijn vastgestelde regeling vlot de doen functioneren, de Commissie moet worden opgedragen maatregelen ter uitvoering van deze richtlijn vast te stellen; dat dergelijke maatregelen moeten worden vastgesteld volgens een procedure waarbij de Commissie en de lidstaten nauw met elkaar samenwerken in het kader van een Permanent Comité voor teeltmateriaal van siergewassen;

Overwegende dat bij Richtlijn 91/682/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen, alsmede van siergewasssen (4) op communautair niveau geharmoniseerde voorschriften werden vastgesteld om de kopers in de gehele Gemeenschap de zekerheid te geven dat het teeltmateriaal en de siergewassen die zij ontvangen, fytosanitair in orde en van goede kwaliteit zijn;

Overwegende dat de lidstaten gewag hebben gemaakt van moeilijkheden bij de interpretatie en de omzetting van genoemde richtlijn;

Overwegende dat genoemde richtlijn geschikt werd geacht voor opname in het SLIM-initiatief (Simpler Legislation for the Internal Market - eenvoudigere regelgeving voor de interne markt), dat in mei 1996 door de Commissie werd opgestart;

Overwegende dat het SLIM-team voor siergewassen diverse aanbevelingen heeft gedaan ter vereenvoudiging van genoemde richtlijn; dat deze aanbevelingen zijn opgenomen in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het SLIM-initiatief (5);

Overwegende dat deze aanbevelingen betrekking hadden op de personen die door de richtlijn aan controle moesten worden onderworpen, de soorten die onder de richtlijn moesten vallen, de authenticiteit van de rassen, de verhouding tot Richtlijn 77/93/EEG betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen op het grondgebied van de lidstaten van voor planten of voor plantaardige producten schadelijke organismen en de gelijkwaardigheid ten aanzien van derde landen;

Overwegende dat het gezien deze aanbevelingen wenselijk is enige bepalingen van de genoemde richtlijn te wijzigen; dat met het oog op de duidelijkheid de richtlijn gezien het aantal veranderingen in een nieuwe vorm moet worden gegoten.

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Deze richtlijn is van toepassing op het in de handel brengen in de Gemeenschap van teeltmateriaal van siergewassen. Zij geldt voor alle geslachten en soorten behalve voor die welke worden bestreken door Verordening (EG) nr. 338/97.

Artikel 2

1. Onverminderd de plantenziektekundige voorschriften van Richtlijn 77/93/EEG is deze richtlijn niet van toepassing op teeltmateriaal waarvan wordt aangetoond dat het voor uitvoer naar derde landen bestemd is, mits het duidelijk als zodanig is geïdentificeerd en in voldoende mate apart wordt gehouden.

2. Overeenkomstig de procedure van artikel 22 kunnen uitvoeringsmaatregelen van de eerste alinea, met name wat betreft de identificatie en het apart houden, worden vastgesteld.

3. Deze richtlijn is niet van toepassing op teeltmateriaal van plantensoorten, dat niet is bestemd om als siergewas te worden gebruikt en waarvoor andere communautaire regels gelden.

TITEL II DEFINITIES

Artikel 3

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. "teeltmateriaal": zaad, plantendelen en alle plantmateriaal, bestemd voor de vermeerdering en de productie van siergewassen;

2. "leverancier": elke natuurlijke of rechtspersoon die beroepshalve ten minste één van de volgende activiteiten verricht met betrekking tot teeltmateriaal van siergewassen: vermeerderen, produceren, beschermen, behandelen, verwerken, invoeren uit derde landen of in de handel brengen;

3. "in de handel brengen": het ter beschikking of in voorraad houden, met het oog op verkoop tentoonstellen, te koop aanbieden, verkopen of leveren aan een andere persoon;

4. "verantwoordelijke officiële instantie":

een overheidsinstantie, die

- hetzij op nationaal niveau is ingesteld,

- hetzij - onder toezicht van de nationale autoriteiten, binnen door de grondwet van de betrokken lidstaat vastgestelde grenzen - op regionaal niveau is ingesteld.

De hierboven bedoelde instanties kunnen, overeenkomstig de nationale wetgeving, hun in deze richtlijn bedoelde taken die onder hun gezag en toezicht moeten worden verricht, overdragen aan een publiek - of privaatrechtelijk rechtspersoon die, krachtens zijn officieel goedgekeurde statuten, uitsluitend belast is met specifieke taken van openbaar belang, op voorwaarde dat deze rechtspersoon en de leden daarvan geen enkel persoonlijk voordeel trekken uit het resultaat van de maatregelen die zij nemen.

Bovendien kan, volgens de procedure van artikel 22, een andere namens de in de eerste alinea van dit lid bedoelde instantie ingestelde rechtspersoon die onder het gezag en toezicht van een dergelijke instantie handelt, worden erkend, op voorwaarde dat deze rechtspersoon geen enkel persoonlijk voordeel trekt uit het resultaat van de maatregelen die hij neemt.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun verantwoordelijke officiële instanties. De Commissie zendt deze informatie toe aan de andere lidstaten;

5. "officiële maatregelen": door de verantwoordelijke officiële instantie genomen maatregelen;

6. "officieel onderzoek": door de verantwoordelijke officiële instantie verricht onderzoek, tests en proefnemingen in het veld en in laboratoria daaronder begrepen;

7. "officiële verklaring": een door de verantwoordelijke officiële instantie of onder haar verantwoordelijkheid afgegeven verklaring;

8. "partij": een aantal eenheden van één product, identificeerbaar door zijn homogene samenstelling en oorsprong;

9. "laboratorium": een openbare of particuliere dienst die analyses uitvoert en adequate diagnoses stelt, aan de hand waarvan de leverancier de kwaliteit van de productie kan controleren.

TITEL III VEREISTEN WAARAAN HET TEELTMATERIAAL MOET VOLDOEN

Artikel 4

1. Leveranciers mogen teeltmateriaal alleen op de markt brengen wanneer dit voldoet aan de in deze richtlijn genoemde vereisten.

2. Onverminderd het bepaalde in Richtlijn 77/93/EEG is lid 1 niet van toepassing op teeltmateriaal dat is bestemd voor:

1. proeven of wetenschappelijke doeleinden;

2. selectie;

3. instandhouding van de genetische diversiteit.

3. Volgens de procedure van artikel 22 kunnen gedetailleerde regels voor de uitvoering van lid 2 worden vastgesteld.

4. Volgens de procedure van artikel 22 kan een lijst worden vastgesteld van de soorten waarvan het zaad niet onder de vereisten van deze richtlijn valt indien het is bestemd voor de productie van nieuw teeltmateriaal en er geen significant verband bestaat tussen de kwaliteit van dit zaad en dat van het teeltmateriaal dat eruit voortkomt.

Artikel 5

In voorkomend geval moet het teeltmateriaal in overeenstemming zijn met de plantenziektekundige voorschriften van Richtlijn 77/93/EEG.

Artikel 6

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 5 moet teeltmateriaal van goede handelskwaliteit zijn, een toereikende rasidentiteit hebben en nagenoeg vrij zijn van, althans met het blote oog waarneembare, schadelijke organismen en ziekten die de kwaliteit van het teeltmateriaal aantasten, dan wel tekenen of symptomen daarvan die de bruikbaarheid van het teeltmateriaal schaden.

2. Al het teeltmateriaal van citrusgewassen met, in het stadium van staand gewas, zichtbare tekenen of symptomen van schadelijke organismen of ziekten moet, zodra deze organismen of ziekten aan de dag treden, onverwijld op adequate wijze worden behandeld of, zo nodig, worden verwijderd.

3. Voor teeltmateriaal van citrusgewassen moet bovendien aan de volgende eisen worden voldaan:

1. het materiaal moet afkomstig zijn van uitgangsmateriaal dat bij controle vrij is bevonden van symptonen van virussen, virusachtige organismen of ziekten;

2. het materiaal moet sedert het begin van de laatste vegetariecyclus bij controle nagenoeg vrij zijn bevonden van dergelijke virussen, virusachtige organismen of ziekten;

3. Indien het entmateriaal betreft, moet het materiaal zijn geënt op onderstammen die niet vatbaar zijn voor viroïden.

4. Voor bloembollen moet bovendien aan de volgende eis worden voldaan: het teeltmateriaal moet rechtstreeks afkomstig zijn van materiaal dat in het stadium van staand gewesen bij controle nagenoeg vrij is bevonden van schadelijke organismen en ziekten, dan wel tekenen of symptomen daarvan.

5. Voor bepaalde geslachten of soorten kan volgens de procedure van artikel 22 een schema worden opgesteld waarin verwezen naar de plantenziektekundige voorschriften van Richtlijn 77/93/EEG die op het betrokken geslacht of de betrokken soort van toepassing zijn; dat schema bevat de kwaliteitsvoorschriften waaraan teeltmateriaal moet voldoen.

TITEL IV VEREISTEN WAARAAN LEVERANCIERS VAN TEELTMATERIAAL MOETEN VOLDOEN

Artikel 7

De lidstaten zien erop toe dat de leveranciers alle noodzakelijke maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat in alle fasen van de productie en het in de handel brengen van teeltmateriaal aan de voorschriften van deze richtlijn wordt voldaan.

Artikel 8

1. Leveranciers die activiteiten uitoefenen op het gebied van de vermeerdering, de groothandel of die invoer van teeltmateriaal, moeten officieel worden erkend. De verantwoordelijke officiële instantie kan deze leveranciers erkennen wanneer zij heeft vastgesteld dat hun productieproces en hun bedrijf voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn met betrekking tot de aard van hun activiteiten.

2. Leveranciers die in het kader van Richtlijn 77/93/EEG al als producent zijn geregistreerd, worden geacht voor deze richtlijn te zijn erkend. Wel moeten zij voldoen aan de in deze richtlijn gestelde eisen.

3. De verantwoordelijke officiële instantie erkent laboratoria wanneer zij heeft vastgesteld dat het laboratorium, de procédés en de bedrijfsvoorzieningen voldoen aan de volgens de procedure van artikel 22 nader te bepalen eisen van deze richtlijn met betrekking tot hun tests.

4. De verantwoordelijke officiële instanties nemen de nodige maatregelen wanneer niet meer aan de in de leden 1 en 3 bedoelde eisen wordt voldaan. Daartoe houden zij in het bijzonder rekening met de conclusies van de overeenkomstig artikel 9 uitgevoerde controles.

5. Op gezette tijden worden de leveranciers, laboratoria en hun bedrijven onderworpen aan toezicht en controle door of onder verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke officiële instantie, die, binnen redelijke grenzen, te allen tijde vrije toegang dient te hebben tot alle delen van het bedrijf, teneinde zich ervan te vergewissen dat aan de eisen van deze richtlijn wordt voldaan. Volgens de procedure van artikel 22 kunnen uitvoeringsbepalingen betreffende het toezicht en de controle worden vastgesteld.

Indien bij het toezicht en de controles blijkt dat niet aan de eisen van deze richtlijn wordt voldaan, neemt de verantwoordelijke officiële instantie passende maatregelen.

Artikel 9

1. Erkende leveranciers voeren zelfs zo nodig controles op onderstaande punten uit, dan wel laten deze uitvoeren door een andere leverancier of de verantwoordelijke officiële instantie:

- vaststelling van kritische punten in hun productieproces op basis van de toegepaste productiemethoden;

- uitwerking en toepassing van methoden voor toezicht op en controle van de in het eerste streepje bedoelde kritische punten;

- het nemen van monsters voor analyse in een erkend laboratorium;

- het bijhouden van een register van de in het eerste, tweede en derde streepje bedoelde gegeven, alsmede van registers betreffende de productie en vermeerdering, en het kopen en leveren van teeltmateriaal. Deze documenten en registers dienen ten minste één jaar te worden bewaard.

2. Indien uit de lid 1 bedoelde controles blijkt dat er een of meer van de schadelijke organismen voorkomen, die worden genoemd in Richtlijn 77/93/EEG of in een krachtens artikel 6, lid 5, opgestelde maatregel, moet dit worden gemeld aan de verantwoordelijke officiële instantie. De erkende leverancier voert de door deze instantie opgelegde maatregelen uit. Hij houdt een register bij van alle gevallen waarin schadelijke organismen op zijn voorgekomen en van alle maatregelen die in verband met die gevallen zijn genomen.

3. Andere leveranciers behoeven alleen een register bij te houden van de ontvangsten en het kopen, verkopen en leveren van teeltmateriaal.

Dit lid is niet van toepassing op leveranciers die hun activiteiten in dit verband beperken tot het leveren van kleine hoeveelheden teeltmateriaal aan niet-professionele eindverbruikers.

4. Volgens de procedure van artikel 22 kunnen voorschriften voor de toepassing van lid 2 worden vastgesteld.

Artikel 10

1. Tijdens de groei, tijdens het rooien of tijdens het wegnemen bij het uitgangsmateriaal wordt teeltmateriaal in afzonderlijke partijen gehouden.

2. Wanneer nadien teeltmateriaal uit verschillende partijen bij verpakking, opslag of vervoer wordt gemengd, houdt de leverancier registers bij met gegevens over de samenstelling en de oorsprong van elk van de partijen.

3. De lidstaten vergewissen zich er door middel van officiële controles van dat de in de leden 1 en 2 bedoelde voorschriften in acht worden genomen.

TITEL V IN DE HANDEL BRENGEN EN ETIKETTEREN VAN TEELTMATERIAAL

Artikel 11

1. Teeltmateriaal mag alleen in partijen in de handel worden gebracht. Indien teeltmateriaal echter voor andere doeleinden dan telen bestemd is, mag het worden gemengd, op voorwaarde dat voldaan wordt aan de in artikel 10, lid 2, genoemde voorschriften.

2. Teeltmateriaal moet in alle stadia worden gewaarmerkt met een etiket of een ander document dat door de erkende leverancier is opgemaakt. Wanneer op dit etiket of dit document een officiële verklaring voorkomt, moet deze duidelijk van de rest van de inhoud van het etiket of het document gescheiden zijn.

3. Volgens de procedure van artikel 22 kunnen voorschriften ten aanzien van het in lid 2 bedoelde etiket of document en het plomberen en verpakken van teeltmateriaal worden opgesteld.

4. Bij de levering van teeltmateriaal door de detailhandel aan niet-professionele eindverbruikers kunnen de etiketteringsvoorschrfiften worden beperkt tot de noodzakelijke productinformatie.

Artikel 12

1. Teeltmateriaal kan alleen dan met een verwijzing naar het ras in de handel worden gebracht wanneer het bij het betrokken ras gaat om:

- een ras dat wettelijke bescherming geniet uit hoofde van een kwekersrecht overeenkomstig de bepalingen over de bescherming van nieuwe rassen, of

- een ras dat op verplichte of vrijwillige basis officieel geregistreerd is, of

- een ras dat algemeen bekend is, of

- een ras dat voorkomt op een lijst van een leverancier met zijn benaming en een gedetailleerde beschrijving. Deze lijsten moeten op verzoek beschikbaar zijn voor de verantwoordelijke officiële instantie van de betrokken lidstaat.

2. Van ieder ras moet een beschrijving worden gegeven en voorzover mogelijk moet het ras in alle lidstaten dezelfde benaming hebben, overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die volgens de procedure van artikel 22 kunnen worden goedgekeurd, of, zo deze er niet zijn, in overeenstemming met aanvaarde internationale richtsnoeren.

3. Wanneer teeltmateriaal in de handel wordt gebracht met een verwijzing naar een andere plantengroep dan een ras waarnaar in lid 1 wordt verwezen, beschrijft de leverancier deze plantengroep zodanig dat verwarring met een rasnaam wordt voorkomen.

4. Behalve wanneer het aspect ras uitdrukkelijk wordt genoemd in een krachtens artikel 6, lid 5, opgestelde uitvoeringsmaatregel, heeft het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 geen verdere gevolgen voor de verantwoordelijke officiële instantie.

5. Volgens de procedure van artikel 22:

- kan een regeling worden ingesteld om rassen, soorten of soorthybriden aan de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaten mee te delen;

- kunnen aanvullende uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot lid 1, derde en vierde streepje, worden vastgesteld;

- kan worden besloten tot de opstelling en publicatie van een gemeenschappelijke rassencatalogus.

TITEL VI TEELTMATERIAAL WAARVOOR MINDER STRENGE EISEN GELDEN

Artikel 13

Onverminderd de fytosanitaire voorschriften van Richtlijn 77/93/EEG kunnen in geval van tijdelijke moeilijkheden bij de levering van teeltmateriaal dat voldoet aan de eisen van deze richtlijn, wanneer hiervoor binnen de Gemeenschap geen oplossing kan worden gevonden, volgens de procedure van artikel 22 voorschriften inzake het in de handel brengen van teeltmateriaal worden aangenomen die minder stringent zijn dan voornoemde eisen.

TITEL VII TEELTMATERIAAL DAT IN DERDE LANDEN IS GEPRODUCEERD

Artikel 14

1. Volgens de procedure van artikel 22 wordt besloten of teeltmateriaal dat in een derde land is geproduceerd dezelfde garanties verschaft als teeltmateriaal dat in de Gemeenschap is geproduceerd en aan de eisen en voorschriften van deze richtlijn voldoet.

2. In afwachting van het in lid 1 bedoelde besluit mag teeltmateriaal door een als importeur erkende leverancier uit derde landen worden ingevoerd.

3. De erkende importeur zorgt ervoor dat de leverancier van het teeltmateriaal uit een derde land teeltmateriaal levert dat dezelfde garanties verschaft als teeltmateriaal dat in de Gemeenschap is geproduceerd en aan de eisen en voorschriften van deze richtlijn voldoet.

4. De erkende importeur stelt de verantwoordelijke officiële instanties ervan in kennis dat in het kader van lid 3 teeltmateriaal ingevoerd is. Op verzoek stellen de lidstaten deze informatie beschikbaar aan andere lidstaten en aan de Commissie.

5. De erkende importeur houdt een schriftelijk bewijs bij van contract met de leverancier in een derde land. Volgens de procedure van artikel 22 kunnen gedetailleerde uitvoeringsbepalingen over de te volgen procedure en andere eisen waaraan erkende importeurs moeten voldoen, worden vastgesteld.

TITEL VIII CONTROLE EN ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 15

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat teeltmateriaal tijdens de productie en het in de handel brengen ten minste steekproefsgewijs officieel worden gecontroleerd, teneinde na te gaan of de eisen en voorwaarden van deze richtlijn in acht worden genomen.

2. Indien het nodig is om voor de opsporing van schadelijke organismen en ziekten laboratoriumtests uit te voeren, dient dit te gebeuren in een erkend laboratorium.

Artikel 16

Volgens de procedure van artikel 22 kunnen uitvoeringsbepalingen betreffende het in de artikelen 8, 9, 10 en 15 bedoelde officiël onderzoek, inclusief bemonsteringsmethoden, worden vastgesteld.

Artikel 17

1. Wanneer bij het toezicht en de controles als bedoeld in artikel 8, lid 5, de officiële controle bedoeld in artikel 15 of de proeven in artikel 18 blijkt dat teeltmateriaal niet aan de eisen van deze richtlijn voldoet, neemt de verantwoordelijke officiële instantie van de betrokken lidstaat passende maatregelen om te bewerkstelligen dat dat teeltmateriaal aan het bepaalde in deze richtlijn voldoet of, indien zulks niet mogelijk is, om het in de handel brengen ervan in de Gemeenschap te verbieden.

2. Wanneer blijkt dat teeltmateriaal dat door een bepaalde leverancier in de handel wordt gebracht, niet aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn voldoet, draagt de betrokken lidstaat er zorg voor dat tegen deze leverancier passende maatregelen worden genomen. Wanneer deze leverancier geen teeltmateriaal in de handel mag brengen, stelt de lidstaat de Commissie en de verantwoordelijke officiële instanties in de andere lidstaten in kennis van dit verbod.

3. Krachtens lid 2 genomen maatregelen worden ingetrokken zodra met voldoende zekerheid is vastgesteld dat het teeltmateriaal dat bestemd is om door de leverancier in de handel te worden gebracht, voortaan aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn zal voldoen.

Artikel 18

1. In de lidstaten worden op monsters proeven of zo nodig tests uitgevoerd om na te gaan of het teeltmateriaal voldoet aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire voorschriften. De Commissie kan toezicht door vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Commissie op de proeven organiseren.

2. Volgens de procedure van artikel 22 kan worden beslist of het noodzakelijk is op communautair niveau proeven of tests uit te voeren met hetzelfde doel als beoogd in lid 1. De Commissie kan toezicht door vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Commissie op de communautaire proeven organiseren.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde proeven of tests zijn erop gericht de technische methoden voor het onderzoek van teeltmateriaal te harmoniseren. Over de proeven of tests worden voortgangsrapporten opgesteld die als vertrouwelijk document aan de lidstaten en aan de Commissie worden toegezonden.

4. De Commissie zorgt ervoor dat in passende gevallen in het in artikel 22 bedoelde comité regelingen worden getroffen voor coördinatie en uitvoering van de toezicht op de in de leden 1 en 2 bedoelde proeven alsmede voor de beoordeling van de uitkomsten van die proeven. Wanneer fytosanitaire aspecten ter sprake komen, brengt de Commissie het Permanent Planteziektekundig Comité op de hoogte. Zo nodig worden specifieke regelingen vastgesteld. Bij de proeven wordt ook teeltmateriaal onderzocht dat in derde landen is geproduceerd.

Artikel 19

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat teeltmateriaal dat op hun grondgebied wordt geproduceerd om in de handel te worden gebracht, voldoet aan de eisen van deze richtlijn.

2. Wanneer uit een officieel onderzoek blijkt dat teeltmateriaal niet in de handel mag worden gebracht omdat niet aan een fytosanitaire eis is voldaan, neemt de betrokken lidstaat passende officiële maatregelen om daaraan verbonden fytosanitaire gevaren weg te nemen.

Artikel 20

Voor het in de handel brengen van teeltmateriaal dat voldoet aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn, mogen geen andere dan de in deze richtlijn vastgestelde beperkingen gelden ten aanzien van de leverancier, de kwaliteit, de fytosanitaire aspecten, de etikettering en de verpakking.

Artikel 21

Tenzij het in strijd is met het bepaalde in artikel 20, kan een lidstaat op diens verzoek geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van de verplichting de bepalingen van deze richtlijn toe te passen: dergelijke verzoeken worden behandeld volgens de procedure van artikel 22.

TITEL IX COMITOLOGIE

Artikel 22

1. In de gevallen waarin naar de in dit artikel bedoelde procedure wordt verwezen, wordt de "Permanent Comité voor teeltmateriaal van siergewassen" genoemd, dat wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. Deze voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten voor ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen.

De Raad kan binnen de in de voorgaande alinea genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

3. Op verzoek van de voorzitter of van een van de lidstaten kan het comité alle vraagstukken met betrekking tot het onderwerp van deze richtlijn onderzoeken.

Artikel 23

Wijzigingen van de overeenkomstig artikel 6, lid 5, opgestelde schema's en van de voorwaarden en de gedetailleerde voorschriften ter uitvoering van deze richtlijn worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.

TITEL X SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 19. . aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3. De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de belangrijkste nationale bepalingen die zij op het gebied van deze richtlijn goedkeuren.

Artikel 25

1. Richtlijn 91/682/EEG wordt hierbij ingetrokken. Dit doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten in verband met de omzettings- en uitvoeringstermijn als genoemd in deel A van de bijlage bij deze richtlijn.

2. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn worden geacht naar deze richtlijn te verwijzen en worden gelezen overeenkomstig het in deel B van de Bijlage bij deze richtlijn opgenomen schakelschema.

Artikel 26

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

(1) PB L 26 van 31.1.1977, blz. 20.

(2) PB L . . .

(3) PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1.

(4) PB L 376 van 31.12.1991, blz. 21.

(5) COM(96) 559 def.

BIJLAGE

DEEL A

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL B

>RUIMTE VOOR DE TABEL>