41964A0430(01)

Overeenkomstprotocol betreffende de energievraagstukken, tot stand gekomen tussen de Regeringen van de Lid-Staten der Europese Gemeenschappen, ter gelegenheid van de 94e zitting van de Bijzondere Raad van Ministers der Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, gehouden op 21 april 1964 te Luxemburg

Publicatieblad Nr. 069 van 30/04/1964 blz. 1099 - 1100
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 12 Deel 1 blz. 0023
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 12 Deel 1 blz. 0023


++++

OVEREENKOMSTPROTOCOL

betreffende de energievraagstukken

tot stand gekomen tussen de Regeringen van de Lid-Staten der Europese Gemeenschappen , ter gelegenheid van de 94e zitting van de Bijzondere Raad van Ministers der Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal gehouden op 21 april 1964 te Luxemburg

De Regeringen van de Lid-Staten der Europese Gemeenschappen , in het kader van de Bijzondere Raad van Ministers van de E.G.K.S . bijeen ,

1 . Overtuigd van de noodzaak een gemeenschappelijke markt voor energie tot stand te brengen in het kader van de algemene gemeenschappelijke markt , met inachtneming van

a ) de volgende gegevens :

- het steeds toenemende aandeel van de importen van koolwaterstoffen , die naar de mening van de Interexecutieve groep over enkele jaren meer dan de helft van de totale behoeften aan energie van de Gemeenschap zullen dekken ,

- het bestaan van energiebronnen in de Gemeenschap ,

- de vooruitzichten welke de ontwikkeling van de atoomenergie biedt ,

- het belang van de sociale aspecten ,

b ) en van de volgende doelstellingen :

- een goedkope voorziening ,

- de beveiliging van de voorziening ,

- de harmonisch verlopende vervanging ,

- de stabiliteit van de voorziening , zowel wat de kostprijs als wat de beschikbare hoeveelheden betreft ,

- de vrije keuze voor de verbruikers ,

- een billijke mededinging op de gemeenschappelijke markt tussen de verschillende energiebronnen ,

- het algemeen economische beleid .

2 . In aanmerking nemend de termijnen die nog nodig zijn voor de omschrijving van een gemeenschappelijk energiebeleid ;

3 . Overwegende dat de huidige situatie in de kolensector onmiddellijke maatregelen vergt ;

4 . Gezien het op 24 februari 1964 door de zes Regeringen genomen besluit tot fusie van de Gemeenschappen .

I

5 . Bevestigen hun wil hun inspanningen voort te zetten met het oog op de uitwerking en de uitvoering van een gemeenschappelijk energiebeleid in het kader van dit besluit , met name op het gebied van :

- de handelspolitiek en het beleid inzake bevoorrading uit derde landen ,

- het stelsel van Staatssteun ,

- de regels en voorwaarden die gelden voor de mededinging tussen de verschillende energiebronnen .

II

6 . Zijn , met inachtneming van bovenstaande beschouwingen , bereid :

a ) om omstandigheden te scheppen waaronder een economisch verantwoorde exploitatie van de voorhanden zijnde energiebronnen wordt verzekerd onder vermijding van distorsies tussen de producenten van de Gemeenschap , welke de gemeenschappelijke markt kunnen verstoren ,

b ) om in de Gemeenschap de ontwikkeling van de energieproduktie onder de hieronder omschreven omstandigheden te bevorderen .

III

Kolen

Ten aanzien van de sector kolen

7 . Nemen de Regeringen de noodzaak in overweging om volgens passende juridische modaliteiten door middel van Staatssteun de maatregelen met name op het gebied van de rationalisatie , die sommige kolenmijnondernemingen hebben getroffen om zich aan de marktomstandigheden aan te passen , te steunen en , als aanvulling op deze steun , aan de kolenmijnondernemingen een in het algemeen geleidelijk afnemende steun te verlenen door middel van beschermings - of steunmaatregelen ;

8 . Zullen zij de dienstige maatregelen treffen ten einde te voorkomen dat conjunctuuromstandigheden de uitvoering van hun energiebeleid en de goede werking van de gemeenschappelijke markt verstoren ;

9 . Achten zij het gewenst dat de maatregelen op het gebied van het energiebeleid de betrokken landen in de gelegenheid stellen kwantitatieve vooruitzichten op middellange termijn voor de produktie per steenkoolbekken op te stellen ;

10 . - Verplichten de Regeringen zich ertoe de sub III overwogen alsmede de reeds getroffen maatregelen op de sub I hierboven omschreven doelstellingen af te stemmen ,

- besluiten zij in het kader van de Bijzondere Raad van Ministers overleg te plegen met de Hoge Autoriteit over de sub III overwogen maatregelen , en wel voor de inwerkingtreding ervan - behoudens bijzondere urgentiegevallen - ,

- streven zij ernaar deze maatregelen onderling te coordineren ;

11 . Verzoeken zij de Hoge Autoriteit in het kader van het Verdrag van Parijs en voorzover nodig , bij hen procedure-voorstellen in te dienen voor de totstandbrenging van een communautair stelsel van Staatssteun ;

12 . Zijn zij van mening dat de Raad bijzondere aandacht moet schenken aan de kwestie van de bevoorrading op lange termijn van de Gemeenschap met cokeskolen .

IV

Koolwaterstoffen ( aardolie en aardgas )

Ten aanzien van de sector koolwaterstoffen , in het kader van het Verdrag van Rome ,

13 . Verklaren de Regeringen een gemeenschappelijk beleid tot stand te willen brengen dat een zeer gedifferentieerde bevoorrading tegen zo laag en zo stabiel mogelijke prijzen waarborgt volgens modaliteiten die aan de omstandigheden kunnen worden aangepast ;

14 . Zijn zij bereid om de economisch verantwoorde ontwikkeling van de produktie van koolwaterstoffen in de Gemeenschap te bevorderen ;

15 . Zullen zij streven naar een gemeenschappelijk beleid op het gebied van het opslaan van koolwaterstoffen ;

16 . Bevestigen zij opnieuw hun wil om in de voorschriften en bij de uitvoering van hun nationale regeling elke discriminatie tussen hun onderdanen en die van de Lid-Staten geleidelijk op te heffen ;

17 . Zullen zij voor uit aardolie verkregen brandstoffen een fiscaal stelsel nastreven dat aangepast is aan bovengenoemde doelstellingen van het energiebeleid ;

18 . Spreken zij de wens uit dat de kwestie van de harmonisatie van de belastingen op de overige aardolieprodukten wordt bestudeerd ;

19 . Besluiten zij permanent overleg met de E.E.G.-Commissie te plegen ten einde bovengenoemde doelstellingen te bereiken en de in de sector koolwaterstoffen getroffen maatregelen onderling te coordineren .

V

Atoomenergie

Ten aanzien van de atoomenergie zijn de Regeringen , in het kader en volgens de voorschriften van het Verdrag tot oprichting van de E.G.A . , bereid om

20 . de researchwerkzaamheden , de experimenten en de maatregelen ter ondersteuning van de ontwikkeling der atoomindustrie in de Gemeenschap te bevorderen en te intensiveren , ten einde deze nieuwe energiebron in staat te stellen om zo spoedig mogelijk onder economische omstandigheden haar volle bijdrage te leveren in de dekking van de energiebehoeften van de Gemeenschap .