32002R0345

Verordening (EG) nr. 345/2002 van de Commissie van 25 februari 2002 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2461/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad wat het gebruik betreft van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of voor vervoedering bestemde producten

Publicatieblad Nr. L 055 van 26/02/2002 blz. 0010 - 0011


Verordening (EG) nr. 345/2002 van de Commissie

van 25 februari 2002

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2461/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad wat het gebruik betreft van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of voor vervoedering bestemde producten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwzaden(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1038/2001(2), en met name op artikel 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op grond van artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2461/1999 van de Commissie(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 587/2001(4), kunnen de lidstaten landbouwers toestaan alle grondstof die op uit productie genomen oppervlakten wordt geoogst, op hun landbouwbedrijf te verwerken. In deze situatie, waarin de landbouwer zowel producent als verwerker is, is het gevaar voor fraude groter. Derhalve is het dienstig te voorzien in specifieke aanvullende maatregelen met het oog op een betere controle op het gebruik van de grondstof.

(2) Op grond van artikel 3, lid 4, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 2461/1999 moeten de granen of oliehoudende zaden die zijn geoogst op bepaalde uit productie genomen oppervlakten en die op hetzelfde landbouwbedrijf worden gebruikt als brandstof voor verwarming van het bedrijf of voor de productie, van energie of biobrandstoffen, worden gedenatureerd. Deze denaturering is bedoeld om te voorkomen dat deze producten worden gebruikt voor voeding of vervoedering, en maakt extra controles overbodig. Na deze denaturering kunnen de bijproducten van de vervaardiging van niet voor voeding of vervoedering bestemde producten, met name die van oliehoudende zaden, niet meer worden gebruikt voor voeding of vervoedering, waardoor de rendabiliteit van de teelt van oliegewassen op de uit productie genomen grond terugloopt.

(3) Om dit probleem te verhelpen, kunnen de lidstaten worden gemachtigd toe te staan dat de uit de oliehoudende zaden verkregen olie wordt gedenatureerd, mits specifieke controlemaatregelen worden ingevoerd betreffende met name de verplichting om de hele geoogste hoeveelheid te verwerken, het stellen van de zekerheid voor de verwerking en het denatureringsproces.

(4) Voorts is in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2461/1999 bepaald dat de lidstaten elk jaar de representatieve opbrengsten voor bepaalde grondstoffen moeten vaststellen en de betrokken aanvragers uiterlijk op 31 juli, en voor zonnebloempitten uiterlijk op 31 augustus, van deze opbrengsten in kennis moeten stellen. Gezien de late inzaai en de ongunstige weersomstandigheden in bepaalde lidstaten is het moeilijk om voor maïs 31 juli als termijn in acht te nemen. Het is derhalve dienstig om voor deze graansoort dezelfde termijn toe te staan als voor zonnebloempitten.

(5) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2461/1999 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 3, lid 4, wordt vervangen door: "4. In afwijking van het bepaalde in de leden 2 en 3, kunnen de lidstaten de aanvrager machtigen om:

a) alle op bepaalde uit productie genomen oppervlakten geoogste granen of oliehoudende zaden van de GN-codes 1201 00 90, ex 1205 00 90 en 1206 00 91 te gebruiken:

i) als brandstof voor verwarming van zijn landbouwbedrijf,

ii) voor de productie, op zijn landbouwbedrijf, van energie of van biobrandstoffen;

b) alle op bepaalde uit productie genomen oppervlakten geoogste grondstof op zijn landbouwbedrijf te verwerken tot biogas van GN-code 2711 29 00.

In de in de eerste alinea bedoelde gevallen gaat de aanvrager in een verklaring ter vervanging van het in artikel 4 bedoelde contract, de verbintenis aan de grondstof waarop de verklaring betrekking heeft, rechtstreeks te gebruiken of te verwerken.

Daarnaast moet de aanvrager alle geoogste grondstof laten wegen door een instantie of bedrijf die/dat is aangewezen door de lidstaat en voor de gebruikte grondstof en de door de verwerking verkregen producten en bijproducten een specifieke boekhouding voeren. Wordt echter de gehele plant gebruikt, dan kan de weging worden vervangen door een grondstofvolumebepaling.

Lidstaten die gebruikmaken van de in de eerste alinea geboden mogelijkheid voeren adequate controlemaatregelen in die garanderen dat de grondstof rechtreeks wordt gebruikt op het bedrijf of wordt verwerkt tot biogas van GN-code 2711 29 00.

Bovendien moeten granen of oliehoudende zaden die worden gebruikt overeenkomstig de eerste alinea, onder a), worden gedenatureerd volgens een door de lidstaat vast te stellen methode. De lidstaten kunnen evenwel toestaan dat in plaats van de zaden de olie die wordt verkregen uit de in de eerste alinea, onder a), ii), bedoelde verwerking van de oliehoudende zaden wordt gedenatureerd, mits de denaturering plaatsvindt onmiddellijk na de verwerking tot olie en controlemaatregelen worden ingevoerd betreffende het gebruik van de zaden. De in de eerste, de tweede, de derde en de vierde alinea bedoelde maatregelen en de opeenvolgende wijzigingen daarvan worden aan de Commissie gemeld vóór 30 november voorafgaand aan het jaar van de oogst waarop de bovengenoemde maatregelen van toepassing zijn. Voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2002/2003 worden deze maatregelen respectievelijk vóór 31 mei 2001 en 31 maart 2002 gemeld.

De artikelen 4 tot en met 21 zijn van overeenkomstige toepassing.".

2. Artikel 9, lid 2, wordt vervangen door: "2. De lidstaten bepalen in het in lid 1, onder b), bedoelde geval voor welke plaatsen de representatieve opbrengsten moeten worden berekend, waarbij niet noodzakelijk de regio's van het door de lidstaten opgestelde regioplan uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1251/1999 hoeven te worden gekozen. De lidstaten stellen de betrokken aanvragers van de genoemde representatieve opbrengsten in kennis:

a) uiterlijk op 31 juli voor de grondstoffen die buiten de onderhavige regeling om voor gegarandeerde openbare interventieaankoop in aanmerking kunnen komen, met uitzondering van maïs, en voor het in lid 1 bedoelde kool- en raapzaad;

b) uiterlijk op 31 augustus voor de in lid 1 bedoelde maïs en zonnebloempitten.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 februari 2002.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 1.

(2) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 16.

(3) PB L 299 van 20.11.1999, blz. 16.

(4) PB L 86 van 27.3.2001, blz. 15.